DE GEEST VAN CHRISTUS - www.maria-domina-animarum.net
Onderrichting geschonken door de Heilige Maagd Maria via Myriam van Nazareth - april 2024
God had de mensenziel geschapen als kroon op Zijn Scheppingswerken. Daartoe had Hij haar volmaakt heilig gemaakt. Dit betekent dat de mensenziel in alles wat zij zou doen of nalaten, zeggen, denken, voelen, verlangen en nastreven, Heil zou brengen, dit wil zeggen: de Schepping in stand zou helpen houden als de door God bedoelde stoffelijke spiegel van Zijn onstoffelijke Hemelrijk.
Dit zou de ziel hebben gedaan zolang zij in al haar doen en laten en in al haar innerlijke gesteldheden de Goddelijke Basiswet, de Wet van de ware zelfverloochenende Liefde, spontaan, vlekkeloos, onvoorwaardelijk en met volharding zou vervullen.
De beide eerste mensenzielen begingen echter de erfzonde, de eerste overtreding tegen de Goddelijke Basiswet. Zonde is elke overtreding tegen de Basiswet van de Ware Liefde. De ongehoorzaamheid jegens Gods Beschikkingen ten aanzien van het gedrag en de innerlijke gesteldheden van de mensenziel, zoals het geval was bij de erfzonde, was een voorbeeld van overtreding tegen de Wet van de Liefde in die zin, dat in het kader van Gods bedoelingen deze ongehoorzaamheid uiting gaf aan het feit dat de eerste mensenzielen op een gegeven ogenblik hun Liefde tot God lieten overschaduwen door een inspiratie vanwege de kracht die volkomen tegengesteld is aan Gods Werken en bedoelingen: de duisternis, de satan. Dit was de eerste gelegenheid bij dewelke mensenzielen vrijwillig kozen om eerder de duisternis te volgen dan het Licht.
Na de erfzonde was God een God van (soms plotse, onmiddellijke) Gerechtigheid, een God Die elke schending van Zijn Wet, met andere woorden alles waardoor het evenwicht in de Schepping wordt verstoord, zo spoedig mogelijk wilde herstellen, en wel door rechtstreeks ingrijpen. Op grond van de Goddelijke Wet kunnen verstoringen in het evenwicht van de Schepping worden hersteld – goedgemaakt, gecompenseerd – hetzij door een rechtstreeks ingrijpen van God Zelf, Die door aanwending van Zijn almacht elke schade ongedaan kan maken, hetzij vanuit mensenharten. Hoe moeten wij dit verstaan?
God kan elke schade aan het evenwicht in Zijn Schepping volmaakt ongedaan maken door eigen rechtstreeks ingrijpen, dit wil zeggen door de aanwending van Zijn almacht, die niets anders is dan de verwezenlijking van Zijn volmaakte Wil om Zijn Schepping in volmaakte harmonie te weten. God heeft echter van in den beginne het alles beheersende verlangen gekoesterd dat alles in Zijn Schepping zou worden verwezenlijkt op kracht van een volmaakt beleefd Verbond tussen Hem en de mensenzielen.
Dit Verbond kan slechts volmaakt worden beleefd in zoverre de mensenzielen in hun hart een onverdeeld verlangen koesteren om in al hun doen en laten en hun hele innerlijke leven in volmaakte eenheid te verkeren met het Hart van hun God en Schepper Zelf.
Deze eenheid kan niet louter worden beleefd vanuit het verstand, de denkende, redenerende en analyserende geest, doch moet worden beleefd vanuit het hart, het centrum van het gevoelsleven in de ziel. Een gevoelsleven is slechts in volmaakte harmonie met het Hart van God Zelf in de mate waarin de mensenziel in haar hart de Ware Liefde vervult, dit wil zeggen in de mate waarin de ziel leeft van en voor de Liefde tot haar God en Schepper, tot alle Werken en Plannen van God en tot al haar medeschepselen.
De beleving van een vlekkeloze Liefde tot al haar medeschepselen is voor de mensenziel een absolute noodzaak omdat God Zijn Schepping heeft gemaakt als een netwerk, binnen hetwelk alle schepselen via hun doen en laten en hun innerlijke leven (denken, voelen, verlangen, bestreven, gezindheden, reacties...) met elkaar verbonden zijn, als knooppunten die met elkaar in contact komen via onderlinge kanalen.
Deze kanalen zijn als het ware de verbindingswegen tussen de harten van de schepselen. Deze kanalen of verbindingswegen worden gevormd door elk contact – elke 'aanraking' – tussen schepselen, hetzij via handelingen, via woorden, of meer verborgen via gedachten en gevoelens die schepselen jegens elkaar koesteren (die zij dus als het ware 'in het netwerk injecteren').
Naarmate deze kanalen worden doorstroomd met Liefde en goede gevoelens, zijn zij vervuld van Licht en warmte en vormen zij barrières tegen de werken en plannen van de duisternis, de kracht die tegengesteld is aan de Goddelijke Wet en die bij voorkeur via de mensenzielen – in het bijzonder via hun hartsgesteldheden – alle Werken en Plannen van God, het Licht, tracht tegen te werken, te verlammen, te vervormen, te beschadigen en zo mogelijk volledig onwerkzaam te maken en te verwoesten.
