Ik wandel door de dode stad Door lanen van herinnering Wit in de zon loopt het schelpenpad naar een oneindige verte Op een tombe ligt een roos fel afstekend tegen het diepe zwart van het koude marmer als een blijk van mededogen Een hand wijst omhoog Als een laatste bede Verstard in haar beweging In groene hagen verscholen zingen de vogels Verweerde inscripties verbergen liefde en leed armoede en rijkdom Het heden is onderweg Er is geen keus Praalgraven en grafkelders tonen een rijk verleden Soms staan er wachters naast Zwijgend in de stilte Op uitkijk naar hereniging Monumenten onafzienbaar wedijveren in schoonheid metelkaar In hun schaduw verloren ligt een eenzaam graf van een vergeten soldaat opgegaan in nevels achter de zon Apartheid in de dood Alles is ijdelheid.
|