Gekrulde haren, gekrulde zinnen, sprak de oude man op de overzetboot Wat je van buiten ziet, zit ook van binnen, ging hij door en de lucht kleurde rood
want de avond viel met geluid van golven, met de geur van rijshout en herinnering Weerloos werd ik onder weemoed bedolven terwijl iedereen van de boot afging
De veerman poogde een psalm te zingen en ik voelde een diep verdrongen pijn, veroorzaakt door de onzegbare dingen die begaan zijn in dit dorp aan de Rijn
Maar wat is mijn leven inmiddels meer dan wat sluimeren tussen de struiken, dan aan ontluikende rozen ruiken
tot ik in de lichte roes zal geraken die geslagen wonden weer heel zal maken maar gedane zaken nemen geen keer.
|