Inhoud blog
  • ALFABETISCHE PERSONENLIJST (hoofdstukken 5 tot 8)
  • ALGEMENE OPMERKING
  • 8.4. Bijlagen
  • 8.3. Enkele activiteiten bij voorouders, afstammelingen en aanverwanten
  • 8.2 Afstammelingen van Stoffel Martens
    Inhoud blog
  • ALFABETISCHE PERSONENLIJST (hoofdstukken 5 tot 8)
  • ALGEMENE OPMERKING
  • 8.4. Bijlagen
  • 8.3. Enkele activiteiten bij voorouders, afstammelingen en aanverwanten
  • 8.2 Afstammelingen van Stoffel Martens
    Zoeken in blog

    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Vijf eeuwen familie Martens

    24-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.5. Hoofdstamlijn Guilliame Martens (1628-1708)

    3.5 Hoofdstamlijn

    Guilliame Martens (° Bellem 31-05-1628 + Bellem 04-06-1708 ) zv Pieter

    Schepenen en burgemeester van de prochie ende baronije van Bellem ende Schuervelt

    3.5.1 Het gezin

    In de hoofdstamlijn werd Guilliame of Willem Martens te Bellem geboren op 31 mei 1628, als oudste zoon van Pieter en Tanneken Steyaert. Hij werd er door pastoor Joannes Franssens op 4 juni daaropvolgend gedoopt. Willem Steyaert en Vijntjen Martens waren peter en meter:

    4 juny 1628, ghedoopt Guilliame zone van Pieter Martens en Tanneken Steyaert, gheboren den 31 mey 1628, peter Willem Steyaert meter Vijntjen Martens(100).

    Zijn vader Pieter was een zoon van Jacob Martens en Vijntjen Claeys, die het kasteelgoed van de heer van Hansbeke bewoonden. Grootvader Jacob nam er van 1602 tot aan zijn dood in 1618 het baljuwsambt van de heerlijkheid waar.

    Zijn moeder Tanneken was een dochter van een welstellende boer Guilliame Steyaert en Vijntjen Rijckaert, die te Bellem op de noordzijde van de vaart talrijke eigendommen bezaten(101).

    Vader Pieter pachtte in 1646 van zijn schoonvader 24 partijen land en meers met een totale oppervlakte van circa 15 ha, en woonde toen naast zijn schoonbroer Jan Steyaert in een tweewoonst in het binnenwycken langs de oostkant van de leystaete. Vader Pieter Martens stierf te Bellem op 7 juli 1653, toen zijn oudste en nog ongehuwde zoon Guilliame 25 jaar oud was.

    Volgens den index ofte taeffel van het landboek nam de 25-jarige Guilliame vanaf kerstavond 1652 alle akkers in gebruik die zijn vader pachtte van Guilliame Steyaert(102), de grootvader van Guilliame. Vermoedelijk huwde hij nog in de (na)zomer van 1653, dus kort na het overlijden van zijn vader. Zijn vrouw Janneken of Joanna Steyaert, dochter van Pieter en Livina De Wispelaere, was op 20 maart 1631 te Bellem geboren(103) en dus net 21 jaar.

    In de parochiale registers van Bellem werden vier kinderen van Guilliame Martens en Janneken Steyaert ingeschreven, allen te Bellem geboren en gedoopt door de zelfde pastoor Joannes Elincx.

    Gezinsfiche

    MARTENS Guilliame           STEYAERT Joanna

    fs Pieter en                        fa Pieter Steyaert en
       Tanneken Steyaert                   Livina De Wispelaere

    ° Bellem 31-05-1628                  ° Bellem 20-03-1631

                        x Bellem 1653

    + Bellem 24-02-1708                  + Bellem 26-08-1702

    Kinderen

    1. Guilliame

    ° Bellem 26-10-1655

    + Bellem 09-12-1655

    2. Jan          1x Bellem 14-03-1682 Janneken Maenhout

    ° Bellem 03-12-1656                  ° Hansbeke 25-11-1657

                                         + Bellem 17-10-1691

                    2x Bellem 13-02-1694 Janneken De Vlieghere

                                         °Zomergem 01-04-1664

    + Bellem 18-11-1729                  + Bellem 01-02-1729

    3. Anna         x Bellem 25-10-1677  Pieter Van Speybroeck

    ° Bellem 05-09-1659                  ° Bellem 05-03-1649

    + Bellem 07-07-1679

    4. Pieter

    ° Bellem 04-06-1661

    + na 1724

    Guilliame,zoon van Guilliame, werd geboren op 26 october 1655 en ’s anderdaags gedoopt met peter Guilliame Steyaert en meter Livina De Wispelaere, zijn grootmoeder langs moederszijde. Het kindje stierf na anderhalve maand op 9 december 1655.

