een huis als een kasteel tussen groene weiden en dikke bossen een kleine heuvel een bed van bloemen een kronkelend beekje het geluid van vogels runderen die roepen een paard een ezel een schaap een geit de wind die de stilte geluid geeft hier is er groene geschiedenis
maar toch hier niet ver van daan hoor ik vele vreemde geluiden de blauwe lucht krijgt een grijze baard zie je een zon met bruine wangen hoor je toeterende auto's enorm veel lawaai is de reuk van de bossen verdwenen het zijn nu rechte asfaltwegen een beetje meer naar links rook van fabrieken het geluid van een trein hier boven mij een vliegtuig met witte strepen en in de verte luide muziek
hier hoor ik en zie ik alles ik wilde anders gaan leven voor de stilte was ik gekomen ik droomde van een hemel op aarde een landerij waar ik kon vertoeven ik woon hier al vele jaren heb veel kunnen ervaren mijn wens was te groot wanneer ik mijn ogen sluit kan ik nog luisteren naar de natuur wanneer ik recht voor me kijk dan lukt het even van uit mijn balcon had ik een stille wens van een buitenmens
de tijd die niet stil wilde staan sprak een man aan nog op wandel man ja zei de man , dat doe ik elke dag in zo een warmte , in de volle zon ja zei de man , dat geeft mij een goed gevoel dat houdt mij jong en fit
de tijd keek verwonderd de man aan hij kon dit maar niet geloven zo iemand te ontmoeten maar , hoe oud ben je man , vroeg de tijd heel oud zei de man , heel oud ik hou van mijn leven mijn pleziertjes , zijn alleen van mij
maar man toch zei de tijd ge gaat tijd te kort komen ge gaat plots stil vallen ik zei de man , nooit of nooit gij tijd gaat mij nooit inhalen ook al wil niet blijven staan ik ben hier op tijd gekomen ik zal hier op tijd vertrekken
de man wandelde verder hij zong een vrolijk deuntje stapte de vrije natuur tegemoet stak de hand in de hoogte en wuifde de tijd terug naar de plek waar hij kon verder tikken beiden hadden veel gemeen vooral zij wilden niet blijven staan
het was koud , de sneeuw lag heel dik een mens liep verloren hij wist niet waar naartoe hij had honger , hij had zorgen hij stapte altijd maar verder in het donker , nu op een smalle weg waar alleen struiken woonden hij had het koud , zijn handen deden pijn zijn weinige kleren , waren vuil en oud
deze man was bang , hij kon alles horen hij moest een plaats zoeken , om te kunnen slapen uit de koude wind en een beetje warmte hij keek naar boven en vroeg om wat hulp opeens zag hij een ster , haar licht raakte de grond hij zag een heel klein huisje , met een strooien dak het was nog ver , er kwam rook uit de schouw hij voelde al de warmte , daar kon hij overnachten de geur van lekker eten , kwam hem tegemoet
hij stapte nu wat vlugger die ster had hem de weg gewezen hij stond nu voor de deur ,van het huisje de ster verdween , het kwam nu helemaal donker hij opende de deur , met een krakend geluid binnen was het warm, heel stil en donker toen de mens een stap binnen zette begonnen vele kaarsen te branden er stond één tafel en één stoel
de mens ging op de stoel zitten de tafel die nog leeg was bedekte zich , met allemaal lekkere dingen de mens had veel rondgelopen hij had angst - honger en koude moeten doorstaan hij gaf het niet op , hij bleef verder doorgaan hij geloofde in zijn lot , in zijn toekomst een god , heeft zijn ster gezonden deze mens beloond , omdat hij geloofde dat het morgen , beter kan zijn