|
29/4/1904 Het Goddelijk Leven manifesteert zich in mensen door woorden, door werken en door lijden, maar wat het duidelijker manifesteert is het lijden.
Terwijl ik in mijn gebruikelijke toestand bleef, werd ik omringd door drie maagden, die me meenamen en me met pure kracht aan een kruis wilden kruisigen; maar omdat ik de gezegende Jezus niet uit angst zag, weerstond ik hen. Toen ze mijn weerstand zagen, zeiden ze tegen mij: “Liefste zuster, wees niet bang dat onze Echtgenoot er niet is; sta ons toe u te kruisigen, want de Heer, aangetrokken door de deugd van het lijden, zal komen.
We komen uit de Hemel, en aangezien we de meeste ernstige kwaden in Europa hebben zien gebeuren, zijn we gekomen om jullie te laten lijden, zodat ze tenminste verminderd kunnen worden.’ Intussen doorboorden ze mijn handen en voeten met de nagels, maar met zo'n wreedheid van pijn, dat ik voelde dat ik doodging.
Terwijl ik leed, kwam de gezegende Jezus en keek mij met ernstige ogen aan en zei tegen mij: “Wie heeft je geboden om jezelf in dit lijden te brengen? Wat voor nut heb jij dan voor Mij? Om ervoor te zorgen dat Ik niet eens vrij kan zijn om te doen wat Ik wil, en om een voortdurende belemmering te zijn voor Mijn gerechtigheid?” In mijn binnenste zei ik: ‘Wat wil Hij van mij? Ik wilde dit ook niet; zij zijn degenen geweest die mij ertoe hebben aangezet, en Hij raakt boos op mij.’
Maar ik kon niet spreken vanwege de bitterheid van de pijn. Toen ik de strengheid van Onze Heer zag, lieten die maagden mij nog meer lijden, ze trokken de spijkers eruit en sloegen ze er vervolgens weer in; en ze brachten mij dichter bij Hem en lieten Hem mijn lijden zien. Hoe meer ik leed, hoe meer het leek alsof de Heer tevreden was; en toen ze zagen dat Hij meer gerustgesteld was en bijna ontroerd door mijn lijden, verlieten ze me en gingen weg, me alleen achterlatend met Onze Heer.
Toen hielp Hij Zelf mij en ondersteunde mij; en toen Hij mij zag lijden, zei Hij om mij op te vrolijken: “Mijn dochter, mijn leven manifesteert zich in de mensen door woorden, door werken en door lijden, maar wat het duidelijker manifesteert is het lijden.“ (...)
Jezus: “Het leven van God in de ziel is hoop, en hoe meer je hoopt, hoe meer goddelijk leven je in jezelf hebt. En aangezien het Goddelijk Leven kracht, wijsheid, vastberadenheid, liefde bevat..., voelt de ziel zich alsof ze bewaterd wordt door evenveel stromen voor evenveel als de goddelijke deugden, en zo blijft het Goddelijke Leven in je groeien. Maar als je niet hoopt – zowel in geestelijke zaken… en, door het geestelijke, zal ook het lichamelijke meedoen – zal het goddelijke leven geleidelijk worden verteerd totdat het volledig is uitgedoofd. Daarom hoop – hoop altijd.”
|