    Jan werd geboren op 3 december en op 5 december 1656 gedoopt met peter Jan Steyaert en meter Judoca D’Hoost. Hij huwde eerst met Janneken Maenhout uit Hansbeke en nadien met Janneken De Vliegere uit Zomergem. Hij was burgemeester te Bellem van 1711 tot 1715 en hij overleed er op 18 november 1729.

    Anna werd geboren op 5 september en op 7 september 1659 gedoopt met peter Corneel De Wispelaere en meter Judoca Rutsaert. Ze huwde op 18-jarige leeftijd te Bellem op 25 october 1677 met Pieter Van Speybroeck, geboren te Bellem op 5 maart 1649 als zoon van Joos en en Petronilla De Reytere(huwelijksdetuigen Joos Van Speybroeck en Joanna Steyaert). Ze baarde te Bellem op 30 juli 1679 een zoontje dat er s’ anderdaags gedoopt werd (peter Joos Van Speybroeck en meter Joanna Steyaert). Ze stierf een week later in het kraambed, op 7 juli. Vermoedelijk hertrouwde haar man te Bellem op 5 mei 1696 met Gerarda Van Hulle.

    Pieter werd geboren op 4 juni en op 7 juni 1661 gedoopt, met peter Pieter Steyaert en meter Petronilla Verdonck.

    Janneken Steyaert, echtgenote van Guilliame, overleed te Bellem op 26 augustus 1702 en werd er ‘s anderdaags in de kerk begraven(104). Guilliame stierf enkele jaren later te Bellem op 24 februari 1708, ongeveer 80 jaar oud, en werd er op 26 februari in de kerk begraven(105).

    3.5.2 De boerderij

    Na hun huwelijk in de zomer van 1653 bewoonden Guilliame Martens en Janneken Steyaert beurtelings twee verschillende hofsteden in de leystraete. Ze vestigden zich aanvankelijk op een hofstede langs de westkant van de straat. Deze hoeve met een stick lants achter den huyse, 608 roeden groot, paalde ten zuiden aan de hofstede van Joos Steyaert en was eigendom van Lieven Steyaert(106).

    Enkele jaren later, kerstavond 1656, betrok het nieuwe gezin de ene helft van de ouderlijke tweewoonst, die toen aan de erfgenamen van Pieter Martens toebehoorde en waarvan de andere helft door de weduwe van Pieter Martens en haar minderjarige kinderen bewoond werd. Tegelijkertijd onderging het areaal van gronden dat Guilliame Martens bewerkte, grondige wijzigingen, wellicht ingevolge verkavelingen onder de erven Steyaert. Enerzijds werden verscheidene akkers, waaronder den houck, de groote meersch, de geete, den langhen gavere, het kerkenbosch stick, het groot stick, het waetergancxken, de voorenste waetergancxken en den gavere aan diverse gebruikers overgelaten. Anderzijds werden een zestal andere partijen land in gebruik genomen: de vier gemeten, het segher deckers bilcxken ten zuiden van theerstick langs de westkant van de leystraete, den keeselaere, den leensvoort palend ten zuiden aan de leye, de hooge piete grenzend ten noorden en ten westen aan het haeltermeerschstraetjen en den grijsbosch palend ten oosten en ten

    zuiden aan de cloosterstraete. De totale bedrijfsoppervlakte werd alsdan geprijsd op 21 gemeten en 30 roeden(107).

    Eind 1660 woonde de toen 32-jarige Guilliame Martens opnieuw langs de westkant van de leystraete op de hofstede waar hij zich na zijn huwelijk gevestigd had en die ondertussen aan de erven Geernaert toebehoorde. Hij gebruikte toen in prijze 33 gemeten 194 roeden land en meers. Het door hem verlaten deel van de ouderlijke tweewoonst werd aan Jan De Blieck verpacht(108).

