Er zijn twee componenten in dit. Het probleem is dat als je gedoopt wordt in het nieuwe recht, dat feitelijk waar is, want er wordt eigenlijk niets gedaan in het oude recht. Er wordt feitelijk ge-exorciseerd zout op de tong van het individu gelegd en er wordt een gebed uitgesproken. Het is eigenlijk een formule van exorcisme om de tong te oefenen om er een geschikt ontvangstorgaan van te maken, dit is wat zo is met andere woorden en er staat zelfs in dat gebed: moge dit zout een voorproefje zijn van het Hemelse voedsel. Er is dus een voorbereiding voor de tong om de Heilige Communie te ontvangen, niet in de handen.
Alleen de handen van de priester zijn gewijd, daarom kan hij ze gepast aanraken. Daarom heeft de Kerk historisch gezien de persoon voorbereid door hun tong te exorciseren en ze vervolgens te laten knielen. Waarom kniel je eigenlijk met je handen gevouwen? Oorspronkelijk ontvingen ze in de vroege Kerk daadwerkelijk de Communie in de hand, maar toen de Kerk eenmaal op een bepaald punt kwam, stopten ze die praktijk volledig en gingen naar deze andere omdat het gepaster en eerbiediger is en er ook is minder heiligschennis. Er zijn een hele reeks redenen waarom de Kerk dat feitelijk deed. Knielen is een houding van dienstbaarheid. Je neemt daadwerkelijk een lagere positie in dan God, om Zijn hogere staat dan de jouwe te erkennen.
Het is ook een kwestie van nederigheid waar St. Thomas het over heeft, en dat is ook een kwestie van fatsoen. Het is een deugd van nederigheid, en de daden van de ontvanger staan in verhouding tot de persoon die boven de ontvanger staat. Het is automatisch een verlaging. We zijn Gods vrienden, maar we zijn nog steeds Zijn dienaren, en wij zijn Zijn bezit. Het betekent ook dat wij, door die positie van dienstbaarheid in te nemen, Hij ons waarschijnlijk zal geven wat we vragen en dat komt omdat God van nederigheid houdt en wil dat we onszelf vernederen in relatie tot Hem.
Dit is aangenaam in Zijn ogen. Dit is ook een reden waarom onze handen niet mogen worden uitgestrekt, we moeten ze vouwen wat weer een teken is van dienstbaarheid. Het is het onderwerpen van onze wil aan de Zijne. We zijn elk besef van onze dienstbaarheid aan God kwijt. We zijn elk besef kwijt van wie en wat we werkelijk zijn in onze relatie met God. En telkens wanneer de priester het Heilig Sacrament omhoog houdt moet je knielen tijdens de Mis. Je knielt voor de Aanwezigheid van iets dat oneindig boven je is, daarom is staan geen geschikte positie.
Christus zegt zelfs in de H. Schrift dat voor Christus elke knie zal buigen. Er moet een erkenning zijn dat we onder Hem staan en dat zou ook moeten weerspiegeld zijn in onze eigen innerlijke staat. Hij laat ons ZICHZELF na, een zuivere gave die we niet waard zijn, ook al bevinden we ons in staat van genade. Hij heeft geen verplichting om de geconsacreerde Hostie aan ons na te laten. Het feit dat Hij het doet is verbazingwekkend goed. Het is een teken van Zijn pure vrijgevigheid jegens ons. We moeten daarom knielen op de communiebank en onze handen vouwen.
Maar je weet dat ze de communiebank hebben afgeschaft. In elk offer zijn er drie elementen:
De voornaamste delen van de Mis zijn: de Offerande die het Sacrificie voorbereidt, de Consecratie die er het wezenlijk deel van is en de Nuttiging die het noodzakelijkerwijze voltooit.
1° De Offerande: voorbereiding tot het Offer. Brood en wijn worden aan God aangeboden en toegewijd om weldra veranderd te worden tot Christus' Lichaam en Bloed. In de eerste tijden van het Christendom brachten de gelovigen zelf die offeranden aan; de priester nam er een deel van dat werd geconsacreerd en genut door de aanwezige gelovigen. Wat overbleef werd aan de armen gegeven en diende ook gedeeltelijk tot onderhoud van de priesters.
2° De Consecratie: wezenlijk deel van het Offer. De Consecratie zelf betekent, realiseert het offer: “Dit is mijn Lichaam dat voor u wordt overgeleverd.” “Dit is mijn Bloed dat voor U wordt vergoten.”
3° De Nuttiging: voltooiing van het Offer: De priester en de gelovigen die communiceren nuttigen Christus als offerspijs. In de Oudheid, ook bij de heidenen en zeker bij de Joden was aan de vele offers ook een offermaal verbonden: zo eveneens in de H. Mis. Priester en gelovigen nuttigen de offerande die ze aanbrachten en die nu veranderd is tot Christus' eigen Lichaam en Bloed. In de Oudheid was dit offermaal een zinnebeeld van de innige vereniging tussen God en de mens: de H. Communie daarentegen is niet enkel een zinnebeeldige maar een werkelijke vereniging met God.
|