Kleur is de kwaliteit van het licht. In de impressionistische zienswijze bestaat er geen traditionele clair-obscur* als spanning tussen licht en donker, maar komt alles tevoorschijn uit een eeuwig licht. Schaduwpartijen behoren niet langer meer tot het obscur , maar zijn ook clair, als het oog maar gevoelig genoeg is om zelfs in de donkerste partijen nog kleur van elkaar te onderscheiden. Daarom werken impressionistische schilders met een licht palet en is zwart uit den boze.
Hoe kun je een moment vastleggen, dat als een vuurwerk van kleuren uiteenspat? Dat is het probleem van het impressionisme. Vanuit de zienswijze dat al het zichtbare een vluchtig spel van licht is, waarin de kleuren leven, ontwikkelden de impressionisten een unieke werkwijze, een soort schildersteno waarin ze snel de veranderlijke werkelijkheid probeerden te vangen in losse toetsen.
De impressionistische blik hecht zich niet aan het detail, maar aan een bepaalde lichtval. Deze probeert door te dringen in de atmosfeervan het beeld.Het beeld ontstaat vanuit de kleur, en in het schilderij zijn de bouwstenen van het beeld de losse toetsen of taches* die over het witte doek wemelen als fotonen in de ether. Hier ligt natuurlijk altijd het gevaar van vormloosheid op de loer, maar als de onderlinge samenhang van losse toetsen goed is, blijft de vorm bewaakt en kan het beeld niet uit elkaar vallen.
Impressionisten blijven trouw aan de zichtbare werkelijkheid. Hun zienswijze en werkwijze heeft een hoge graad van abstractie, maar nooit zullen ze de band met de concrete werkelijkheid doorsnijden. De vorm verwatert op zekere hoogte maar blijft altijd herkenbaar. In de abstracte schilderkunst wordt de herkenbare wereld wel verlaten en zoekt men naar die hogere werkelijkheid die de vertrouwde werkelijkheid overstijgt. Het impressionisme maakt deze sprong niet en houdt vast aan het alledaagse, omdat het ervan overtuigd is dat juist in het alledaagse die hogere werkelijkheid te vinden is
De impressionisten schilderden de wereld – de wereld direct om hen heen, de moderne wereld – zoals zij deze zagen, dat wil zeggen realistisch, naturalistisch en zelfs illusionistisch. Hun leer van realisme spoorde hen aan om direct naar het onderwerp te schilderen – en als dit zich in de open lucht bevond, dan schilderden zij buiten. Deze concentratie op het zichtbare openbaarde hun een optische wereld, die bestond uit ontelbare kleurfragmenten, waarin niet noodzakelijkerwijze afzonderlijke, driedimensionale vormen voorkwamen Met de ontwikkeling van de optische wetenschappen, die net als veel andere wetenschappen toen hun huidige vorm kregen, kwam men erachter dat het hele kleurscala gebaseerd is op een paar basiskleuren, rood, blauw en geel. En men kwam erachter dat het oog deze kleuren mengt tot de kleurnuances die wij zien. Dit was het uitgangspunt van de impressionisten. Ze zetten deze elementaire kleuren door middel van kleine streepjes naast elkaar. Het oog mengt de kleuren vervolgens. Dit proces heet Optische Vermenging. Het werkt eigenlijk net als wanneer je leest en je automatisch een weggevallen letter aanvult.
Materiaal en techniek
Palet Monet: Wit, Cadmium geel, red cinnabar, carmine red, cobalt blue emerald green.
Techniek Monet: Schilderde meerdere dikke lagen over elkaar (zelden nat-in-nat). Toets na toets, die elkaar gedeeltelijk overlappen, zodat de onderlaag gedeeltelijk zichtbaar blijft. Losse toetsen verspreid over het gehele beeld, maar wel vorm gericht. Aparte, niet gemengde, contrast rijke en gesturale borstelstreken, die gedeeltelijk bedoeld waren voor bijdrage aan de vibratie van het oppervlak. Creëerde een ruw vibrerend oppervlakte, dat constant verandert door licht reflecties. In sommige schilderijen wordt extra textuur aangebracht om de oppervlakte op het canvas hoger te maken. Behalve de borstelstreken is ook de kleur verantwoordelijk voor de optische vibraties. Gebruikte lichtdonker, warm koud en complementaire kleur contrasten. Voor kleurmodellering gebruikte hij geeloranje naar rood en violetblauw naar groen. De schaduw schilderde hij in de complementaire kleur van het object, dat de schaduw veroorzaakte.
Om het kleuren mengen en de algemene kleurschemaÂ’s , die beschikbaar zijn , te begrijpen moet men bekend zijn met het kleurenwiel. Er zijn verschillende kleurenwielen maar de meest gebruikte is het triad kleurenwiel. De twaalf kleuren zijn zo op de cirkel geplaatst, dat men gelijkzijde driehoeken kan vormen , die de primaire, secondaire en tertiaire kleuren voorstellen. Secondaire kleuren worden gevormd door gelijke hoeveelheden van 2 primaire kleuren te mengen. Tertiaire kleuren worden gevormd door een primaire en secondaire kleur in gelijke hoeveelheid te mengen. Kleuren die naast elkaar op het kleuren wiel liggen worden analoge kleuren genoemd, terwijl kleuren die tegen over elkaar liggen op het wiel complementaire kleuren zijn
Het gebruik van expressieve kleuren is niet voldoende; kleurenharmonie is essentieel.
De volgende schema’s helpen bij de keuze, welke kleuren het best het essentiële van een onderwerp weergeven. Stel de eigen kleur voorkeuren vast en beschouw de psychologie en de symbool waarde van de kleuren. Regels zijn er om gebroken te worden. Regels en principes zijn een goede start, maar ze beperken de creativiteit. Maar het tegengestelde is ook waar, zomaar kleuren kiezen, zonder schema, kan leiden tot een chaotische kleurenharmonie.
Primair kleurschema (Geel, Rood, Blauw)
Zorg ervoor dat een van de drie primaire kleuren als overheersende kleur fungeert
-Direct en energetisch
-Dramatisch weergave
Secondair kleurschema (Oranje, Groen, Violet)
Zorg ervoor dat een van de drie secondaire kleuren als overheersende kleur fungeert
Zorg ervoor dat een van de drie tertiaire kleuren als overheersende kleur fungeert
Analoog kleurschema
De term analoog betekent een familie van kleuren die verwant zijn en die naast elkaar op de kleurcirkel liggen.
-Als nauwe verwanten creëren de analoge kleuren automatisch een harmonie
-Start met de hoofdkleur van de familie, de kleur die overheersend wordt, en voeg eventueel de kleuren aan de zijde van de overheersend kleur op het kleurenwiel toe.