    Uiteindelijk in 1668 verhuisde hij andermaal naar de ouderlijke woonst ten oosten van de leystraete nadat de toenmalige pachters Jan De Blieck en Jan De Wispelaere beurtelings hun opzeg gekregen hadden(109). Dit is het jaar dat zijn jongste broer Jan huwt met Adriana Spiessens.

    In de latere jaren groeide de bedrijfsoppervlakte, volgens een onregelmatig trapvormig verloop, tot in 1701 wanneer Guilliame het bedrijf overliet aan zijn zoon Jan, naar een maximum dat op 46 gemeten 114 roeden geprijsd werd(110), aan een gemiddelde kwaliteitscoëfficient van 0.814(D. De Reuck). Landbouwbedrijven met minstens 25 ha land behoorden toen tot de belangrijkste uitbatingen op de noordzijde van de vaart. Ze werden gerund met twee of meer paarden.

    Over de landbouwbedrijvigheid van Guilliame Martens zijn weinig bijzonderheden gekend. Dat hij met zijn paarden bereidwillig de akkers van de koeboeren bewerkte is een meldenswaardig feit. Anno 1696 waren Pieter, Marten en Marie De Sutter, erfgenamen van Jan De Sutter en Joosyntken De Wispelaere, hem een bedrag van 58 ponden grooten verschuldigd voor labeur ende peirdewerck die hij voor hun ouders gepresteerd had, alsook voor levering van lijnzaad en over gheleende ende gheavanceerde ghelde. In plaats van deze gelden te vorderen onderschreef hij met de kinderen De Sutter een hypothecaire lening voor hetzelfde bedrag aan een jaarlijkse rente van 3 ponden 12 schellingen grooten waarvoor 7 partijen met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 6 gemeten, die ze van hun ouders geërfd hadden , als onderpand dienden(111).

    Onmiddellijk na het overlijden van zijn vrouw, hij was toen 74 jaar oud, liet Guilliame Martens het landbouwbedrijf over aan zijn zoon Jan. Op kerstavond 1702 bleven enkel 4 gemeten en 148 roeden op zijn naam ingeschreven(112).

    3.4.3 Patrimoniale goederen

    Bij ontstentenis van bewaard gebleven staten van goed ontbreken nadere gegevens over de patrimoniale goederen van het echtpaar Guilliame Martens en Janneken Steyaert. Toch is gebleken dat de dubbelwoonst in de leystraete en vermoedelijk de akkers den crommen gaevere en het rosse gaeverken tot het ouderlijk erfdeel van Guilliame Martens behoorden. Wel zijn gegevens beschikbaar gebleven over de matrimoniale eigendommen die het echtpaar tijdens hun huwelijk aangekocht hebben.

    In een openbare verkoping van 9 januari 1660 kocht Guilliame Martens 161 roeden landts (zijnde de oostkant) en een behuysde hofstede, toebehorend aan de echtelingen Pieter Coecke-Catelijne Van Suyt. De koopsom van de grond met alle de fruytbomen daeropstaende , de opgaende eeckebomen, olemen, deschen ende alle de tronckboomen, die hij twee dagen tevoren op de eerste zitdag ten huize van Jan De Meyere aan 27 ponden 10 schellingen grooten had ingesteld, bedroeg uiteindelijk 36 ponden 10 schellingen grooten. De hofstede waarvan sprake, bewoond door Joos De Decker, lag binnen de baronye van Bellem daerment nompt swaegershulle, paalde ten noorden aan sheerenstraete, ten oosten aan de nieuwe hofstede van Jan Steyaert en ten zuiden aan Guilliame Martens met consorten met haerlieder hofstede(113).

    Op 7 januari 1669, het jaar na een verwoestende inval van Franse troepen, kocht hij een partij land van Joosyntken Rootsaert, fa Christoffel, weduwe van Pieter Van Kerrebrouck d’aude, voor 88 ponden 19 schellynghen 4 grooten vlaems. Thien schellynghen grooten ten gelaeghe werden ten huize van Pieter Van Kerrebrouck de jonghe verteerd. Deze akker d’achterste beke lag te Bellem op de noordzijde van de vaart, paalde ten noorden aan het kerckestick en moest ghewecht worden over een partije ghenaempt de groote beke aan de westkant. Hij had een oppervlakte van 590 roeden en werd door Pieter Coese voor 4 ponden grooten per jaar gepacht(114).

