de gedachte aan je stem die over heuvels en zeeën vloog naar andere landen toen je vreemde vruchten proefde en opgewonden raakte van smekende vrouwenogen altijd een muntstuk in je hand
het was al een herinnering bij je krantje kopen en kopje koffie op de hoek toen later vroeger werd van samen naar de bioscoop mijn tranen en jouw zakdoek of elkaar zonder lakens als kinderen mijn lach, jouw barse stem
ik hoor je tred op de tegelvloer het ritselen van de krant je sleutelbos je hand op het tafelblad hoe scherp is dat beeld ik telde je passen op de trap doe net als jij de witte was bij bont en moet lachen bij die herinnering alsof jij straks binnenstapt zoals je in de deuropening stond
maar ik strijk twee lakens en één sloop en vouw ze warm op de jouwe onaangeroerd naast de drie lege planken in de klerenkast waar onder in jouw schoenen
elke avond schommel ik, jouw stoel schommelt zachtjes mee, is het slechts een herinnering de gedachte aan je stem en het strijken van je laatste beddengoed
ze bouwen uurgaans dagwerkmuren - inwisselbaar - van kluiten kwakken en brokken struikelsteen op koningsvoet of span om hun goestinggaarden
van akker tot schepel lopense morgen en hont - verwisselbaar - de voet de roede de dries boeien ze wisse bunders en verven stapeldriest biest en beemdenbloed op beknotte ellenzinnen
welgemeten schoren over braakbladspiegel naar onbeschreven