Amsterdam-Oost heeft altijd volop in de belangstelling van de Nederlandse literatuur gestaan. Dat was al zo toen Oost nog een vrijwel lege polder was en langs de Amstel de buitens lagen van rijke Amsterdammers die de stad waren ontvlucht. Dichter-koopman Hendrick Laurensz. Spieghel (1549-1612) woonde in zo'n buiten tegenover de doorgang naar het Diemermeer. In een van zijn gedichten beschrijft hij het "bruisen van de Diemerzee". Vanwege het voortdurende gevaar voor overstromingen liet het bestuur van Amsterdam deze "land vretende watergolf" met molens droogmalen. In 1629 ontstond zo de Watergraafsmeer. In de loop der jaren bouwden rijke kooplieden hier buitens als het nog steeds bestaande Frankendael (www.park-frankendael.nl). Een zeer populaire wandeling naar de Watergraafsmeer was die via de Oetewalerweg. Op een gegeven moment was deze wandeling zelfs zó populair dat er een opzichter aangesteld moest worden om alles in goede banen te leiden. Justus van Maurik beschreef in Pinksterblommen hoe in 1862 jonge Amsterdammers de Watergraafsmeer op stelten kwamen zetten. Langs de Oetewalerweg stonden allerlei kraampjes en de cafés zaten stampvol. Vooral de theetuin op Frankendael was enorm populair. Ondanks de naam werd hier duidelijk niet alleen thee gedronken want veel bezoekers waren niet in staat om voor het sluiten van de Muiderpoort terug te keren naaar de stad. Door de industrialisatie en verstedelijking kwamen er huizen te staan op de voormalige weilanden. Bovendien ontstonden er in de tweede helft van de 19de eeuw twee nieuwe buurten: de Dapper- en de Oosterparkbuurt. Veel bewoners konden het geld goed gebruiken en verhuurden een kamer aan een schrijver, dichter of schilder. Zo werd aan het eind van de 19de eeuw in Oost en de aangrenzende Pijp de stroming van de Tachtigers geboren. In deze beroemde stroming vormde één bepaald huis een belangrijke rol: het nog steeds bestaande Witsenhuis aan het Oosterpark. Hier ontstonden in lange gesprekken, onder het overvloedig genot van drank, nieuwe ideeën op het gebied van kunst en cultuur die een eind moesten maken aan de heersende gezapigheid. Als spreekbuis voor hun literaire activiteiten richtten ze in 1885 De Nieuwe Gids op. In het Witsenhuis was het een komen en gaan van kunstenaars. Toen in 1892 de Franse dichter Paul Verlaine Amsterdam aandeed, stelde Willem Witsen ook aan hém ruimte in het Witsenhuis ter beschikking. Verlaine was zeer tevreden over zijn verblijfplaats en het voor hem uit de grond gestampte ontvangstcomité maar de buurt kon hem niet erg bekoren. Toen dichter Willem Kloos ernstig ziek werd, vond ook hij onderdak in het Witsenhuis waar Israels en de beeldhouwsters Saar de Swart en Anna Vis hem vier maanden lang verpleegden. Hij moest echter toch naar een sanatorium en uiteindelijk naar een krankzinnigengesticht. Over zijn verblijf in het Witsenhuis schreef Kloos de Sara-sonnetten waarin Saar en Anna zowel worden opgehemeld als verguisd. Ja, relaties zijn nou eenmaal vaak problematisch. Bij het overlijden van Witsens tweede echtgenote Maria Schorr in 1943 bleek zij in haar testament te hebben bepaald dat het huis gratis door schrijvers bewoond mocht worden. Van schrijvers had ze altijd de minste last gehad, rustige lui meestal. Onder andere J.C. Bloem, Marga Minco (tegenwoordig woonachtig in de 2e Oosterparkstraat) en Thomas Rosenboom hebben er gewoond. Bloem had trouwens voortdurend bonje met huisbewaarder Arie van Eyck die te pas en vooral te onpas geruisloos binnensloop om naar de kachel te kijken en het nodig vond om in de aangrenzende tuin tapijten te kloppen terwijl Bloem lag te slapen. Van Eijck ergerde zich echter mateloos aan Bloems drankzucht, zijn gewoonte naakt rond te lopen en het feit dat hij altijd zo lang in z'n bed bleef liggen. Bloems gedichten had hij waarschijnlijk nooit gelezen anders zou hij hem dit moeiteloos vergeven hebben! De belangrijkste schrijver uit Amsterdam-Oost was natuurlijk Nescio die zijn jeugd doorbracht in de Dapperbuurt en zijn volwassen leven - met onderbreking van een periode in Noord - altijd in de Watergraafsmeer heeft gewoond. Over de Dapperbuurt gesproken: schilder Karel Appel werkte twee jaar in zijn vaders kapperszaak in de Dapperstraat alvorens als schilder de wereld te gaan veroveren. In het Oosterpark is de Justus van Maurik-bank te bewonderen alsmede het erg leuke beeld van de Titaantjes (de meest linkse stelt Nescio voor). Tegenover het Witsenhuis staat een door Jan Wolkers gemaakt momument ter ere van de Tachtigers. Interessante buurt dus, zou ik zo zeggen...
|