Liefde kwam met zulke zachte stappen dat ik dacht dat zij een droom was . Ik vroeg haar niet om gaan te zitten . Toen zij wegging hoorde ik het niet eerder dan wanneer zij de deur had geopend . Ik haastte me naar buiten om haar terug te roepen . Tegen dan was zij een lichaamloze droom die oploste in nachtelijke duister , de vlam van haar lamp op het verre pad een roodgloeiende begoocheling .
Opgevoed in zwijgzaamheid . Het is sindsdien mijn vak : woorden zoeken die zwijgen .Die je niet hebt , maar alleen kunt krijgen .
Misschien leerde ik het van mijn moeder . " Jongen , je weet wel ,"zei ze toen ik ging trouwen . Ik heb er bundels en vrouwen over gedaan om zo weinig te zeggen .
Om het geinige af te leren , vervolgens het chagrijnige ,om ten slotte thuis te komen in het weinige . Van de lenige liefde in de enige .
Dat was wat ik mij afvroeg toen ik gisteren dacht dat ik misschien wel , ooit een keer , zou willen denken , zien , voelen , liefhebben als iemand anders .
Mocht ik met een dichtje uw herte winnen ,'t waar mij weerd genoeg dat ik dichtte en dachte en werkte 's avonds late en 'smorgens vroeg. Maar ik zou dan weer dat herte dragen naar......Gij weet?...... Genoeg ! 'k Gev'Hem wat ik win en werkte 's avonds late en 's morgens vroeg . Hij.....Hij geeft voor mij mijn werken , 's avonds late en 's morgens vroeg , blijdschap , meer als ooit mijn herte vragen kon . Genoeg ! Genoeg !
Ik hou niet van jou maar van de kanarie die verliefd op een parkiet groen wordt van verdriet , van de gouden leeuw , van Artis in de sneeuw , van bittere chocolade , van de straat genoemd naar Tesselschade , van de pianostemmer die de toon niet vindt , van het éénogig kind gekleed als dierentemmer , van het touw dat je bindt rond de slaap die ik niet vind , van de tanden in je mond toen je mij in het donker vond .
Een jongeling zei: Spreek tot ons over vriendschap.
En hij antwoordde, zeggende: Je vriend is een antwoord op je verlangen. Hij is je akker die je met liefde bezaait en vol dankzegging oogst. En hij is je tafel en haardvuur. Want je komt tot hem met je honger en bij hem zoek je rust.
Wanneer je vriend je zijn eigen geest ontsluit, ben je niet bang voor het 'neen' in je eigen geest, noch onthoud je hem je 'ja'. En wanneer hij zwijgt, blijft je hart luisteren naar zijn hart; want zonder woorden worden in vriendschap alle gedachten, alle verlangens, alle verwachtingen geboren en gedeeld, vol ongevraagde vreugde. Wanneer je afscheid neemt van je vriend, treur je niet; want wat je het diepst in hem bemint, kan klaarder voor je zijn bij zijn afwezigheid, zoals een bergbeklimmer de berg duidelijker ziet vanuit de vlakte.
En laat je vriendschap geen andere bedoeling hebben dan een verdieping van de geest. Want de liefde die iets anders zoekt dan de openbaring van haar eigen mysterie is geen liefde, maar een net dat uitgeworpen wordt; en alleen het waardeloze wordt gevangen.
En laat het beste voor je vriend zijn. Zo hij de eb van je getij moet ervaren, doe hem ook de vloed kennen. Want wat is je vriend dat je hem enkel zoeken zou om de tijd te doden. Zoek hem steeds om de tijd te leven. Want hij moet je tekort vullen, maar niet je ledigheid. En laat er een lach zijn in de zoetheid der vriendschap en een samen beleven van genoegens. Want in de dauw der kleine dingen vindt het hart zijn morgen en wordt verfrist
Waarom zijn je ogen vol tranen , mijn kind ? Wat verschrikkelijk van hen , je altijd om niets te beknorren ! Je hebt je vingers en je gezichtje met inkt besmeurd bij het schrijven , noemen ze je daarom nu een smeerpoets ? Foei ! Zouden ze ook de volle maan een smeerpoets durven noemen , omdat ze haar gezicht met inkt heeft bemorst ?
Voor iedere kleinigheid geven ze je een standje , arm kind ; ze staan altijd klaar om in niemandal iets verkeerd te vinden ! Je hebt met spelen je kleedje gescheurd , noemen ze je daarom slordig ? Foei ! Hoe zouden ze dan de herfstwolken noemen die door flarden van wolken heen lacht ?
Bekommer je niet om wat ze zeggen , mijn kind . Ze maken een lange lijst van je misdaden . Iedereen weet hoeveel je van zoetigheid houdt -noemen ze je daarom nu begerig ? Foei ! Hoe zouden ze ons dan niet moeten noemen die zo erg veel houden van jou ?
er is het onderhuids verraad dat elk verweer aan stukken slaat mijn verweer -- het geweer op mijzelf gericht de eigen klap in het eigen gezicht de opgebroken straat het huis dat aan het water staat herinnering aan het foetus-zijn: de deur intrappen met ogen dicht en reeds het bankroet van de laatste snik de laatste adem het laatste gedicht .