Soms, fietsend langs donkere grachten, duikt je blik ongevraagd een woonkamer binnen, stuit op een glimlach, een hand op een schouder, maar je bent al
voorbij. Niet meer dan een tiende seconde lijkt nodig om haarscherp te tonen waar het om gaat. Moet je in je huis misschien gewoonweg trachten te kijken alsof je er toevallig voorbij rijdt.
Als ik geen rood meer heb maak ik de bomen groen, de struiken, het hele landschap wat ik schilder. Dus ook het onkruid en het gras,
waarin je languit ligt te wachten roerloos maar toch diep ontroerd, wanneer je later het doek mag zien waar ik je rooie jurk vervangen heb door zachte naaktheid, waarvoor ik net als voor je glimlach vooralsnog niet de kleur vond die je past.
Als ik geen rood meer heb, heb ik nog altijd je lippen.
Ik stuur je mee met de noorderzon en wacht tot alles terug normaal is Wanneer de bomen bladeren dragen hun gewicht verdragen elke keer opnieuw zoals Atlas ons verplaatst
Ik hoop dat je gelukkig wordt dat de demonen je sparen of gewoon vergeten
Misschien vergeet ik jou na eenzame dagen zonder licht de sterren kan ik niet meer vangen
Wie weet wat er gaat gebeuren? zal ik hier nog zijn of kom jij terug naar dit nest gemaakt van stukjes droom en plukjes wens om deze dode kuikens te verzorgen Net als een rouwende vader die de zwarte armband weigert te dragen
'k Heb menig menig uur bij u gesleten en genoten en nooit en heeft een uur met u me een enkle stond verdroten. 'k Heb menig blom voor u gelezen en geschonken, en, lijk een bie,met u, met u er honing uit gedronken; maar nooit een uur zo lief met u, zo lang zij duren koste, maar nooit heeft een uur zo droef om u, wanneer ik scheiden moste, als 't uur wanneer ik dicht bij u, die navond, neergezeten, u spreken hoorde en sprak tot u wat onze zielen weten. Noch nooit een blom zo schoon, van u gezocht, geplukt, gelezen, als die die navond blonk op u, en mocht de mijne wezen! Ofschoon, zo wel voor mij als u, - wie zal dit kwaad genezen? - een uur bij mij,een uur bij u, niet lang een uur mag wezen; ofschoon voor mij, ofschoon voor u, zo lief en uitgelezen, die roos, al was 't een roos van u, niet lang een roos mocht wezen, toch lang bewaart, dit zeg ik u, 't en ware ik 't al verloze, mijn hert drie dierbre beelden : u, die navond - en- die roze!
Een man wilde over liefde spreken. 'Nee.....!Niet over liefde.....!'riep iedereen en iedereen ging weg of sloeg hem neer, en de dood keek door het raam: 'Over liefde.....?Belachelijk....!'
De man trok vleugels aan, gelijk die van een lijster, maar groter en radelozer, en weg vloog hij en zong over de liefde en de liefde zong over hem,ruiste over hem-
nooit zo vertrietig ging slapen een man op de achteloze aarde.
Toen jij me vroeg waarom ik van je hou Heb ik het antwoord veertig jaar verzwegen. Veertig jaar ben ik bij jou gebleven Om geen antwoord op je vraag te geven.
Het staat in kringen om ons heen geweven.
Neergeschreven.Vrienden en vreemden weten Wat ik veertig jaar niet heb begrepen, Wat ik veertig jaar probeer te lezen In een oogopslag en zijn vragende blauw.
Dag ventje met de fiets op de vaas met bloem ploem ploem
dag stoel naast de tafel dag brood op de tafel dag visserke-vis met de pijp en dag visserke-vis met de pet pet en pijp van het visserke-vis goeiendag Daa-ag vis dag lieve vis dag klein visselijn mijn
Soms , een enkele keer , met heel veel moeite en voornamelijk toevallig , lukt het iemand om met beide armen zijn verdriet te omvatten . Hij tilt het op . Laat de deur niet op slot zijn , nu..... Hij duwt hem open met zijn knie en loopt met grote breedsporige passen naar buiten . Kijk uit ! roept hij want het verdriet is zo groot dat hij er niet overheen kan kijken . en doorzichtig is het nooit . Ver weg , in een sloot of op een drassige plek onder populieren of achter een scheve schutting tussen oude autobanden , speelgoed , resten van vuur , gooit hij het neer