In de mensenharten moet de Liefde die door God onophoudelijk als de grote levenskracht doorheen de Schepping wordt gestuurd, worden verwerkt, en vanuit deze harten moet deze levenskracht, deze brandstof van de hele Schepping en van het Goddelijk Leven, doorheen de Schepping worden verder geleid als een onophoudelijk Leven schenkende en reinigende stroom van Licht en Vuur.
Omdat de mensenharten de centra zijn in dewelke de Goddelijke Liefde wordt verwerkt en vanuit dewelke deze Goddelijke brandstof moet worden voortgestuwd, zijn zij tevens de centra in en via dewelke elke overtreding tegen de Wet van de Ware Liefde, deze Goddelijke Grondwet, moet en kan worden hersteld. De invulling van het Grote Verbond tussen God en de mensenzielen moet daarom gebeuren via de gesteldheden van hart van de mensenzielen. Door vrijwillige, spontane, oprechte toepassing van de Ware Liefde kan de mensenziel elk onevenwicht in de Schepping helpen herstellen. Van essentieel belang is nu het volgende:
De beleving, de praktische toepassing, van de reinigende, Leven schenkende, genezende, herstellende Ware Liefde kan langs uiteenlopende wegen gebeuren. De meest voor de hand liggende wegen zijn deze:
* het stellen van handelingen die aan medeschepselen zegen en welzijn (in de breedste zin van het woord) brengen;
* het spreken van woorden die aan medeschepselen zegen en welzijn brengen;
* het koesteren van gedachten, gevoelens en verlangens die vervuld zijn van niets anders dan zuiver Licht;
* het nastreven van doelstellingen die volkomen in harmonie zijn met datgene wat God Zelf in Zijn Schepping wil zien gebeuren, tot stand wil zien komen of wil zien veranderen;
* het vermijden van handelingen, woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen die op welke wijze dan ook de stroming van de Goddelijke Liefde kunnen verstoren.
* Er is echter nog een bijkomende weg: deze van de herstellende, genezende en goedmakende hartenpijn.
Deze laatste weg wijkt van de eerstgenoemde wegen af, doordat deze eerstgenoemde wegen de actieve inzet van de mensenziel vereisen, terwijl de weg van de herstellende, genezende en goedmakende hartenpijn een weg is die door God Zelf kan worden ingeleid via het geweten van de mensenziel.
Het geweten is het centrum van het zielenleven in hetwelk de ziel alert kan worden gemaakt op alles wat, zowel in haar omgeving als in zichzelf, de vervulling van de Goddelijke Grondwet van de Ware Liefde in de weg kan staan of wat deze Wet daadwerkelijk overtreedt. Via het geweten kan God de ziel signalen toezenden die in haar gevoelens opwekken van schaamte, wroeging, spijt, berouw, algemeen gesteld: hartenpijn of – in de ware zin van het woord – liefdespijn.
Liefdespijn in deze zin is de gesteldheid van hart door dewelke de ziel iets ervaart van de smart die God Zelf ervaart bij de vaststelling dat een mensenziel, die in Zijn Hart is ontworpen en daarom een rechtstreeks product van de absoluut volmaakte Goddelijke Liefde is, niet voor honderd procent leeft, handelt, spreekt, denkt, voelt, verlangt of bestreeft in volmaakte overeenstemming met datgene wat in Zijn eigen Hart heerst, en dat deze ziel daardoor bezig is, niet ten volle haar ware levensroeping en levensopdracht te vervullen, die voor elke mensenziel uitsluitend hierin bestaat, dat zij gedurende de haar op aarde toegemeten tijd een onverdeeld werktuig zou zijn voor de verwezenlijking van alles wat God door haar heen – dit wil in de eerste plaats zeggen: doorheen haar hart – tracht te doen met het oog op de instandhouding of het herstel van een volkomen Liefde, Vrede en Geluk van het hele netwerk van Zijn Schepping, in alle knooppunten van dit netwerk en in alle verbindingswegen tussen al deze knooppunten.
Zo moet de Goddelijke Gerechtigheid worden begrepen, de weg via dewelke God de zwaar verstoorde harmonie binnen Zijn Schepping na de erfzonde trachtte te herstellen. Gods interventies brachten niet zelden zwaar leed in veel mensenharten. In zekere zin echter, bleef de pijn die hierdoor vanuit mensenharten werd geleden, in hoge mate een passieve, opgelegde toestand.
Omdat de menselijke inbreng in het Verbond tussen de mensenzielen en God echter slechts haar volle waarde kon krijgen door de spontane inzet van de vrije wil van de mensenzielen om hun harten opnieuw te laten versmelten met het Hart van hun Schepper, en deze versmelting veel te zelden daadwerkelijk door mensenzielen werd verlangd, was een soort vernieuwing van het Verbond noodzakelijk. Deze vernieuwing zou er komen door de Komst van Jezus Christus als de God-Mens, de Verlosser en Messias Die met behoud van Zijn Goddelijke natuur tevens als een menselijk wezen in een stoffelijk lichaam een leven op aarde zou leiden.
De motivatie vanuit dewelke God Zijn Zoon Jezus Christus in de wereld zond om de mensenzielen te verlossen, ligt in Zijn alles beheersend verlangen dat de mensenzielen zouden worden verlost uit de eeuwigdurende onmogelijkheid om ooit nog naar Hem terug te keren. De erfzonde was een grondige schending van het Verbond, door dewelke de mensenzielen blijk hadden gegeven dat hun verlangen om eeuwig met God te leven, minder sterk was dan de behoefte om toe te geven aan inspiraties van Gods grote vijand, de satan, de duisternis.
