
Melancholisch staar ik voor mij uit, genietend van de kleurenpracht. Een paddestoel die aan de grond ontspruit, bladeren, de grond bedekkend, zacht.
Beukennoten overal, knarsen onder schoenen. Kastanjes in hun vrije val en kleurrijke pompoenen.
Nog even genieten van de kleuren, voor die gaan vervagen, nog even mijzelf opbeuren voor alles verdwijnt met de dagen.
De natuur die overgaat in rust, de bomen kaal, de lucht grauw, krachten opdoen na te zijn uitgeblust. Wachten op het voorjaar, het helder geel en blauw
|