Mijn Moeder, geef dit Bloed ook aan mij. U weet hoezeer ik het nodig heb. Herstel me volledig met uw moederlijke handen door dit Bloed; en terwijl U me herstelt, zuiver het mijn zondevlekken, geneest het mijn wonden en verrijkt het mijn armoede. Laat dit Bloed in mijn aders stromen en geef me opnieuw het hele leven van Jezus. Laat het neerdalen in mijn hart en het veranderen in Zijn Hart. Laat het mij verfraaien zodat Jezus heel Zijn tevredenheid in mij vindt. Laten we eindelijk de hemelse gebieden betreden, O Moeder, en dit Bloed aan al de Heiligen en al de Engelen geven, zodat ze meerdere glorie kunnen ontvangen, in dankbaarheid naar Jezus kunnen gaan, en voor ons bidden, zodat we hen kunnen bereiken door dit Bloed.
En nadat we dit Bloed aan iedereen hebben gegeven, laten we opnieuw naar Jezus gaan. Engelen, Heiligen, kom met ons mee. Ach, Hij zucht voor zielen. Hij wil ze allemaal Zijn Mensheid laten binnengaan, om aan allen de vruchten van Zijn Bloed te geven. Laten we hen allen rond Hem komen, en Hij zal Zich hersteld voelen, en terugbetaald voor de bitterste pijn die Hij heeft geleden. En nu, Heilige Mama, laten we alle elementen roepen om Hem gezelschap te houden, opdat ook zij Jezus kunnen eren.
O zonlicht om de duisternis van deze nacht te verdrijven, troost Jezus. O sterren, met uw flikkerende stralen, kom naar beneden en troost Jezus. Bloemen, kom met jullie geuren; vogels, kom met jullie gezang; kom alle aardse elementen en troost Jezus. Kom, O zee, verfris en was Jezus. Hij is onze Schepper, ons leven, ons Al. Kom jullie allen en troost Hem, eer Hem als onze Soevereine Heer. Maar Jezus zoekt geen licht, sterren, bloemen of vogels. Hij wil zielen, zielen! Hier zijn ze, mijn lieve Goedheid, allen tezamen met mij. Uw lieve Moeder is dicht bij U, rust in haar armen. Ook zij zal troost ontvangen door U aan haar Hart te drukken, omdat ze voor een groot deel gedeeld heeft in Uw smartelijke doodsstrijd.
Magdalena is hier; Maria is hier, en alle liefhebbende zielen van alle eeuwen. Jezus, accepteer ze en spreek een woord van vergeving en liefde aan allen. Bind ze allen aan Uw liefde, zodat niet nog een ziel aan U zal ontsnappen! Maar het lijkt dat U zegt: O kind, hoeveel zielen ontsnappen Mij met geweld en vallen in de eeuwige ondergang! Hoe kan Mijn smart ooit worden verzacht, als Ik zoveel van één enkele ziel houdt, als van alle zielen samen? Gekwelde Jezus, het lijkt dat Uw leven uitdooft. Ik hoor reeds de doodsreutel, Uw mooie ogen zijn overschaduwd door de nabijheid van de dood, al Uw ledematen zijn bewegingsloos; en het lijkt alsof U niet langer ademt.
Ik voel mijn hart barsten van pijn. Ik omhels U en ik voel dat U het ijskoud heeft. Ik schud U en U geeft geen teken van leven! Jezus, bent U dood? De verdrukte Moeder en de Hemelse Engelen komen wenen over Jezus en staan niet toe dat ik zonder Hem blijf leven. Ach, dat kan ik niet! Ik druk Hem dichter tegen me aan en ik hoor Hem nog een keer ademhalen. Nogmaals, geeft Hij geen teken van leven! Ik roep: Jezus, Jezus, mijn Leven, ga niet dood! Maar ik hoor reeds het rumoer van Uw vijanden, die komen om U mee te nemen. Wie zal U verdedigen in Uw staat?