De Mensenzoon, de Christus, kon deze eeuwige verbanning breken door een leven te leiden als menselijk wezen omdat precies alle beproevingen van de menselijke natuur (lijden in lichaam, geest, hart en ziel) hun vruchtbaarheid bekomen in de mate waarin zij worden gedragen op een fundament van praktische beleving van de Ware Liefde. Precies door dit fundament kunnen beproevingen elke overtreding tegen de Liefde – dus elke zonde – helpen compenseren, goedmaken, onwerkzaam maken. De ware geest van de Christus, de gesteldheid vanuit dewelke Hij Zijn leven als menselijk wezen zou leiden, moest derhalve een vlekkeloze belichaming zijn van de Goddelijke Grondwet van de ware, zelfverloochenende, volkomen onvoorwaardelijke Liefde.
Slechts een absoluut volmaakte belichaming van de Goddelijke Wet in een 'mensenleven' zou een absoluut onbegrensde macht van Verlossing krijgen, want Verlossing in de ware zin van het woord is een restloze ontkrachting van de effecten van de breuk, vanwege de mensenzielen, in hun Verbond met hun Schepper, dat een Verbond moest zijn van absoluut vlekkeloze Liefde. Slechts de vlekkeloze Liefde is draagster van het Ware Leven, het Goddelijk Leven zoals dit in God Zelf absoluut volmaakt en onbegrensd leeft en in elke mensenziel zo sterk mogelijk moet worden ontwikkeld, want het Goddelijk Leven is in de ware zin van het woord een leven in de totale heiligheid zoals God deze voor de mensenzielen had bedoeld.
De Geboorte van Jezus Christus uit de onbevlekt ontvangen Heilige Maagd Maria, een geschapen doch absoluut zondeloos Tabernakel dat door God eenmalig was ontworpen om de Menswording van de Zoon Gods Jezus Christus op de wereld mogelijk te maken, betekende de opening van een totaal nieuw tijdperk in de relatie tussen God en Zijn mensenzielen. De Schepper zou de schendingen binnen Zijn Schepping, met andere woorden de schendingen of beschadigingen binnen het netwerk, in talloze knooppunten en verbindingswegen in dit netwerk, voortaan niet langer zoeken te herstellen via Goddelijke interventies die doorheen de eeuwen na de erfzonde te weinig losgeld voor herscheppende, genezende, herstellende genaden hadden opgeleverd. Hun vruchtbaarheid werd immers drastisch beperkt door het feit dat te weinig zielen het verlangen toonden om Gods tussenkomsten te benutten voor een radicale ommekeer in hun hartsgesteldheden.
Voortaan echter, zouden de mensenzielen in zachtheid, via instortingen van genaden, de inspiraties van de Heilige Geest en talloze wenken van de Goddelijke Voorzienigheid, worden uitgenodigd tot ononderbroken spontane, actieve inzet vanuit het hart, met andere woorden tot actieve bijdragen tot het herstel van verstoringen in het netwerk van de Schepping via praktische vervulling van de Wet van de Liefde in al hun eigen doen en laten, al hun woorden, gedachten, gevoelens, verlangens en bestrevingen. Hoe moest deze verandering dan tot stand worden gebracht?
Deze verandering moest er komen door een totale vernieuwing van de relatie van de mensenzielen tot hun God, die opnieuw – zoals het was vóór de eerste mensenzielen de erfzonde bedreven – hun God moesten leren aanvoelen (dus niet met het denkende verstand maar vanuit de kern van hun hart) als hun God, hun Schepper, hun Heer en Meester, de enige Die volle Eigenaar van de Schepping is, de enige Die de Wet van het Leven belichaamt en Die kan en mag bepalen hoe de schepselen behoren samen te leven, en dus de enige kracht die binnen de Schepping erkend, gevolgd en gediend, geprezen en aanbeden mag en moet worden.
Waarom deze noodzaak? Omdat God alleen het absoluut volmaakte vermogen bezit om te scheppen, en het geschapene in een toestand van volmaakte harmonie en Geluk te bewaren, via Zijn volmaakte Wijsheid en Zijn alomvattend inzicht in alle knooppunten van het netwerk van de Schepping en alle verbindingswegen tussen deze knooppunten.
Om deze totale vernieuwing in de relatie tussen de mensenzielen en hun God en Schepper daadwerkelijk tot stand te brengen, moest de mensenziel een voorbeeld, een Goddelijke Bron van inspiratie en lering krijgen: de Christus, de Zoon van God Die in de wereld moest komen om niet als een onaantastbaar onstoffelijk Wezen de Wet te dicteren, doch vanuit een stoffelijk lichaam, in alles uiterlijk op de 'gewone' mens lijkend, de Goddelijke Wet voor te leven.
De Christus zou de mensenzielen tot Model worden, dat volkomen moest worden nageleefd, geïmiteerd, en wel vanuit een hart (centrum van het gevoelsleven en van de beleving van de Goddelijke Wet!) dat spontaan en oprecht zou verlangen om waarlijk spiegel van Gods Hart te zijn en waarlijk in alle doen en laten en alle innerlijke gesteldheden in alle details van het dagelijks leven en in alle mogelijke situaties en omstandigheden datgene te vervullen waartoe elke mensenziel in de wereld wordt gezonden: om een leven te leiden als werktuig voor de verwezenlijking, de volmaakte vervulling van de Goddelijke Wet en de ontsluiting – door een vlekkeloze beleving van de Liefde – van alle effecten die uit Gods Plannen voortvloeien.
