De westmuur of westelijke muur (Hebreeuws: Hakotel hama'aravi) of klaagmuur is traditioneel de westelijke muur van de Joodse Tempel, die op de tempelberg in Jeruzalem was gebouwd. Strikt genomen is de Westmuur niet een originele muur van het eigenlijke tempelgebouw maar is het een gedeelte van de muur dat het plateau omringt en ondersteunt waarop de eigenlijke Tempel eens stond en waar nu de Rotskoepel en de Al-Aqsa Moskee staan. Zij bevindt zich in de oude stad van Jeruzalem. Het is de enige zichtbare muur, die na de voor de rest zeer grondige vernietiging van de tweede tempel door de Romeinse bezetters in 70 van de gangbare jaartelling nog is overgebleven.
Binnen het jodendom is de Tempelberg de heiligste plaats, omdat de tempel vroeger het centrum was van de eredienst, en God aanwezig zou zijn geweest in het allerheiligste deel hiervan, dat met een typisch Semitische uitdrukkingswijze het Heilige der Heiligen wordt genoemd. De westelijke muur is het dichtst dat men bij de Tempelberg kan komen; daarnaast geldt er in het jodendom een religieus verbod op het betreden van de Tempelberg in verband met een rituele onreinheid die alle joden dragen en die enkel met de as van een rode koe kan worden opgeheven. Deze rode koe, die in de bijbel hiervoor genoemd wordt, bestaat nu niet meer. Daarom is het tot Moshiach (de Messias) komt voor joden op religieuze grond verboden de Tempelberg te betreden, en is de Westelijke Muur het dichtst bij dat men kan geraken. De sjechina, de aanwezigheid van God, zou ook na de verwoesting van de tempel nog bij de muur zijn gebleven. Volgens sommigen echter, zou deze sjechina met de joden in de wereld als het ware mee in ballingschap zijn gegaan. Anderen zeggen dat de sjechina, die tussen de cherubs op de Ark van het Verbond aanwezig was, al bij de verwoesting van de tempel van Salomo in het jaar 586 is vertrokken en sindsdien niet meer terug is geweest.
Doordat vele joden aan de muur klaagden vanwege de verwoesting van de tempel en de diaspora, vooral tijdens de rouw- en vastendag Tisja Beav, wordt de muur vaak ook de klaagmuur genoemd, maar westmuur is een politiek correctere naam hiervoor.
Lange tijd, sinds de zestiende eeuw, stonden de Ottomanen het de joden toe, de westmuur te bezoeken. Tussen 1947 en 1967 was het niet mogelijk voor joden dit te doen, maar in 1967 veroverde Israël het tijdens de zesdaagse oorlog, en vanaf die tijd konden zowel joden als moslims hun heilige plaatsen weer bezoeken.
Voor moslims is de muur belangrijk, omdat Mohammed hier Buraq, het hemelse dier waarmee hij naar de hemel zou zijn gevlogen, aan een ring bij deze muur zou hebben vastgemaakt. Moslims plachten deze muur dan ook wel de Al-Buraqmuur te noemen.
Op de westmuur staat constant een webcam gericht. Mensen schrijven verzoeken en gebeden op een briefje en stoppen dit in de voegen van de muren. Veel mensen zullen hun rug niet keren naar de muur, en als ze vertrekken, lopen ze achteruit van de muur af. Wie de westmuur bezoekt, gaat door poortjes waarmee gecontroleerd wordt, dat er geen wapens en dergelijke meegedragen worden.
Onder de muur en de eigenlijke tempelberg zelf bevinden zich diverse tunnels die graag door archeologen nader onderzocht zouden worden om de geschiedenis van de tempelberg beter te begrijpen maar dat is door de politiek en religieus gespannen situatie voorlopig niet mogelijk.