Maar U komt bij, als U opnieuw verrijst van de dood naar het leven en kijkend naar mij, zegt U: O ziel, ben je hier? Ben je dan toeschouwer geweest van Mijn pijn en van de zovele keren dat Ik de dood heb geleden? Weet dat Ik in deze drie uren van de bitterste doodsstrijd in de Tuin, Ik alle levens van mensen in Mij heb gesloten, en Ik heb al hun pijn en hun dood geleden en Ik heb Mijn leven gegeven aan elk van hen. Mijn doodsstrijd zal hen ondersteunen; Mijn bitterheid en Mijn dood zullen voor hen in een bron van zoetheid en leven veranderen. Hoeveel zielen heeft het Mij gekost!
Was Ik op Zijn minst maar terugbetaald geweest! Je hebt gezien dat terwijl Ik stervende was, Ik zou terugkeren om opnieuw te ademen: dat waren alle keren een dood van een mens die Ik in Mij voelde! Mijn naar adem snakkende Jezus, omdat U ook mijn leven in U wilde insluiten, en daarom ook mijn dood, bid ik U, voor Uw bitterste doodsstrijd ook mij te helpen op het moment van mijn dood. Ik heb U mijn hart gegeven als toevlucht en rust, mijn armen om U te ondersteunen en mijn hele wezen ter uwer beschikking gesteld. Hoe graag zou ik mij in handen van Uw vijanden geven, om te sterven in Uw plaats!
Kom, leven van mijn hart, geef mij op dat moment alles wat ik U heb gegeven terug: Uw gezelschap, Uw Hart als rust, Uw armen als steun, Uw vermoeide adem om mijn werk te verlichten; op zo’n manier dat ik adem door Uw adem die zoals zuiverende lucht, mij zal zuiveren van elke smet en mij zal helpen om de eeuwige gelukzaligheid binnen te komen.
Meer zelfs, mijn lieve Jezus, dan zal U Uw Allerheiligste Mensheid aan mijn ziel geven, zodat door naar mij te kijken U mij ziet; en door naar U te kijken, U niets vindt om mij te veroordelen. Dan zult U mij in Uw Bloed onderdompelen. U zal mij kleden met het onbevlekt gewaad van Uw Allerheiligste Wil. U zult mij sieren met Uw Liefde, en zult me de laatste kus geven terwijl U me van de aarde naar de Hemel laat vertrekken. En wat ik voor mijzelf wil, doe het voor al degenen die in doodsstrijd verkeren.
Sluit ze allen in Uw omhelzing van liefde en geef hen de kus van hun vereniging met U. Red hen allen en sta niemand toe verloren te gaan! Mijn gekwelde Goedheid, ik bied U dit heilig Uur aan in herinnering aan Uw Lijden en Dood, om de rechtvaardige toorn van God te ontwapenen voor de zovele zonden, voor de triomf van de Heilige Kerk, voor de bekering van alle zondaars, voor vrede onder de mensen, in het bijzonder voor ons land, voor onze heiliging, en voor het verzachten van het lijden van de arme zielen.
Uw vijanden zijn nabij zijn en U wilt mij verlaten om naar hen toe te gaan. Jezus, sta mij toe U alle heilige kussen van Uw Allerheiligste Moeder aan te bieden; laat me die lippen kussen, die Judas wil kussen met zijn helse kus. Laat me Uw gezicht afdrogen, bevochtigen met Bloed, waarop geslagen en gespuwd zal worden. Ik hou me dicht aan Uw Hart vast, Ik verlaat U niet. Ik zal U volgen. Zegen en help mij. Amen.
Overweging
In dit derde uur van Gethsemane, vroeg Jezus om Hemelse hulp. Zijn pijn was zo enorm dat Hij ook vroeg om troost van Zijn leerlingen. Vragen wij altijd om Hemelse hulp in pijnlijke omstandigheden? En als we ons tot mensen richten, doen we dit tot degenen die ons kunnen troosten op een heilige manier? En als we niet de troost ontvangen waar we op hopen, en we de onverschilligheid van mensen ervaren, verlaten we ons dan in Jezus' armen?
Jezus werd getroost door een Engel. Kunnen we zeggen dat we engelen van Jezus zijn door bij Hem te blijven en Hem te troosten en te delen in Zijn bitterheid? Maar om als een ware engel voor Jezus te zijn, is het noodzakelijk om het lijden te nemen zoals het door Hem werd gezonden, en daarom als goddelijk lijden te beschouwen. Alleen dan kunnen we een God, die zo verbitterd is, troosten. Als we onze pijn op een menselijke manier beschouwen, kunnen we ze niet gebruiken om deze Godmens te troosten, en dan kunnen we niet Zijn engelen zijn.