-Iedere kleur op het kleurenwiel met zijn nabije buren kan voor dit kleurschema gekozen worden
Complementairkleurschema (Bijvoorbeeld Groen en Rood)
Tegen over elkaar liggende kleuren op het kleurenwiel creëren een aantrekkelijk middel om een kleurharmonie tot stand te brengen.
-Een kleur komt tot leven als het direct naast zijn complement wordt geplaatst
-Contrasterende kleuren stimuleren het oog en de attentie van de beschouwer naar dat deel van het schilderij
-Ideaal om een sterk dominant punt in het schilderij te maken
-Zorg ervoor dat 1 van de twee kleuren weer als dominante kleur overheerst.
Laat 1 van de 4 kleuren overheersen en maak de andere ondergeschikt
Split Complementairkleurschema
(Bijvoorbeeld Geel en Oranje met Blauw violet)
Dit is een drie kleurschema;
1 kleur met 2 kleuren die onmiddellijk naast zijn complement liggen in plaats van het exacte complement
-Kies 1 van de drie kleuren als overheersende kleur
Monochroom kleurschema Bijvoorbeeld blauw
- Slecht 1 kleur met eventuele toevoeging van zwart of wit
Complementair kleurschema met disharmonie Bijvoorbeeld Blauw/Groen met Groen en Blauw, het complement Rood/Oranje en de disharmonie kleuren Geel/Oranje en Rood/Violet
-Kies eerst de kleur die als overheersend kleur gaat fungeren (bijvoorbeeld Blauw/groen) Het complement wordt dan Oranje/Rood.
-Trek een gelijkzijdige driehoek met de over heersende kleur op de kleurencirkel en vindt de disharmonie kleuren Geel/Oranje en Rood/Violet
-Dit schema bevat ook de analoge kleuren die direct naast de overheersende kleur liggen ( Groen en Blauw)
- Disharmonie zijn brilliantjes die het meest effectief zijn en een dramatische impact hebben als men ze nabij het centrale punt van het schilderij plaatst
Samen met een studiegenoot, bezocht ik op 3 december 2008 het Roger Raveel museum in Machelen-Zulte aan de Leie, met als doel een studie verslag te maken over Roger Raveel.
Het museum ligt midden in het dorp. Helaas was het centrum wegens werkzaamheden afgesloten en vonden we via een omleiding een parking aan de Leie nabij de kerk. Via een wandelpad, langs de begraafplaats rond de kerk en op aanwijzing van een bewoner vonden we de Gildestraat, waarin het museum gehuisvest is. Achteloos liepen we in deze straat voorbij het voormalige parochiehuis en de blinde zijgevel van het museum. Wat later bemerkten we de richtingwijzer voor het museum en keerden op onze passen terug. De ingang van het museum lag namelijk onopvallend aan de zijkant van het gebouw. Pas als we de tekst op de glazen ingangsdeur lazen, werd onze twijfel weggenomen.
Het Roger Raveel museum
Het gebouw is een ontwerp van Stephane Beel. Raveel zelf, geboren en getogen in Machelen, gaf advies, omdat Beel nog niet eerder een museum had ontworpen. Hij stuurde Beel naar het Kroller Muller museum (een gedroomde combinatie van kunst, natuur en architectuur en met een onwaarschijnlijk goede lichtinval) en bezocht met hem het Louisiana Museum of Modern Art in Denemarken. Daar heeft Raveel Beel naar schilderijen leren kijken, zodat hij bij het ontwerpen van een zaal of het tekenen van een raam een weerschijn kon vermijden. Met massale opkomst is het museum in 1999 geopend.
Het complex bestaat uit sobere, moderne, kubusvormige gebouwen met hoogtes en laagtes en een oud parochiehuis. De interne ruimten hebben geen storende lichtinval, hebben witbeige geschilderde muren, middelgrijze vloeren en mat glazen systeemplafonds. De houten plafonds en vloeren in het oude parochiehuis werden behouden.
Museum met zijingang
Impressie van een ruimte met rustpunt
Tentoonstelling
Het museum huisvest de vaste tentoonstelling van Roger Raveel. Op het moment van ons bezoek is er ook een specifieke tentoonstelling van Ensor & Raveel, die van19 oktober 2008 tot en met 22 februari 2009 loopt
Publieksbemiddeling
Via de ingangsdeur komen we in de inkomsthal en worden daar “verwelkomd” door de zelfportretten van Ensor en Raveel en door de bediende aan de inkomstbalie. Een vriendelijke, behulpzame bediende, al staande achter zijn computer en tussen de, op de balie liggende boeken van Raveel en catalogi van de tentoonstelling, staat ons te woord. Als studenten betaalden we allereerst het toegangsticket van 3 euro. Andere tarieven luiden: volwassenen: 5, senioren en groepen 3 euro en kinderen tot en met 12 jaar gratis. Men kan er ook een geleid bezoek aanvragen voor Euro 62/gids.
De bediende helpt ons met het invullen van onze vragenlijst en te weten wat je waar kunt vinden in het museum en dit blijkt, achteraf gezien, nuttig te zijn geweest tijdens ons bezoek aan de tentoonstelling. Een goed onthaal, gastvrijheid en je welkom voelen is toch heel belangrijk.
Achter de balie bevindt zich een leesruimte met 2 TVÂ’s (met koptelefoon), waarop de volgende films te zien zijn, namelijk een fictieve film over Ensor aan het strand in Oostende 1920 en een film over The Modern Procession van 2002 van Francis Allys.
Er is geen bezoekersgids of lokale computerinformatie, geen zaalteksten of audiogidsen, geen lezingen. Er is wel een korte handleiding en een persmededeling voor de Ensor & Raveel tentoonstelling, die beschrijft wat er te zien is, hoe het thematisch is opgebouwd en die de verwantschap van beide kunstenaars uitlegt. De aanwezigheid van audiogidsen had extra leerrijk kunnen zijn.
De vaste tentoonstelling van Raveel is chronologisch opgebouwd en de werken van Ensor & Raveel thematisch. Er hangen labels bij de kunstwerken met hierop de titel, het jaargetal en de naam van de eigenaar, echter het materiaal en afmetingen kan men enkel via aankoop van een catalogus vaststellen.
Voor de Ensor & Raveel tentoonstelling waren er geen extra maatregelingen genomen, zoals het uitbreken van muren, herschilderen van wanden etc.
Als het gaat over cultuurparticipatie van personen met een handicap, dan stellen we vast dat de werken voor ca. 90% toegankelijk zijn.
Algemene informatie kan men vinden op de website www.rogerraveelmuseum.be en vragen kan men stellen via e-mail rrm@rogerraveelmuseum.be
Beknopte biografie Roger Raveel
Roger Raveel wordt op 15 juli 1921 geboren in Machelen-aan-de-Leie als zoon van Gustaaf Raveel en Bertha Van Lancker. Zijn vader is vlasexpert en molenaarsgast. Zijn moeder bereddert het huishouden.
