Hieronder volgt een uittreksel uit
Een hoekje van Zuid-Vlaanderen
Oudenaarde, Ronse en omstreken
door Omer Wattez
met teekeningen van Arm. Heins
en eene landkaart
Gent 1890
Een werkje van 63 bladzijden
Voorwoord
De streek, welke wij, in dit werkje, den lezer schetsen, ligt in het zuiderdeel van Oost-Vlaanderen. Zij verschilt, door hare grondgesteldheid, volkomen van het overige deel van Vlaanderen, dat onder de vlakke landen gerekend wordt. Onze boekjes over aardrijkskunde, bij het onderwijs gebruikt, doen over het algemeen te weinig de schilderachtigheid van dit oord uitkomen. Zij spreken wel van eenige heuvelen aan de grenzen van Henegouwen, die den overgang van ons platteland tot de bergachtige gronden uitmaken. Dit is niet juist. Eens het Zuiden van Vlaanderen voorbij, trekt men door het Doorniksche, ja, tot verre in Frankrijk, zonder eenige grondverhevenheden van belang te ontmoeten, tenzij de Drievuldigheidsberg, bij Doornik, die daar oprijst en aangeene merkbare heuvelreeks is verbonden..
Bijna geheel het noorderdeel der provincie Henegouwen en het gansche Noorderdepartement van Frankrijk zijn, op verre na, zoo schilderachtig niet als de omgeving van Oudenaarde en Ronse, die grotendeels de aandacht van den toerist verdient.
Het heuvelachtige gedeelte van Oost-Vlaanderen is dus geen overgang tot de hooglanden. Hij vormt wel metterdaad een afzonderlijk hoekje, dat wij anderen navolgende, de Vlaamschs Ardennen genoemd hebben. De streek is door talrijke gemeenschapwegen doorsneden. Onder dezen bemerkt men verscheidene spoorbanen: het zijn die van Gent naar Ronse, van Kortrijk naar Brussel, van Gent naar Geraardsbergen, van Ronse naar Sottegem en van Oudenaarde naar Orroir en Frankrijk.
De grond van Zuid-Vlaaanderen is kleiachtig en verschilt dus van de zandige vlakte van Vlaanderen. Hij brengt tarwe, rogge, gerst, aardappelen, beetwortels, bitterpeeën, vlas, klaver, rapen en wortelen voor.
Zuid-Vlaanderen is eene landbouwstreek. Ronse en zijne omgeving bezitten echter eene bloeiende katoennijverheid. De weverij en ververij doen er een aanzienlijk getal inwoners leven.
Berchem en zijne omstreken kweeken veel bitterpeeën, die, gedroogd en gebrand, naar den vreemden, vooral naar Duitschland, vervoerd worden.
In de vallei der Schelde levert de vlasopbrengst goede winsten op. De bosschen, die een deel van Zuid-Vlaanderen bedekken, bevatten veel wild, als hazen, konijnen patrijzen, lijsters enz.
Achter de voornaamste heuvelreeks in Zuid-Vlaanderen ligt de taalgrens. Het Vlaamsche spraakgebied is er dus, als door een hoogen dijk, afgesloten. In de provincie Oost-Vlaanderen treft men de volgende Waalsche dorpen aan: orroir, Rozenaken (Russeignies) en Amougies.
Weinige wijzigingen hebben de eeuwen aan de taalgrens toegebracht, en ons land biedt, in dat opzicht, het tegenovergestelde van Bohemen en andere landen aan, waar de rassen geene palen rond hun gebied meer kunnen zetten. Zoolang wij in Vlaanderen dien toestand kunnen behouden, hoeft men de verdwijning van taal en zeden niet te vrezen en met wilskracht kan Vlaanderen zijn uitsluitelijk Vlaamsch karakter terugbekomen.
Deze algemeen dingen gezegd, bieden wij den lezer ons op een tochtje door Zuid-Vlaanderen te willen volgen. Wij beginnen met de hoofdplaats der streek, het grijze Oudenaarde, zetel eener rechtbank van eersten aanleg, van een arrondissements-commissariaat, en garnizoenstad, door ruiterij bezet. Zij telt heden rond de zes duizend inwoners.
Schoorisse.
Wij bevinden ons aan den wegwijzer, op een hoogte van ongeveer honderd meters. Nauwelijks zijn wij hem eene boogscheut voorbij, of een uitgestrekt ringvormig dal ontvouwt zich voor onze oogen. In die vallei liggen de dorpen Schoorisse en Maarke; op de hoogte ten zuiden, de kerktoren van Louise-Marie, in eene boschrijke streek en meer westwaarts Nukerke; in het zuidoosten de wouden van Vloesbergen en Opbrakel en het buitengoed van den baron Lefebvre van Doornik.
Een half uur lang hebben wij, onder het dalen, dit landschap, vol afwisseling, te aanschouwen.
Eindelijk bereiken wij het dorp Schoorisse.
Een bewijs van de aantrekkelijkheid van de streek is, dat de heeren Tyman, Rombaut en Scibe uit Gent hier en Louise-Marie buitengoederen hebben gebouwd.
In de kerk van Schoorisse bemerken wij eenen grafzerk, twee namen bevattende: Arnold van Gaver, heer van Schoorisse, en Isabelle Van Ghistel. De kerk heeft ook eene fondatie voor een eeuwigdurend jaargetijde ter gedachtenis van Jan van Luxemburg, heer van Schoorisse.
Op vijf minuten afstand bezuiden de kerk, links van den steenweg , stond het slot der heeren van Schoorisse. Recht over de gemeenteschool, de dreef afgaande, bemerkt men eene weide en te midden daarin eene opgevoerde aardmassa, reeds grotendeels weggeruimd. Daar was de burcht, welke opvolgenlijk aan de edele geslachten van Schoorisse, Gaver, Lalaing, Berlaimont en Egmond heeft toebehoord.
Zooals Sanderus het in zijne Flandria Illustrata geeft, bestond het ten tijde, dat de edelvrouw Margaretha de Lalaing het bewoonde.
De tegenwoordige weide vormde vroeger den breeden vijver rond het kasteel, dat vierhoekig was, doch uit een groot aantal gebouwen bestond, waarboven zich, hier en daar, een torentje met windwijzer verhief. De brug was aan de noorderzijde. Sanderus laat, op de afbeelding van dit slot, ook de torens en huizen van Ronse in de verte zien. Onmogelijk kan men deze van Schoorisse ontwaren: de boschrijke heuvels van Louise-Marie verheffen zich tusschen de twee plaatsen. Doch dat werd in die tijden door de teekenaars meer gedaan om de ligging der naburige stad aan te wijzen.
|