de tijd die niet stil wilde staan sprak een man aan nog op wandel man ja zei de man , dat doe ik elke dag in zo een warmte , in de volle zon ja zei de man , dat geeft mij een goed gevoel dat houdt mij jong en fit
de tijd keek verwonderd de man aan hij kon dit maar niet geloven zo iemand te ontmoeten maar , hoe oud ben je man , vroeg de tijd heel oud zei de man , heel oud ik hou van mijn leven mijn pleziertjes , zijn alleen van mij
maar man toch zei de tijd ge gaat tijd te kort komen ge gaat plots stil vallen ik zei de man , nooit of nooit gij tijd gaat mij nooit inhalen ook al wil niet blijven staan ik ben hier op tijd gekomen ik zal hier op tijd vertrekken
de man wandelde verder hij zong een vrolijk deuntje stapte de vrije natuur tegemoet stak de hand in de hoogte en wuifde de tijd terug naar de plek waar hij kon verder tikken beiden hadden veel gemeen vooral zij wilden niet blijven staan