Vol 2 - 19/9/1899: De vruchten van Geloof, Hoop en Liefde
![](http://blogimages.seniorennet.be/levend_geloof/2542732-ab4cf2f6038cfbcbd159742866e95d51.jpg)
Jezus liet me Zijn Hart zien, dat drie verschillende lichtbollen bevatte, die toen één enkele vormden. Hij zei: De lichtbollen die je in Mijn Hart ziet, zijn het Geloof, de Hoop en de Liefde die Ik op aarde heb gebracht om de lijdende mens gelukkig te maken door ze hem als geschenk aan te bieden. Nu, ook aan jou wil ik een meer bijzonder geschenk geven.
En terwijl Hij dit zei, kwamen er vele lichtdraden uit die lichtbollen, die mijn ziel als een soort net overstroomden, en ik bleef erin. Jezus: Hier is hoe Ik wil dat je je ziel bezighoudt. Vlieg eerst op de vleugels van het Geloof, en in dat licht, door jezelf erin te storten, zul je steeds meer nieuwigheden over Mij, je God, weten en verwerven; maar door Mij meer te kennen, zal je nietigheid bijna opgelost aanvoelen en zal je geen plek hebben om op te leunen.
Ga echter hoger en duikt in de immense zee van Hoop, die is gemaakt van al Mijn verdiensten die Ik heb verworven in de loop van Mijn sterfelijk leven, en van alle pijnen van mijn Lijden, die Ik ook aan de mens als geschenk heb gegeven. Alleen hierdoor kun je hopen op het immense goeds van het Geloof, omdat er geen andere manier is om ze te verkrijgen.
Door gebruik te maken van Mijn verdiensten alsof het de jouwe zijn, zal je 'nietigheid' niet langer opgelost aanvoelen en wegzinken in de afgrond van nietigheid, maar nieuw leven verwerven. Het zal verfraaid en verrijkt worden, zodanig dat ze de zeer goddelijke blikken op zichzelf trekt. Dan zal de ziel niet langer bang zijn, maar zal Hoop haar moed en kracht versterken, zodat ze stabiel wordt als een pilaar blootgesteld aan alle onmatigheden van de lucht. Dit zijn de verschillende beproevingen in het leven en ze zullen haar geen greintje beroeren. Hoop zal ervoor zorgen dat de ziel zich niet alleen zonder vrees onderdompelt in de onmetelijke rijkdommen van het Geloof, maar er ook de eigenaar van worden. Door hoop zal ze het punt bereiken dat ze zich God Zelf eigen maakt.
Hoop laat de ziel bereiken waar ze maar wil; Hoop is de deur van de Hemel - alleen daardoor kan ze worden geopend, want wie op alles hoopt, krijgt alles. Nadat de ziel dan het punt heeft bereikt om zich God eigen te maken, zal ze zich onmiddellijk, zonder enig obstakel, bevinden in de immense oceaan van Liefde en geloof en hoop met zich meedragend, zal ze zich erin onderdompelen en zal één worden met Mij, haar God.
Als Geloof de koning is, is Liefde de koningin en is Hoop als de vredestichtende moeder die alles tot bedaren brengt. In feite kan er met Geloof en Liefde verstoring zijn, maar Hoop, die band van vrede is, verandert alles in vrede. Hoop is steun, hoop is verfrissing. Wanneer de ziel, oprijzend door middel van Geloof, de schoonheid, de heiligheid en de liefde ziet waarmee ze door God wordt bemind, en zich aangetrokken voelt om Hem lief te hebben, maar bij het zien van haar ontoereikendheid, hoe weinig ze voor God doet, en hoe ze van Hem zou moeten houden, maar het niet doet, voelt ze zich ongemakkelijk, verontrust en durft bijna niet tot God te naderen.
Dan komt onmiddellijk deze vredestichter Hoop naar buiten, en plaatst zichzelf tussen Geloof en Liefde. Hoop begint haar ambt van vredestichter uit te oefenen. Ze maakt de ziel weer vredig, voedt haar op, geeft haar nieuwe krachten, en terwijl ze haar voor koning Geloof en koningin Liefde brengt, verontschuldigt ze de ziel, plaatst ze een nieuwe uitstorting van haar verdiensten voor de ziel, en bidt ze hen om haar te ontvangen. En Geloof en Liefde, met hun blik alleen gericht op deze vredestichtende moeder, zo teder en medelevend, ontvangen de ziel, en God vormt de verrukking van de ziel, en de ziel de verrukking van God.
O Heilige Hoop, wat ben je bewonderenswaardig! Ik stel me de ziel met Hoop voor als een nobele reiziger, die wandelt om een land in bezit te nemen dat zijn hele fortuin zal maken. Maar aangezien hij onbekend is en hij door landen reist die niet van hem zijn, bespotten sommigen hem, sommigen beledigen hem, sommigen ontdoen hem van zijn kleren, en sommigen bereiken het punt hem te slaan en zelfs te dreigen hem te doden. En de nobele reiziger – wat doet hij in al deze beproevingen? Zal hij erdoor in beroering zijn? Ah, nee - nooit! Integendeel, hij zal degenen bespotten die hem dit allemaal aandoen. Hij weet met zekerheid dat hoe meer hij lijdt, hoe meer hij geëerd en verheerlijkt zal worden wanneer hij komt om zijn land in bezit te nemen. Hij plaagt zelf de mensen om hem meer te kwellen.
Maar hij is altijd rustig, hij geniet van de meest volmaakte vrede; en wat meer is, terwijl hij temidden van deze beledigingen zo kalm blijft, dat terwijl de anderen allemaal om hem heen gealarmeerd zijn, blijft hij slapen in de schoot van zijn langverwachte God. Wie schenkt deze reiziger zoveel rust en vastberadenheid bij het voortzetten van de reis die hij heeft ondernomen? Zeker de Hoop op de eeuwige goederen die van hem zullen zijn; en aangezien ze van hem zijn, zal hij alles overtreffen om ze in bezit te nemen. Door te denken dat ze van hem zijn, gaat hij van ze houden - en dit is hoe Hoop aanleiding geeft tot Liefde.
Welnu, wanneer de ziel zichzelf in de meest uitgestrekte zee van Liefde voert, ervaart ze onuitsprekelijke verrukkingen en geniet ze van vreugden die onuitsprekelijk zijn voor een sterfelijke ziel. Alles is Liefde; haar zuchten, haar hartslagen, haar gedachten zijn evenzovele sonore stemmen die ze laat weerklinken rond haar meest liefhebbende God. Deze stemmen zijn allemaal van Liefde, ze roepen Hem tot zichzelf, op zo'n manier dat de gezegende God, getrokken en gekwetst door deze liefdevolle stemmen, ze vergeldt, en het gebeurt dat Zijn verzuchtingen, Zijn hartslagen en heel het Goddelijke Wezen voortdurend de ziel tot God roepen.
Wie kan dan zeggen hoe gewond de ziel is door deze stemmen; hoe ze begint te razen alsof ze door een vurige koorts is bevangen; hoe ze rent, bijna krankzinnig gemaakt, en zich gaat storten in het liefhebbende Hart van haar Geliefde om verfrissing te vinden, en hoe ze in stromen van de goddelijke geneugten drinkt? Ze wordt dronken van Liefde, en in haar dronkenschap houdt ze lofzangen, allemaal uit Liefde, voor haar allerliefste Echtgenoot. Maar wie kan alles zeggen wat tussen de ziel en God komt? Wie kan spreken over deze Liefde, die God zelf is?
|