Voortaan zou een ketting van Leven zichtbaar worden ontvouwd, in dewelke God de Schepper zou zijn van het zaad van het Ware Leven, de Christus als de God-Mens de Zaaier van dit zaad zou zijn, en elke mensenziel zich zou moeten openstellen als een akker om het Goddelijk zaad van het Ware Leven in zich tot bloei te brengen via de enige krachten die daartoe de macht hebben: de zon van de Ware Liefde, en de regen van de Goddelijke Genade.
Gods Gerechtigheid zette zichzelf door deze vernieuwing niet buiten spel, zij werd echter aangevuld door de toepassing van een kracht die via het sluiten van een bruiloft met zielen die waarlijk 'op hun God verliefd zouden zijn', een totaal nieuwe vruchtbaarheid zou helpen voortbrengen: De Goddelijke Barmhartigheid die door een immense tegemoetkoming aan de menselijke zwakheid, de mensenzielen een flinke stoot in de rug zou geven om de voor hen voorziene vruchtbaarheid te verwezenlijken in de mate waarin zij bereid zouden blijken om de Belichaming van deze Barmhartigheid, Jezus Christus, volledig te imiteren in een spontane en oprechte beleving van Zijn gesteldheden in hun eigen gesteldheden van hart.
De Christus opende dus een nieuw tijdperk in de relatie tussen God en de mensenzielen: het tijdperk van de Goddelijke Barmhartigheid, het tijdperk van het Nieuw Verbond. De Goddelijke Barmhartigheid moest uiting geven aan een speciale tegemoetkoming van Gods wege om de zielen te stimuleren in hun vervolmaking in de vervulling van de Goddelijke Grondwet van de Ware Liefde. God zou dit doen vanuit een gesteldheid van mildheid, uiterste vergeving en bijzondere genade, doch mits de mensenzielen een grote voorwaarde zouden vervullen:
De Goddelijke Barmhartigheid zou worden geactiveerd in de mate waarin de mensenziel de bereidheid zou bewijzen om spontaan en oprecht met hun God mee te werken door een intense toepassing van een oprechte, belangeloze, onzelfzuchtige Liefde jegens al haar medeschepselen, jegens God Zelf en jegens al Zijn Werken en Plannen.
Het symbool bij uitstek voor het Nieuw Verbond tussen God en Zijn mensenzielen zou worden gevormd door het instrument via hetwelk de Christus als de Messias, de God-Mens, Zijn Verlossingswerken zou bekronen: het Kruis. Laten wij even beschouwen wat de Moeder van de God-Mens, de Heilige Maagd Maria, in Haar hoedanigheid als Meesteres van alle zielen op 26 oktober 2007 tot Myriam zei in verband met het Kruis:
"De vorm van het Heilig Kruis herinnert de zielen aan twee opdrachten: De rechtopstaande balk duidt op het heilig Verbond tussen God en de zielen, op kracht waarvan God de stroom van het Leven, drager van veelvuldige en veelsoortige Genaden, naar de zielen toe onderhoudt en de zielen op hun beurt slechts zouden leven voor de verwezenlijking van Gods Plan van Heil en van Zijn Werken. De horizontale balk wijst op de verplichting van de zielen om de genadestroom over de aarde, tussen alle schepselen, in stand te houden en te laten doorstromen. Zo vertegenwoordigen de twee balken van het Kruis twee stromen die oneindig zijn in tijd en ruimte. Het Heilig Kruis kan daarom worden beschouwd als een eindeloos zegel dat door God is gespreid over Zijn hele Schepping".
Met deze heilige woorden verklaarde de Ark van het Nieuw Verbond, de Moeder van de Gekruisigde Zelf, meteen de hele bedoeling die God met het Nieuw Verbond koesterde, en die volledig steunt op Zijn verlangen dat de mensenzielen van alle tijden ten volle zouden worden doordrongen van het besef dat de Ware Liefde, Vrede, harmonie en het hele Geluk binnen de Schepping staat of valt met de vervulling van de Goddelijke Grondwet, de Wet van de zelfverloochenende Liefde.
Het Kruis zou de bekroning worden van het leven van de Christus als de God-Mens. Jezus heeft het Lijden aan het Kruis doorstaan op grond van de zondigheid van de mensenzielen, dit wil zeggen: de neiging van de mensenzielen om niet onverdeeld te leven voor de vervulling van de Goddelijke Grondwet. De Christen die naar het Kruis kijkt, moet dit doen in het besef dat de zonde de Kruisdood noodzakelijk heeft gemaakt. Elke ziel is geroepen om een leven te leiden als werktuig voor de vervulling van Gods Werken en Zijn Heilsplan, en dit kan slechts gebeuren via een vlekkeloze beleving van de Ware Liefde in elk detail en in alle situaties, omstandigheden en contacten in elk mensenleven. God wil doorheen elke ziel kunnen werken.
Daarom moet elke ziel haar handen, haar mond, haar hart, haar geest en haar wil onverdeeld ten dienste stellen van Gods Werken. Christus heeft ons dit in de volmaaktheid voorgeleefd gedurende Zijn hele leven als God-Mens op aarde. Dit brengt ons nu bij de drijvende kracht achter het leven van de Christus op aarde, dat in de absolute volmaaktheid de belichaming was van het Goddelijk Leven, dus van de totale, onvoorwaardelijke, restloze toepassing van de zelfverloochenende Liefde.
