19/4 Het ongelooflijke moment dat Jezus neerdaalde in de Hel - Uniquely Mary
De verrezen Jezus wil dat je het Vagevuur leegmaakt.
Laten we meteen met de lezingen beginnen: De eerste komt uit de mystieke stad van God door de eerbiedwaardige Maria van Agreda (mariavanagreda.weebly.com): Gedurende haar afzondering gedurende deze avond overwoog de grote Vrouwe de activiteiten van de allerheiligste ziel van Haar Zoon, nadat deze het heilige lichaam had verlaten. Want vanaf het eerste moment af aan wist de gezegende Moeder, dat de ziel van Christus, verenigd met de Godheid zou afdalen naar het voorgeborchte van de Hel om de heilige Vaders te bevrijden uit de ondergrondse gevangenis, waar zij verbleven sinds de dood van de eerste rechtvaardige die was gestorven in de verwachting van de komst van de Verosser van het gehele menselijik geslacht.
Wat betreft dit mysterie, dat een van de geloofsartikelen is, samenhangend met de allerheiligste menselijkheid van Christus, onze Heer, scheen het mij dienstig toe alles neer te schrijven wat mij over dit voorgeborchte en de omstandigheden daarin te verstaan gegeven werd. Ik deel mee dat de middellijn van de aarde, door het middelpunt gaande van de ene kant naar de andere, 2502 mijlen bedraagt. Samenhangend met de middellijn kan de omtrek van de aarde berekend worden. In het midden is de Hel van de vervloekten. Deze Hel is een complex van ravijnen, donker en bestemd voor verschillende soorten straffen, allen even vreselijk.
Zij allen samen vormen een grote bol, zoals een grote ronde aarden pot met een opening of mond van grote afmeting. In deze verschrikaanjagende kerker, gevuld met verwarring en kwelling waren de duivels en alle vervloekten, en zij zullen daar blijven gediremde de gehele eeuwigheid, zoals God God zal zijn, want in de Hel is geen verlossing te vinden. (Matt 25:41) Aan één zijde van de Hel is het Vagevuur waar de zielen van de rechtvaardigen worden gezuiverd en zij zichzelf reinigen indien zij hun fouten niet voldoende hebben uitgeboet in dit leven of niet uit dit leven zijn vetrokken zonder zich ontdaan te hebben van die omstandigheden, die hen onwaardig maken voor het zalig schouwen.
Deze krocht is groot maar niet zo groot als de Hel en hoewel er zware straffen zijn in het Vagevuur, staan ze toch in geen verhouding tot die in de Hel. Aan de andere zijde is het voorgeborchte met twee verschillende afdelingen: de ene is bestemd voor de kinderen die ongedoopt en slechts besmet zijn met de erfzonde, zonder goede of slechte daden van eigen keuze bedreven te hebben. De andere diende als toevluchtsoord voor de rechtvaardigen, die hun zonden reeds uitgeboet hadden.
Want zij konden de Hemel niet binnengaan noch God aanschouwen tot dat de Verlossing van de mensheid was voltrokken en tot dat Christus onze Redder, de poorten van de Hemel had geopend, die gelsoten waren door de zonden van Adam. Ook deze plaats is kleiner dan de Hel en heeft daarmee geen verbinding en piujnen, die de zintuigen zouden kunnen teisteren, zijn daarin niet aanwezig. Want ze was bestemd voor de zielen die reeds gezuiverd waren in het Vagevuur en hield slechts in, dat het zalig schouwen niet aanwezig was, en men leed onder het ontbreken daarvan.
Tevens verbleven daar allen, die in staat van genade overleden waren vóór de dood van de Verlosser. Dit is de plaats waar Christus’ ziel afdaalde, verenigd met de Godheid, waarover wij spreken als wij zeggen: Hij is neergedaald ter helle. Want het woord Hel kan worden gebruikt voor elk van de afdelingen van de ondergrondse krochten, hoewel het normale gebruik doelt op de Hel van de duivels en van de verdoemden.
Naar deze krocht, het voorgeborchte, daalde de allerheiligste ziel van Christus, onze Heer, af in gezelschap van ontelbare engelen, die glorie, en kracht en eer gaven aan hun overwinnende en triomferende Koning. In overeenstemming met Zijn grootheid en majesteit beveelden ze de poorten van deze oeroude gevangenis te openen opdat de Koning van glorie, machtig in gevechten en Heer van de deugden, ze ontgrendeld en geopend kon vinden bij Zijn intrede.