Gedurende de periode 1933-1945 studeert hij achtereenvolgens aan de Tekenacademie in Deinze en aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent.
Trouwt in 1948 met Zulma De Nijs.
Vanaf 1948 ontstaan er tekeningen en schilderijen over zijn direct leefkader en het omringende landelijk milieu.
Raveel vraagt zich af of zijn werk niet te ver van het leven en de natuur is verwijderd. Maakt van 1957 tot 1962 een abstracte periode door.
Omstreeks 1962 keert hij terug naar zijn figuratieve beeldtaal van weleer. Zijn kleurenpalet is door de jaren heen verder geïntensifieerd en de verfbehandeling evenals de textuur is gevarieerder geworden.
Fundamenteel vernieuwend is ook de inbreng van levende wezens (drieluik ’Neerhof’ met in het midden een kooi met levende duif) in de picturale beelding van zijn werken. Hij wou een directe dialoog tot stand brengen tussen kunst en werkelijkheid. Vernieuwend is ook het ontstaan van beschilderde objecten, die door hun ruimtelijke opstelling de traditionele begripsinhoud van een schilderij verruimen. Vanaf 1966 wordt de term “Nieuwe Visie” gehanteerd.
Maakt diverse muurschilderijen. In 1966 transformeerde hij de keldergangen van het kasteel de Kerkhove de Denderghem in Beervelde tot een picturaal environment en in 1975 maakte hij 'Wat bedoelde Ensor met vive la sociale?' in het metrostation Merode in Brussel.
In 1978 maakt hij het grote doek 'De schilderijenoptocht van 1978 te Machelen'.
Raveel verdiende niet alleen als schilder zijn sporen, maar ook als graficus. De 33 prenten van zijn "Genesis" verschenen in 1984, vergezeld van de 33 erbij passende gedichten van zijn vriend Hugo Claus. Ook maakte hij talrijke ceramieken.
In 1995 werd Raveel in de adelstand verheven als ridder.
Raveel schildert ongemeen gevarieerd. Zijn stijl wordt gekenmerkt door de mengeling van abstract en figuratief schilderen. Zijn verf opbreng kan mager, geschraapt, maar ook smeuïg, pasteus of gelaagd zijn. De penseelvoering is nu eens beheerst, bedachtzaam, dan weer onbehouwen, snel. Raveel is bekend om zijn directe kleurgebruik. Onvermengde, primaire en complementaire kleuren zijn de bouwstenen voor zijn schilderkunst.
Ongemeen boeiend is zijn gevarieerde plastische taal. Vaak tegengestelde schrifturen of schilderwijzen geven aan zijn werk een spanning die de beschouwer opnieuw de werkelijkheid doet ontdekken.
In een aantal werken neemt Raveel reële objecten in het schilderij op: houten bedstijlen in 'Herinneringen aan het doodsbed van mijn moeder' (1965), zelfs een kooitje met een levende duif in 'Neerhof met een levende duif' (1962). Enkele keren heeft Raveel ook driedimensionale objecten gemaakt, zoals het al vermelde kubusvormige 'Karretje om de hemel te vervoeren' of witte houten zwanen voor de reien in Brugge.
Zijn kaders zijn uiterst sober. Een dunne aluminium strip, een geïmpregneerd dun houten latje of een geschilderd U-vormig profiel omlijst vaak zijn werk
Vorm:
Raveel behoort tot geen enkele stroming. Zijn werk heeft raakpunten met het impressionisme, het expressionisme en het symbolisme, maar kan niet tot een van deze bewegingen worden gereduceerd.
Het geheel is onopgesmukt, naakt, zonder franje.
Raveel laat de afwezigheid zien, het schaduwvlak, de leegte die haar eigen ruimte vult: het vierkant, de cirkel, de rechthoek, het ovaal, de driehoek die bruusk het schilderij afsnijdt. In het beeld verschijnt vaak een volledig wit vierkant (bijna het waarmerk van een Raveel). Dit vierkant of andere witte vlakken stellen in feite leegtes voor; afwezigheid.
Zo gaf hij ook een beweging weer door het schilderen van vlekken, omdat een bewegend object niet kan worden weergegeven met een scherpe afbeelding ervan.
Soms zijn personages realistisch geschilderd, maar soms zitten er in de plaats van het gezicht stippels, kleurvlakjes, een vierkant of een spiegel.
Mensen staan soms gestreept in hun omgeving.
Ook wilde Raveel het geestelijke in de mens weergeven en dat laten uitvloeien in tijd en ruimte en ten slotte in het niets van de witte leegte. Daarom integreert hij vaak spiegels in zijn werken, zodat de omgeving deel van zijn werk kan worden.
Motieven in felle, vitale kleuren worden soms met donkere contouren afgelijnd.
Raveel heeft na de tweede wereldoorlog een totaal eigen plastische taal ontwikkeld die men later De Nieuwe Visie is gaan noemen.
Inhoud:
Raveel schildert de palen in zijn tuin, de schutting, de struiken, de landweg, interieurs, het dorp, de straten (maar niet de zee of de Leie), de duif die over het koren vliegt, de aarde, de lucht, het water. Niet alleen dingen, dieren en planten, maar vooral de mens duikt op in zijn werk.
De nieuwe visie
Het abstraherende van Piet Mondriaan en het expressionisme van Vincent van Gogh waren inspiratiebronnen bij het ontstaan van de schilderstijl die ook bekend werd als de 'nieuwe visie'.
De visie is gebaseerd op een bijzonder scherpe observatie van de werkelijkheid, combineert moeiteloos figuratie en abstractie en bedient zich van alle verworvenheden die eigen zijn aan het medium schilderen.
Het kelderfresco in het Kasteel te Beervelde, in 1966, met deze vrienden, vormden een eerste hoogtepunt van de 'nieuwe visie'.
Een verdere ontplooiing van deze nieuwe visie vindt plaats in het drieluik “Het verschrikkelijke mooie leven”.
Er staat het verschrikkelijke mooie leven, met buigings-e. Er staat dus niet dat het leven verschrikkelijk mooi is, maar wel dat het leven verschrikkelijk en mooi is. Maar ook verschrikkelijk mooi, en mooi in zijn verschrikkelijkheid. Zo ervaart hij het leven om zich heen. Het is een meedogenloze, ongenadige, soms vertederde, maar meestal afstandelijk betrokken kijk op het bestaan en het bestaande, wars van elke vervalsende idealisering en van een sublimeringdrang die schijn voor werkelijkheid neemt.
Het bruist van een abstract expressionistische materie, die soms als een gevoelige huid gespannen ligt over vormelijke elementen die herinneren aan de structuren van de vroegere figuratieve werken.
