Op weg naar de wijsheid is de eerste stap stilte; de tweede luisteren; de derde onthouden; de vierde oefenen; de vijfde onderwijzen aan anderen. - S.Ibn Gabirol
De nacht dekt je toe, je hoeft niets te vrezen
De wereld rondom je draait gewoon rustig door
Morgen klaart de zon weer als vanouds uit het oosten
De vriendschap die ik je schenk, die sleept je erdoor! - Ive
Ive's Carpe Diem
Even tot rust komen ...
01-06-2012
Spiegeling
Zie hoe de wolken zich grijzend spiegelen in het deinende water dat zo vurig brandt waar de zon in het westen is verzonken Rood glijdt een gloed over het verlaten stvand
Kabbelende golven ruisen zachte woorden ze dansen zich tot een roes van schuim Het zwarte zwerk knipoogt heldere sterren Een meeuw krijst de magie uit het hemelruim
Een briesje fluistert een zweem van herinneringen Haar stem streelt kozend
terwijl de wereld zwijgt Ze gaat over in een elegie vol lyriek en heimwee Is dit nu alles waanzin of iets dat naar perfectie neigt
Mijn twee oogappels, mijn kleinkinderen, mijn ongelooflijk kostbare schatten.
Het eerste lentezonnetje kleurt blosjes op hun wangen en hun joelende stemmetjes verwarmen mijn hart en mijn hele leven.
Ik mag er niet aan denken dat hen iets zou kunnen overkomen; dat ik ze kwijt zou raken, net nu ik ze echt begin te kennen.
Onze kleindochter van 7, die eind deze maand haar communie doet, en haar broertje van twee.
Ze zijn - als je ze zo bezig ziet tenminste - geboren om kattenkwaad uit te halen, al denk ik niet dat hun ouders het daar mee eens zullen zijn.
Ik merk hoe vertederd ik telkens weer ben als ik ze in mijn nabijheid heb. Hoe ik hunker naar hun knuffels en hoe ik altijd opnieuw over mijn hart strijk als ze dan toch eens iets hebben gedaan dat nu niet persé hoefde.
Ze zijn geboren om mensen te worden die hun sporen zullen nalaten in het zand; die een steen zullen verleggen op aarde; die hopelijk heel oud mogen worden, maar bovenal ook heel gelukkig. Die mij zullen overleven
Ik màg er gewoon niet aan denken dat hen iets zou kunnen overkomen. Dat ze getekend zouden worden door het leven of meer nog dat ze van de ene op de andere dag zouden verdwijnen uit mijn leven.
Nog nooit was de stilte zo allesomvattend.
Nog nooit was de stilte zo beklijvend, zo intens voelbaar
Ik ben zomaar een vrouw, zomaar een moeder, zomaar een oma
Ik ben rijk, ontzettend rijk èn dankbaar, zo immens dankbaar.
Want ik heb kinderen en kleinkinderen en voor hen ga ik door het vuur.
Als het er op aan zou komen, dan was ik een leeuwin die zou vechten voor haar welpen.
Maar wat kan je doen als oma, als moeder wanneer je je kinderen overleeft?
Hoe kan je vechten als een leeuwin, als je klauwen zijn afgebroken en je hart is uitgerukt?
Hoe overleef je het als je zoon of je dochter sterft, net op het moment dat je hen weer in je armen zou willen sluiten, na een deugddoende vakantie, waarop je hen zo hebt gemist?
Ik weet het niet. Ik kan het me ook niet voorstellen.
Hoe moet het voelen dat je als papa, als mama, als broer of zus, als opa of oma, als mens die zijn kind zo liefheeft hoe moet het voelen als je dat kind verliest in een busongeluk op weg naar huis?
Die mokerslag; dat ongeloof; dat allesomvattende verdriet van ik zie hem of haar nooit meer terug
Als de pijn die ik voelde; die wij - Vlamingen en Walen tezamen: Belgen voelden, zo allesoverheersend en misselijkmakend is, hoe moet het gevoel dan zijn als je een ouder bent of familielid.
Soms vraag ik me af hoe het verder moet met deze wereld.
Hoe het komt dat de mensen mekaar vaak niet meer kennen. Je collegas, je dorpsgenoten, je buren, vaak lijken het haast vreemden.
Een goeie dag zeggen kost voor sommigen vaak al zon moeite, om dan nog maar te zwijgen over mekaar eens uit de nood helpen.
In files rijdt men naar het werk toe om er de dagtaak naar zijn/haar beste vermogen uit te voeren, wat dan dikwijls nog niet voldoende is. En s avonds sjort men vaak moe weer terug naar huis, in eenzelfde sliert van autos of met het openbaar vervoer, dat zijn reizigers vaak allesbehalve klantvriendelijk bejegent.
En juist voor het gebruikelijke partijtje sporten, is er vaak nog net de tijd om de kinderen via het bad in bed te stoppen. Of er dan soms nog een verhaaltje voorlezen af kan of een ander amusant tijdverdrijf met de rakkertjes, is veelal nog maar de vraag.
Dan wacht er nog het noodzakelijke presteren in het huishouden of misschien toch nog wat ontspanning en voor je t weet lokt het eigen bed je weeral, voor de broodnodige nachtrust, die je, hopelijk, toestaat om morgens gezond weer op te staan.
Blijft er dan nog voldoende tijd over om te relaxen, te genieten van al die mooie dingen in het leven, maar vooral ook om te genieten van diegenen die je immens graag ziet?
Van je kinderen, je oogappels, je opstandige rebellen of je gehoorzame volgelingen; je stille, rumoerige, creatieve, slordige, mooie, lieve, stoute, ongelooflijke schatten die je zo graag ziet?
Toen ik zag hoe wij allemaal, als in één blok, meeleefden met de ouders en families van de 22 kinderen - onder wie 6 Nederlandse -en zes volwassenen, wel toen kreeg ik het koud. De pijn golfde over ons heen als een ijskoude wind die voelbaar was tot in Europa, tot over de hele wereld.
En toen wist ik dat het met ons, mensen, allemaal nog goed kan komen.
Er is nog menselijkheid!
Ik kijk door het raam naar mijn oogappels, mijn lieverds en ik hoop dat ze zich niet bezeren bij het spelen.
De tulpen staan in hun prachtige kleedje te stralen en het lijkt wel of ze de groene helleborussen omarmen als waren ze dikke vrienden, terwijl de forsythia boven hen bellefleurt dat het een lieve lust is.
Dat alles gebeurt ter ere van al die oogappels die stierven in Sierre.
Het leven wriemelt volop van begeerte hunkert geestdriftig naar het prille lichtfestijn Wat bonte tulpen stuwen zich naar boven maken zich volledig op om magistraal te zijn
De bladerknoppen botten tot heuse kroonjuwelen en t hemeldak gloort boven elke bloesemknop Een handvol madeliefjes schuwen kinderhandjes wat kakelverse kuikentjes volgen mama in galop
Nog even voor alle bloemen weer gaan bellefleuren voor de kersen rijpen tot dat prachtig karmozijn de winter is weer uit mijn oude boom verdwenen lente stoeit en zomer wenkt, laten we weer euforisch zijn
Het zijn de dagen die vervagen
gewoon zijn gangetje gaan of toch,
toch hangt iets in de lucht
vol broosheid, pril
maar ook zo voelbaar
in je botten, in je aderen
het stroomt
beetje bij beetje
tot het explodeert.
Vandaag, zo voel ik het
proef ik even de lente
tussen nat en fris en
zon
Morgen, wie weet
maakt ook niks uit
zag ik daar een lach
een lach op jouw gezicht
jij voelt het dus ook
Weet je oma, zei onze
kleindochter me enige tijd geleden ik wil later geen babys. Babys
krijgen is niet leuk want dan moet je naar het ziekenhuis en dat wil ik
niet, echt niet.
Verbaasd keek ik haar aan, maar in feite wist ik al wel hoe ze hier
over dacht want het was niet de eerste keer dat ze me dit
toevertrouwde. Het logische gevolg voor haar van een baby krijgen is
dat je, net zoals haar mama bij de geboorte van haar broertje vorig
jaar, naar het ziekenhuis dient te gaan.
Bij opa en oma logeren is erg leuk en ze doet dat zoveel als ze kan,
maar wel liefst op die ogenblikken dat ze zelf mag kiezen. Als je mama
echter naar het ziekenhuis dient te gaan om een baby te verwelkomen en
je moet haar missen gedurende bijna een ganse week, dan lijkt dat heel
wat minder aangenaam. Alhoewel haar grootouders haar altijd wel hebben
vertroeteld en opgevangen, ze heeft zich toen ongetwijfeld iedere dag
wel weer afgevraagd of haar mama wel terug zou komen en haar nog even
graag zou zien met die nieuwe baby. Daar ben ik nu van overtuigd.
Ziekenhuizen, ze moet er niet van weten. Die deugen volgens haar langs geen kanten.
Haar opa heeft er chemo gekregen enkele jaren geleden en die grote
snede in zijn buik: dat zijn de cadeautjes die je in een ziekenhuis
krijgt.
Ze is vijf jaar maar in haar jonge leventje heeft ze al wel het één en t ander moeten meemaken.
Noodgedwongen. Wat weet een kind van 5 nu eenmaal ook over de ware
toedracht van ziekenhuizen in t algemeen en dokters in t bijzonder.
Al die keren was haar opa, haar troetelpaard van dienst van toen ze
nog zo klein was. Hij was het die ze aaide en te eten gaf toen hij
ziek was en diende te rusten na zijn zware operatie. Haar paardje dat
niet anders kon, te moe was om andere dingen te doen en die zij op haar
eigen kinderlijke manier heeft verzorgd en helpen genezen.
