Achttien was ik, toen ik verkering kreeg met een jongen uit de grote stad.Op mijn werk werd het natuurlijk besproken want ja een dorpsmeisje met zo wereldse jongen.
Een oudere collega vroeg aan me, Als je met hem trouwt ga je dan in die stad wonen?Ik zei, waarom niet, ik wil wel weg uit dit kleine dorp hoor.Doe dat niet meisje zei hijdaar krijg je spijt van.
Hij vertelde dat hij een zus haddie jaren geleden ook was verhuisden nog altijdna een bezoek aan het dorp tranen met tuiten huilde als ze weer naar huis moest.
Wat een onzin zeg, brood bakken ze overal en als je een beetje vriendelijk bent zijn de mensen dat tegen jouw ook, punt uit.
Ik trouwde en ging inderdaad verhuizen naar de grote stad en het ging uitstekend met mij. Ik had een leuk baantje een mooi huis, en het mooiste wat je kunt meemaken heb ik daar meegemaakt n.l. de geboorte van mijn kinderen.
Wat wil een mens nog meer.
Maar dan word je een ietsje ouder. Je man heeft zijn veel te drukke baan, en je kinderen worden pubers (wel lief hoor maar zwaar werk voor een moeder).
En dan ineens neem ik steeds vaker de trein en reis twee uur om op bezoek te gaan bij mijn familie.
Ik kijk uit het raam en zie het grote bos, waar ik haast ieder pad ken. Ik zie ook een glimp van het beekje waar ik speelde tot het donker werd.
Als ik dan savonds in de trein naar huis zit heb ik moeite om mijn tranen te bedwingen en denk:doe dat niet meisje, daar krijg je spijt van.