25/12 Verschijning van de Koning van Barmhartigheid op Kerstnacht
Een prachtige grote gouden lichtbol wordt vergezeld door twee kleinere gouden lichtbollen. De Koning van Barmhartigheid komt tot ons vanuit het licht gekleed in een eenvoudige, stralende albe. Twee engelen gekleed in eenvoudig wit komen uit het licht en vergezellen de Koning van Barmhartigheid. De Koning van Barmhartigheid houdt een grote gouden scepter in Zijn rechterhand en de Vulgaat/Heilige Schrift in Zijn linkerhand. Hij spreekt tot ons:
In de naam van de Vader en van de Zoon - dat ben Ik - en van de Heilige Geest. Amen. Geliefde vrienden, geliefde familie, Mijn Allerheiligste Moeder en Mijn pleegvader Jozef kloppen op de deur van jullie hart. Van de Eeuwige Vader hebben jullie de gave van de vrije wil ontvangen. Dit zodat jullie Mij met heel je hart kunnen liefhebben! Liefde bloeit alleen in vrijheid. Ik wil in jullie harten wonen! Moge jullie hart Mijn schuilplaats zijn. Ik ben vandaag naar jullie toe gekomen om van jullie te houden, want Ik hou oneindig veel van jullie! Draag de grote waardigheid van het Christendom als een kroon op je hoofd! Schaam je niet om de Mijne te zijn. Ik ben de Koning van Barmhartigheid. Ik wil niet dat je verloren gaat. Als je hard bidt, zal je een tijd van barmhartigheid worden gegeven. Het is aan jullie, lieve zielen.
De engelen knielen voor de Koning van Barmhartigheid, het Kindje Jezus, en Hij kijkt naar mij. De Vulgaat/Heilige Schrift opent en ik zie de Bijbeltekst uit de 2 Tessalonicenzen 2:1-17:
Broeders en zusters, over de komst van onze Heer Jezus Christus en het tijdstip waarop we met hem worden verenigd, zeggen we u: verlies niet meteen uw verstand en raak niet in paniek wanneer een profetie, een uitspraak of een brief die door ons zou zijn geschreven, het voorstelt alsof de dag van de Heer op het punt staat aan te breken. Laat u door niemand misleiden, op geen enkele manier.
De dag van de Heer breekt niet aan voordat velen zich van het geloof hebben afgekeerd en de wetteloze mens verschenen is, hij die verloren zal gaan. Hij zal alles wat goddelijk en heilig is bestrijden en zich erboven verheffen, om in Gods tempel plaats te nemen op de troon en zich voor te doen als God zelf.
Herinnert u zich niet dat ik u dit herhaalde malen heb gezegd toen ik bij u was? Dan weet u ook wat hem nog tegenhoudt en dat hij pas zal verschijnen op de voor hem vastgestelde tijd. Hoewel in het verborgene de wetteloosheid nu al werkzaam is, moet eerst degene die hem tegenhoudt verdwijnen. Pas dan verschijnt hij – en dan zal de Heer Jezus hem doden met de adem van zijn mond en vernietigen door de aanblik van zijn komst.
De komst van de wetteloze mens is het werk van Satan en gaat gepaard met groot machtsvertoon en valse tekenen en wonderen, en allen die verloren zullen gaan, zal hij met zijn kwaadaardigheid verleiden. Want ze hebben de liefde voor de waarheid, die hen had kunnen redden, niet aanvaard. Daarom treft God hen met verblinding, zodat ze dwalen en de leugen geloven. Zo zal iedereen die de waarheid niet gelooft maar behagen schept in onrecht, worden veroordeeld.
Maar voor u, broeders en zusters, geliefden van de Heer, moeten wij God altijd danken. Hij heeft u als eersten uitgekozen om te worden gered door de Geest die heilig maakt en door het geloof in de waarheid. Hij heeft u daartoe geroepen door het evangelie dat wij u verkondigd hebben en waardoor u zult delen in de luister van onze Heer Jezus Christus.
Wees standvastig, broeders en zusters, en blijf bij de traditie waarin u door ons onderwezen bent, in woord of geschrift. Mogen onze Heer Jezus Christus en God, onze Vader, die ons zijn liefde heeft getoond en ons door zijn genade blijvende steun en goede hoop gegeven heeft, u aanmoedigen en sterken in al het goede dat u doet en zegt.
De Koning van Barmhartigheid spreekt tot ons:
Hef je hoofd omhoog, want je leest in Jezus Sirach dat de tempel van Israël zal schitteren. (Vergelijk Jezus Sirach 50, over de schoonheid en grootheid van het priesterschap, hier priester Simeon. Wordt onder andere vergeleken met een “lelie aan waterstromen”. In Jezus Sirach 50:24 staat: “Moge zijn gunst bij Simeon blijven, hij zal het verbond met Pinehas houden, dat voor hem en zijn nakomelingen niet verbroken zal worden zolang de hemelen bestaan.”)
De Koning van Barmhartigheid spreekt:
De tijd van de verdrukking is maar kort, want alles moet gezuiverd worden. Zelfs als het kwaad zich openbaart, zal Ik de Mijnen roepen om hun toevlucht te zoeken in Mijn Kostbaar Bloed. Mijn bloed dat Ik voor hen heb vergoten...
Nu komt de Koning van Barmhartigheid dichter bij mij, kijkt mij aan en zegt... vergoten voor velen... zal hun bescherming zijn, zal jouw bescherming zijn! Let niet op de meningen van velen. Kijk naar Mij!