Deze drijvende kracht is wat de Meesteres van alle zielen in deze onderrichting wil aanduiden als de geest van Christus. De inhoud van deze geest laat de Hemelse Koningin zo dadelijk toelichten. Van wezenlijk belang is nu reeds, te beseffen dat het Gods bedoeling is dat deze geest ten volle door elke mensenziel zou worden aangenomen en in haar eigen innerlijke gesteldheden zou worden ingebouwd, ja dat elk mensenhart totaal met deze geest zou versmelten, of zoals de Hemelse Meesteres dit noemt: dat elke mensenziel levenslang bruiloft zou sluiten met de geest van Christus. Daartoe is zij geroepen, en dit is de enige graadmeter voor haar vruchtbaarheid als Christen.
Het is eveneens van wezenlijk belang om constant voor ogen te houden dat de Meesteres van alle zielen reeds vele jaren geleden met klem stelde dat een zuiver hart, een hart dat een ware spiegel is van Gods eigen Hart, uit twee grote componenten bestaat, die allebei eveneens door de Christus werden belichaamd. Zij zei dat de ziel (en het centrum van het zielenleven: het hart) moet zijn vervuld van Licht en warmte (Vuur), en dat het Licht van de ziel voelbaar wordt in de blijmoedigheid, en de warmte van de ziel voelbaar wordt in de zachtmoedigheid.
Een ziel die de blijmoedigheid prijsgeeft, bijvoorbeeld onder de druk van de onvermijdelijke beproevingen en kruisen van het leven, wordt verduisterd en wordt daardoor zoals een wolk die zich tussen de zon van God en haar medeschepselen schuift, zodat deze schepselen worden beroofd van het Licht en de warmte die zij nodig hebben om ten volle te bloeien en aldus hun levensopdrachten in dienst van God in de juiste gesteldheden te vervullen.
Een ziel die onvoldoende zachtmoedig is, laat het Vuur in haar hart doven, zij raakt verkild, en zij wordt een slechte geleider voor de warmte van de Liefde die God ook door haar heen naar haar omgeving tracht te laten stralen.
De enige weg van het ware christen-zijn, met andere woorden de enige volkomen navolging van Christus, wordt gekenmerkt door:
* eenheid met Jezus Christus in de restloze aanvaarding van alle beproevingen en kruisen van het leven, dus van alle gebeurtenissen, omstandigheden en situaties die gewoonlijk door de ziel niet worden ervaren als aangenaam, en die daardoor het leven kunnen bemoeilijken of verzwaren, hetzij lichamelijk, hetzij geestelijk, hetzij emotioneel of moreel, of in een combinatie van deze levensniveaus;
* het dragen van al deze beproevingen en kruisen in zelfverloochenende Liefde, want in de mate waarin deze ontbreekt of onvoldoende of te weinig oprecht wordt beleefd, is elke beproeving leeg, inhoudsloos, dit wil zeggen onvruchtbaar voor de verwezenlijking van de Werken en Plannen die God via de ziel op aarde tracht te volbrengen. Zoals de Hemelse Meesteres het reeds eerder uitdrukte: "God heeft geen nood aan beproevingen en kruisen, Hij heeft nood aan beproevingen en kruisen die worden aanvaard en gedragen in oprechte Liefde";
* onbegrensde en onvoorwaardelijke dienstbaarheid jegens alle medeschepselen. In de mate waarin deze niet werkzaam is, doorstaat de ziel haar levenssituaties eerder voor zichzelf of vanuit een gevoel van noodzaak, van 'niet anders kunnen', en is zij niet vruchtbaar voor de bevordering van een werking van het hele netwerk van de Schepping volgens de noden van Gods Wet. De oprechte dienstbaarheid is de gesteldheid via dewelke de ziel de Christus Zijn Kruis helpt dragen via het verlichten van de kruisen van haar medeschepselen. Om waarlijk vlekkeloos werkzaam te zijn, moet de geest van dienstbaarheid tevens gebaseerd zijn op een diep aangevoeld respect voor de waardigheid van elk medeschepsel als bouwwerk dat is ontworpen in Gods Hart;
* oprecht verlangen om met alle details van de eigen levensweg de voltooiing van Gods Heilsplan voor de hele Schepping te helpen bespoedigen. Dit verlangen moet de uiteindelijke drijvende kracht vormen die elke handeling, elk woord en alles wat in de ziel omgaat, bezielt met levenskracht. De ziel moet zich op elk ogenblik en in alles wat in haar omgaat en alles wat van haar uitgaat, bewust zijn van het feit dat zij elk detail van haar leven slechts beleeft in dienst van God, niet voor de vervulling van enig doel dat met haar persoonlijke belangen in verband zou staan.
De Schepping kan slechts bloeien en een uitdrukking vormen van het paradijs dat God met de Schepping had beoogd, in de mate waarin de geest van Christus waarlijk de wereld beheerst. Dit kan slechts het geval zijn indien de volgende voorwaarden worden vervuld, die door de Heilige Maagd worden aangehaald als essentiële componenten van de geest van Christus. Het is belangrijk, hierbij te beseffen dat de geest van Christus de kracht is die de Verlossing heeft gebracht, en dat deze geest daardoor Gods definitieve antwoord was op de gesteldheden die de wereld te gronde richten.
