Sedert enige tijd bevindt zich hier op de parochie een kerel die een gevaarlijk spelletje speelt. Die man is gekend onder de naam van 'de witte haan' en schept behagen in alles af te luisteren en over te dragen.
Er is niet een herberg waar hij onder de stoors of door het spleetje van de gordijn niet gaat zien wie er is, niet één danspartij of hij wil weten wie er meedoet, niet één gezelschap waar een liedje gezongen wordt of hij wil de zanger en de woorden van het lied kennen en dit alles draagt hij over aan de pastoor.
Wij weten niet hoeveel hem dat stieltje van spion wel opbrengt, maar wat we zeker weten is dat 'de witte haan' wel moet opletten dat hij niet gevangen wordt, want men zou hem kunnen zijn slagpennen uittrekken om hem te beletten uit te vliegen en te kraaien.
Want men moet lafaard zijn tot spion te dienen van een man die zelf te lafhartig is om te gaan zien wat hij graag zou willen weten en met zulke mannen kan men niet streng genoeg handelen.
Dat 'de witte haan' dus maar oppast en zijn zwarte roofvogel ook, want we zijn voornemens dit niet langer te dulden.
Een Bikschotenaar .....
een weekje later in de krant:
Het schijnt dat de bespieder, overdrager, mouwvager, enfin 'de witte haan', waarvan wij verleden week hebben gesproken, reeds het loon voor zijn daden heeft ontvangen. Voor enkele dagen begaf hij zich naar een hofstede, waarvan hij wist dat de boer niet thuis was en hij vroeg er een aalmoes. Want we haasten ons om te vertellen dat hij, bij al de stieltjes die we al eerder opsomden, ook nog die van bedelaar uitoefent. Het was rond de middag en de boerin was bezig met de pap te scheppen. De 'witte haan' stak voorzichtig de deur open en bad; 'Ter ere Gods, als 't u belieft!'
De boerin, die een goed en medelijdend hart heeft, zag in de bedelaar slechts een ongelukkige en uitgehongerde broeder en nodigde hem uit om bij te zitten en een teljoor pap te eten. Het volk was ondertussen van de akker gekomen.
De bedelaar nam het aanbod aan en plaatste zich bij de tafel met het gedacht zijn buikske eens een goed zielmis te doen. Maar al met eens gaat de deur open en de boer treedt binnen. Hij werpt een blik van voldoening op het volk, maar schielijk versombert zijn gelaat en roept hij uit: 'wat is dat? Wat doet den dezen hier?'
Hij had 'de witte haan bemerkt'. De boerin wilde uitleg geven, maar ondertussen was de bespieder opgesprongen om te vluchten. In zijn haast viel hij over de pappot, de boer vatte hem bij de kraag en met een schop in zijn achterwerk wipte hij hem de deur uit.
Ongelukkigen wil ik helpen, sprak de boer, maar ik zal nooit gedogen dat een spion op mijn hof zal komen, hij kan gaan eten bij diegenen die hem uitzenden om alles af te loeren wat er op de parochie gebeurt.
-
Uit de krant van 1888 - www.historischekranten.be -
|