Ze is schrander, denkt veel na en redeneert logisch. Té logisch soms
vind ik, maar in haar herken ik zoveel van mezelf, hoe ik was als kind
en hoe ik zelfs nu nog veel te veel blijf overdenken.
Ik wil ook geen auto leren rijden later vervolgde ze. Ik hou niet
van autorijden. Als ik ergens naar toe moet dan ga ik wel te voet of
neem ik de fiets. En ik ga ook niet werken!
Wil je niet gaan werken later? vroeg ik haar lachend. Nee, ik ga niet werken.
Maar als je dan geen babys wil en je wil niet werken later, dan ga je
je vervelen hoor, zei ik haar. Wat ga jij dan de hele dag doen als je
niet meer naar school moet? En je gaat ook geen centjes verdienen als
je niet gaat werken om eten te kopen en klederen.
Ach, oma, er zijn zoveel dingen die ik zal doen net als jij en ik heb
ook al zoveel centen in mijn spaarpot die ik allemaal heb gekregen. Ik
kan maar best ook wat centjes geven aan Haïti. Ik heb er toch zoveel en
de aarde heeft daar zo erg geschud. Mama heeft het ook gedaan. Ze heeft
het zelf gezegd. We hebben zoveel en die mensen hebben zelfs geen
huizen meer.
De denkwereld van een kind kan toch zo eenvoudig zijn en bijgevolg ook zo logisch.
Ze heeft het hart op de goede plaats zitten. Dat weet ik al langer. Wat
ik ook al langer weet is dat ze binnenkort wel vergeten zal zijn dat
wij zoveel meer hebben dan die arme kindjes, als ze weer eens iets
anders wil eten als ik haar een bepaalde groente voorschotel of liever
een snoepje zou hebben.
Onze kinderen zijn zo verwend en weet je, we hebben het hen zelf allemaal zo aangeleerd.
Alle luxe, de keuzes in overvloed, het niet altijd ja knikken en zeggen als men je vraagt om iets tegen je zin te doen.
We hebben hen geleerd om het goed te hebben; om het beter te hebben dan
wij zelf en zoveel meer te hebben dan onze ouders, grootouders, dan de
mensen die de oorlog hebben meegemaakt.
Hebben wij hieraan goed gedaan? Ik geloof het wel, al moet ik
eerlijkheidshalve zeggen dat ik soms versteld sta van wat bepaalde
kinderen in deze tijd allemaal niet durven eisen van hun ouders en
omgeving.
Wij mogen niet klagen, onze kinderen en kleinkinderen hebben het lang
niet slecht. Ze zijn ook vriendelijk als ik de mensen zo hoor zeggen.
Dàt vind ik persoonlijk een goede verdienste. Wij hebben er voor
gezorgd dat onze nakomelingen bijzondere mensen zijn met het hart op
de juiste plaats.
Bijzonder in de betekenis van goed en bereidwillig om anderen een plezier te doen; om er te zijn als men ze nodig heeft.
Ze dienen wèl te gaan werken. Ze hebben niet het geluk gehad om zoveel
centjes te hebben gekregen van hun ouders dat ze nooit meer hoeven te
presteren om te voorzien in hun dagelijkse behoeften en de luxe die
wij hun ongetwijfeld hebben gegeven.
Ze hebben het nooit zo ver geschopt dan mijn kleindochter, die haar toekomst heel anders tegemoet ziet.
Maar één ding hebben ze wel met haar gemeen: ze zien mij graag en laat
dat voor mij nu net het bijzonderste cadeau zijn dat ik mij in heel
mijn leven maar kan wensen.
Je hoeft echt niet te denken dat een bui altijd met het weer te maken heeft. Bijlange niet! Buien kunnen evenzeer te maken hebben met de mens. Maar vaak hebben dié buien dan weer te maken met het weer. Als de zon schittert in een hemelsblauwe lucht, dan stralen de meeste mensen ook als een aureool rond een heiligenbeeld. Ze voelen zich goed in hun vel, zijn goedgeluimd en tevreden en ook al doet hun hoofd wel wat zeer of zijn hun knoken een beetje stijf, wat kan hen dat ook allemaal schelen. Ze draven door het leven als jonge veulens in een sappig groene weide en projecteren hun problemen door een fuchsiaroze bril, rècht de vergeetpunt in. Hun glimlach reikt tot ver buiten hun veelal verkrampte gezicht en hun ogen schitteren als diamanten die net werden opgeblonken door een overijverige diamantenoppoetser-van-dienst tegen 180 in d'uur. Ze grijpen voor hun kleding naar kleuren waar een regenboog bij zou verbleken en zijn zo vriendelijk tegen alles en iedereen, dat verbaasde blikken hun goedkeurend aankijken. Mensen zijn dan in een 'goeie' bui! Als men echter 's morgens uit bed stapt en de wereld ligt er grauw en troosteloos bij; verzopen onder de liters regen die 's nachts uit de bewolkte lucht naar beneden kwamen vallen, dan is de mens maar al te vaak geneigd om dadelijk rechtsomkeer te maken richting slaapstee en zich vervolgens terug onder de dek-, dons- of andere dekens te installeren om er nooit meer uit te komen. Vermits dit echter niet altijd te vereenzelvigen lijkt met de plicht des levens, zetten de meesten onder de werkende of studerende (natuurlijk) mensenmassa een gezicht op als een regelrechte donderwolk-met-migraine om er vervolgens de hele dag de pest in te hebben. Ze slepen zich als het ware naar de badkamer, grijpen de eerste de beste donkergekleurde oufit die ze in hun buurt tegenkomen en lopen er met een gezicht bij dat lijkt op een moordenaar die naar de dodencel wordt geleid en zijn in staat om wie of wat er voor hun voeten loopt een trap te geven en de huid vol te schelden zodat deze slachtoffers ter plaatse zowat gereanimeerd dienen te worden. Die mensen zijn dan in wat men noemt 'een slechte bui'! Het wordt hier natuurlijk door mij allemaal misschien wel wat te extreem voorgesteld, maar één ding is wel waar : net zoals het weer heeft ook de mensheid dus inderdaad last van 'buien'; goede zowel als slechte. De meesten onder ons zijn hier echter nog niet aan gestorven; hebben er zelfs nog niet al te veel aan overgehouden. Er zullen er ook weinigen zijn in hun directe omgeving die het ook niet hebben overleefd. Zelfs de huisdieren die op dàt moment in de buurt waren, hebben er waarschijnlijk geen gebroken botten aan overgehouden of werden niet finaal platgeknuffeld. Wat ik maar wil zeggen is dat het weer wel degelijk invloed heeft op het humeur van de mens. Ach, het beste is dat het weer ook maar z'n gewone gangetje gaat. Geen dodelijke sneeuw- of ijzelstormen in de winter; geen te erge maartse buien of aprilse grillen in de lente; geen verzengende hittegolven of verwoestende onweders in de zomer, maar ook geen zware stormen of onzichtbare mistbanken in de herfst. Wat wil een mens nog meer ? We hebben het echter niet altijd voor 't zeggen hé en dat is maar goed ook. Als we ons nu ook nog met het weer konden bemoeien, dan kwam het zeker nooit meer goed. De mens wordt immers gewoon té slim; veel te slim! Maar vooral ook veel te bemoeiziek en dat moet uiteindelijk wel naar zijn eigen ondergang leiden. Mensen, trek je in elk geval niet al te veel aan van het weer. Mocht morgen de zon niet schijnen, ga er dan alstublieft niet bijlopen als een donderwolk-op-retrour. Grijp voor mijn part de eerste de beste verschijning die je tegenkomt eens goed beet (is die verschijning dan ook nog knap om zien, dan is dat weeral mooi meegenomen) en geef me daar een smakkerd ... je zult zien : jouw bui verdwijnt als 'sneeuw voor de zon'! Je kan natuurlijk ook wel een oorveeg krijgen, maar kom ... da's bijzaak.
Waar hemelhoog in romig wit satijn de bomen uitbundig staan te pronken en met hun donkere basten torenhoog naar de lente staan te lonken
Waar zilverbeken grauwig grijs gevuld zijn met godvergeten tranen meewarig neuriën op de zoete wijs van de wind die fluistert door de lanen
Waar kinderstemmen in oranje gloed joelend de kille winteravonden kleuren daar slenter ik met overvol gemoed laat me bedwelmen door al die geuren
Waar de aarde sluimert in innerlijke rust en barre koude wasemt door de ijle lucht een pril klokje piepend de sneeuw weer kust daar sla ik - vol ontzag - een hele diepe zucht
Er kwam een dom blondje bij de kapperszaak met een koptelefoon op haar hoofd. De kapper vroeg of ze haar koptelefoon af wilde zetten, maar zij wilde dat niet doen. Dus begon de kapper maar te knippen.
"Doe die koptelefoon nu af!" zegde de kapper, maar ze weigerde nog steeds.
Tijdens het knippen viel de koptelefoon er af en ... het dom blondje viel dood neer.
De kapper luisterde in de koptelefoon en hoorde toen een stem: "adem in adem uit, adem in adem uit, adem in ..."