In dit drieluik is een nieuwe visie tot ontplooiing gekomen, de erfenis van de eerste figuratieve en daarop volgende zogenaamde abstracte periode verwerft en ondeelbaar maakt. Raveel betracht de ruimte van het drieluik voelbaar te maken, het werk te laten uitvloeien in de omgeving door middel van het integreren van voorwerpen, door het aanbrengen van spiegels die de realiteit opnemen in het picturaal gebeuren, door een in ruime mate gebruik van wit in vormen die een denkinhoud, een leegte of geestelijke aanwezigheid suggereren, door het aanwenden van contrasten, plus een opvallende verrijking in het vlak van de kleurintensiteit en het licht.
Men ervaart een gebeuren dat zich ontwikkelt langs een diepblauwe zigzag lijn. Het suggereert een muur die twee ruimten scheidt. Blauw verwijst psychologisch naar de hemel, water, de verte, maar niet naar de stevige aanwezigheid van een muur. Deze tegenspraak wijst naar de artistieke conventie van het schilderwerk, maar ook naar een fundamenteel kenmerk van Raveels visie. Zijn artistieke taal ontleent haar kracht, haar spanning en haar duidelijkheid aan de grote variatie van de plastische bouwelementen, die onderling in contrastrijke relatie staan.
De spiegel met picturaal omranding, links, is een antithese van de blauwe muur, en lokt in een het doek een wisselende realiteit van buiten en ontkent daardoor de artistieke werkelijkheid.
De bijna vierkante vorm van de vogelkooi contrasteert naar de vorm van de langwerpige spiegel.
Het gaas van de vogelkooi houdt de vogels gevangen, maar wanneer men voorbijgaat, verwekt dit gaas een optisch effect dat overeenkomt met de beweeglijkheid van de vogels.
In tegenstelling tot de rechthoekige vormen doorsnijdt de verticale kleurband het doek en creëert een leegte. De rode vlek met lus rond de kat, die achter deze band loopt, doet het oog over de band lopen en wekt de indruk dat de bestaande leegte functioneel een paal is.
Na de reeks omrande vormen, eindigt het beeld met een onregelmatig wit vlak, waarin de blauwe muurlijn openspat in blauwe strepen. De ontvluchtende vogel, als abstracte vorm, in contrast met de levende vogels, gevangen in de kooi.
Ensor & Raveel tentoonstelling
Deze tentoonstelling bracht voor het eerst een groot aantal topwerken van beide kunstenaars bij elkaar. De selectie bevat zowel schilderijen, tekeningen, grafiek als wandtapijten.
Uitgangspunt
Hoewel er van directe beïnvloeding slechts sporadisch sprake kan zijn, is de artistieke verwantschap tussen James Sidney Edouard baronEnsor (1860 -1949) en Roger ridder Raveel (1921 - ?) bijzonder sterk en fundamenteel.
Twee van de belangrijkste kunstenaars in ons land hebben elk op hun manier het artistieke klimaat van de 19de en de 20ste eeuw ingrijpend veranderd en daardoor ook de hedendaagse beeldende kunst van de 21ste eeuw mogelijk gemaakt. Zonder zich in het buitenland te vestigen leverden ze een onmiskenbare bijdrage aan de internationalisering.
Twee verwante kunstenaars
De affiniteiten tussen Ensor en Raveel werden in de tentoonstelling vanuit verschillende invalshoeken bekeken. Raveel had een grote bewondering voor Ensor en is hem met zijn vriend Marcel Ysewijn persoonlijk gaan opzoeken in Oostende in 1945. Het getuigenis over die ontmoeting bevestigt het vermoeden dat beide kunstenaars over een groot gevoel voor humor, ironie en relativeringsvermogen beschikken. Deze gemeenschappelijke karaktertrek heeft hun oeuvre getekend en laat tal van vergelijkingen mogelijk op het inhoudelijke en zelfs op het vormelijke vlak.
Zowel thematische overeenkomsten (zelfportretten, figuren op rugzijde, het sterfbed van de moeder, de optocht versus intocht, ...) als vormelijke gelijkenissen in de schilderwijze tonen aan dat er een grote verwantschap bestaat tussen deze kunstenaars.
Vertrekkend van deze vaststelling gaan we in de tentoonstelling achtereenvolgens op zoek naar plastische en thematische verwantschappeen.
Plastische verwantschap
- Kleurgebruik
Raveel is vaak getypeerd omwille van zijn directe kleurgebruik. Onvermengde, primaire en complementaire kleuren zijn de bouwstenen voor zijn schilderkunst. Dat is eenvoudig in verband te brengen met Ensor die op dat vlak een ware voorloper was. Ook het gebruik van wit als zelfstandig plastisch gegeven – bij Raveel uiteindelijk uitmondend in het witte vierkant – is een instrument in Ensors beeldtaal.
- Tekenwijze
Tekeningen vertonen zowel bij Raveel als bij Ensor vaak een complexe schriftuur waar strakke lijnen worden gecombineerd met gearceerde zones, realistische details tegenover geabstraheerde partijen.
Raveel heeft bewust of onbewust een aantal themaÂ’s uit Ensors werk hernomen. Hij deed dat echter op een heel persoonlijke en vernieuwende manier die eerder de gemeenschappelijke interesses van de kunstenaars illustreert dan de rechtstreekse invloed van de voorganger op de nakomeling.
De meest in het oog springende themaÂ’s zijn:
- Het zelfportret
Roger Henri Kamiel Raveel (1977)
Olieverf op doek, 80 x 88,5cm
Ensors Zelfportret met bloemenhoed (1883)
Olieverf op doek, 76,5 x 61,5 cm
Met een merkwaardige zin voor ironie en zelfspot maakten beide kunstenaars een naar Rubens verwijzend zelfportret. Deze zelfportretten openden het tentoonstellingsparcours en brachten de bezoeker oog in oog met de hoofdrolspelers.
Het sterfbed van moeder
Mijn dode moeder (1915)
Ensor
Olieverf op doek,
75 x 60 cm
Herinnering aan het sterfbed van mijn moeder (1965). Raveel
Deze tentoonstelling bracht voor het eerst de geschilderde versies van Ensor en Raveel bij elkaar: Mijn dode moeder (1915) en Herinnering aan het sterfbed van mijn moeder (1965). Ook getekende versies of studies en grafische uitwerkingen van dit thema kaderen de vergelijkende presentatie. Ensor en Raveel beeldden eveneens hun zieke of overleden vader af in tekeningen en grafiek.
- De intrede
De intrede van Christus in Brussel van James Ensor
2008, handgeknoopt wandtapijt, wol en zijde, ca 252 x 430 cm, stroming symbolisme
Het macabere is in zijn werk steeds aanwezig: irrealiteiten, een ongebreidelde fantasie met bizarre gestalten. In deze sfeer stelt Ensor de mens voor in zijn tragisch conflict met de chaotische wereld. In zijn grootste werk, De intocht van Christus in Brussel, met zijn ontelbare gezichtsuitdrukkingen, heeft hij heel de samenleving van zijn tijd aan de kaak gesteld.
