5/8/1904 Jezus, Koning der koningen en Heer der heren.
De gezegende Jezus kwam voor slechts een korte tijd, in de handeling van alles te regeren, en van te heersen met de koningskroon op Zijn hoofd en met de scepter van bevel in Zijn hand. Terwijl ik Hem in deze positie zag, zei Hij tegen mij (hoewel in het Latijn, maar ik zal het zeggen volgens wat ik begreep): Mijn dochter, ik ben de Koning der koningen en de Heer der heren. Alleen aan Mij is dit recht op gerechtigheid verschuldigd, dat de mens Mij verschuldigd is; en door het Mij niet te geven, ontkent ze Mij als Schepper en Meester van alles.
Terwijl Hij dit zei, leek Hij de wereld in Zijn hand te nemen en haar op zijn kop te zetten, zodat de mensen zich zouden onderwerpen aan Zijn regime en heerschappij. Tegelijkertijd kon ik ook zien hoe de Heer over mijn ziel regeerde, dit was met zo’n meesterschap dat ik me helemaal in Hem voelde ondergedompeld. Van Hem kwam het regime van mijn geest, van mijn genegenheid, van mijn verlangens. Er liepen veel elektrische draden tussen mij en Hem, waardoor Hij alles leidde en beheerste.
|