De wereld wordt immers precies te gronde gericht door de zonde, elke overtreding tegen de Wet van de Ware Liefde, want elke overtreding tegen Gods Wet is een vorm van dienstbaarheid aan de satan, de vorst der duisternis die Gods Werken en Plannen restloos tracht te vernietigen door de mensenzielen neer te halen naar zijn eigen niveau: dat van het onvervalste kwaad zonder enige beperking, met de bekende gevolgen die wij in de wereld steeds nadrukkelijker tot uitwerking zien komen: leed, ellende, haat, minachting, chaos, ongerechtigheid, ongeluk in alle mogelijke vormen.
De geest van Christus vormt derhalve Gods wapen tegen de totale aftakeling, het morele verval van de mensenziel, en via haar van de Schepping als geheel. Ziehier vijf essentiële elementen die door veel Christenen weinig worden beseft:
1. De wereld gaat te gronde aan zelfzucht, hoogmoed, zelfverheffing vanwege zielen, de neiging van zielen om zichzelf belangrijk en groot te achten en door anderen belangrijk te worden gevonden.
De geest van Christus stelt hier tegenover, de belangeloze, zelfverloochenende Liefde, die zelfs zonder aarzeling elke eigen (echte of vermeende) behoefte achterop stelt bij de noden van medeschepselen én van God Zelf (de vervulling van Zijn Heilsplan voor de hele Schepping). Jezus heeft dit tot het uiterste toe in de praktijk gebracht door Zich vrijwillig over te leveren aan de krachten der duisternis, in de wetenschap dat de duisternis in de diepste zin van het woord zelfmoord pleegt wanneer haar daden door haar slachtoffer in zelfverloochenende Liefde voor het welzijn van haar medeschepselen en tot God en Zijn Werken en Plannen worden aanvaard en gedragen. Deze zelfverloochenende Liefde moet worden gedragen door een geest van oprechte nederigheid. Ware nederigheid is de gesteldheid door dewelke de ziel haar plaats, haar positie en rol binnen het netwerk van de Schepping en in vergelijking met haar God volkomen correct beseft en aanvaardt.
Hoogmoed en zelfverheffing behoren tot de grootste en meest nefaste valstrikken in dewelke de duisternis mensenzielen weet te vangen en via dewelke de duisternis de Schepping zoekt te maken tot slavin van haar plannen van verwoesting. Laten wij nooit vergeten dat hoogmoed en zelfverheffing de gesteldheid was die Lucifer (de latere satan) als oorspronkelijke aartsengel uit de Eeuwige Gelukzaligheid van de Hemel heeft verbannen, omdat deze gesteldheid in hem alle Liefde totaal had uitgeblust.
2. De wereld gaat te gronde aan een grote neiging van mensenzielen tot gehechtheid aan wereldse belangen en verlangens, genotzucht, afkeer van alle beproevingen, lijden en kruisen, materialistische ingesteldheden (leven voor geld, rijkdom, uiterlijk zichtbare welstand die de ziel in de ogen der mensen belangrijk kan laten lijken...) en menselijk opzicht, met andere woorden: aan een alles beheersende gerichtheid op alle wereldse elementen van het leven en een neiging om overwegend te denken volgens wereldse normen en gericht op wereldse, stoffelijke doelstellingen.
De overheersende gerichtheid op de verwezenlijking van wereldse doelstellingen maakt veel zielen zeer vatbaar voor corruptie (oneerlijke zelfverrijking), een vorm van bedrog met vaak zwaar negatieve gevolgen voor grote aantallen mensen, niet zelden voor een hele samenleving. Corruptie of omkoperij is elke handeling door dewelke zielen in een invloedrijke positie andere zielen door middel van aantrekkelijke voordelen of beloften trachten te bewegen tot medewerking aan de verwezenlijking van hun eigen voornemens.
Corruptie wordt toegepast wanneer men ervan uitgaat dat diegene die men tracht om te kopen, zonder het vooruitzicht van een speciaal voordeel misschien weinig of niet geneigd zou zijn tot medewerking, hetzij omdat dit voor hem weinig aantrekkelijk lijkt hetzij omdat datgene waarvoor zijn medewerking wordt gevraagd, hem oneerlijk, onwettig of zelfs misdadig kan lijken.
Corruptie behoort daarom in Gods ogen tot de zwaarst mogelijke zonden, daar zij wordt toegepast vanuit een hart dat weet dat haar handeling schade kan (zal) aanrichten, doch niettemin de handeling doorvoert, in onverschilligheid, om er zelf, ten koste van medeschepselen, materieel 'beter' van te worden. Bovendien wordt door handelingen van corruptie de omgekochte medemens blootgesteld aan zware verontreiniging van zijn eigen ziel.
De geest van Christus stelt hier tegenover, de alles beheersende gerichtheid op God en de belangen van het Eeuwig Leven, en dus op de vergeestelijking, dit wil zeggen het vermogen van de ziel om zich totaal aan het leven en de werkelijkheid op het niveau van de dingen des Hemels, het bovennatuurlijke, over te geven en daardoor niet langer slavin te zijn van elke inspiratie om wereldse dingen na te lopen of alle details van haar gedrag en van haar innerlijk leven te laten bepalen door datgene waarvoor de duisternis haar tracht in te zetten opdat de ziel steeds weer de belangen van de satan zou dienen en haar ware levensopdracht en levensroeping in dienst van de verwezenlijking van Gods Werken en Plannen steeds weer zou verwaarlozen of zelfs niet meer zou nakomen.
