In de modewereld stonden (ook in die tijd) de diamanten in het middelpunt van de belangstelling maar voor wie dat dus niet te betalen was deed al snel een greep naar de imitatiediamant vandaar dat o.a. in Gablonz steeds meer fabrieken werden geopend om op deze behoefte in te spelen.Daniel deed zodoende steeds meer zijn best de technieken en de gereedschappen te verbeteren voor het slijpen en polijsten van deze stenen. Uiteindelijk bleek zijn apparatuur een succes te zijn voor de (massa-) produktie van kristalbriljanten. De stenen waren van goede kwaliteit en werden tegen een goede prijs verkocht. In 1892 registreerde Daniel Swarovski zijn uitvinding in Praag en vroeg patent aan. Hij schreef: "Deze slijpmachine maakt een compleet nieuwe produktiemethode mogelijk en de hele industrie veranderd daardoor". Door de enorme concurrentie in Gablonz, om de voorsprong op de anderen te beschermen en het gebrek aan waterkracht in dat gebied besloot Daniel om te verhuizen. Hij ging op zoek naar een geschikte lokatie en koos voor een oude en verlaten textielfabriek in Wattens, een klein dorp nabij Innsbruck, in een dal van de Inn in Oostenrijk. Op 1 oktober 1895, net voor zijn 33ste verjaardag, verhuisden Daniel en zijn gezin samen met de fam. Weis naar Wattens. De fabriek was binnen twee weken (al !) operationeel en draaide metteen naar wens er werden z'n 200 pakketten "Facetstenen" (elk pakket met z'n 1200 stenen) verzonden naar agenten in Parijs, Engeland, Amerika en Duitsland. Als blijk van waardering en eerbetoon jegens het berggebied waaraan hij zijn reputatie te danken had, koos Daniel als zijn eerste logo (handelsmerk) het sierlijke Edelweiss. Het succes van de fabriek maakte uitbreiding en verbetering van de werkomstandigheden mogelijk en Daniel kocht in 1900 de fabriek welke tot dan toe gehuurd was en installeerde o.a. ook elektrische verlichting. Het bedrijf telde op dat moment reeds rond de 100 personeelsleden.