In de pijn die Jezus ons zendt, lijkt het dat Hij ons de kelk stuurt waarin we de vruchten van die pijn moeten plaatsen. Deze pijn, geleden in liefde en berusting, zal een zeer zoete nectar zijn voor Jezus. In elke pijn zullen we zeggen: “Jezus roept ons bij Hem om Zijn engel te zijn. Hij wil onze troost en daarom laat Hij ons delen in Zijn pijn. Mijn liefste, Jezus, in mijn pijn zoek ik naar Uw Hart om te rusten, en in Uw pijn wil ik U toevlucht bieden met mijn pijn, zodat we ze kunnen ruilen, en ik Uw troostende engel ben.
Gebed van dank
8 ste uur : van middernacht tot 1 uur op goede vrijdag
Jezus wordt gearresteerd
O mijn Jezus, het is reeds middernacht. U voelt dat Uw vijanden naderen. U droogt Uw bloed, en gesterkt door de ontvangen troost, gaat U weer naar Uw leerlingen. U roept en waarschuwt hen. U neemt hen mee. U gaat Uw vijanden tegemoet. Met Uw snelheid wil U mijn traagheid en luiheid in het werken en lijden uit liefde voor U herstellen. Maar, lieve Jezus, mijn Goedheid, wat een ontroerend tafereel! Eerst ontmoet U de verraderlijke Judas, die naar U komt en zijn armen om Uw nek werpt, U begroet en kust.
Hartstochtelijke Liefde, U minacht niet om die helse lippen te kussen. U omhelst hem en drukt hem tegen Uw Hart. U wil hem uit de Hel rukken en hem tekenen van nieuwe liefde geven. Mijn Jezus, hoe is het mogelijk om niet van U te houden? De tederheid van Uw liefde is zodanig dat het elk hart grijpt om van U te houden; maar toch houden ze niet van U! O mijn Jezus, in deze kus van Judas, biedt U eerherstel voor het verraad, de voorwendsels, het bedrog onder het mom van vriendschap en heiligheid, vooral dan van priesters. Uw kus toont dat U aan geen enkele zondaar, op voorwaarde dat hij zich vernederd voor U, vergeving weigert.
Mijn Jezus, U geeft U nu in handen van de vijand en geeft hen de kracht om U te laten lijden zoals ze willen. Ook ik, O mijn Jezus, geef mij in Uw handen, dat U vrijelijk kan doen met mij wat U wil; en samen met U wil ik Uw Wil en U eerherstel volgen en Uw pijn lijden. Ik wil altijd bij U zijn, dat er geen belediging is waar ik geen eerherstel voor aanbiedt. Geen bitterheid dat ik niet verzacht. Geen gespuug of slagen die niet worden gevolgd door mijn kus en streling. Als U valt zal U lijden, maar mijn handen zullen altijd bereid zijn om U te helpen opstaan. Ik wil altijd bij U zijn, mijn Jezus. Ik wil U niet alleen laten, zelfs niet een minuut.
Breng mij in Uzelf en ik zal in Uw gedachten, Uw blik, Uw Hart en helemaal in U zijn, zodat wat U ook doet, ik ook kan doen. Op deze manier zal ik U trouw gezelschap kunnen houden, en niets van Uw pijn zal mij ontsnappen, om U mijn liefde te kunnen bieden voor alles dat U hebt gegeven. Mijn Goedheid, ik zal aan Uw zijde staan om U te verdedigen, om Uw leringen te leren, om al Uw woorden te tellen. Hoe zoet daalt het woord waarmee U Judas aanspreekt, neer in mijn hart: Vriend, waarom ben je gekomen? En ik voel dat U mij ook toespreekt met dezelfde woorden. Maar U noemt mij niet vriend, maar bij de zoete naam van kind: Kind, waarom ben je gekomen? En ik antwoord: “Jezus, om U lief te hebben.” Waarom ben je gekomen?, herhaalt U wanneer ik ‘s morgens wakker word.