De bekoring tot een oriëntatie van het leven op wereldse belangen en doelstellingen vindt onder meer vaak een zeer vruchtbare bodem in de harten van toppolitici die zich laten verleiden tot inzet voor duistere werken op grond van corruptie, bedrog, misleiding en propaganda van de meest uiteenlopende aard. Dergelijke zielen brengen zichzelf gemakkelijk tot verdoeming wegens de grootschalige gevolgen die zij aanrichten, waarvan vaak miljoenen schepselen schade en leed ondervinden en op hun beurt totaal worden verduisterd omdat ook in hen alle Licht wordt gedoofd en de duisternis wordt gevolgd als de enige drijvende kracht in het leven.
Christus Zelf was het absoluut volmaakte Model van gerichtheid op de belangen van God en het Eeuwig Leven van de ziel: Zijn hele levensmissie beoogde slechts de restloze voltooiing van het Plan van Heil dat God voor de hele Schepping in werking wilde en moest zien treden.
3. De wereld gaat te gronde aan oppervlakkigheid: de gesteldheid waarin de ziel de neiging vertoont om haar hele leefwereld en alle informatie die haar bereikt, te interpreteren volgens de oppervlakkige schijn van de elementen ervan, zonder enige neiging of zonder vermogen om diepere oorzaken, verbanden en mogelijke gevolgen te zoeken en/of te herkennen. Oppervlakkigheid kenmerkt talloze zielen die zo spontaan en overwegend (of zelfs uitsluitend) volgens wereldse maatstaven denken en waarnemen, dat zij nauwelijks rekening houden met God en Zijn Werken als factoren die bij datgene wat zij waarnemen een rol (en uiteindelijk steeds de hoofdrol) spelen. Deze zielen laten zich in hun denken, voelen en waarnemen niet leiden door Gods Geest, doch door de geest der wereld. Dit maakt oppervlakkigheid tot een gesteldheid die de ziel gemakkelijk tot beslissingen leidt, die de vruchtbaarheid van haar leven voor Gods Werken en Plannen verminderen.
Het is eveneens de gesteldheid van oppervlakkigheid die mensenzielen ertoe kan aanzetten om zich terug te trekken in een fantasiewereld van eigen makelij, in dewelke zij leven in een waan van eigen grootheid, en in dewelke zij hun eigen normen en wetten hanteren in al hun gedragingen en gesteldheden. Zij verliezen dan alle voeling met de enige ware realiteit, maken leugen, dwaling en misleiding tot waarheid, vergiftigen vaak talloze medemensen in hun denken en voelen, komen op grond van hun waangedachten tot opruiing van medemensen tegen elke kracht die hun onrealistisch of vals gedrag aan de kaak stelt, en komen gemakkelijk tot het scheppen van een wereldbeeld en een ideologie die volledig zijn gebaseerd op duisternis en vaak machtige werktuigen worden in de klauwen der duisternis. Wij zien dit doorheen de geschiedenis – en zeer acuut in onze huidige tijd – in diverse totalitaire, autoritaire politieke regimes en in allerlei leugenachtige politieke strekkingen die agressie, racisme, discriminatie en vervolging prediken en tot wettige handelingen willen verheffen.
De satan verwezenlijkt in dergelijke regimes de absolute bekroning van zijn bedoelingen door zielen die zich in deze regimes aandienen als de drijvende krachten, ertoe aan te sporen om hun gedragingen en gesteldheden te maskeren door schijnbaar religieuze roepingen, alsof God Zelf hen tot hun handelen en denken zou aansporen. In waarheid zijn zij de grootste vijanden van de geest van Christus. De Meesteres van alle zielen verwijst naar deze zielen als 'zwaar verblinde belichamingen van de satan zelf', en naar het regime dat op hen is gegrondvest als 'uitingen van het rijk van de satan op aarde'.
De geest van Christus stelt hier tegenover, de alles beheersende neiging tot verdieping. Verdieping in de spirituele zin van het woord, is de gesteldheid in dewelke de mensenziel zich uitsluitend laat leiden door de inspiraties die in haar worden uitgestort via de Goddelijke Voorzienigheid en de Heilige Geest. Om deze inspiraties waarlijk aan te voelen, hen in voldoende mate correct te begrijpen zoals zij door God zijn bedoeld, én op deze inspiraties te reageren in volkomen overeenstemming met Gods bedoelingen, moet de ziel zich volkomen openstellen voor een eenheid van hart met haar God.
Deze eenheid werd in absolute volmaaktheid belichaamd door de Christus, alsook door Zijn allerheiligste Moeder, Die in Haar levensmissie als Tabernakel van de God-Mens en derhalve Ark van het Nieuw Verbond eveneens een absoluut vlekkeloos model van totale versmelting met de Wil van God Zelf moest zijn. Om deze reden zegt de Meesteres van alle zielen reeds jarenlang dat "alle uitwerkingen van Haar handelingen, woorden, gedachten, gevoelens en bestrevingen in de orde der Genade almachtig zijn, wegens de totale versmelting van Haar Wil met de Wil van God". De Heilige Maagd Maria geldt daarom onder alle geschapen mensenzielen ten volle als het unieke Model van totale eenheid met de geest van Christus.