Toen besefte ik dat doodgaan oneindig zoveel meer is dan dat kleine beetje sterven dat afscheid nemen van
De dingen die je omringen de wonderen die je niet eens zag de mensen die je voorbij ging zomaar, op een doordeweekse dag
Het gloren van iedere nieuwe morgen de warmte van een zo vertrouwd gebaar de herfstgloed van wat karmozijnen rozen of het koesterend strelen door je haar
Doodgaan is te moeten missen vooral hen die je zo hebt liefgehad het kerft genadeloos diepe wonden vervaagt alles wat je eens aanbad
De rijm parelt langs de donkere takken begeesterd door de schittering van de zon die even door het grijze blauw komt kijken naar datgene wat de winter net begon
Een eenzame vogel kriskrast door het ijle het water ligt verscholen tussen 't gekraakte riet dat eerder nog glunderend stond te wuiven naar alle overvloed die de zomer achterliet
Nevelen slierten over de verlaten velden berijpen breekbaar het stugge gras waar pas nog beestjes zich te pletter aten aan alle voedsel dat daar maar te vinden was
Ijs bloemt statig op zovele ruiten piekt gracieus in lange slierten naar benee miljoenen witte vlokjes dansen langzaam wiegen de wereld in peis en vree
Het schemerlicht komt ijlings aangegleden omsluit voorzichtig dit winterwonderland dan ineens spatten miljoenen sterren in de hemel en één steekt er die kristallen lucht in brand
En ieder jaar geprangd tussen de anderen met je geur en zoveel houden van al lijkt het leven te veranderen ik zie nog vaak die jonge man
Het buikje puilt wat onder sexy hemden hippe snit vergoeilijkt grijzend haar al blijft nog weinig van je slanke lende omarming lukt nog in een lief gebaar
Rust koelt soms beschamend bittere woorden verkwikt meermaals alle levensdrift 't geloof in elkaar nog altijd toebehoren liefde is echt, iedere nieuwe dag een gift
Het zijn je ogen die mij telkens weer vervoeren, beroeren en keer op keer tonen dat liefde echt is, zo oprecht is zo immens trouw en met een hemels blauw, je oma houdt zielsveel van jou
Hopelijk wordt je dit jaar zelfs niet eens 1 dagje ziek
Dat 2009 een knaller wordt, een topper van formaat
Mijn allergrootste wens is dat het jou gewoon heel erg goed gaat!
**********
Lieve mensen, vrienden.
In 2008 werden wij - ons gezin- opnieuw geconfronteerd met een hele ernstige ziekte.
Vele chemokuren later, hopen wij, dat het tij kan keren en dat wij mogen genieten van toch nog (vele) gelukkige jaren tezamen.
Door deze nieuwe beslommeringen, ontbrak mij de moed en kracht om mijn blogs bij te houden en ook om de vele andere blogs en de makers ervan, die ik een warm hart toedraag te bezoeken en hen mijn vriendschap te betuigen.
Sorry hiervoor, maar ik hoop en denk wel dat jullie dit begrijpen.
Ik wens jullie in ieder geval hele warme feestdagen toe en hoop maar één ding voor 2009 en dat is dat jullie ongelooflijk gelukkig mogen zijn en kunnen genieten van al die dagdagelijkse, kleine dingen waar we zo vaak aan voorbij gaan!
Een hele dikke knuffel voor jullie allemaal en al diegenen die je zo graag ziet!
Waar is de ochtend nu die ik voor je reserveerde de blauwe kimstreep die op mijn netvlies blijft gebrand De prille dauw die rijkelijk diamantjes heeft getoverd gratis voor niks in mijn eigen gelukzalig toverland
Waarom kruidden de geuren nu mijn dagen niet met blijheid lijken de vlinders niet te dansen in de broosheid van het morgenlicht Zelfs de bloemen hebben voor mij hun schoonheid totaal verloren waar zijn de wonderen die het leven zelf elke dag opnieuw verricht
Waar haal ik het lef vandaan om mijn ogen zo onbeschaamd te sluiten om niet te zien hoe de aarde bronst in een kleurige waas vol bloemenpracht Straks zal ik in de oranjerode avondgloed mijn tranen voor je niet meer verbergen en in de klaarte van het prille ochtendlicht hou ik van jou, als je weer eens naar me lacht
Hoe in de avond zacht de klaarte glijdt de bomen obstakelend horizonten kleuren en wij onstuimig en van alle zorg bevrijd likkend de regen proeven en zijn wondere geuren
Hoe wij vanonder een grijs flanellen sprei als een Debbie en Gene door de druppels springen en buitengewoon vals maar zo intens blij over dansen en regen en echte liefde zingen
Hoe ik goed gek en waarschijnlijk te oud mij net nu niet stoor aan al die vragende blikken en juist datgene doe waardoor jij van me houd tussen deze oma en jou zal het toch altijd klikken
Als liefde raakt tot in iedere vezel dan lijkt de weg veel minder zwaar samen halen we de eindstreep we houden toch zielsveel van elkaar
Jij gaat en ik zal met je meegaan geloof me, ons krijgen ze niet uiteen onze hoop zal de vesting stevig bouwen de steile weg ga jij niet alleen
Ons rotsvast geloof haalt de overwinning onze verbondenheid maakt ons samen één jij en ik, een stel met mekaar verweven liefste, voel toch dat ik het meen!
Hou me even vast, nog voor het ochtendgloren
in onbedekte termen bekras je zo mijn ziel
ik weet jij redt het wel, toch voel ik me verloren
bezinder voluit mijn zinnen, vol kracht en ook fragiel
Hou me even vast, nog voor de nacht herademt
in onbedekte schaamte ervaar ik iedere zucht
ik voel jij hebt je levensdrift in bundeling verzameld
onder heup en leden klaart een rimpelloze lucht
Hou me even vast, nog voor de stilte wordt verdreven
in poreuze tederheid puur ik volmaakte harmonie
ik weet jij trekt in tijd je sporen geruisloos maar gedreven
verleg mijn beknotte horizon in volmaakte euforie
Oranje gloort de ochtend de nevelsliert uiteen en strengen van vergeten pijn omzwachtelen mijn gemoed de roodgetinte bladeren zijn nog even kunstig als voorheen toch sijpelt er in mijn hele lijf iets dat mij huilen doet
Weerbarstig blaast de wind mijn stille tranen weg de treurige wilgen hangen naar het geheel verdronken land mijn lichte tred wordt nu heel zwaar ik voel mij verdoofd en leeg dan de laatste ritseldreef en ik word door weemoed overmand
De herinneringen zijn zo broos als uit fijn geslepen glas ik koester de warme beelden die zweven in mijn geest de wonden die nooit heelden ik streel over je naam gebeiteld in de kille grijze steen snijdend is 't gemis aan wat is geweest
Ontrafel geen ochtendgloren geen nevelslierten of wat morgendauw, geen intens genieten en de vaak gebruikte woorden dat ik zoveel van je hou
Geniet van versgeperste sinas van de zoekgeraakte kruimels op ons veel te grote bed, van de verkreukte lakens of de koffie die ik voor jou heb klaargezet
Kijk naar het wolkje melk, het vermengt zich met het heerlijk geurend vocht de ochtend klaart zo gul zo gretig dat zelfs de vuile ruiten doen beseffen dit is het nu wat ik al altijd zocht
Misschien was ik een ongeremd verlangen, een plagerig spel van ongekende rust een burcht vol wellust, vol sprankel en geheel verhangen aan jouw ware liefde die alle zinnen blust
Werd ik geleidelijk aan de vrucht van mijn vergeten idealen, de puzzel die nooit helemaal werd afgemaakt, vol beeldspraak maar geheel bevangen door wat rancune misschien van me heeft gemaakt
Veel verder kijk ik dan de engheid van doemdenkers, roddelmensen hun verlorenheid is zeker niet aan mij besteed, vol passie zuig ik me met intens verlangen met het zalig gevoel vol dat pure liefde heet
Vlagen natte koele briezen jagen onder je winterjas pleuren dartelfrisse vonkjes watersneeuw en hagelslag pletsend op de tinkelruiten en je spettert in de diepste plas
Achter de nevelsluiers in het wolkendek verschuilt zich soms een kleine ster te schuchter om vaak op te lichten lijkt ze van ons verwijderd, mijlenver
Timide gluurt ze langs het maantje naar al wat er zich hier op aard bevindt zo verdrietig door haar oeverloze zorgen denkt het dat niemand haar aardig vindt
Maar schitter toch, mijn lieve sterretje toon dat je aan die grote hemel pronkt verlicht de angstige wereld met je warmte zo fel dat je kleine hart van vreugde bonkt
Vergeet je zorgen, gooi ze achter de wolken baadt ons allen in een gouden licht weef je stralen ragfijn langs de nevelslierten strààl en strààl, beschouw het als je plicht!
Ik zou toch zo graag eens echt heel even in de schoenen staan van Sint en Piet niets doen dan enkel te 'geven' kijken op een euro hoefde ik dan niet
Ik zie dan enkel maar stralende gezichtjes ieder kind kijkt vol ontzag naar mij ik word vertroeteld met zelfgemaakte gedichtjes zelfs de oudsten voelen zich toch ook nog blij
Uit mijn jute zak haal ik fantastische geschenken wie ik niet kan velen, die schrijf in in m’n boek
Zo dat al wie wat krijgen wil, mij zal gedenken met een wortel voor mijn schimmel en voor mij wat koek
Ik hoef dan echt niet hard te zwoegen enkele maanden in de winter lossen zo veel op in de zomer zit ik gewoon tot ieders genoegen in Spanje lekker te zonnen zonder mijter op mijn kop
Want 't moet toch ideaal zijn om als kinderheld te fungeren bewonderd te worden door groot, maar vooral door klein dankzij die hoge leeftijd niet te veel hoeven te presteren elk jaar weer zoiets als een superman te zijn
Toch zou het mij ook altijd weer vreselijk veel pijn doen om dat hele grote verschil te zien tussen arm en rijk zelfs al zetten sommigen een geheel versleten schoen daarvoor brengt ook mijn zak 'geen zoden aan de dijk'
Neen, 't is maar best dan ik niet te veel ga dromen van die gulle Sinterklaas en die leuke Zwarte Piet mijn eigen gratis weggeeftijd zal heus nooit komen want die superzak vol speelgoed bezit ik zeker niet!