Waarom ben je gekomen?, als ik bid. Waarom ben je gekomen?, herhaalt U in de H. Hostie, als ik kom om U in mijn hart te ontvangen. Wat een mooie oproep voor mij en voor iedereen! Maar hoeveel zielen antwoorden op Uw oproep: “Ik kom om U te beledigen!”. Anderen, die doen alsof ze U niet horen, geven zich over aan allerlei soorten zonden, en beantwoorden Uw Waarom ben je gekomen? met door naar de Hel te gaan! Wat een medelijden voel ik voor U, mijn Jezus! Ik zou graag de touwen willen nemen waarmee Uw vijanden U vastbinden en U dit verdriet besparen. Maar als U naar Uw vijanden gaat, hoor Ik U opnieuw teder zeggen: Wie zoeken jullie? En zij antwoorden: “Jezus, de Nazarener.” En U zegt: Ik ben het. Met alleen deze woorden zegt U alles en U laat Uzelf bekend staan voor wie U bent.
Het is zo doordringend, dat de vijanden beven en op de grond vallen, alsof ze dood zijn. En U, Liefde die geen gelijke heeft, herhaalt opnieuw: Ik ben het. U roept hen terug tot leven en U geeft U over, in de macht van de vijand. Vals en ondankbaar, grijpen ze U, leggen ze hun handen op U en binden U vast met touwen en kettingen, in plaats van nederig aan Uw voeten te vallen, en nederig om Uw vergeving te vragen. Ze maken gebruik van Uw goedheid en minachten Uw genaden en mirakels.
Ze werpen U op de grond, vertrappen U en trekken aan Uw haar. Met een ongehoord geduld, zwijgt, lijdt en biedt U eerherstel voor de beledigingen van degenen die ondanks mirakels zich niet overgeven aan Uw Genade en steeds koppiger worden. Met touwen en ketenen, dringt de genade van de Vader door om de ketenen van onze zonden te breken, ons te binden met zoete ketenen van liefde. Liefdevol corrigeert U Petrus, die U wil verdedigen en het oor afhakt van Malchus. Hiermee bent U van plan om eerherstel te bieden voor de goede werken, die niet worden gedaan met heilige voorzichtigheid of die in zonde vallen omwille van overmatige ijver.
Mijn geduldige Jezus, het lijkt dat deze touwen en kettingen Uw goddelijke Persoon sieren: Uw voorhoofd wordt majestueuzer, zozeer zelfs dat het de aandacht trekt van Uw vijanden. Uw ogen schijnen met meer licht. Uw Goddelijk Gezicht neemt een allerhoogste vrede en zoetheid aan, om Uw beulen te ontwapenen. Met Uw zoete en indringende houding, laat U ze beven; zozeer zelfs dat als zij U durven beledigen het is omdat U hen dat toelaat.
Geketende en gebonden Liefde, kunt U Uzelf ooit toestaan om gebonden te worden voor mij, en de weergave van Uw liefde vermeerdert, terwijl ik, Uw kleine kind, zonder kettingen blijf? Nee, bind me liever met Uw allerheiligste handen, met Uw touwen en kettingen. Daarom bid ik U, terwijl ik Uw goddelijk voorhoofd kus, om al mijn gedachten, mijn ogen, mijn oren, mijn tong, mijn hart, mijn genegenheden en mijzelf helemaal te binden; en bind samen met mij alle mensen zodat zij door de lieflijkheden van Uw ketenen te voelen, U nooit meer zullen beledigen.
Mijn Godheid, het is nu één uur. Ik begin in te dommelen, ik zal mijn best doen om wakker te blijven, maar als de slaap mij verrast, laat ik mezelf rusten in U, om te volgen wat U ook doet. Meer nog, U doet het voor mij. In U verlaat ik mijn gedachten om U te verdedigen tegen Uw vijanden, mijn ademhaling als gezelschap; mijn hartslag om U voortdurend te zeggen dat ik van U hou en dat ik eerherstel bied voor de liefde die anderen U niet geven; de druppels van mijn bloed om U eerherstel te bieden en U de eer en achting terug te geven die ze van U wegnemen met beledigingen, spuug en slagen. Mijn Jezus, zegen me en laat me slapen in Uw aanbiddelijk Hart; en vanuit Uw hartslagen, versneld door liefde of door smart, zal ik dikwijls wakker worden, om Uw gezelschap te blijven houden. Laten we deze overeenkomst sluiten, O Jezus!