4. De wereld gaat te gronde aan onverschilligheid. Onverschilligheid is de gesteldheid in dewelke de mensenziel niet geneigd is om in haar werken van Liefde boven het 'noodzakelijke' uit te stijgen, en waarin zij zich niet echt emotioneel bij deze werken betrokken voelt. Onverschilligheid hangt nauw samen met oppervlakkigheid. Wanneer een ziel haar leefwereld en de factoren die deze leefwereld beïnvloeden, op een oppervlakkige wijze waarneemt en slechts aan de oppervlakte begrijpt (dus zonder 'dieptezicht'), zal zij ook emotioneel weinig bij dit alles betrokken raken. Zo komt zij ook niet tot inleving in haar medeschepselen, en zal het lot van haar medeschepselen haar onverschillig laten.
Onverschilligheid is een zaak van armoede in de werking van het hart als centrum in hetwelk de Goddelijke Liefde moet worden verwerkt en vanuit hetwelk deze Liefde over haar medeschepselen moet worden verspreid. Onverschilligheid maakt daardoor de ziel volkomen onvruchtbaar als werktuig voor de verwezenlijking van Gods Werken en Plannen, en opent de deur voor alle mogelijke overtredingen tegen de Ware Liefde, tot en met gevoelloze mishandeling, agressie, toebrengen van leed en schade aan medeschepselen, verwaarlozing, een verregaand onvermogen om zich in het hart van hun medeschepselen in te leven, in het bijzonder wanneer deze medeschepselen door hun duistere toedoen in leed of hartenpijn worden gedompeld.
De geest van Christus stelt hier tegenover, de alles beheersende neiging tot inleving in medeschepselen en in Gods bedoelingen. Jezus Christus werd door niets anders gedreven dan door de volkomen eenheid van hart met de schepselen, en belichaamde vanuit Zijn Goddelijke oorsprong ten volle de hartsgesteldheden van God Zelf. Alle onverschilligheid, elke neiging tot mishandeling, foltering en het toebrengen van om het even welke vorm van leed en schade aan medeschepselen is een wapen dat rechtstreeks wordt bediend door de klauwen van de satan om harten te verscheuren en Werken en Plannen van God te laten leegbloeden.
Zie hier de diepe betekenis van dit beeld: Leegbloeden, betekent ontledigd worden van het bloed als drager van het Leven. Alle uitingen van onverschilligheid, en dus gevoelloosheid, beroven de Schepping, individuele schepselen en de verbindingswegen tussen schepselen van alle levenskracht. Zij plegen letterlijk moord op Gods Werken en helpen daardoor rechtstreeks het rijk der duisternis in de wereld grondvesten. Het rijk der duisternis is de absolute tegenpool van het Rijk van Christus, het Rijk van volmaakte Liefde, Vrede, Geluk en Gerechtigheid als uiting van het paradijs dat God op aarde beoogt.
Een ziel die Christus ten volle navolgt in de geest van inleving, zal nooit komen tot enige handeling, enig woord, enige gedachte of gevoel waardoor zij om het even welk medeschepsel ontwaardigt, kwelt, discrimineert, vervolgt of het leven moedwillig bemoeilijkt, omdat ware inleving een vermogen is dat de ziel in staat stelt om haar medeschepselen in hoge mate aan te voelen zoals God Zelf hen aanvoelt, en dat derhalve de ziel zal aanzetten tot een spontane zachtmoedige omgang met al haar medeschepselen. De tegenovergestelde gesteldheid, deze van de onverschilligheid, ligt aan de basis van zeer veel onvrede, oorlog, en vertwijfeling in vele harten.
5. De wereld gaat te gronde aan een zeer wijd verspreide neiging van mensenzielen tot passief afwachten tot God ingrijpt. Talloze zielen zijn zwaar ten prooi aan passiviteit. Deze speelt automatisch de duisternis in de kaart, daar alle werken en plannen van de duisternis slechts onwerkzaam kunnen worden gemaakt door een vurige medewerking van mensenzielen met hun God. De passiviteit van mensenzielen vertoont zich in vele gedaanten. Eén ervan, die niettemin door weinig christenen als dusdanig wordt herkend, is de veel voorkomende neiging om ervan uit te gaan dat zondigen niet erg is, daar er nog steeds een middel is om elke duisternis in de ziel om te keren: het Sacrament van de Biecht.
Een ziel die de zonde in zichzelf toelaat in de mening dat zij immers kan biechten om deze zonde opnieuw weg te wassen, getuigt hierdoor jegens God van een zekere onwil om actief de Liefde jegens God en jegens de Schepping te beleven. Zij gedraagt zich zoals iemand die zonder meer een schepsel slaat, foltert, kwelt of messteken toedient, daarna de toegebrachte wonden van een pleister voorziet en er vanuit gaat dat het slachtoffer hierdoor niet meer lijdt en het leven zonder meer in volle Licht en Liefde verder kan gaan, zonder enig nadelig gevolg voor het slachtoffer in lichaam en gemoed, zonder enig trauma en zonder enige onderbreking in het welzijn van het slachtoffer.
Passiviteit is daardoor een immense bron van kwelling voor God, Die lijdt in Zijn eigen Hart én in de lichamen en harten van elk individueel schepsel dat door mensenzielen wordt verwond, gekwetst of op om het even welke wijze wordt geschaad of benadeeld.
|