Je praat heel anders dan voorheen het lijkt wel of de uren door je vingers glippen je onze band nog niet door kan knippen ik merk de diepe rimpel die om je mond verscheen
Kunnen we niets meer verzinnen dit voelt zo oneindig leeg vanbinnen ik puur dat vertrouwde uit ons samenzijn toch lijkt het onafwendbaar ik ben de hemel dankbaar maar het doet verdomd zo'n pijn
Te vroeg te veel te vaak dat ongewisse mijn God, wat zal ik je missen mijn adem stokt maar ik besef dat het zo hoort ik proef de herinneringen ik zal je altijd beminnen en snij de laatste vezel door van onze koord
Laat mij in trance even deinen in een heel klein sloepje op de blauwe zee waar ik het water stil hoor klateren en de wind, die neemt mijn tranen mee
Ik hoor de meeuwen heel schel krijsen ze grijpen mijn mijmeringen stevig vast en de wolkenzee heel hoog daarboven bevrijdt mij van mijn piekerlast
Pallieterlijk zweef ik door het leven Carpe Diem werd mijn levensdoel maar als ik alleen ben en het stil is dan krijg ik soms zo'n wee gevoel
Ik ga zowat zingend door het leven wil niks meer weten van die dagelijkse pijn maar als een kind kan ik zitten grienen als mijn kleine meid speelt in de zonneschijn
Om die dikke knuffel van mijn dochters om die stevige klapzoen van mijn man om het leven en zijn magistrale schoonheid maar vooral omdat ik opnieuw 'hopen' kan
Als jij je hand legt in de mijne dat kleine knuistje, wonderbaar omfloersen zacht mijn mijmeringen een glansflits op je blonde haar
Geen enkel woord, enkel die warmte voorzichtig druk ik je dicht tegen me aan, je warme lijfje en voelbaar bonzend hartje laten voor mij eventjes de tijd stilstaan
Ik pak wat van 't wit van een donzig sneeuwtapijt en vraag die stralende lentelucht wat van haar blauw, misschien wil die boom ook nog wel één van z'n groene blaadjes kwijt of schraap ik zowaar nog een ietsje zilver van de morgendauw
Graag pluk ik een fluwelen blaadje uit de knop van een rode roos voorzichtig hunker ik naar 't goud van die felle zomerzon daarbij nog een pluisje van de paardebloem, heel vluchtig en broos dan iets van 't flinterdunne uit het web dat de spin zojuist spon
Nu nog wat roze van de appelbloesem plus 't gele van de boterbloem, het purper van een viooltje het grijs van een fikse regenbui, wat honing van het bijtje met haar zalig gonzend gezoem, het heerlijke gevoel dat je hebt in een zelfgebreide trui
't Moet wel pure liefde zijn die leidde tot dit hemels wonder en jij werd zeker even door het zilv'ren maanlicht aangeraakt meesterlijke handen boetseerden vast jouw immense schoonheid maar het is jouw lichaamswarmte die mij het allermeeste raakt.
Het moet een engel zijn geweest die jou even innig kuste of was het God zelf misschien die jou schiep met zijn vaderlijke hand nooit gedacht dat hij mijn allergrootste wens zomaar ineens vervulde maar toen jij geboren werd verloor ik echt heel eventjes mijn verstand.
Terwijl het frele zonlicht je haartjes toetst lig je sluimerend te dromen en ineens besef ik hoeveel rijkdom er nu in mijn hele grote handen ligt nooit gedacht dat ik nog eens zo intens verliefd kon worden lieve Yentl, roze-rode kussemondje, jij hebt vandaag een mirakel verricht!
Ik hoor je stem door de bomen fluisteren de dageraad stoeit naarstig en dicteert het schimmenspel en jij, jij speelt verstoppertje met het krink'lend water dat blauwig stuitert tot een kleurenbel
Het ontwakend licht klautert uit de bomen en balanceert stuntelend op de smalle koord van waar de aarde samen komt met de wijde hemel en ik gulzig drink van het liefste wat mij toebehoort
Een vroege vogel griffelt in een boom wat van je nonchalance en je wezen integer maar ook zo los en vrij nu in 't geheel geen schaamte meer verstrengeld is het bos en die plotse tederheid van jou maar niet in het minst van mij
Luide stemmen breken de stilte de geur van geraniums heel pittig en rood kruidt de avond die zomert en de rust van een zwoele lamlendige dag blauw passifloort de muur en de bank waarop ik zit te soezen in de intimiteit van het klaterend fonteintje en dit alles kleurt de sfeer en mijn alleen zijn met glans
Ik wentel mij in deze stilte mijn lippen verstommen door het licht dat triomferend priemt door dartele dwarrelblaadjes en die gulle lach op jouw gezicht
De lucht zo hemelsblauw en meer nog dan de allermooiste droom spiegelt zich in het wemelende water waar in een boot een paartje heerlijk stoeit zonder de minste schroom
Verkneukelend sop in beide handen graai ik in het drijvend eendenkroos duizendenden gensters zonlicht door de bomen doen me smelten nu weet ik weer waarom ik voor dit plekje koos
Lang uitgerekt, in 't wuivend gele koren zijn ogen priemend in de azuren lucht betoverd door het intiem gestoei der vogels een vlinder danst frivool zijn dwaze vlucht
Magie van geur en kleur bevangt hem weerkaast het trillend zonlicht in de plas waar kikkers kwakend hun verhaal doen en boterbloemen trillen tussen 't malse gras
Een boemeltreintje toetert in de verte de torenklok klepelt haar tink'lend lied een hommel komt plots zoemend aangevlogen en zorgt ervoor dat zijn neus er eens zo dik uit ziet
Mocht jij me ooit vergeten en niet meer weten dat ik bestond onthou dan alsjeblieft de geur van mijn huid als je me vond na het ochtendlijk ontwaken
Hoe ik door je haren streek, de ogen half gesloten en het net leek of er geen woorden nodig waren om te begrijpen wat niet hoefde te worden gezegd
Hoe ik me tegen je aanvleide en we samen naar de stilte luisterden en het geluid van de satijnen lakens die verkreukeld getuigden van de liefde die tussen ons bezegeld werd
Hoe het licht mijn haren kleurde en mijn immens geluk en hoe ik me nestelde in jouw schoot tot de wekker aanstalten maakte ons te storen
Vannacht heeft zij de maan gezien en ook nog vele sterren de pose van de oude eik bracht herinneringen mee gehoorzaamheid in driekwartsmaat haar vaders stem vol rust een wee gevoel van dankbaarheid heeft haar toen stil gesust ã
Hoeveel kan een mens verwerken voor hij breekt als een dorre twijg, murw geslagen door het noodlot platgeknepen als een vijg Hoe dikwijls kan je afscheid nemen van mensen waar je zo van houdt voor dat je hart het dreigt te begeven omdat je om al die geliefden rouwt Hoe lang kan je hen blijven troosten diegenen die er nu alleen voor staan zonder je eigen verdriet te verwerken want jij, jij kan immers altijd alles aan Maar als ik alleen ben met mijn gedachten en de moed me naar m'n tenen zakt als ik verkrampt ben van al de zorgen lijkt het of ik op de grond word neergesmakt Ik voel me zo eenzaam, ondanks de vele mensen die ik iedere dag wel weer ontmoet maar laat hen niets merken van mijn gevoelens want anders ontbreekt het ook hen aan de nodige moed Maar ondanks die moeilijke, harde tijden wil ik er dra weer zijn voor iedereen die me nodig heeft want ook al kijgt een mens zoveel te verwerken ik ben en blijf een mens dat ontzettend veel om anderen geeft
In het fluisteren van de wind hoor ik haar zachtjes zingen en ik laat haar binnendringen tot een verademende rust begint
Echo's uit een intens verleden weergalmen in mijn hoofd mijn toekomst eventjes verdoofd laten me deinen op het heden
Zing alsjeblieft nog éénmaal je lied zodat ik mij weer kind kan voelen en jij me door mijn haar kan kroelen zodat ik blijf weet met mijn verdriet
Ik heb het lot niet in eigen hand het werd me al zo vaak gezegd toch geloof ik het niet echt en verzeil steeds vaker in m'n eigen land
Daarom zou ik jouw stem nog eens willen horen die me meeneemt naar mijn kindertijd zodat ik van dit bang gevoel ben bevrijd en ik me me sterker voel dan ooit tevoren
Hey sexy girl, met je straalblauwe ogen je geurt als de meest beschreven bloem je lang krullend haar, zo buitengewoon prachtig oh, hoe erg ik jouw ziekte verdoem.
Je tanden schitteren als straalwitte parels in je volle, lichtjes gestifte mond, de blos op je wangen, betoverend waarachtig oh, als ik nu de juiste woorden maar vond.
Je outfit die draag je met zo'n groot allure dat menig model zou jaloers zijn op jou maar je vale gezichtje en de donkere vlekken beletten dat jij, meisje, ooit ontluikt als een vrouw.