In veel van zijn werk vinden we het sarcasme tegenover de bourgeoisie terug. Een groot deel van zijn werk werd door het Oostende carnaval geïnspireerd; zo ontstonden de bontgeklede acteurs, die zich soms in schemerachtige bosjes en liefdestuinen bewegen.
Het thema van de optocht komt bij Raveel tot volle bloei in zijn Schilderijenoptocht van 1978 te Machelen-aan-de-Leie (1978, olieverf). Het werk bevindt zich al jaren in de verzameling van het Museum voor Moderne Kunst te Arnhem en werd speciaal voor de tentoonstelling uitgeleend. Samen met voorbereidende schetsen en studies werd het vergeleken met origineel en documentair materiaal van Ensor, dat zijn Intrede visualiseert. Een bijkomende overeenkomst is te vinden in het feit dat zowel Raveels Schilderijenoptocht als Ensors Intrede in een later stadium door de kunstenaars zelf is uitgewerkt als een ontwerp voor een geweven tapijt. Ook deze varianten waren op de tentoonstelling te zien; in het geval van Ensors werk zelfs voor het eerst, omdat het tapijt pas nu volgens het oorspronkelijk ontwerp kon worden gerealiseerd.
De optocht is misschien wel het centrale deel van de tentoonstelling omdat dit thema in al zijn complexiteit toelaat de diepgaande verwantschap tussen beide kunstenaars in al zijn facetten te belichten. Raveels bedoeling met de optocht was de mensen een spiegel voorhouden, ze wakker schudden en ze doen nadenken, waar ze eigenlijk mee bezig waren.
Structurele analyse van het werk
Het schilderij is complex. De compositie is chaotisch en we worden door de verschillende vluchtlijnen in verwarring gebracht. Het schilderij is meer op interne logica gebaseerd, los van de perspectief wetten. Wat meteen opvalt, is de witte gebogen band met licht blauw afgezoomd, die het doek als het ware in twee gelijke stukken verdeelt. Deze band verhoogt in sterke mate de dieptewerking van het schilderij. Op de voorgrond bevindt zich een jongeman in grijze trui die een stok vast houdt waaraan, met een rood touw, een wit vierkant bengelt. Het hout van de stik is in het zwart gearceerd, terwijl de handen van de jongeman in het rood zijn gearceerd. Het gezicht van de man is abstract weergegeven, schijnbaar willekeurig met rode stippen en lijnen bevlekt. Achter dit personage bevindt zich een andere figuur, monochroom afgebeeld, met eveneens een stok, waaraan een blauw vierkant is bevestigd. We weten niet of we de voor- of achterkant van deze figuur te zien krijgen. Op de achtergrond bemerken we nog een menselijk figuur in wit en blauw waarvan enkel de torso is afgebeeld; de onderste ledematen lijken op te gaan in het wit van het veld. Uiterst rechts staat een man in donker bruin pak, waarvan het gezicht in kleurblokjes bestaat. Deze figuur houdt een werk op van Piet Mondriaan uit 1930 “Compositie met rood, blauw en geel”. Achter de stappende man is een vierkant abstract werk afgebeeld (detail uit “Op wandel” van Raveel uit 1964. Links van de band, die het werk in tweeën snijdt, ontwaren we een menselijk silhouet, opgebouwd uit bleke abstracte toetsen, die een ander werk van Raveel vasthoudt: “Man, emmer , etc.” uit 1967. Deze figuur is gedeeltelijk verscholen achter de gele vlek met rood vierkant doorsneden met een wit lijnstuk. Een andere rode ovalen vlek, omrand met groen is te zien achter de figuur met grijze trui. Op het grondvlak lopen twee rode parallelle stippellijnen die de dieptewerking verhogen, maar versterken het gevoel van verwarring.
Als men een abstractie van alle personages en afgebeelde werken maakt, dan zien we een binnenruimte (mede gedefinieerd door de schuine- en verticale lijnen in het schilderij), wellicht het atelier van Raveel. De personages stappen als het ware uit het atelier en uit het doek. Het betrekken van de ruimte in het schilderij en van het schilderij in de ruimte is waarschijnlijk de echte betekenis van het doek.
- Figuren op rugzijde
Het valt op dat zowel Ensor als Raveel personages vaak op rugzijde afbeelden. Hun beider fascinatie voor de waarneming kan daar een verklaring voor bieden: zowel de maker van het beeld als de afgebeelde figuur is een kijkend en beschouwend wezen.
Bovendien brengt deze ‘methode’ met zich dat de omgeving rondom de figuur net zo belangrijk wordt waardoor meer een totaalbeeld ontstaat. In die zin hebben we te maken met echt moderne kunstenaars, begiftigd met een fotografische blik. Het gaat hier dan ook al over meer dan een thematische gelijkenis die er toe leidt om bij beide kunstenaars een verwante plastische taal te onderkennen.
Raveels direct kleurgebruik, het gebruik van onvermengde, primaire en complementaire kleuren is kenmerkend voor zijn werken. Maar ook zijn dit de eenvoudige, abstraherende vormen en zijn expressieve beeldtaal, die dingen uit het dagelijkse leven verklaren en tot kunst maken.
Het binnenhalen van objecten uit de omgeving en de natuur in zijn schilderijen veroorzaakt een ware schokgolf in de kunstwereld en werd door de meesten indertijd niet begrepen. Hij probeert het leven in zijn complexiteit te vatten in een vormgeving; de ogen van de toeschouwer te openen, hem meer inzicht bij te brengen en hem te leren genieten van het kijken. Door de grote, rechthoekige of ronde witte vlakken en spiegels gaan de toeschouwer, de omgeving en de ruimte als het ware deel uitmaken van het kunstwerk. Deze witte leegten, die ook het overige deel van het doek intensiveren en die momenten van bezinning oproepen.
Raveel is een groots en vernieuwend kunstschilder in het naoorlogse tijdperk.
Literatuur
Het Roger Raveelmuseum van Stichting Kunstboek
Roger Raveel De verscheidenheid in de Nieuwe Visie
Olieverf, katoen, 60 x 90 cm Het "O" formaat toont een interessant omcirkelt gebied, en brengt de beschouwer in een innige omgeving, ideaal met een formatie van bomen.
Olieverf, katoen, 60 x 80 cm Het "S" formaat is een basis compositie, waarbij - in dit geval - een landweg zich doorheen het beeldvlak slingert en welke tevens het pad vormt, dat de beschouwer volgt, als hij het schilderij bekijkt.