Op hun bevel spleten enige rotsen van de ingang en werden verpulverd, hoewel dat niet nodig was omdat de Koning en Zijn leger uit onstoffelijke geesten bestond. Door de aanwezigheid van de allerheiligste Ziel werd deze donkere krocht vervuld van een wonderbaarlijke helderheid en aan de zielen die daar verbleven, were het zalig aanschouwen van de Godheid geschonken. In een ogenblik werd hun lang op de proef gestelde hoop werkelijkheid en kwamen zij inhet bezit van de glorie en gingen zij over van donkere duisternis naar onvoorstelbaar licht, dat zij van nu af aan ten volle zouden genieten.
Nu een tekst van de zalige Anna Katharina Emmerick uit het Smartelijk lijden van Jezus (www.emmerick.be): Op het ogenblik dat Jezus met een luide kreet zijn allerheiligste ziel uit het lichaam liet vertrekken, zag ik deze als een lichtgedaante met vele engelen, onder wie ook Gabriël was, aan de voet van het heilig kruis in de aarde nedervaren. (Merk op: de nederdaling ter helle is een punt van ons geloof). Zijn Godheid zag ik niet alleen met zijn ziel, maar ook met zijn aan het kruis hangend lichaam verenigd blijven. De manier waarop ik dit zag is niet onder woorden te brengen. Ik zag in de plaats of in het verblijf waarin de ziel van Jezus neerdaalde, 3 afdelingen, zoals 3 werelden.
Ik had het gevoel dat die afdelingen rond en door een omringende sfeer van elkander gescheiden waren. Vóór het voorgeborchte was een heldere, om niet te zeggen groene, aangename, verkwikkelijke ruimte. Dit was de plaats waarin ik altijd de zielen, die uit het vagevuur verlost worden, zie binnengaan alvorens naar de hemel opgevoerd te worden. Het voorgeborchte zelf, waar men op de verlossing wachtte, was met een grijsgrauwe, nevelachtige sfeer omgeven en in verscheidene kringen ingedeeld.
De Heiland, lichtend en als in triomf gevoerd, drong tussen 2 zulke kringen door.
‐ In de kring ter linkerzijde verbleven de aartsvaders tot aan Abraham;
‐ in het verblijf rechts de zielen van Abraham tot Joannes de Doper, deze mee inbegrepen.
Jezus drong tussen beide door en de zielen herkenden Hem nog niet, doch ze voelden een grote vreugde en vatten een groot verlangen op; het was als verruimden zich deze gevangenisplaatsen vol kwelling, smartelijk verlangen en verterend heimwee; zij kregen het gevoel als voer een stroom van verse lucht, van licht, van koele, frisse dauw, de genade van de Verlossing verkwikkend tussen hen door, en dit met een snelheid als het waaien van een wind.
De Heer drong eerst tussen deze 2 kringen door tot in een nevelachtig verblijf waarin zich onze eerste ouders Adam en Eva bevonden. Hij sprak tot hen en zij aanbaden Hem in onuitsprekelijke vreugde.
Jezus met zijn engelengevolg en nu ook van Adam en Eva vergezeld, drong verder door links naar het voorgeborchte van de aartsvaders die vóór Abraham geleefd hadden.
Dit was een soort vagevuur, want hier en daar waren onder hen boze geesten, die sommige zielen op menigvuldige wijze kwelden en beangstigden.
De engelen klopten aan en gaven het bevel te openen; hier was immers een ingang, er was een poort. Jezus trok in triomf binnen, de boze geesten weken achteruit en schreeuwden: “Wat zijt ge zinnens met ons? Wat komt gij hier doen? Wilt gij misschien ook ons nu kruisigen?, en meer dergelijke wanhoopskreten slaakten zij. De engelen sloegen ze echter in boeien en dreven ze vóór zich uit! De zielen kenden Jezus slechts oppervlakkig; zij wisten maar weinig van Hem. Maar Hij openbaarde zich aan hen en zij zongen zijn lof. Nu richtte de ziel van de Heer zich naar de kring rechts, het eigenlijke voorgeborchte en buiten die kring, er vóór, ontmoetten Hem de zielen van de 2 moordenaars.
‐ Deze van de goeie werd door engelen in de schoot van Abraham geleid en
‐ die van de slechte door boze geesten in de hel gesleept.
De ziel van Jezus sprak hen allebei aan en begaf zich dan met de scharen van engelen, van verloste zielen en van
verdreven, geboeide geesten in Abrahams schoot. De zogenaamde schoot van Abraham is een verblijf en het
schijnt mij hoger gelegen te zijn. Het was als ging men onder het kerkhof onder de grond door en als steeg men dan omhoog uit de aarde in de kerk.