Overweging
Jezus gaf Zich onmiddellijk in handen van de vijand en zag de Wil van de Vader in Zijn vijand. Zijn we klaar om te vergeven zoals Jezus vergaf in misleidingen en in het verraad van mensen? Nemen we alle kwaad dat we van mensen aan als uit Gods handen? Zijn we klaar om alles te doen wat Jezus van ons verlangt? Kunnen we in de kruisen, in de inspanningen zeggen dat ons geduld gelijkt op dat van Jezus? Mijn geketende Jezus, moge Uw ketenen mijn hart binden en kalmeren, om het gereed te maken om alles te lijden wat U wilt.
Gebed van dank
9 de uur : van 1 tot 2 uur op goede vrijdag
Jezus wordt van de rand van een brug gegooid en valt in de Kidron rivier
Mijn Goedheid, mijn arme geest volgt U tussen wake en slaap. Hoe kan ik mij ten prooi laten worden aan slaap, als iedereen U verlaat en wegloopt? De apostelen en de vurige Petrus die een tijdje geleden zei dat hij zijn leven voor U wilde geven; de geliefde leerling die U, met zoveel liefde op Uw Hart liet rusten. Ach, ze verlaten U allen en laten U over in handen van Uw wrede vijanden! Mijn Jezus, U bent alleen! Uw zuiverste ogen kijken rond om te zien of tenminste één van degenen die door U begunstigd werd, U volgt om Zijn liefde aan U te bewijzen en U te verdedigen.
Maar als U ziet dat niemand U trouw is gebleven, wordt Uw Hart overweldigd, en barst U uit in tranen. U voelt meer pijn door de verlatenheid van Uw getrouwen, dan voor wat de vijand met U doet. Mijn Jezus, ween niet; of liever, laat me samen met U wenen. En de liefdevolle Jezus lijkt te zeggen: Ach kind, laat ons samen wenen over het lot van zoveel zielen die toegewijd zijn aan Mij, die gedurende kleine beproevingen, bij gebeurtenissen in het leven, niet langer voor Mij zorgen en Mij verlaten. Vele anderen zijn bang of laf en laten uit gebrek aan moed en vertrouwen Mij in de steek.
Want velen die geen eigen voordeel vinden in heilige zaken geven niet om Mij. Vele priesters die prediken, die missen opdragen, die biecht horen doen dit uit zelfverheerlijking. Deze laten zien dat ze bij Mij horen, maar Ik blijf nog altijd alleen! Ach kind, hoe moeilijk is deze overgave voor Mij! Niet alleen ween Ik, maar ook Mijn Hart bloedt! O alsjeblieft, Ik smeek je om eerherstel te bieden voor Mijn bittere pijn, door te beloven dat je Mij niet alleen laat.
Ja, mijn Jezus, ik beloof dat ik geholpen door Uw genade, mij zal vereenzelvigen met Uw goddelijke Wil. Maar terwijl U weent over het verlaten van Uw geliefden, blijven de vijanden U geweld aandoen. U wordt vastgegrepen en vastgebonden, mijn Goedheid, tot het punt dat U zelfs geen stap kunt zetten, vertrappen ze U, slepen ze U langs wegen vol stenen en doornen zodat U tegen rotsen wordt geslagen en gewond wordt door doornen. Mijn Jezus, ze sleuren U voort en U verliest Uw kostbaar Bloed en Uw gouden haar dat ze uittrekken!
Mijn Leven en mijn Al, sta me toe het te verzamelen, zodat ik alle stappen van mensen kan verbinden, die U zelfs ’s nachts beledigen in samenkomsten, in plezier, in theatervoorstellingen, in het plegen van heiligschennende diefstallen! Mijn Jezus, ik verenig mij met U om eerherstel te bieden voor al deze beledigingen en overtredingen. We zijn nu bij de Kidron rivier en de vijanden bereiden zich voor om U erin te gooien. Ze stoten U met zoveel geweld tegen een rots, dat het kostbare Bloed uit Uw mond loopt, en de rots rood kleurt!
