Granada is buitengewoon mooi en klimatologisch zeer gunstig gelegen aan de voet van de Sierra Nevada, die meestal met sneeuw is bedekt. De stad ligt op enkele heuvels, de Cerro del Sol met het Alhambra en de Albaicín, gescheiden door het riviertje de Darro, dat uitmondt in de Genil, de rivier die de Vega van Granada van water voorziet. Deze zeer vruchtbare vlakte werd reeds door de Moren voorzien van een ingenieus irrigatiesysteem. De stad bezit een universiteit, is zetel van een aartsbisdom en hoofdstad van de gelijknamige provincie. Hoewel Granada (granaatappel) reeds ver voor het begin van onze jaartelling bestond, weliswaar als klein dorp en onder andere namen, dankt het zijn bloei aan de komst van de Moren (Syrische Arabieren in tegenstelling tot later de Noordafrikaanse berbers) in 711. Hun eerste nederzetting ontstond op de Albaicín. Na de val van Córdoba werd Granada in 1031 een zelfstandig koninkrijk onder de dynastie der Ziriten, die door vele andere werd gevolgd: de Almoraviden vanaf 1090, de Almohaden vanaf 1148 en de Nasriden na 1241. De stad groeide voortdurend en zou ongeveer een half miljoen inwoners hebben geteld; naast de handel bloeiden ook de kunsten; de bekendste en beste Moorse kunstenaars kwamen naar Granada. Mede door onderlinge strijd kwam het verval en op 2 januari 1492 overhandigde Boabdil, de laatste Moorse heerser, de sleutels van de stad aan Ferdinand van Aragón, waarmee het laatste restje van de eens zo machtige Moorse heerschappij, die 781 jaar had geduurd, uit Spanje en daarmee uit Europa verdween. Op weg naar Motril wierp Boabdil nog éénmaal een blik op zijn geliefde Granada en nog heet dit punt ‘Suspiro del Moro’. De achtergebleven Moren trokken zich terug in de wijk Albaicín en kwamen in 1569 nog tot een opstand, die echter bloedig werd onderdrukt. Granada bleef nu een Christelijk bolwerk, waar vele Spaanse koningen resideerden. Tijdens de renaissance kwam er een nieuwe opbloei, daarna een verval, en eerst de laatste decennia kwam er nieuwe welvaart, dankzij de modernisering van de bevloeiingswerken. Tal van bekende personen uit de Spaanse kunst- en literatuurhistorie zijn in Granada geboren. Daarvan heeft vooral de dichter en dramaturg Federico Garcia Lorca (1895 - 1936) tot ver over de grenzen van Spanje naam gemaakt. Als iemand aan Granada denkt, gaan zijn gedachten als vanzelf uit naar het Alhambra. het belangrijkste bouwwerk uit de Moorse tijd. De mooiste onderdelen daarvan zijn: het Alcázar (Palacio Arabe, waartoe o.a. de wereldberoemde Leeuwenhof behoort), het paleis van Karel V, de Alameda de Alhambra (Alhambrapark) en de torens van de oostelijke ommuring. Op de tweede plaats komt het Generalife met zijn schitterende tuinen. Voorts: de Capilla Real, de kathedraal, de karakteristieke wijk Albaicín (niet verzuimen hier te genieten van het magnifieke uitzicht vanaf het terras voor de San Nicolas-kerk), de Sacromonte, het Hospital San Juan de Dios, de Cartuja, het klooster San Jerónimo, het Casa de los Tiros en het Casa de Castril. Bijzonder de moeite waard is voorts een autotocht naar de Pic(ach)o de Veleta in de Sierra.
11-05-2005, 19:08 geschreven door joost
|