Hoor je 't ruisen van de zee mijn liefste voel je het strelen van de wind die zachtjes met je haren speelt proef je t zout dat aan je lippen kleeft mijn liefste en dat het kozen van de maan al je ingehouden tranen steelt
Er hangt iets in de lucht vannacht waardoor de sterrenpracht je koestert maar ook jouw geheim verzwijgt laat je drijven door die grote kracht zodat je jezelf niet meer zo veracht voel toch opnieuw de liefde die naar t ultieme neigt
Hoor jij t geklapwiek van vlerken mijn lief luister hoe de adelaar jou in vertrouwen over zijn wondere vlucht verhaalt proef je een beetje van zijn vrije val mijn lief en van de vrijheid die hij bij zn steile klim door t hemelspan vertaalt
Er hangt liefde in de lucht vannacht waardoor je nu heel zacht je verdriet laat deinen op de spiegeling van de zee laat je tranen maar hun vrije loop om die grote angst die je besloop jouw berusting brengt eindelijk verwerking met zich mee
Want ik heb je zo lief mijn lief ik heb je zo verschrikkelijk lief
Uitgemergeld bleek, haar knokige lijf stil in een hoekje weggekropen, haar haren wild en vuilig-stijf murmelend van ellende en straalbezopen. Maar in haar ogen rest dat vleugje blauw waar mannen zich eens aan laafden té veel verdriet voor dat tere lijf godvergeten tussen al die beschaafden. De hypocrisie viert nogmaals hoogtij, en weer wordt onnoemelijk smalend neergekeken op de 'verlopen loeders' van de maatschappij en worden zij met beesten vergeleken. Zie ze daar staan, dat intelligent crapuul hun grootspraak wordt tot 'kunst' verheven De idioten, hevig spottend met de mindere 'mens' die, godverdomme, niks begrijpen van het leven. Kijk naar haar ogen, verwaande kwasten en herken dat kleine zweempje blauw want ondanks haar bijna dodelijk gelal, was zij eens een adembenemend mooie vrouw!
De zware grond scheurt de lente open kiemend zaad stuwt naar het licht nestelend gras heeft onbevangen zijn groene sprieten naar de zon gericht
Talmend nog knipoogt het hemelsblauwe naar het lief'lijk trillen van de morgendauw pril leven lonkt aarzelend naar geboorte alles zegt vaarwel aan de winterkou
De geuren veroveren zoet de hele wereld het stilaan pochen van bloesems begint geen mens weet blijf met dit gevoel van jubel heeft niet het minste vat op wie dit allemaal verzint
Een stralend mooie lentedag (gedichtje geschreven voor mijn dochters, toen nog erg klein)
Dag lieve, lieve lentezon, dag fris-geel, jeugdig groen, dag katjes aan die hoge tak ik gooi je vlug een zoen
Ik dartel, ik spring, ik rollebol door het bedauwde gras, mijn gemoed is over-, overvol ik voel me in m'n sas
Dag zwaluw scherend door de lucht dag vriendelijk paardje in de wei, ik slaak een hele diepe zucht want ik voel me zo erg blij
Dag madeliefjes tussen 't gras en bonte sleutelbloemen van fluweel, oh, ik zou willen dat het steeds zo was en roep de poes die ik dan zachtjes streel
In een uitgelaten vreugdedans zing ik heel even mijn allerhoogste lied, 'k krijg immers daarvoor niet vaak de kans en d'er is nu toch niemand die het ziet
Vandaag is het een zeldzaam mooie dag, die nu eens àlles kleurt rondom mij. Het weer is misschien maar eventjes van slag want 't is nog lang geen mei
Dag vogels, dag vlinders, dag dartele wind, dit uitgesproken goed gevoel maakt van mij net een stràlend lentekind en 'k weet zeker dat jullie begrijpen wat ik bedoel
Hier ist, hier begint het leven waar de kamperfoelie geurig te bellefleuren staat en waar t kwetteren van zotte vogels in wonderschone melodieën overgaat.
Ja hier waar ik onder een boog van wel duizend rozen op een bank te soezen zit de zon kust blosjes op mn wangen en trotse waterlelies pronken romig-wit.
Hier ligt het, dat paradijs op aarde aan de zilvren waterplas met een aroma van zoete bloemengeuren en de kruidige geur van vers gemaaid gras.
Waar bijen en bontgekleurde vlinders, duelleren om iedere bloemenkroon zit ik in die rust van een diepe stilte koninklijk op mn gouden troon.
De natuur met al zijn rijkdom is zo oneindig volmaakt en puur maar door ons jachtige leven zou je 't vergeten op de duur.
Er zijn nog van die ochtenden bedauwd en met een ietsje blauw waar in de overvolle kersenboom een vroege vogel zit te kwinkeleren en ik intens geniet van verse koffie maar nog zoveel meer van jou
Er zijn nog van die morgenden beduimeld door frêle slierten mist waar ik later weer de schapenkoppen tel geprangd tussen het oostelijke rood het gras geurt naar onze maagdelijke jeugd en die allereerste warme kus van jou
Er zijn nog van die ochtenden gelauwerd door herinnering waar ik met mijn onstuimig bonkend hart ineens tot rust kom en ervaar hoe diep mijn leven is verweven met mijn kleine poëzie maar het allermeest met jou
In de kleuren van de door het licht gesponnen draden flitsen duizenden gedachten, gelouterd door de tijd, maar al die zowat haast vergeten herinneringen blijven zachtjes verder zweven in mijn memorie 'k had ze gewoon verborgen en was ze helemaal niet kwijt
Ik zie stofjes glinsterflitsend door die draden dansen tergend langzaam spelen ze met mijn mijmerende geest, de jaren die als zand geruisloos door mijn vingers gleden blijven zacht maar haarscherp op mijn netvlies branden en ik besef onherroepelijk : wat geweest is, is geweest
Een zweem van schemerdonker komt aangeslopen en vangt de ragfijne zilverdraden in zijn cocon, trekt zwarte schaduwen op de kamermuren duelleert ongenadig met mijn immense nostalgie, jaagt ze uit de kleurendraden, waar het allemaal begon
Eén ding staat voor mij vast : als ik vanaf vandaag als 'man' door het leven zou gaan, wenste ik wel één ding te behouden, namelijk m'n strakke kontje. Al vanaf m'n pubertijd ben ik, als vrouw, over één ding tevreden aan mijn lichaam en dat is wel m'n stevige, strakke kontje. Voor de rest heb ik het niet zo hoog op met mijn vrouwelijke contouren en de rest van mijn uiterlijke kenmerken. Opgelet : er lopen nog heel wat lelijkere individuen over de aardkloot, maar ik vind mezelf niet zo'n uitermate adembenemende schoonheid; niet zo'n 'stoot', zullen we maar zeggen. Maar vermits ik dan toch mijn vrouw-zijn zou ruilen met een 'wezen' dat we gemakshalve 'een man' zullen noemen, wens ik wel degelijk over dat bewuste achterwerk te beschikken, waar vrouwen (ik heb het hier niet direct over mezelf, geobsedeerde lezer) van in extase kunnen raken. Eén ding kon ik misschien ook wel behouden en dat zijn mijn natuurlijke krullen en mooi gebit. Want een man met krullen, mooie tanden en een strak kontje ... mmmm. Welke naam zou ik mezelf cadeau doen, laat eens denken : Adonis of Brad of Pierce ? Ach dat maakt me niet zoveel uit als ik er maar een beetje goed uit zou zien. En ik wilde nu blauwe ogen dit maal en blond haar, een sensuele mond en stoere borst. Zo ééntje waar het heerlijk is om hoofd op te laten rusten, uuuurenlang. Als ik er dan ook nog in slaagde om mijn toch wel hemelse figuur in zo'n strakke jeans te wurmen en een gezond-bruine kleur te bewaren het hele jaar door, dan voelde ik me de koning te rijk of toch gewoon een echte macho. Vermits ik er dan uit zou zien als Brad Pitt in zijn beste dagen; over het goede karakter zou beschikken van zo iemand als Father Franciscus (da's een broer van Mother Theresa) en diezelfde subtiele humor zou geërfd hebben als één van de allerbeste komieken, werd ik door zowat iedere vrouw aanbeden en werd vervolgens getracteerd op de heerlijkste diners. Men overlaadde me met exquise wijnen in wereldvermaarde restaurants. Ik hoefde mijn huis of auto niet zelf te verdienen of er enkele partijtjes tennis voor te winnen, maar werd gewoonweg gesponsord door dat wereldberoemde merk van die drank ... euh hoe heet het alweer, enfin 't ziet er zwart uit en smaakt zeer zoet; allez kan nu niet direct op de naam komen. Voor mannen van mijn kaliber zou immers alle poorten opengaan, zelfs diegenen waarvan men de sleutels al jaren kwijt is. Als ik man werd, dan werd ik er één om van te snoepen; om te liefkozen; om nagefloten te worden, gewoon om sito-presto de grootste doodzonde voor te begaan. Als dat allemaal niet weggelegd is voor mij, wel dan blijf ik doodgewoon een vrouw. Een vrouw met aubergine-rode krullen (op 't moment toch, want kleuren maken dé vrouw) en kastanjebruine ogen maar ... met een strak kontje. Veel heb ik immers niet om uitbundig over te doen, maar datgene waar ik een ietsiepietsie trots op ben, wil ik graag behouden. Mag het misschien ?
