VAN A TOT Z
Wij werden allemaal ooit geboren
Toen hadden wij nog niets verloren
Het ware leven moest nog komen
Maar dan kon men nog niet dromen
Het kind groeit zonder het te willen
De tijd van kak en pis aan de billen
Een kindje spreekt dan nog amper
Het leeft in die vieze, vuile pamper
Na drie jaar is het kind een peuter
Drie jaar schooltje en het is een kleuter
Op de leeftijd van zes naar de grote school
En pas dan raakt een kind op de dool
Het kind wordt groter en leert lezen
Wat zouden die vreemde tekens wezen?
Letters en cijfers worden aangeleerd
Met negen heeft het kind dat dan verteerd
Het kind kan nu lezen,schrijven en rekenen
Begrijpt nog niet wat dat heeft te betekenen
Na het zede jaar volgt het middelbaar
En wat men daar vertelt, lijkt allemaal waar
Na de humaniora is het kind nog niet volleerd
In het hoger onderwijs wordt het geïndoctrineerd
Het kind is jongvolwassen en nog steeds naïef
Er is alleen studeren, drinken en een eerste lief
En dan, dan pas vangt het echte leven aan
Daarin moet men echt zijn mannetje kunnen staan
De vrienden van vroeger worden concurrenten
Dan vecht men voor een carrière en voor de centen
Het beroepsmatig leven duur zowat veertig jaren
Een lange tijd om hebben en goed te vergaren
De eigen kinderen worden groot en zijn verwend
Zò een leven hebben de ouders nooit gekend
De kinderen zijn uit huis en de ouders met pensioen
Die oude rakkers weten niet meer wat te doen
De jonge ouders brengen dan maar hun kinderen
Omdat die kleine etters hun carrière hinderen
Tja, als men nadenkt over de zin van het leven
Dan duurt dat diepe denkproces wel even
Soms voelt een oude mens zich wat verloren
En soms denkt hij:Was ik maar nooit geboren!
En dan ontleedt die oude mens zijn dagen
Om zeven s morgens begint het al te dagen
Hij komt uit zijn bed omdat hij niet kan slapen
Hij strompelt naar beneden en begint te gapen
Om acht heeft hij gegeten en gaat zich wassen
En bij het stromend water moet hij plots gaan plassen
Tanden poetsen en het schaarse haar verzorgen
Hij ziet zijn kat en zegt domweg :Goede morgen
Het is al negen, maar wat gaat die mens nu doen ?
Hij kan toch moeilijk blijven zitten tot de noen
De krant zit in de bus en hij gaat ze halen
Maar van wat hij leest moet hij alleen maar balen
De middag nadert en dan moet men toch iets eten
Wat hij gistermiddag at, is hij al lang vergeten
Het liefst heeft hij gewone, dagelijkse kost
Hij merkt het niet, maar heeft zijn soep gemorst
Na het eten doet hij dan een lange middagslaap
Om vier uur wordt hij wakker met een luide gaap
De stakkerd staat op en gaat eens naar buiten
Hij groet zijn kat en hoort de vogeltjes fluiten
Hij rookt een sigaret op het onbewoond terras
Kijkt voor zich uit en denkt hoe het vroeger was
Maar vroeger is voorbij; er is nog het hier en het heden
Hij denkt aan al dezen die al lang zijn overleden
Het is nu zeven uur en tijd voor de televisie
Hij luistert naar de anderen hun lege visie
Het nieuws is gedaan en hij voelt zich een beetje stram
Om de tijd te verdrijven, smeert hij zich een boterham
Om acht uur beginnen op TV de onnozele programmas
Dwaze verhalen van onwerkelijke menselijke dramas
Hij ergert zich aan al die dagelijkse flauwe kul
Hij is kwaad op zichzelf en vindt zich maar een lul
Ha ! Eindelijk tien uur, nu kan hij eindelijk slapen
En morgen begint weer met opstaan en diep gapen
Voor morgen maakt hij nieuwe- en leuke plannen
En ja hoor, s morgens heeft hij zijn droeve gedachten verbannen
Een nieuwe dag is nu begonnen
Vandaag zal hij eens lekker zonnen
Ach, het leven is eigenlijk heel fijn
Blij dat wij er nu nog mogen zijn
De koffie is van goede kwaliteit
Dat smaakt lekker bij het ontbijt
Geroosterd brood en suikervrije confituur
Dat is gezond en helemaal niet duur
Na het ontbijt wordt de krant gelezen
Die fijne berichten mogen er echt wel wezen
In de wereld beurt er kwaad, maar ook goed
En in on landje is er goed in overvloed
Wij hebben eten, drinken en wonen droog
Wie het anders zegde, wel
.die loog
Al vijftig jaar hebben wij het goed gehad
Maar het is waar, wij zitten op een leeglopend vat
Vooruit, een stortbad en de tanden poetsen
Want wij willen ons conditie niet verwoesten
Allen staan wij op onze persoonlijke hygiëne
Wij kuisen het hoofd, het lichaam en de tenen
De man vraagt zich nu af wat hij nu kan doen
De dag kan niet stuk, hij ontving zopas zijn pensioen
Hij heeft geen zorgen en die pijnscheut:Weg ermee !
Nu gaat hij een kaartje leggen in zijn stamcafé
Dit is strofe zesentwintig en hier stopt het verhaal
Wij beginnen bij A, stoppen bij Z, dat is de moraal
Ach ja, wij hebben allen goede en minder goede dagen
Met wat optimisme is ons leventje best te dragen
JEFKEN 20.08.2012
20-08-2012, 10:40 geschreven door jefken03
|