Daarna sleuren ze U verder en werpen U in het vervuilde water, zodanig dat het in Uw oren, mond en neus komt. O onbereikbare Liefde, U blijft in het water liggen en wordt omgeven door het vervuilde, misselijkmakende koude water. Op deze manier vertegenwoordigt U levendig de hartverscheurende staat van mensen wanneer ze zondigen! Wat blijven ze van binnen en van buiten bedekt door een mantel van vuil, dat voor de Hemel walgelijk is, daarom roepen ze bliksemschichten en Gods Gerechtigheid over zich!
Leven van mijn leven, kan er ooit een grotere Liefde zijn? Om deze mantel van vuil te verwijderen, staat U Uw vijanden toe U in deze rivier te werpen. U lijdt alles om eerherstel te bieden voor de heiligschennissen en de koelheid waarmee zielen U ontvangen. Ze dwingen U ertoe om in hun hart binnen te gaan en U al hun misselijke dingen te laten voelen, meer nog dan de rivier! U staat ook toe dat dit water diep in Uw ingewanden doordringt; zozeer zelfs dat de vijanden, die vrezen dat U zou verdrinken, U optillen. Maar U ziet er zo walgelijk uit dat ze U amper willen aanraken.
Mijn tedere Jezus, U bent nu uit de rivier gehaald. Mijn hart kan het niet verdragen om U zo doorweekt te zien door dit vuile water. Ik zie U helemaal rillen van de kou. U kijkt rond, zoekt met Uw ogen, om iemand te vinden die U kan laten drogen, U kan reinigen en U kan verwarmen. Maar tevergeefs, niemand is bewogen door medelijden: de vijanden bespotten U; Uw getrouwen hebben U verlaten en Uw lieve Moeder is ver weg, omdat de Vader het zo beschikt! Hier ben ik, Jezus, kom in mijn armen.
Ik wil zoveel wenen als om een bad te vormen waarin U zich kunt wassen, reinigen en met mijn handen Uw haar goed te leggen. Mijn Liefste, ik wil U in mijn hart sluiten om U te verwarmen met mijn genegenheid; ik wil U parfumeren met mijn heilige verlangens. ik wil U eerherstel bieden voor al deze beledigingen en overtredingen en mijn leven bij het Uwe aanbieden om alle zielen te redden. Ik wil U mijn hart aanbieden als rustplaats, om U op een of andere manier te kunnen verlossen van de pijn die U tot nu toe hebt geleden. Dan zullen we samen de weg van Uw Lijden verder zetten.
Overweging
In dit uur gaf Jezus Zich over in handen van Zijn vijanden, die Hem in de Kidron rivier wierpen. Maar de Mensheid van Jezus bekeek hen allen met liefde, en verdroeg alles uit liefde voor hen. Geven wij onszelf over aan de genade van Gods Wil?
Zijn we in onze zwakheden en valpartijen klaar om opnieuw recht te staan om ons in Jezus' armen te werpen? De gepijnigde Jezus werd in de Kidron rivier gegooid. Hij verstikte bijna en was misselijk. Verafschuwen wij elke smet en de schaduw van zonde? Zijn we klaar om Jezus te laten schuilen in ons hart, om Hem niet de misselijkheid te laten voelen die andere zielen Hem geven door te zondigen, en de misselijkheid te compenseren die we Hem zelf zo dikwijls hebben gegeven? Mijn gemartelde Jezus, spaar me nergens in, en laat me het voorwerp zijn van Uw goddelijke en liefdevolle doeleinden!
Gebed van dank
10de uur : van 2 tot 3 uur op goede vrijdag
Jezus wordt voor de hogepriester Annas gebracht
Jezus, wees altijd bij mij. Lieve Moeder, laten we Jezus samen volgen. Mijn Jezus, goddelijke Wacht, die over mij waakt in Uw Hart, en niet alleen wil blijven zonder mij. U maakt mij wakker en laat me met U aanwezig zijn in het huis van Annas. Annas ondervraagt U over Uw leerstellingen en Uw leerlingen. O Jezus, om de glorie van de Vader te verdedigen, antwoordt met een heldere en waardige stem: Ik heb in het openbaar gesproken, en al degenen die hier aanwezig zijn, hebben Mij gehoord.