De geboeide boze geesten verzetten zich en wilden hier niet door, maar zij werden door de engelen met geweld er door gedreven. Hier verbleven al de heilige Israëlieten, links de Patriarchen, Mozes, de Rechters en de koningen; rechts de profeten en alle voorouders van Jezus en ook hun verwanten tot aan Joakim, Anna, Jozef, Zakarias, Elisabet en Joannes. In dit verblijf hier waren geen boze geesten, geen lijden of kwelling, behalve het smachtend heimwee naar de vervulling van de belofte, hetgeen nu gebeurde.
Een onuitsprekelijk geluk en zaligheid overstroomde nu al die zielen, die de Verlosser begroetten en aanbaden, terwijl de geboeide boze geesten gedwongen waren hun smadelijke nederlaag voor al die zielen te bekennen.
Uit hen zond de Heer er een aantal naar de aarde om daar met hun lichaam uit het graf op te staan, met dit lichaam zichtbaar te verschijnen en getuigenis van Hem af te leggen. Dit was het ogenblik waarop te Jeruzalem zo vele doden uit hun graf opstonden. Zij schenen mij toe als wandelende lijken en legden hun lichaam weer in de aarde neer, zoals een gerechtsbode zijn mantel aflegt, zodra hij de bevelen van zijn overheid heeft uitgevoerd,
Ik zag nu de zegestoet van de Heer in een dieper gelegen sfeer binnendringen, in een soort zuiveringsplaats, waar zich de deugdzame heidenen bevonden, die de waarheid vermoed en er naar verlangd hadden.
Er waren boze geesten onder hen, want zij hadden afgodsbeelden. Ik zag hoe die boze geesten genoodzaakt waren hun bedrog te bekennen en hoe de zielen met een vreugde die mij ontroerde, de Heiland hulde brachten. Ook hier werden de duivelen geboeid en verder meegedreven. Ik zag de triomfstoet van de Verlosser met grote vlugheid door nog allerlei verblijven trekken, waar Hij overal de zielen bevrijdde en onbeschrijfelijk geluk aanbracht en veel deed. Tenslotte zag ik Hem ernstig en met grote majesteit tot het centrum van de onderwereld naderen, ik bedoel de hel.
Deze verscheen mij in de vorm van een onafzienbaar, verschrikkelijk, zwart, metaalachtig-glanzend rotsgebouw met gesloten toegangen, geweldige en vreselijke, zwarte poorten, voorzien van grendels en sloten waarvan het zien alleen je deed rillen. Binnen hoorde men een gehuil en geschreeuw van ontzetting, en toen de poorten opengestoten waren, blikte men in een ijzingwekkende, duistere wereld.
‐ Zoals ik het verblijf van de zaligen steeds zie onder het beeld van het hemelse Jeruzalem, gebouwd als een stad, en de woningen der gelukzaligen volgens hun graden van zaligheid die in het oneindige verschillen, in de vorm van zeer verschillende kastelen met tuinen vol wonderbare vruchten en bloemen in de grootste verscheidenheid, zo zag ik ook hier alles onder de gedaante van een samenhangende wereld met menigvuldige gebouwen, plaatsen en landschappen. Hier echter vloeide alles voort uit het tegendeel van gelukzaligheid, uit pijn en kwelling.
‐ Zoals in het verblijf van de gelukzaligen alles gevormd is overeenkomstig de grondslagen, beginselen en verhoudingen van de oneindige vrede, van de eeuwige harmonie en verzadiging, zo bevindt zich in de hel alles in de wantoestand van de eeuwige toorn, onenigheid en verdeeldheid.
‐ Zoals de hemel een stad is met onuitsprekelijk schone, doorzichtige, afwisselende gebouwen der vreugde en der aanbidding, zo is in de hel eveneens een stad van ontelbare kerkers in grote verscheidenheid en van krochten (= onderaards hol) der kwelling, der vervloeking en der wanhoop.
‐ Gelijk in de hemel de wonderbaarste tuinen zijn, vol vruchten van de goddelijke verkwikking zo strekken zich in de hel de gruwelijkste woestijnen en moerassen uit, vervuld met ongedierte, met pijn en kwelling en met alles wat huivering, walg en ontzetting wekt.
‐ Ik zag tempels, altaren, vestingen, tronen, landschappen, meren en stromen van vervloeking, haat, gruwel, vertwijfeling, verwarring, pijn en marteling, zoals ik in de hemel hetzelfde zag, doch hier waren het allemaal werkelijkheden van zegening, liefde, eendracht, blijdschap en zaligheid.
‐ In de hel de verscheurende, eeuwige tweespalt onder de verdoemden, in de hemel de gelukzalige eendracht, de gemeenschap van alle heiligen.
|