Er is maar EEN Middelaar tussen God en de mens
Jezus: Kom naar Mij voor je ogenzalf, zodat je ogen geopend worden voor de waarheid! Mijn Moeder is niet de weg, zij wijst alleen de weg en wendt jullie ogen af van het kwaad van deze wereld. Valse dogma’s en leerstellingen zijn de Kerk binnengedrongen, waardoor ze voor Mij onherkenbaar is geworden.
Deze gruwelen bederven het menselijk hart en brengen zielen in gevaar.
HEB BEROUW! BEKEER JE! BEKEER JE!
Ik ben je ENIGE REDDING!
Niemand komt tot de Vader behalve door Mij.
Verneder jezelf voor Mij, bekeer je van alle overtredingen, en Ik zal Mijn Barmhartigheid over jullie uitstorten.
Zo spreekt de Heer.
Bijbelverzen ter bevestiging:
Psalm 46:11: ‘Staak de strijd, en erken dat ik God ben, verheven boven de volken, verheven boven de aarde.’
Openbaring 3:18: Daarom raad ik u aan: koop van mij goud dat in het vuur gelouterd is, en u zult rijk zijn; witte kleren om u te kleden en uw naaktheid te bedekken, zodat u zich niet meer hoeft te schamen; zalf voor uw ogen, zodat u weer kunt zien.
Johannes 14:6-7: Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien.’
Maria’s zelfgave wijst de weg
Zij trekt ons dichterbij en verlangt ernaar de volheid van haar Zoon aan de Kerk en aan de hele wereld te openbaren.
Lucas 1:46-55: Maria zei:
‘Mijn ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht om God, mijn redder:
hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.
Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,
heilig is zijn naam.
Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht,
voor al wie hem vereert.
Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot hij van hun troon
en wie gering is geeft hij aanzien.
Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,
maar rijken stuurt hij weg met lege handen.
Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,
zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd:
hij herinnert zich zijn barmhartigheid
jegens Abraham en zijn nageslacht,
tot in eeuwigheid.’
|