De kamer geurt nog naar jasmijn uit lang vervlogen zomertijd de oude kast glimt weer van boenwas maar de glorie is nu zijn glans wel kwijt
De deur vermolmde met herinneringen frêle spinrag hecht zich aan de zoldering het tapijt ligt nu verkleurd te soezen geen tijd rest me toen ik met jou vlinders ving
De koffie geurt niet meer door de mooiste kamer toch hangt de verse koekjesgeur nog in het kleed waarop de vaas pronkte met wel duizend anjelieren 't leek net of je hand weer over mijn haren gleed Ó
Het miezert zon klein beetje vanmorgen, maar toch valt het ochtendlicht ongegeneerd de slaapkamer binnen. Even soezen nog kan zo heerlijk zijn op een zaterdagmorgen waarop je met de rest van je gezin even later ofwel allerlei uitgestelde karweitjes dient bij te klussen of keihard aan t blokken dient te slaan. Nog wat gezellig onder het dek kruipen tot je ineens ver weg een vogel zijn luide lied hoort roepen: koekoek koekoek koekoek Wat een blije morgen, wat een zalig ochtendgloren. Klaarwakker op het vroege uur rep je je fris en monter naar beneden om iedereen te voorzien van spijs en dranken aan de ontbijttafel. Het druilerige zonnetje geeft echter ineens naarstig gouden bevelen en tovert een stralende gloed in het huis en op ieders gezicht. Gezellig keuvelend worden de boterhammen met beleg naar binnen gewerkt en de koffie smaakt als nooit tevoren. De ochtenden in het weekend zijn, als het enigszins mogelijk is, voor ons de momenten waar ieder zijn of haar verhaal kan doen en waar een kwinkslag en een ontspannen sfeer ons vaak de kans geven om even te relaxen na een erg drukke werkweek. Deze nacht hadden we ook weer een klein logeetje. Yentl, onze oogappel, die altijd goedgezind wakker wordt en kraait dat het een lieve lust is. Haar grote blauwe kijkers schitteren als saffieren in een immer lachende snoet. Heerlijk zon kleindochter. Je zou ze wel kunnen opeten en voor haar maak je nu extra tijd om haar te zien ontluiken tot hét superkind waar je haar voor houdt. Buiten sneeuwt het intussen roze bloesems en de kleurrijke bloemen lokken ons gewoonweg in sneltempo naar de tuin. De geur van vers gemaaid gras komt je even later tegemoet en de zilvergouden vissen in de vijver zwemmen net of hun leven er van afhangt onder invloed van het steeds warmer wordende zonnetje. Ik toon die kleine meid hoe dolgele vlinders dansend de wereld verkennen, maar plots gonst er een dikke hommel langs mijn oor. Geen paniek echter want dat brommende insect heeft geen oog voor ons, maar wel voor die dikke bloemknop achter in de tuin. Fantastisch gevoel is het, dat kleine speelse ding op je arm, grijpend naar al wat ze tegen komt. Het prille groen staat in zijn meest frisse kleedje te lonken en de kakelende kippen fascineren haar zo dat ze er even stil van wordt. Een lentebriesje kust haar wangetjes en ze gilt het uit van pret. Ik druk haar even dicht tegen me aan en besef maar al te goed dat ik dit kleine blonde schatje voor geen geld van de wereld meer zou kunnen missen. Haar geur vertedert me zo en mijn ogen worden vochtig van ontroering en intens geluk. Haar opa streelt over haar zijden haartjes en die klein uk wil ineens weer eens de grond op. De adembenemend blauwe lucht begoochelt ons allen zo dat het een zonde zou zijn om op deze prachtige dag niet altijd in de buitenlucht te zijn. Spijtig dat onze jongste dochter serieus dient te blokken, meer nog dan de voorbije jaren omdat zij normaliter afstudeert en er voor haar een geheel nieuwe toekomst wenkt. Ik weet dat ze vandaag extra op haar tanden dient te bijten, maar toch kan ik het niet nalaten om haar naar buiten te roepen, eventjes maar. Zon mooi weer vraagt immers gewoonweg om een zwierige dans op het gazon. Die uitgelaten ukkepuk op de arm van een zingende tante gekoppeld aan een uitgelaten oma en niemand die ons gek gedoe kan gadeslaan. Allez, t is toch te hopen, want tot nu toe was ik nog niet ècht gek verklaard, maar alles kan natuurlijk snel veranderen!
Valérie was een heel sexy dame haar stap was koket sensueel haar figuurtje was buitengewoon prachtig en als zij langsliep kreeg ieder zijn deel
De mannen konden weer lustig fluiten en de meiden vergaten op slag hun dieet want ze had van die volumineuze contouren van diegene die men niet makkelijk vergeet
Maar Valérie kon de zon laten schijnen voor arm, voor rijk, groot of klein ja, als Valérie in de buurt was dan wilde men graag bij haar zijn
Omkransd door de reinheid van witte madeliefjes de frele schoonheid van haar krullend haar haar twinkelogen en haar rozeblozesnoetje lijkt ze wel geroofd uit het werk van een groot kunstenaar.
Betoverd door een dartelgele flierefladdervlinder die krinkelend rond haar danst met uitermate groot vertoon de grijpgrage handjes vol enthousiasme uitgestoken dit meisje is toch zo puur en overdadig schoon.
Huppelend veert zij door de groene weide laaft zich aan de koesterende liefde van de grote man en samen drinken ze met volle teugen van het leven want vaders hand zal haar beschermen en zij geniet daarvan.
Achter de nevelsluiers in het wolkendek verschuilt zich soms een kleine ster te schuchter om vaak op te lichten lijkt ze van ons verwijderd, mijlenver.
Timide gluurt ze langs het maantje naar al wat er zich hier op aard bevindt zo verdrietig door haar oeverloze zorgen denkt het dat niemand haar aardig vindt
Maar schitter toch, mijn lieve sterretje toon dat je aan die grote hemel pronkt verlicht de angstige wereld met je warmte zo fel dat je kleine hart van vreugde bonkt
Vergeet je zorgen, gooi ze achter de wolken en baadt ons allen in een gouden licht weef je stralen ragfijn langs de nevelslierten en strààl en strààl, beschouw het als je plicht!
Doe het raam maar dicht en sluit de uren buiten de warmte koestert je kille lichaam wel vertel het kind maar over de zingende bergen en de immens blauwe lucht leer het luisteren naar de fluisterende winden en de zoevende vlerken van een adelaar op zijn avontuurlijke vlucht
maar
spreek niet over de vernietigende cellen of de pijn die woekert in zijn nog zo jong bestaan hij zou het het niet begrijpen hij zou het gewoon niet kùnnen begrijpen wat hij jou of al de andere mensen toch ooit in zijn leven moet hebben misdaan
Oh klokje, jij komt aarzelend piepen haast breekbaar tussen het stugge gras, en ik krijg hier vanbinnen zo'n warm gevoel er ontstijgt uit mijn wezen zo'n blij gejoel dat ik zou willen dat ik een schilder was.
Dan penseelde ik jouw prille aanwezigheid in teder wit, haast breekbaar als porselein en een tikje magie van nog sluimerend groen waarvoor ik haast een wonder zou doen want jouw schoonheid maakt me zo klein.
Maar aan mij ging een kunstenaar verloren ook al ben ik hoteldebotel van jou jouw schoonheid kan ik enkel bezingen omdat mijn ogen terug open gingen en ik nu van vervoering in zwijm vallen zou.
Ik zou nog éénmaal eens heel graag huppelen met m'n boodschappentas in de hand, en opnieuw 'hinkepootje' spelen terwijl de zon op onze snoeten brandt
Ik zie m'n dochters weer lachen en gieren en het uitproesten van uitbundige pret omdat wij gearmd over het muurtje liepen dat hiervoor speciaal voor ons werd gezet
En ik zie weer die vragende, verwijtende blikken van mensen die blijkbaar nog nooit voordien twee kinderen en hun doldwaze moeder met pretlichtjes in d'ogen hadden gezien
Maar moeders letten niet op die stuurse gezichten die ze passeren op zo'n heerlijke zomerse dag ze genieten enkel van hun schatten van kinderen en van hun kostbare klaterende lach
Neen, nooit vergeet ik die zo mooie marktdag ik viel toen, voor 't eerst, ineens uit m'n rol 't Ging me niet aan wat al d'anderen van ons dachten zij keken zuur maar wij hadden ongelooflijk veel lol!
Robuust en in al m'n glorie doorklief ik de mistige nevellucht. even statig als de hoogste toren sla ik voor niemand nog op de vlucht
Geruisloos incasseer ik regenvlagen en zware stormwinden keer op keer, zonder ooit ook nog te buigen hou ik feilloos stand, zonder meer
Jij kan blazen, bleren, blaten, jij schopt overal wild om je heen jij kan jennen, tergen en verraden, en voelt je dan eenzaam en alleen
Ach, jij met je kop vol muizenissen en je gezanik tegen ieder die je ziet, wees niet zo 'n klein en zielig mensje, hou op en doe jezelf niet zo'n verdriet
Stop je pessimisme waar je 't steken wil maar trek de deur zachtjes achter je dicht want ik geniet er van om eens te pronken als een statige toren, in volle zonnelicht!
