De parabel van de levensopdracht - Uit: maria-domina-animarum.net
De Meesteres van alle zielen, de H. Maagd Maria, drukte ooit de levensopdracht van elke mensenziel uit in het volgende beeld:
Het Rijk Gods op aarde is als een reusachtige boomgaard, die door alle mensenzielen samen moet worden bewerkt.
Elke ziel krijgt een stukje van die boomgaard toegewezen om gedurende haar hele leven te bewerken en tot maximale vruchtbaarheid te brengen via al haar doen en laten, al haar hartsgesteldheden, al haar verlangens, voorstellingen, verwachtingen en bestrevingen.
Hoe meer de ziel haar hele leven lang in al haar doen en laten en in alles wat in haar omgaat, één is met de Wil van God en hoe meer zij Gods Wet van de ware zelfverloochenende Liefde beleeft, des te rijker wordt haar stuk van de boomgaard.
Op het einde van het leven houdt God afrekening van de vruchtenoogst. Hoe méér de ziel één is geweest met het Hart van God door beleving van de Ware Liefde in al haar doen en laten en in alles wat in haar is omgegaan, des te rijker zal de oogst van haar stukje boomgaard zijn, wat betekent dat God er des te meer voedsel voor Zijn Rijk op aarde uit kan halen.
De hele levensopdracht van elke ziel bestaat dus uit het bereiden van een zo rijk mogelijke boomgaard door de beleving van totale zelfverloochenende Liefde op elk ogenblik van het leven. De heiligheid van de Schepping wordt derhalve bepaald door de mate waarin alle onderdelen van de boomgaard rijk zijn aan vruchten, en dus door het aantal mensenzielen dat Gods Wet in een hoge mate vervult.
Elk ogenblik waarop de ziel méér op zichzelf, op vermeende eigen behoeften en eigen belangen, op de verwezenlijking van haar eigen voorstellingen en eigen verwachtingen is gericht, beginnen de bomen in haar stukje van Gods boomgaard te verdorren en vallen de vruchten er voortijdig van de bomen. Haar oogst wordt dan kleiner en minder voedzaam, en haar stukje paradijs begint te veranderen in een kaal en troosteloos bos.
Zielen die leven in zelfzucht, zelfverheffing en negatieve gesteldheden zoals jaloersheid, gebrek aan vergevingsgezindheid, boosaardige gedachten, gevoelens en verlangens, laten hun stukje boomgaard aftakelen tot een dor, onvruchtbaar en kaal landschap dat minder en minder Leven draagt, met een bodem die verontreinigd is.
Hoe méér de ziel zich vanuit haar hart oprecht, spontaan en onvoorwaardelijk op Gods Hart richt – met andere woorden: Gods Hart, de Bron van alle volmaakte Liefde, beschouwt als Model voor haar eigen hartsgesteldheden – des te zuiverder blijft haar bodem, want dan wordt deze bodem onophoudelijk gevoed met de genaden van Gods zonneschijn en vruchtbaar makende regen en dauw. Hoe méér de ziel zich op zichzelf richt in plaats van op God, des te armer wordt haar bodem, en des te meer raakt hij verontreinigd, want de Heilige Geest krijgt niet meer de gelegenheid om hem te reinigen.
Zo zijn er zielen wier stukje boomgaard vergelijkbaar is met een woestenij, zelfs met grond na een kernramp. Deze zielen brengen voor Gods Rijk op aarde geen vruchten meer op, doch vergiftigen steeds grotere zones van de grond en de boomgaard die God had bedoeld als een paradijs, een spiegel van de volmaakte schoonheid en volmaakte vruchtbaarheid van Zijn eigen Hart.
Het absolute tegendeel was het stukje boomgaard van de Heilige Maagd: een uniek stuk paradijs van absoluut volmaakte heiligheid dat voedsel opbracht voor zeer velen in alle eeuwen, want Haar vruchten waren zo rijk, dat hun opbrengst zich eeuwigdurend kon blijven vermenigvuldigen en de zaden uit Haar vruchten door God konden worden uitgestrooid in elke ziel die bereid zou zijn om Maria levenslang onvoorwaardelijk te volgen in het heilig verbond van toewijding aan God via de Koningin van Hemel en aarde, voor altijd het belichaamde Model van het hoogst ontwikkelde beeld en gelijkenis van God.
|