| 
					
					 We publiceerden enkele weken geleden een aantal woorden uit ons dialect, die in feite weinig gehoord werden (en thans zelfs niet meer!), met daarbij hun betekenis. We eindigden toen bij de letter F.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" /> 
We doen verder
 
  
G 
gaffele: gaffelen, snel eten. Ook snel lopen. 
garla: gebruikt in de uitdrukking ouit manna garla = maak dat je wegkomt. 
genodddert: geholpen, baat hebben, opgeschoten zijn met iets. 
grattemaan: volledig, geheel (-maan uitspreken zoals -ment in het Frans) 
guëze: gurzelen, gusselen, gutsen, sproeien, besproeien. 
  
  
I 
iëgolleg: gestadig, onafgebroken, altijd, voortdurend. 
inkepuët: mankepoot 
ippelingk: huppeling, onderkussen (niet verwarren met flawain = kussensloop) 
  
J 
jéje: treiteren, plagen, de duivel aandoen (van jennen?). Klemtoon op de 1e lettergreep. 
  
K 
kabréi: schenkblad. 
kafzakke: roddelen, van iemand kwaad spreken 
kajlle: kinkel, dwaas, domoor 
kalauredie: hoe laat is het? (van Frans: Quelle heure est-il?) = pseudo-Frans 
kalpèng : nota- of zakboekje (Frans = calepin)
 
  
  
 kappesjong: kledingstuk, hoofddeksel (Frans: capuchon) 
kaviet: verdacht café, bordeel, slecht befaamd estaminet. 
knèrrewèrre: taai vlees. 
korie: deftige vorm om achterwerk, kont of gat aan te duiden
 
  
 
  
krawawozje: jeuk ('iksel')
  
  
					
 
					
					
					 |