Luister naar 't getinkel van de klokken hoor dat zilveren gekling ze voorspellen heel veel vreugde klingel, klangel, tingeling Luister naar die honigzoete tonen van het witte bruiloftsfeest een nieuw begin dat ze voorspellen dra naakt de geboortegeest Tjingel, tjangel al die bellen klanken zwellen luider aan zingen, swingen, lachen, dwingen en laten je in extase gaan Hoor die klokken, bronzen klanken 't naderend einde van de tijd huilen om een naderend einde wenen om een verloren strijd Hoor de angst van donderklokken dreigt de oorlog, proef de dood ze braken op de pas gedolven graven krakende barsten, de hoogste nood Hoor ze rollen, hollen, tollen, schreeuwen, kronkelende pijn hoor ze smeken; hoor ze breken M'n God, dit moet het einde zijn
Hef je hoofd mijn lieve jongen hef alsjeblieft je fiere hoofd neen jouw lied is niet uitgezongen je bent enkel wat verdoofd
Veeg weg die tranen op je wangen schreeuw gerust de longen uit je lijf ook al namen ze je gevangen weet dat ik naast je zijde blijf
Ze zullen je bespotten en verachten ze zullen je vernederen keer op keer maar jij blijft steeds in mijn gedachten ook al bestaat voor jou geen morgen meer
Hef toch je hoofd mijn lieve jongen recht fier je schouders en je rug ook al heb je ons samenzijn nu verdrongen ooit zien wij mekaar terug!
Ik laat je vrij ... (uit dankbare herinnering schreef ik lang geleden deze tekst)
Is de hemel niet meer zo blauw of het gras wat minder groen? Vliegen de duiven niet meer zo hoog of schijnt de zon wat minder warm ? Niets lijkt nog hetzelfde nu jij verder trok! Jij nam een beetje mee van elk van ons op de lange, stofferige weg naar de horizon. Ginder wuift de vrede, lacht de rust jou toe. Je bent moe en vitaal; verdrietig en blij; je bent eenzaam en onder vrienden. Maar de weg is lang, de tocht is eindeloos en de nacht is donker. Doch als je van iemand houdt, als je liefhebt als geen ander, als je hart vervult is van tedere gevoelens, kan niets of niemand je tegenhouden. Kom, ik reik je de hand en draag je verder over de wolken naar de einder, naar dromenland. Het mulle, witte zand is er als van zuiver kristal. De bomen zijn als smaragden obstakels en de waterbron lijkt gemaakt van zilveren vreugdentranen. Geruisloze vrede; hevige vrede; dankbare vrede ... eindelijk vrede! Teder en zacht strijgen de aan te raken dromen ten hemel op. Lijkt de hemel iets minder blauw of wordt het gras heel donker groen ? De duiven vliegen hoger nog door het hemelspan en de zon dreigt neer te vallen. Hoop, mijn vriend, geloof en blijf in liefde geborgen! Sluimer zacht als in de moederschoot ... Ik heb je lief en zal je sussen als je verdrietig word. Ik zal je troosten als tranen je ogen vullen en ik zal je strelen als je hoofd niet meer zo fier opgeheven blijven kan. Ik zal je voeden als de honger aan je knaagt en ik zal met je bidden als de weg naar die verre einder steeds maar langer wordt. Je dromen zal ik vangen in mijn beide handen en strooien voor je voeten uit zodat je de blaren van vermoeidheid niet meer voelt. Ik zal je ogen zijn in het donker en je schouders als je niets meer torsen kan. Ik zal je leiden naar de vrede want je lijkt nu toch zo verschrikkelijk bang. De hemel wordt alsmaar grauwer en het groene gras lijkt zelfs een beetje dor. De duiven werpen zich te pletter en jij wordt van je tocht zo moe ... Maar ginder aan de verre, donkere einder daar straalt ineens een felle zon ... Een zon die alles doet zinderen van vrede; een zon die alles overwon! Kom, ik zal je dragen over de wolken en ik geef je mijn héle hart. Want vanaf nu zal jij me voor gevaar behoeden en als de pijn en smart mijn leven gaan beheersen, dan zal jij naast me staan en zacht je hand op m'n schouder laten rusten. En als mijn dromen zouden breken op muren van afgunst en onverschilligheid, dan zul jij nog altijd voor mij blijven verder zorgen en mijn ogen sluiten voor bitterheid. Mijn vriend, mijn liefste, mijn hele leven ... ik zal je missen op je lange, eenzame maar oh-zo vreedzame tocht; de tocht die je eindelijk alles zal geven; de tocht die je laatste wordt.
Ik luister naar de wind die ruisend door de bomen gaat en 't lijkt net of deze klank uit een mooie melodie bestaat woorden nestelen zich in m'n hoofd vormen ritmische zinnen toch kan in feite enkel de wind zelf zijn eigen lied beginnen
Je hoort in z'n gezang een symfonie van duizenden akkoorden vermoedelijk waren er voor mij zovelen die ook ditzelfde hoorden toch kan ik niet vatten wat er zich in zijn klanken echt verschuilt soms lijkt het net of hij zucht of fluistert of lacht of zachtjes huilt
...
Maar evenzeer als hij menigmaal het hoge gras wil aaien kan hij ontaarden in een tomeloze woede en is hij niet te paaien hij rolt en buldert en huilt en tiert in een niets ontziend geweld en op die momenten lijkt het wel of ons laatste uur is geteld
Boven de zee blaast hij vervaarlijke golven als waren het hele hoge bergen en hij schept er plezier in om hele stoere zeelui gewoon gek te tergen hij splijt dikke bomen tot lucifers katapulteert huizen gewoon tot gruis en onder zijn laaiende toorn vergaan er schepen met man en muis
...
Maar even snel als hij zijn verderf over de aarde laat donderen herpakt hij zich en kan ik me weer over zijn lieflijkheid verwonderen als neuriet er een zoetgevooisde stem over de platgewalste velden en pronken er aan de einder scheef geblazen eiken als 'ware' helden
Op dit moment lig ik echter stil te luisteren naar een fluisterende wind die als een minnestreel betoverende woorden met zijn klank verbindt terwijl ik ademloos luister wil ik gewoonweg een beetje dromen over al de dingen die ik al weet maar ook over wat er nog gaat komen
...
Slaap overvalt me in mijn bed terwijl ik luister naar mijn eigen zwijgen vermoeidheid doet me naar de wijde armen van Morpheus neigen ik verzink in een diepe slaap terwijl de nacht me in zijn armen sluit en buiten fluistert de zachte wind weer zijn romantisch mooi geluid
Als de dageraad haar frele licht over de weiden spreidt en de morgenkilte het gras beparelt met wat dauw als de eerste auto de slapende straten binnenrijdt dan nestel ik me nog even dicht naast jou
Als de middagzon haar glinsters door de hemel schiet en de schaduw van een boom een beetje koelte geeft als 't gefluit van een vogel overgaat in een lentelied dan voel ik dat m'n hele lijf van pure liefde beeft
Als het duister 's avonds zachtjes langs de huizen streelt en de nacht eindelijk rust geeft aan dit jachtige leven als de stilte mijn eigen wereld schoorvoetend binnentreedt dan wil ik je weer mijn allesomvattende warmte geven
Noem mij misschien té sentimenteel, té onvolwassen noem mij gerust 'zeemzoeterig', als je dat wil maar geloof me : moesten ze jou bij mij verkassen dan word ik gewoonweg heel erg stil
Wit en onbezoedeld geen enkel voetspoor heeft je maagdelijkheid al aangetast en in de koude van je schoonheid adem ik in wolkjespracht
Hunkerend naar vervlogen jaren glijdt mijn jeugd opnieuw voorbij zoevend over gladde spiegelbanen in mijn warme wolligheid glunder ik als een kind zo blij
Mijn hersenen smeden snode plannen ongenaakbaar als een koningskind nog onberoerd door het leven al zullen dromen weldra spatten als het eerste mensenspoor begint
Als morgen mijn stem dood is en mijn hersenen weigeren alle dienst omdat mijn piekeren te veel vereiste dan klopt mijn hart nog wel dit lied de noten zingen mijn gevoelens melancholiedronken van vervulde hoop stuwen bloed in iedere porie fluisteren telkens luider in mijn oor glimlach als de zon haar goud beveelt en koester de zilv'ren draden van de maan neurie over de spiegelende zee als de sterren duizenden flikkeringen slaan ril bij het horen van de gure noordenwind en verwarm je aan de knuffels van de nacht overstijg de pijn die je stem gebroken heeft en vecht tegen beter weten in tot de fluwelen nacht ontrafelt in herinnering van de mijmeringen van je geest want ooit zal ik begrijpen dit leven is ook voor anderen niet vergeefs geweest.
Echt, ik wil wel die kerstengel zijn die klapwiekt met vleugels van ongerept zijdezacht dons die zich nooit eens verslikt in een toonladder vol valse noten van haar-overeind-komend klaroenengeschal die geen last heeft van de gouden glans van zijn strak aureooltje of van het gesjok langs stinkende straten op zoek naar die mensen verlaten door nu eens iedereen maar hoe zou ik mezelf dan nog kunnen bezien in de spiegel als ik nooit heb geleerd dat er ècht hier vanbinnen een warmte moet zijn die ervoor zorgt dat mijn handen kunnen strelen en verdriet kunnen helen die lacht en die grapt en als het moet heel erg zacht zegt dat ik gewoon maar een vriend voor jou wil zijn.
Strijkend over al die rimpels, licht gebeiteld mijn huid, plooiend om de lippen kronkelig mij om d'ogen sluit, schuchter, vrank en vrij gevlochten om de gulle schaterlach en pijn frivool en naarstig, soms vervloekend als je 'veroudering' ziet als venijn.
Maar camouflage door wat plamuursel, vederlicht, maar soms ook klieder-hard iedere groef kent zijn geheimen maar maakt mijn gezicht ook zo apart. soms wat slikken, soms wat zeuren, soms ook klaag ik steen en been, maar moest ik ze allemaal voorgoed kwijt zijn, 'k zou ze missen één voor één.