Bij Uw waardige houding, trillen allen, maar hun trouweloosheid is van die aard dat een dienaar, die Annas wil vleien, naar U toekomt en U een felle klap in het gezicht geeft. Het is zo gewelddadig dat het U doet wankelen en Uw heiligste Gezicht verwond. Nu begrijp ik, mijn Leven, waarom U me wakker maakte. U had gelijk; wie zou U op dit moment steunen, nu U op het punt staat te vallen? Uw vijanden barstten in satanisch gelach uit, fluiten en applaudisseren over een daad die zo onrechtvaardig was.
Onthutst, hebt U niemand om op te steunen. Mijn Jezus, ik omhels U; meer nog, ik wil een muur vormen met mijn wezen en ik bied U mijn wang aan met moed, klaar om alle lijden te verdragen uit liefde voor U. Ik heb medelijden met U voor deze verontwaardiging, en samen met U bied ik eerherstel voor al degenen die uit angst, de waarheid niet durven spreken, voor het gebrek aan respect vanwege priesters en voor het gemompel. Maar mijn verdrukte Jezus, Annas stuurt U naar Kajafas.
Uw vijanden werpen U van de trap, en U, mijn Geliefde, biedt in deze pijnlijke val eerherstel voor degenen die ’s nachts in zonde vallen, en U roept ketters en ongelovigen naar het licht van het Geloof. Ook ik wil U volgen in dit eerherstel, en op de weg naar Kajafas, zend ik U mijn verzuchtingen om U te beschermen tegen Uw vijanden. Terwijl ik slaap, blijft U Mijn Wachter, en maakt me wakker wanneer U het nodig vindt. Geef me Uw kus en Uw zegen, en ik kus Uw Hart. Daarin blijf ik slapen.
Overweging
Jezus wordt vóór de hogepriester Annas gebracht, en door hem ondervraagd over Zijn leerstellingen en over Zijn leerlingen. Hij antwoordt over Zijn leer om de Vader te verheerlijken, maar Hij spreekt niet over Zijn leerlingen, omdat Hij niet in liefde wil falen. Zijn wij onverschrokken en moedig als het gaat om het verheerlijken van de Heer, of laten wij ons overhalen door menselijk respect? We moeten altijd de waarheid spreken, zelfs voor vooraanstaanden. Zoeken we in ons spreken altijd naar Gods glorie? Verdragen we alles met geduld zoals Jezus, om Gods glorie te vermeerderen?
Vermijden we altijd kwaad te spreken over onze naaste, en excuseren we hem als we horen dat anderen hem in de steek laten? Jezus waakt over ons hart. Bewaken wij het Hart van Jezus, zodat Hij geen aanstoot krijgt die niet door ons wordt hersteld? Waken we over onszelf in alles, zodat elk van onze gedachten, blikken, woorden, genegenheden, hartslagen, en verlangens schildwachten zijn rondom Jezus, wakend over Zijn Hart en eerherstel biedend voor alle overtredingen? Daarom bidden we tot Jezus om over elk van onze daden te waken, en ons te helpen waken over onze harten.
Elke daad die we in God stellen is een goddelijk leven dat we in ons nemen. En omdat we heel beperkt zijn, terwijl God immens is, kunnen we God niet insluiten in onze eenvoudige daden. Laten we ze daarom zoveel mogelijk vermenigvuldigen om tenminste ons vermogen tot begrip en liefde te vergroten. Zijn we klaar om te antwoorden wanneer Jezus ons roept? De oproep van God kan op vele manieren gehoord worden: bijvoorbeeld door inspiraties en het lezen van goede boeken.
Het kan zich zelfs tastbaar zijn met de aantrekkingskracht van genade. Mijn lieve Jezus, laat Uw stem altijd in mijn hart weerklinken. Laat alles wat mij van binnen en van buiten omringt, de voortdurende stem zijn die me roept om altijd van U te houden; en moge de harmonie van Uw goddelijke stem me verhinderen om elke andere afleidende menselijke stem te horen.
Gebed van dank
|