Een man wilde over liefde spreken. 'Nee.....!Niet over liefde.....!'riep iedereen en iedereen ging weg of sloeg hem neer, en de dood keek door het raam: 'Over liefde.....?Belachelijk....!'
De man trok vleugels aan, gelijk die van een lijster, maar groter en radelozer, en weg vloog hij en zong over de liefde en de liefde zong over hem,ruiste over hem-
nooit zo vertrietig ging slapen een man op de achteloze aarde.
Toen jij me vroeg waarom ik van je hou Heb ik het antwoord veertig jaar verzwegen. Veertig jaar ben ik bij jou gebleven Om geen antwoord op je vraag te geven.
Het staat in kringen om ons heen geweven.
Neergeschreven.Vrienden en vreemden weten Wat ik veertig jaar niet heb begrepen, Wat ik veertig jaar probeer te lezen In een oogopslag en zijn vragende blauw.
Dag ventje met de fiets op de vaas met bloem ploem ploem
dag stoel naast de tafel dag brood op de tafel dag visserke-vis met de pijp en dag visserke-vis met de pet pet en pijp van het visserke-vis goeiendag Daa-ag vis dag lieve vis dag klein visselijn mijn
Soms , een enkele keer , met heel veel moeite en voornamelijk toevallig , lukt het iemand om met beide armen zijn verdriet te omvatten . Hij tilt het op . Laat de deur niet op slot zijn , nu..... Hij duwt hem open met zijn knie en loopt met grote breedsporige passen naar buiten . Kijk uit ! roept hij want het verdriet is zo groot dat hij er niet overheen kan kijken . en doorzichtig is het nooit . Ver weg , in een sloot of op een drassige plek onder populieren of achter een scheve schutting tussen oude autobanden , speelgoed , resten van vuur , gooit hij het neer
Ik mocht kiezen . Ik wist het niet . Ik koos de vrede .
De waarheid en de schoonheid , ik liet ze gaan , en ook de wijsheid en de weemoed - zelfs de liefde die zo verwonderd naar mij keek , zwarte wolken dreven met haar mee .
Vrede , het was vrede . En in de verste hoeken van mijn ziel dansten wezens waarvan ik zelfs nooit had gehoord !
Weet je wat , dacht een man , ik ga medelijden hebben met mezelf , een medelijden zo groot als een steen , als een rots , als een wolkenkrabber ! En als ik eenmaal zoveel medelijden heb met mezelf dan ga ik mijzelf troosten .
Hij vreef zich in zijn handen , floot een liedje , liep door de kamer heen en weer . De zon scheen door de ramen . Dat ga ik doen , dacht hij , en hij ging zitten en boog zijn hoofd .
Eens was mijn moeder een hinde haar goudbruine ogen haar gratie hield ze uit haar hindetijd
Hier was ze half engel half mens - het midden was moeder Toen ik haar vroeg wat ze het liefst was geworden zei ze : een nachtegaal
Nu is ze een nachtegaal elke nacht hoor ik haar in de tuin van mijn slapeloze droom Ze zingt het sion der voorvaders ze zingt het oude Oostenrijk ze zingt de bergen en beukenbossen van de Boekovina wiegeliederen zingt mijn nachtegaal elke nacht voor mij in de tuin van mijn slapeloze droom .