Kunstbeschouwing over Flatford Mill van John Constable
Opdracht kunstbeschouwing: Evalueer een schilderij, dat op een tentoonstelling is tentoongesteld, met behulp van de methode HARDOP KIJKEN van Ad de Visser Uitgevoerd door: Joseph Verschueren, Groep 3H van cursus kunstgeschiedenis Schilderij: FLATFORD MILL 1817 (`Scène on a Navigable River'): Flatford Mill 1817 is een werk dat geen fantasie is, maar de werkelijkheid van de omgeving van een watermolen in East Bergholt Engeland in het graafschap Suffolk aan de River de Stour, de geboortestreek van John Constable, en is een natuurstudie op groot formaat, gebaseerd op jarenlange dorpsverkenning en onderzoek naar de natuur en de mens in zijn omgeving. Goed deels in de natuur geschilderd en met een veelheid van natuurindrukken ondersteund door talloze detailschetsen. Het werk was tentoongesteld op “Britisch Vision” in het Museum voor Schone Kunsten, Citadelpark, 9000 Gent van 6 oktober 2007 tot en met 13 januari 2008 Schilder: JOHN CONSTABLE 1776-1837 : John Constable was een van de belangrijke Europese landschap kunstenaars van de 19e eeuw, wiens kunst werd bewonderd door Delacroix en Gericault, en de meesters van Barbizon en zelfs de Impressionisten heeft beïnvloed, ofschoon hij tijdens zijn leven in zijn geboorteland Engeland niet veel faam heeft geoogst. John Constable was geboren in East Bergholt, Suffolk, op 11 June 1776, het vierde kind van zes en de tweede zoon van Ann Watts and Golding Constable. Zijn vader was een welvarende, locale koren koopman, die zijn zaak erfde van een oom in 1764. Constable werd opgeleid op Dedham Grammar School, waar hij zich in zijn tekenkunst meer onderscheidde, dan in zijn wetenschappelijke vakken. In 1793 besliste zijn vader hem op te leiden als molenaar en zodoende werkte Constable een jaar in de molen van zijn familie wat hem hielp te besluiten wat hij verder in het leven wilde doen: hij wilde een kunstenaar worden. Constables werk was revolutionair voor die tijd, omdat men toen van schetsen/notities werkte en hij studies maakte van de natuur met een waar gevoel en overtuiging. 1. Materiaal & techniek: Tweedimensionaal: Het kunstwerk is geschilderd in olieverf op doek. Het beeld is tweedimensionaal, weergegeven in een plat vlak. Textuur, factuur en schriftuur: De oppervlakte kwaliteit is tamelijk glad en de poot van de schilder kenmerkt zich door een penseelvoering met krachtige toetsen. 2. Afmetingen en kader Kader: Het doek, 1016 x 1270mm, is omgeven door een goudkleurige lijst van 1331 x 1583 x 162mm. Het is een kunstwerk van een kwantitatieve - (in letterlijke afmetingen) en van een kwalitatieve grootte (de indruk die het werk op ons maakt). Tectonisch-atectonisch: Het werk is tectonisch. Een duidelijke horizon (horizontale lijn) en de boom op de voorgrond (verticale lijn) spelen een belangrijke rol. Het beeld vertoont een bepaalde rust en de neutrale, goudkleurige, lijst creëert een vreedzame co-existentie tussen het beeld en de ruimte er om heen. sterke horizon Expositiewijze: De muur waartegen het werk hangt heeft een neutrale kleur en verstoort het werk niet, integendeel het draagt bij tot een goede presentatie van het werk en doet geen afbreuk aan de voorgestelde werkelijkheid. Het is op ooghoogte opgehangen en voldoende geïsoleerd omdat er geen andere werken in de nabijheid opgehangen zijn. Kadervormen: Een meetkundig, robuust, rechthoekig en liggend kader met extra speciale rondingen past bij het meesterwerk 3.Ordening: Contouren: Vaste, scherpe en lineaire contouren kenmerken het schilderij. Alle solistische details/delen/vlakken vormen op afstand een samenklank en de betekenis van een vertrouwd landschap. Compositie: Een complexe, niet symmetrische, maar wel een ruimtelijk geordende compositie met veel beweging in de bomen, een krachtige hemel en een rijk aantal antecedenten verspreid over het gehele beeld. Op de voorgrond het paard met jongen, losgekoppeld van de sloep, om deze naar een andere plaats te manoeuvreren. De compositie kenmerkt zich ook door een combinatie van twee formaten, namelijk een Cross formaat - een sterke verticale (boom) met een sterk horizontaal landschap - en een S formaat - een stroom, die zich door de scène beweegt. Ordonnantie: De compositie bevindt zich op het platte vlak en de ordonnantie moeten we zoeken binnen de illusie van de ruimte. Schijn van ruimtelijkheid wordt ondermeer opgeroepen door het verschil in hoogte van de vormen (bomen, personen etc.) op de voorgrond en achtergrond en door de rivier en weg die smaller worden in de diepte. Hier en daar ook een overlapping van vormen en kleurrecessie (zie hoofdstuk 6: kleur, kleurrecessie). We zien hier een mengvorm van graduele ordonnantie ( een geleidelijk zigzag patroon in het linker deel van bomen en personen) en een contrapuntische ordonnantie in het rechter deel ( door de grote boom op de voorgrond en de kleinere bomen op de achtergrond, ontstaat er een sterke ruimte en diepte werking ) Vorm/restvormen: De grote boom rechts zou als dominante vorm kunnen worden beschouwd, maar dan als contra vorm omdat de functie van de restvorm niet onder doet, ja zelfs een grotere rol speelt. 4.Ruimte: Algemeen: Het werk is opgedeeld in twee delen: a. rechts een groep van bomen, struiken, velden en paden. b. links de rivier met een brug en sluis met een doorkijk naar het dorp; op de voorgrond een menselijke activiteit om de sloepen via touwen en paardenkracht te manoeuvreren en op de achtergrond een stevige wolkenpartij Ruimtelijkheid en plasticiteit: Er is sprake van enkele scherp omlijnde vormen, welke door helderheid en exactheid in hoge mate een tastbare indruk wekken. Hier wordt figuren/vormen/objecten zelf nadrukkelijk afgebeeld, waardoor ze geïsoleerd worden van de ruimte er omheen. Met behulp van lichtdonker wordt de tactiele waarde (de plasticiteit voelen met de ogen) versterkt. We spreken dan van een combinatie lineair-plastisch. De illusie van ruimte: De zichtbare werkelijkheid wordt hierop een wetenschappelijke, volgens theoretische regels, de centraal perspectief theorie weergegeven. Er zijn duidelijke lijnen van de rivier en de weg naar een vluchtpunt op de horizon herkenbaar en afstanden en maten zijn in zekere zin te schatten. In een dergelijk geval spreken we van een lineaire diepte. Gradiënten: In het schilderij is gebruikt gemaakt van de zogenaamde gradiënten, die diepte- en ruimte bevorderend zijn en waarmee we het toe en afnemen van waarnemingskwaliteit in de ruimte kunnen aangeven. groottegradiënt: perspectief verkorting van o.a. bomen en personen scherptegradiënt: richting horizon worden de contouren onscherp textuurgradiënt: Op de voorgrond kunnen we de bladeren op de bomen onderscheiden, in de diepte is het gebladerte meer diffuus. helderheidgradiënt: de kleuren veranderen trapsgewijs, op de voorgrond meer warme en heldere kleuren en meer koele, vergrijsde kleuren in het verschiet. De wolken zijn in een krachtig luchtperspectief geschilderd. 