"Il y a des jardins qui nont plus de pays Et qui sont seuls avec leau
Des colombes les traversent bleues et sans nids
Mais la lune est un cristal de bonheur
Et lenfant se souvient dun grand désordre clair
(Georges Schehadé: Poésies II)
Één zomer voorbij, en reeds
Één zomer voorbij, en reeds heeft de beukenhaag
de bressen gedicht. En hoe schaduw en licht
hun vlakken verschoven, hoe als slakken de kralen
der uren door de vingers van de bomen glijden.
En middenin, het huis met vijf ankers in de muren:
geloof en hoop, en liefde, berouw, en één van trouw
zolang het sterven zou duren. De deuren zijn groen,
de luiken wit als toen, en door het uitgespaarde
kruis dringt discreet de avond naar binnen.
Zo te zien lijkt alles compleet. Maar in de kamers
is geen stoel meer bezet, geen schim te bespeuren.
Het vermolmde bed drijft af als een onbemand vlot,
en in het witte kleed dat op de sponde hangt,
kleeft nog de geur van het zesde verbod.
Frans Depeuter
De zomer blaft, de hemel spant
De zomer blaft, de hemel spant zijn bogen,
de wereld geurt naar vlier en marjolein;
van paal tot paal buigt zich de middaglijn
waaraan gestijfseld zonlicht hangt te drogen.
Het kind zit op de schommel, omlaag, omhoog en
ziet heel even boven de heggelijn
het korenveld dat schreeuwt van pijn.
Het daalt alweer, sluit duizelend de ogen.
Zo was het toen. De tuin vol laaiend licht.
Geen spijt om wat verloopt, geen vraag
naar later. Er stierf geen mens, geen doodsbericht
drong door de brede beukenhaag
naar binnen. De tijd lag dicht:
wat toen bestond, was slechts vandaag.
Frans Depeuter
En dan de zolder, de lome bolster
En dan de zolder, de lome bolster van de zomer,
waar weemoed webben weeft en het licht
dat door het dak naar binnen zeeft, weer zicht-
baar maakt wat verborgen lag in dromen.
Zoals: de wieg, de wan, het uitgedorste koren
dat naast de schaapswol op een zeildoek ligt,
de weegschaal in t labiele evenwicht
van wat verworven werd en weer verloren.
En zie, het kind met stofgoud op de schouders,
dat in de stille broedcel zit te lezen,
zoekt in het erfgoed van zijn blinde ouders
naar woorden die van sterven genezen.
Maar als het avond wordt en het huis wordt kouder,
vreet de angst nog steeds aan merg en wezen.
Frans Depeuter
Hier werd het brood gedeeld, hier
Hier werd het brood gedeeld, hier werd gebeden.
Hier drong het landschap door het glas naar binnen.
Hier stopte zij de kousen en streek het linnen
en deed wat vòòr haar ook haar moeders deden.
En wanneer de schemering de wanden kleedde,
zag hij hen zwijgend zitten en beminnen,
hij hoorde t water fluiten, de katten spinnen,
terwijl hun dromen door hun vingers gleden.
Hier leefden zij, elkaars rivalen en vennoten,
met lijf en geest in onderpand
voor het levenslange pact dat ze sloten.
Hier woonden dood en leven in nauw verband,
de pijn werd in zijn zachtste vorm gegoten
en het kruis hing als een teken aan de wand.
Frans Depeuter
Weer is t oktober. De bedden
Weer is t oktober. De bedden zijn gekeerd.
De hoeven van het licht zijn met mist omwonden.
Het landschap aarzelt. Alleen door t blaffen
van de honden wordt de stilte gearceerd.
De sporen, zijn verregend. Geen lijn die
refereert aan gisteren. Het land ligt plat-
gewalst, maar ondergronds voltrekt zich
t macabere wonder: zelfs schedels
worden door het beest verteerd.
Weer is t oktober. Binnenshuis brandt
het vuur. Ik zie mijn vrouw en kinderen
door de kamers lopen en weet: ik ben
er nog, ik neem nog ruimte in, nog duur.
Maar straks of morgen of op een later
uur spert de aarde weer haar wolfsbek
open en zal ook ik mijn leven met de
dood bekopen.
Frans Depeuter
Uit de bundel Landschap met duif, te verkrijgen bij de auteur, door overschrijving van 10 op rekening 979-3986331-24
|