Brenda Wijnschenk stapte uit op het station waar, vond ze, altijd een lugubere sfeer hing. Ze had zich nooit echt thuisgevoeld in het oerhollands stadje waar oude en nieuwe gebouwen elkaar afwisselden in een uitbundige polonaise. De mensen waren er stug en hun knauwerige manier van spreken leek in niets op het zangerige accent van haar jeugd. Het was waarschijnlijk Brenda's laatste bezoek aan het plaatsje nu haar relatie met inwoner Stephan van Biervliet op de klippen was gelopen. Terwijl ze in de richting van het centrum slenterde, vroeg ze zich af wat ze zou zeggen wanneer ze Stephan onverhoopt tegen het lijf zou lopen. De waarheid, dat ze iets wilde kopen om thuis neer te zetten bij wijze van herinnering aan hem, vond ze te melodramatisch. Tenslotte bevond ze zich niet in soapserie! Stephan had ooit beloofd iets voor haar te kopen met dat doel maar hij had het niet gedaan, zoals zoveel dingen nooit door hem uitgevoerd werden omdat er altijd andere, belangrijker zaken waren dan zij en haar toch zeer bescheiden wensen. Ze besloot te kiezen voor: "Ik moest toch een paar kadootjes kopen en ik had heimwee dus besloot ik om hier te gaan winkelen." Er hing wel een beetje het aureool van een loser om deze woorden maar wás ze dat ook niet, nu het uit was tussen Stephan en haar? In het centrum kocht ze in een kadowinkel vier borrelglaasjes. Bij Stephan op de bank had ze vaak bessenjenever gedronken, zij uit een echt likeurglaasje en hij uit een wijnglas want hij bezat slechts één borrelglas. De poes Maup kwam altijd bij hen op de bank zitten. "Kijk nou, Maupie zit tussen ons in," had Stephan tijdens haar eerste bezoek opgemerkt. Hij zou nooit te weten komen hoe goed het haar had gedaan hem het woord 'ons' te horen gebruiken. Maupie miste ze ook heel erg. Wie ze zeker níet miste was Stephans moeder Lammegien, door Brenda 'Het Lam' genoemd omdat ze in het bezit was van een bos kleine witte krulletjes. Stephan wist niets van deze bijnaam af natuurlijk, hij was tenslotte erg op zijn moeder gesteld. Het Lam had de urn met de as van haar overleden man op de kast gezet die tegenover de bank stond. Dit vond Brenda op zich al vreemd maar het feit dat mevrouw van Biervliet een naaktfoto van wijlen haar echtgenoot naast de urn had geplaatst, deed haar tot de conclusie komen dat deze vrouw onprettig gestoord was. Ontspannen op de bank zitten was er nooit bij want waar moest ze naar kijken? Het licht versleten tapijt met onbestemde kleur kende ze al snel door en door, net als de verlepte plant die op het tafeltje naast de bank stond. Toen ze hier ooit een toespeling op maakte, naast Stephan in de Fiat Panda op weg naar zijn huis, gaf hij toe dat hij het ook vreemd vond maar dat die urn heel belangrijk was voor mama en dat zijn ouders nou eenmaal overtuigde naturisten waren geweest. Na de dood van haar man hield mevrouw van Biervliet enkele kledingstukken aan tijdens het recreëren. Nog steeds huilde Brenda iedere dag om haar verbroken relatie met Stephan, altijd op vaste tijdstippen waardoor het in ieder geval overzichtelijk bleef. Meestal kreeg ze een huilbui na het eten, tijdens het koffiezetten, en anders gebeurde het gegarandeerd wanneer ze net in bed lag. Ze moest alle zeilen bijzetten om in haar werk als boekhoudster normaal te blijven functioneren, wat haar zonder meer goed afging maar erg veel energie kostte. Nachten van tien uur slaap waren geen uitzondering en van een nachtbraker veranderde ze in iemand die met de kippen op stok ging. Deze verandering beviel haar niet want ze was een nachtmens, altijd al geweest, en schilderde 's nachts haar beste doeken. Terug in de trein overviel haar een gevoel van berusting. Ze moest accepteren dat Stephan altijd veel minder van haar had gehouden dan zij van hem. Eigenlijk had hij haar maar één keer het idee gegeven dat de liefde misschien wel wederzijds was, toen ze samen een mooie zomerdag aan het strand van Egmond aan Zee hadden doorgebracht, compleet met romantische zonsondergang en kus die anders smaakte: naar hartstocht, naar de belofte van mooie jaren samen. Haar grootste angst was dat Stephan zou komen te overlijden zonder dat zij het wist. Die kans was levensgroot aanwezig omdat ze slechts één vage gemeenschappelijke kennis bezaten. Ze droomde vaak over speurtochten op kerkhoven, op zoek naar Stephans onvindbare graf. Soms dacht ze dat God, in wie ze op een halfzachte manier geloofde, haar wel zou helpen door haar bijvoorbeeld toevallig de overlijdensadvertentie in de krant te laten lezen tijdens haar wekelijkse bezoek aan het café met leestafel bij haar op de hoek. Vaak beperkte ze zich tot sport en politiek. Misschien zou ze zijn graf nooit bezoeken omdat ze daar tegen die tijd geen behoefte meer aan had. Zoals ze zich nu voelde, was dat een sterk staaltje wishful thinking. Terwijl ze de weilanden aan zich voorbij zag trekken, bedacht ze dat het een goed idee zou zijn om een schilderij te maken dat haar aan Stephan zou herinneren. Tevreden met deze gedachte knikte Brenda; ze zou een duinroos schilderen, volledig tot bloei gekomen zoals hun liefde dat nooit had gedaan. "Uw kaartje alstublieft," automatiekte de conducteur. Brenda toonde het hem, samen met haar kortingskaart. Zodra de conducteur uit het zicht verdwenen was, begon ze in gedachten de tekst op te dreunen die ze ooit op Wikipedia had gelezen: de duinroos bloeit in mei en juni met crème-witte, soms roze aangelopen, bloemen. De bloem is alleenstaand. Ze besefte dat ook zíj altijd alleenstaand zou blijven.
|