5. Licht: Lichtdonker: De variëteit in toonwaarden worden volop toegepast. Zoals bij het modeleren, het aangeven van volume of body, aan de bomen. Licht en schaduw bij personen, paard en wolken.Het reliëf van de boom wordt mede bepaald door het licht wat er opschijnt.De overgangen van licht naar schaduw van de boom, paard etc. op de voorgrond zijn duidelijk en scherp afgebakend met nuances in de schaduw Schaduwen: Een spel van licht en schaduw. Constable noemde dat de chiaroscuro van de natuur. Chiaroscuro is een techniek uit de schilderkunst, film en fotografie, waarbij de licht donker contrasten sterker worden uitgebeeld dan ze in werkelijkheid vaak zijn. Er wordt weinig gebruikgemaakt van de zogenaamde middentonen. Hiermee wordt een dramatisch effect bereikt, waarmee driedimensionale vormen worden geaccentueerd. Bij bijv. de boom op de voorgrond zien we een eigen schaduw van de boom zelf, die de plasticiteit van de boom vergroot, en een slagschaduw projectie op de weg, die de ruimte benadrukt waarin zich de boom bevindt. De lichte en donkercontrasten worden gebruikt om de tactiele eigenschappen van het afgebeelde op het platte vlak aan te geven en te benadrukken. Licht-om-zichzelf: Een dominant onderwerp, gegrepen door het licht, in het schilderij ontbreekt Symboliek: Aan het contrast licht- donker in het schilderij, kan geen symbolische betekenis van het licht gegeven worden. Spiegeling en reflectie: Er treedt een tamelijke duidelijke spiegeling op, van de omgeving in het water. 6. Kleur: Kleurcontrasten Kleur-tegen-kleur contrast: Een overwegend analoog, groen, harmonisch kleurenschema met zijn naast liggende kleuren groen/geel en blauw/groen in combinatie met het compliment rood is toegepast. kwaliteitscontrast: De stralingskracht van een kleur komt hier minder tot uiting omdat veel vergrijzing van kleuren is toegepast lichtdonker contrast: Veelvuldig toegepast bij het modeleren van bomen, dier en personen. simultaan contrast: Kan als amateur, dit moeilijk waar te nemen contrast, ontdekken in het schilderij. complementair contrast: Bijv. het rood van de huizen in een groene omgeving, welke tevens een warm-koud contrast is, dat elkaar versterkt. koud-warm contrast: Enkel voorbeelden:Roodgroen voor huizen vs. er naast groeiende bomen. Pad van roodbruine kleur vs. groen gras. Personen en paard met rood vs. wit of vergrijsde koele kleur. kwantiteitscontrast: Er is geen gebruik gemaakt om met geel of oranje kleur iets dwingend in het schilderij aanwezig te doen zijn. Symboliek: Groen is de symbolische kleurwaarde voor de natuur. Het groen in het schilderij werkt verder kalmerend op lichaam en geest. Oppervlaktekleuren en vlakkleuren: De oppervlakte of lokale kleur van de boom is van een lineair plastische kwaliteit.De vlak of verschijningskleuren van de lucht zijn krachtig en in luchtperspectief aangegeven. Kleurperspectief: Er is kleurenperspectief in de diepte waar te nemen. Van gele componenten op de voorgrond, via rode naar blauwe op de achtergrond. Bijv.: Het groen van de boom op de voorgrond heeft ook een okercomponent in zich, de struiken ietwat verderop zijn groen/rood en de bomen op de achtergrond voor het dorp zijn blauw/groen. Cerebraal, impressief en expressief kleurgebruik: Gezien het conform de natuur is geschilderd is er een cerebraal kleurgebruik met rationele kleuren, zoals blauw voor de lucht en water, groen voor de bomen en rood voor de bakstenen. Zelfstandige kleuren: Geen neutraal kleurgebruik, maar een naar de natuur gebonden kleurgebruik, Optische kleurmenging: Geen helder kleurgebruik via kleurstreepje naast elkaar of via pointillisme die een optisch ander kleur weergeven dan in werkelijk toegebracht. Kleuren allerlei: Een polychroom, veelkeurig kunstwerk; toch wel van de analoge kleurfamilie groen met inbegrepen de er naastliggende kleuren groen/geel en groen/blauw en met de complementaire kleur, rood. 7. Beweging: Bewegingsillusie: Alles staat stil, maar de houding van de personen op paard en sloep roepen de illusie van een beweging op. Beweging in de kunst: De jongens op het paard en op de sloep presenteren de beweging van een dynamische beweging/activiteit - sloepen manoeuvreren - uitbeeldt. Initiaalfase: Een beginfase van een beweging ziet men bij de jongens op de sloep, het paard en aan de rand van het water. Bewegingsgestalte: De initiaalfase van deze 3 personen vormen een beeld van een harmonische samenvoeging, waardoor een bewegingsgestalte ontstaat. Ritme: Op de achtergrond volgt de ene boom de andere op een regelmatige manier. Er ontstaat een ritme dat rustig oogt en dat is prettig om naar te kijken. Een lopend verhaal: Het beeld roept een verhaal rond het manoeuvreren van sloepen op. Beweging in de ruimte: Enkele voor drie dimensionale kunst van toepassing. 8.Standpunt & plaatsing: Standpunt: Het standpunt vanwaar de kunstenaar ons iets wil laten zien, is een verhoogd standpunt, waarschijnlijk vanaf een brug die we niet zien, zodat met behulp van een hoog geplaatste horizon veel informatie geven kan, omdat er zich weinig overlapping voordoet. Plaatsing: De kunstenaar heeft – volgens mijn inzicht - zijn standpunt in het schilderij niet afgestemd op een plaatsing afwijkend van de normale musea hoogte. 9. Functie en genese: Functie: Voor Constable was schilderen zijn levenswerk en passie. In dit geval was het een vastlegging van de omgeving van zijn geboortestreek en van de werkzaamheden rond het molen bedrijf van zijn vader. Schilderen was zijn broodwinning, soms in opdracht, soms was het werk een onbelemmerende eigen realisatie van de natuur zonder zich direct op verkoop af te stemmen. Genese: Het ontstaansproces van het kunstwerk is gebaseerd op uitgebreide natuur voorstudies in zijn geboortestreek. De vele detail schetsen/kunstwerken van diverse gebeurtenissen in zijn omgeving waren de basis voor zijn complex en alles omvattend meesterwerk. 10. Waarneming en abstractie: Waarneming: Een perfecte en deskundige waarneming en afspiegeling van de werkelijkheid van de natuur via studies en schilderwerk in de buitenlucht. (realisme). Abstractie: Zeker geen presentatie dat het onzichtbare zichtbaar probeert te maken (abstract) Realisme: Realisme is hier hooguit bruikbaar in de betekenis van een zo nauwkeurig mogelijk weergeven van de fysieke werkelijkheid. Maar de werkelijkheid bestaat slechts in onze gewaarwording en beleving. In feite is het een illusie, niet de werkelijkheid, maar een afspiegeling daarvan. Slotbeschouwing: Er gaat een magisch effect uit van dit landschap, zonder opofferingen aan kleur, vorm en compositie. De lucht is indrukwekkend en bepaalt de overheersende toon van deze scène. Een perfect panorama, geen fantasie maar de werkelijkheid, en een stukje ambachtelijke kunst onderbouwd door talloze studies in de natuur. Het detail werk aan het gebladerte moet intens geweest zijn en dat is iets van heden ten dage vaak wordt vermeden Een briljante verzameling van details, geen schilderij met een algemeen thema. Constable moet een man geweest zijn met veel overtuiging en gevoel voor de natuur, met een briljant observering vermogen en een perfectionist. Constable heeft latere correcties - door overschildering – aan het schilderij aangebracht en dit aan de hand van gedetailleerde schetsen. Hij verfde opnieuw het gebladerte aan de top van de grote boom aan de rechterkant en het meest van de kleinere boom daarachter. Pentimenti - onderliggend image dat doorschijnt, omdat de bovenliggende laag na jaren transparant wordt – is het woord waarmee men een dergelijke verandering van het beeld aangeeft. Constable deed dit vaker en via analyse van zijn detail schetsen heeft men vastgesteld, dat die corresponderen met het schilderij van nu. Ik mis wel een echt dominant punt dat m.b.v. lichtere kleuren wordt geaccentueerd.