Op Zijn albe, op Zijn borst, staat nu een grote hostie met Zijn hart in reliëf en op Zijn hart staan de letters IHS. Zijn hart komt tot leven en vlamt omhoog. Hij neemt Zijn scepter naar Zijn hart en de engelen buigen zich in gebed. Zijn scepter wordt een aspergil (wijwaterkwast) waarmee Hij Zijn Kostbaar Bloed over ons sprenkelt vanuit Zijn Heilig Hart:
In de naam van de Vader en van de Zoon - dat ben Ik - en van de Heilige Geest. Amen. Allen die aan Mij denken, heb Ik gesprenkeld met Mijn Kostbaar Bloed. Bid, bid hard, want het Heilig Jaar is het jaar van de beslissing! Bid voor je autoriteiten, zodat zij niet op het verkeerde pad raken! Ik kijk naar Mijn kleine kudde en verzamel Mijn schapen. Ik heb je lief met heel Mijn hart! Leer hen lief te hebben die niet van je houden! Bid voor hen! Gebed is een daad van Gods liefde die jullie harten tot God verheft.”
Er vindt een persoonlijk gesprek plaats, dan zegt de Hemelse Koning:
Heb een zuiver hart en maak gebruik van de Heilige Sacramenten waarin Ik leef, zodat je alles kunt doormaken en Ik je door deze tijd zal leiden. Amen.
M.: “Amen Heer.”
De Koning van Barmhartigheid wenst het volgende gebed:
O mijn Jezus, vergeef ons onze zonden, red ons van het vuur van de Hel, breng alle zielen naar de Hemel, vooral degenen die Uw barmhartigheid het meest nodig hebben. Amen.
De Koning van Barmhartigheid neemt afscheid: Vaarwel!
M.: "Vaarwel Heer!"
Dan zegent de Hemelse Koning bij zijn afscheid:
In de naam van de Vader en van de Zoon - dat ben Ik - en van de Heilige Geest. Amen.
M.: "Geprezen zij Jezus Christus! Ik dank U met heel mijn hart voor alle eeuwigheid, Heer!"
De Koning van Barmhartigheid verdwijnt in het licht en zo ook de heilige engelen.
Jezus Sirach 50:1-24: Simon, zoon van Onias en hogepriester, herstelde bij zijn leven het huis van God, versterkte in zijn tijd de tempel. Hij legde het fundament voor de hoge muren, een hoge steunmuur als omheining van het heiligdom. In zijn tijd werd een waterbekken gebouwd, een bekken zo groot als de Zee. Hij behoedde zijn volk voor de ondergang en versterkte de stad tegen belegeraars.
Welk een glans omgaf hem toen hij uit het Huis van het voorhangsel kwam en zich tot het volk wendde! Dan was hij als een morgenster tussen de wolken, als een volle maan tijdens een feest, als de zon die op de tempel van de Allerhoogste straalt, als de regenboog die de wolken glans geeft, als een roos in de lente, als een lelie bij een waterbron, als een jonge twijg van de Libanon in de zomer, als brandende wierook op een vuurbak, als een vaas van massief, gehamerd goud, versierd met allerlei kostbare stenen,
als een olijfboom vol vruchten, als een cipres die zich tot in de wolken verheft.
Wanneer hij gekleed ging in een prachtig gewaad, met volmaakte praal was getooid en opging naar het heilige altaar, vervulde hij de voorhof van het heiligdom met luister.
Staande bij de vuurhaard van het altaar ontving hij dan de offerstukken van de priesters. Hij werd omringd door een krans van broeders, als loten van de ceders op de Libanon, om hem heen geschaard als palmbomen. In hun pracht stonden alle nakomelingen van Aäron voor heel de gemeenschap van Israël, met in hun handen een offer voor de Heer.
En wanneer de dienaren hun werk bij het altaar hadden voltooid, het offer voor de Allerhoogste, de Almachtige, gereed hadden gemaakt, strekte hij zijn handen uit naar de schaal en plengde de wijn, goot die uit aan de voet van het altaar: een heerlijke geur voor de Allerhoogste, de koning van allen.
Dan verhieven de nakomelingen van Aäron hun stem en bliezen op trompetten van gedreven zilver. Ze lieten een machtig geluid horen, een herinnering voor de Allerhoogste.
Onmiddellijk wierp heel het volk zich ter aarde, boog diep neer voor zijn Heer, de almachtige God, de Allerhoogste. En de zangers prezen hem met hun stem, luid klonk hun mooi gezang. En het volk hief smeekbeden aan tot de Heer, de Allerhoogste, het bad tot de barmhartige God, totdat de dienst voor de Heer voltooid was, de viering voor hem geëindigd was.
Dan daalde Simon af en strekte zijn handen uit over heel de gemeenschap van Israël. Hij sprak de zegen van de Heer uit en noemde zijn roemvolle naam. En zij bogen opnieuw neer om de zegen van de Allerhoogste te ontvangen.
Prijs nu de God van alles wat bestaat, die overal grote daden verricht, die ons vanaf de moederschoot verheft en ons zijn barmhartigheid betoont. Moge hij ons vreugde geven, Israël vrede schenken in deze tijd, zoals in de dagen van weleer. Moge hij barmhartig voor ons zijn en ons in deze tijd bevrijden.
|