Maar in mijn brein wil ik wel geen muizinissen, 'k wil geen gepieker of doemdenkerij, 'k swing ze de pan uit al die vervlogen jaren want ze gingen veel te vlug voorbij. 'k vlecht wel verder aan de komende kraaienpootjes en verweef ze tot een maskertje van puur graniet maar mijn jeugdigheid wil ik wel blijven behouden want anders doe ik zoveel kijklustigen te veel verdriet.
'Feilloos'! Mijn zelfgemaakte gerecht, waar scampi's de hoofdtoon aangeven, is gewoonweg uitgevonden om feilloos te zijn! Kan ik het helpen dat het m'n gasten misschien niet zo bevalt! Oh, jazeker ... dat kan ik helpen, inderdaad! Ik had vanmorgen maar niet zo uit m'n bed moeten proberen te springen als een overjaarse tiener om me vervolgens in ijltempo naar de badkamer te haasten. Vervolgens had ik daar dan niet de één of de andere pirouette moeten uitvoeren, als een ijsschaatster die wil gekwalificeerd te worden voor d'Olympische Spelen, toen ik kwam aangesjeesd op de gladde badkamervloer. Zo had ik bijgevolg deze middag ook niet hoeven te sakkeren omdat er nog allerhande inkopen dienden gedaan te worden voor mijn 5 gangen-avondmenu en waar ik daartoe op dat ogenblik niet meer de mogelijkheid zag. Ik ga jullie nu niet alle redenen opsommen waarom ik het me niet kan permitteren deze snelheid aan te wenden, vooral niet tijdens de ochtendshift in de badkamer. Als ik hieraan zou beginnen, dan was ik morgen nog bezig. Feit is dat ik het zo rond een uur of drie vanmiddag echt niet meer zag zitten. Zowat alles wat er ook maar in een mensenlichaam vastzit of rondzwalpt was half naar de knoppen en deed verdomd pijn. Ik vergeet immers zo af en toe nog wel eens dat m'n lichaam immers maar aankan wat het wenst aan te kunnen en niet wat ik er nog steeds van verlang. Toch kan ik het niet nalaten om nog steeds van die leuke invallen te krijgen. Ik hou namelijk erg van gezelligheid en van koken. Mensen houden er over 't algemeen ook wel van als ik zo af en toe eens uit de bol ga en wat gasten uitnodig op een etentje. De meesten gaan hier trouwens graag op in en meestal lukt het ook wel om hen aangenaam te verrassen. Maar met een lichaam dat al betere dagen heeft gekend dan vandaag is het moeilijk om, zonder hulp van 't één of ander gezinslid dat wel ergens in de buurt rondhangt, de uitverkoren delicatessenzaken te gaan verkennen en alle voorbereidingen te treffen. Maar, geen nood! Tijd brengt raad en ... in de diepvriezer zit er toch altijd wel iets dat in één handomdraai te verwezelijken is tot een gerecht om duimen en vingers van af te likken. Dus ik duik me daar in mijn koele schatkist, proportioneer wat verse groenten tot een fijn gesneden geheel, tover wat met kruiden, room en andere proefwaardigheden, en net wanneer mijn gasten arriveren, presenteer ik hen een gerecht, waar menige televisiekok me dringend het recept van zou willen ontfutselen. Ik kan bijna geen stap meer verzetten op dat uur, maar de tafel pronkt dat het een lieve lust is en hongerige magen lusten nu éénmaal alles; dus wat kan er nu dan nog mislopen ? Glazen worden gevuld met heerlijke wijn en het aroma van mijn-vele-gangen-menu doet iedereen watertanden. Succes verzekerd! Kan ik het dan ook helpen dat enkele van mijn gasten in 't geheel niet kunnen genieten van visschotels in het algemeen en van scampi's in het bijzonder! Moest het nog zo geweest zijn dat ik, bij al dat gejongeleer met kruiden, niet té rijkelijk had gestrooid, dan had men me misschien enkel maar wat meewarig aangekeken. Maar om te beginnen had ik ook al de scampi's niet genoeg had laten garen en als afsluiter was ik er vervolgens bovendien ook nog in geslaagd het nagerecht té erg te zoeten. Nu zullen m'n gasten deze bijeenkomst zeker niet notereren als een 'feilloos diner bij kaarslicht en ultieme gezelligheid' vermoed ik. Integendeel, ik heb op dit ogenblik meer het gevoel dat ik er niet erg in geslaagd ben om mijn kunsten te laten optekenen in de analen van de kookkunst met een grote letter 'K'. Ineens begint het me echter op te vallen dat m'n gezelschap er blijkbaar toch niet al te zwaar aan tilt. Ik beeld het me maar in misschien, maar ik kan me toch ook niet van de indruk ontdoen dat mijn vrienden toch eigenlijk niet zo héél erg misnoegd lijken ? Komt het door de lekkere wijn die erbij hoort, is het de heerlijke koffie of thee mèt of zonder ? Hangt het misschien nog meer af van mijn allesovertreffende aangename gezelschap. Maakt dit alles dan misschien wel veel goed! Wie zal het zeggen ? Maar intussen is er zo iets ontstaan wat men 'een gezellige sfeer aan de dis' zou kunnen noemen. Feit is dat mijn eetpartners immers na al die jaren ook al heel wat gewoon zijn vermoed ik. Op de één of andere manier slaag ik er altijd toch wel weer in om de mensen te verrassen als ze mogen komen eten! Of dit vandaag de juiste manier was, valt nog wel af te wachten! Maar, we trekken gewoon nog een flesje open, en geloof me ... morgen herinneren ze zich hier niet al te veel meer van! Maar of ik het met niet meer zal herinneren ... dat is nog maar de vraag, want mijn voet begint nu toch wel serieus te lijden aan 'blauwzucht'!
Als de wind komt uit het noorden schreeuwen getormenteerde zielen radeloos en in het bonzen van zijn slapen voelt hij het water hevig klotsen huiverend zuigt hij kracht uit deze oerbron en wordt geleidelijk heel wat minder boos
Hij hoort wel honderd paarden bronstig hinniken steigerend in tomeloze vaart de zee schuimt woest veel witte koppen de hoge golven klauwen dreigend ontzag maakt zich volledig van hem meester en ineens voelt hij zich heel wat minder groot
Ragfijn besuiker jij het schaduwspel van gras en 't wuivend riet om flinterdun in 't bevend licht een meesterwerk te toveren verbouwereerd kijk ik ernaar om die draden, zilverwit ademloos om hun trillende fragiliteit te bewonderen.
Eventjes getoetst door wat morgendauw bezoedel ik dit alles met mijn handen nu kleverig gevuld met jouw verhaal dat jij verzon door vanaf die tak over de zitbank en dat trillend schommelding heel gracieus een kunstig web te spinnen tot ik mezelf in jouw huisje binnenliet om me, met m'n ogen dicht, hierover te verwonderen.
Het donst en het vliegt en het tuimelt gul in 't wevende zonlicht naar benee het ruist en het suist en flierefladdert snel het wemelt en dartelt tevree.
Plots stijgt het en neigt het naar 't hemelspan dat blauw knipoogt naar 't malsgroene dal het friemelt en wiebelt heel guitig en fel en frivoliseert als een stuiterende bal.
Dansend omkranst het mijn zweverig gevoel en kust me liefelijk brutaal op mijn mond het fleemt en het neemt mijn verwondering op lief veertje als ik kon draaide ik nu met jou in het rond.
Blote tenen in het zand ruisen betoverende klanken van het water dat een blauwe salsa danst en het zwoele ritme schuift het gele zand uiteen tot de vloed komt aangerold plots het schuim dit timbre breekt van mijn opgezweepte zinnen en me laten exploderen in een oeverloze apotheose van ongekend geluk
Uit de herinneringen van mijn leven puur ik de broodnodige kracht koesterend, om de spinsels van gedachten waardoor ik mezelf soms zou verachten in tergend snelle dagen en eindeloze nachten toch nog wat energie te kunnen geven.
Ik proef de wrange smaak van 't heden dat bitterzoet en vaalrood sijpelt in de wonden van mijn slopende lijf en weet niet waar ik met m'n tranen blijf als ik die verzengende vermoeidheid binnenrijf omdat ik te vaak faalde in 't verleden.
Uit pure onmacht geef ik een luide gil die ijzig snijdt door merg en been en ik voel dat ik naar mijn verdomde adem snak omdat die indringer weer eens binnenbrak die mij doet voortbewegen als een hinkende slak en mij maakte tot iemand die ik niet wil zijn.
Noten begeesteren mijn brein gevoelens borrelen langzaam op ik laat me drijven op de akoestiek in een expressie van gevoel een ongekende zweverigheid leidt mijn broosheid naar de top.
Ik voel de strelende fluisterwind tokkelkracht streelt melancholie ik lééf dit virtuoze klankenspel voel de zachte rukjes aan de snaren fragiel die magische aaibaarheid ontlading in versmolten harmonie.
Noten begeesteren mijn volle brein brengen zoveel bij mij teweeg een stille traan beroert mijn wang emoties kroppen plots mijn keel ziltheid bedekt nu mijn gezicht mijn god, wat voel ik me leeg.
Sta stil bij de goede dingen in je leven, waarvan ieder er vele van heeft; niet bij de tegenslagen uit het verleden waarvan iedereen er maar enkele heeft. Charles Dickens