Materiaal: Type ondergrond, formaat, kleurenpalet, medium Techniek: Oppervlaktetextuur , borstelstreek (type/groot/fijn), geste, kleurmenging
2. Afmetingen en kader
Tektonisch werk (kader speelt constructieve rol in een vreedzaam co-existentie tussen werk en ruimte er omheen) Actektonisch werk (missen rust en stabiliteit en worden door het kader met enige frictie in bedwang gehouden) Expositiewijze Kadervormen
3. Ordening
Contouren Lineair (vast en scherp, helder, eenduidig, uitgeknipt) Picturaal (diffuus en zacht, omfloerst, vaag, wollig, weinig gefixeerd) Veelheid (lineaire vormen zijn meer geïsoleerd; waarneming van het geheel beter op afstand) Samen (afzonderlijk picturale vormen geven geen info, maar vormen een geheel via binding met andere delen) Absolute duidelijkheid vs relatieve onduidelijkheid Compositie: Compositiehoofdvorm: Scene keuze (uitstraling,sfeer) Vorm en modellering: Illusie van ruimte Kleurenschema/harmonie Licht Beweging en ritme Ordonnantie: Zig-zag patroon (graduele ordonnantie) Dichtbij en veraf naast elkaar (contrapuntische ordonnantie) Mengvorm van beide
4. Ruimte
Ruimtelijkheid en plasticiteit Oppervlaktekwaliteit o.a. ruw,schetsmatig, glad, afgewerkt (plasticiteit) Wisselwerking tussen beeld en ruimte zoals open of gesloten vorm (ruimtelijkheid) Figuur/Achtergrond (ruimtelijkheid) Illusie van ruimte: Overlapping van vormen Oversnijding van vormen Lineaire diepte (volgens perspectiefregels) Picturale of sferische ruimte (schilderachtige ruimte) Picturaal-ruimtelijk (vage contouren van een vorm, maar met meer aandacht voor de ruimte er omheen) Lineair-plastisch (scherpe/tastbare vorm waardoor geïsoleerd van de ruimte er omheen en versterking van de plasticiteit door licht/donker contrast van ruimte en vorm) Groottegradiënt (perspectief verkorting) Textuurgradiënt (van duidelijk naar een diffuus geheel) Scherptegradiënt (contouren meer onscherp naar horizon) Helderheidgradiënt (trapsgewijs kleurverandering warm/helder vs. koel/vergrijsd)
5. Licht
Licht/donker contrast Eigen schaduw (versterking plastische eigenschappen van de afgebeelde vorm) Slagschaduw (benadrukt de ruimte waarin het object zich bevindt) Licht-om-zichzelf (aangeven dominant punt) Symbolisch betekenis van licht –cultureel bepaald- licht/donker, goed/kwaad, dag/nacht, veiligheid/gevaar) Spiegeling (correct gespiegeld beeld) Reflectie (weerkaatsen van licht) Lichtrichting Soort licht : zonlicht, kunstmatig, diffuus
6. Kleur
Kleursoort: Monochroom, Polychroomd Kleurcontrasten Oppervlakte/Voorwerps kleuren (locale kleur van object) Vlak/Verschijningskleur (bevinden zich in de ruimte, niet gebonden aan object) Kleurperspectief Kleurgebruik Zelfstandige kleuren (neutraal gebruik) Optische kleurmenging (pointillisme)
7. Beweging
Bewegingsillusie (houdingen Initiaalfase (aanzet van een beweging) Bewegingsgestalte (samenvoeging van verschillende houdingen in een beeld) Ritme (snel na of naast elkaar opvolgen van beeldfragmenten of vormen) Een lopend verhaal (opeenvolging van episoden weergegeven in een reeks van min of meer afzonderlijke taferelen)
8. Standpunt & Plaatsing
Standpunt: Laag standpunt (opzien tegen het afgebeelde, grotere betrokkenheid met het geheel (landschap) Gewoon (beide voeten op de grond) Hoog standpunt (oppermachtig gevoel, vertedering, verschaft meer informatie
Plaatsing: Is het standpunt afhankelijk gemaakt van de plaats die het werk uiteindelijk gaat innemen
9. Functie & Genese
Functie: Wat is de bedoeling van het kunstwerk: Studie, Decoratief, bepaalde mening, esthetisch , recreatief, religieus, politiek, economisch, educatief, vermaak, theorie
Genese: Hoe is het ontstaansproces van het kunstwerk
10. Inhoud en betekenis
Voorstelling,verhaal, onderwerp, thema, sfeer, titel Boodschap (visie over een thema, onderwerp van het thema) Abstrahering oftewel suggereren van de werkelijkheid (Figuratief, non figuratief, Natuurlijk, Abstract) De middelen waarmee het kunstwerk is gemaakt
Compositievorm: Sterke diagonaal in evenwicht met diagonalen in tegengestelde richting Kleurenschema : Analoog groen/geel met complement violet; disharmonie blauw en rood/rood-violet