    Op 2 october 1671 onderschreven Gabreel Van Vynckt en zijn vrouw Pieryncken Steyaert, fa Pieter, met Guilliame Martens, hun schoonbroer, een overeenkomst van overlatynghe van drie partijen land, gelegen te Bellem, voor de som van 146 ponden 13 schellingen 4 grooten : eerst eene partye saeylant groot ontrent vier hondert roeden ghenaempt dhulshaeghe, item een partye ghenaempt beckgaverken, groot ontrent dry hondert roeden ghenaempt het achterste gaverken. De akte werd verleden voor notaris Jan De Jonghe te Gent in aanwezigheid van Lievyne De Wispelaere, weduwe van Pieter Steyaert, schoonmoeder van de kontraktanten. Maryn De Rieter en Geeraert Martens, fs Jacob, fungeerden hierbij als getuigen(115).

    Op 6 december 1677 verkocht Pieter De Keyser, fs Joos, met autorisatie van zijn vrouw Jooryntken Steyaert, fa Pieter, tevoren weduwe van Cornelis Weynant, de helft van een partij land het groot stick aan Adriaen Vande Walle, fs Adriaen, voor 29 ponden grooten waarbij Jan Tytgadt en Marten Du Prez als getuigen aanwezig waren. Door de zondagsche kerckgeboden hiervan in kennis gesteld, formuleerde Guilliame Martens bezwaren tegen deze verkoop, die hem bij naerhede causa uxoris werden toegewezen. De wederhelft van deze akker, gelegen op de noordkant van de vaart, behoorde trouwens toe aan zijn vrouw Janneken Steyaert, fa Pieter, ingevolge successie van haar moeder(116).

    Hij legde ook naerhede op den coop, per onderhands kontrakt van 19 januari 1693, ghedaen bij Guilliame Steyaert fs Joos jeghens Jan Martens fs Pieter van een partije van lande ghenaempt den bastpape, ongeveer 2 gemeten groot, palend ten zuiden aan den leybarme vande brughsche vaert en van de helft van de twee aan elkaar palende partijen bos , beide ghenaempt den kerckenbosch respectievelijk groot int gheheele 656 en 224 roeden Hij werd door de wethouders van Bellem daerinne ghegoet, ghegift ende gheerft op 4 februari 1693. De koopsom die zijn broer had bedongen bedroeg 73p 7s 8grooten en een laeckenen justecor(117).

    Op 18 november 1690 werd aan Guilliame Martens, als comant van Jan Frans De Gavere, de verkoop toegewezen van drie partijen land van wijlen Jan Steyaert, fs Guilliame, die door de Vrouwe Priorinne van het clooster van Ste Jooris opt Sandt binnen Ghendt in den Raede van Vlaenderen ten decrete gebrocht waren. Deze akkers die door Pieter Steyaert, fs Jan, werden gebruikt, lagen te Bellem op de noordzijde van de vaart: den keerselaer 417 roeden groot, palend ten westen aan den lensvoort, t colbrantstuck 3 gemeten 24 roeden groot, grenzend ten oosten

    aan de waterloop en ten zuiden aan het leensvoordeken, en den michiel 2 gemeten 213 roeden groot.

    Na een lange administratieve rompslomp vond de onteirfvenisse ende eirfvenisse voor de wet van Bellem eindelijk op 8 mei 1693 plaats(118). Guilliame Martens, die blijkbaar liggend geld tekort had, bekwam voorafgaandelijk op 12 februari 1693, ter studie van notaris Cornelis Tack te Gent, van de priorin een lening van 100 ponden grooten als reste van 800 guldens over ende causen vanden coop van de ten decrete gebrochte goederen, aan een intrest, berekend aen den pennyngh XVIne van 6p 5s grooten per jaar met ingang op kerstavond 1693. De gekochte akkers en de onlangs van zijn broer Jan bij naerhede verworven partijen land dienden hierbij ter sekerynghe(119). Het geleende kapitaal werd op 20 juni 1703 aan het klooster terugbetaald(120).

    Guilliame Martens aanzag de vervreemding van het ouderlijk erfgoed stellig met lede ogen. Toen zijn zuster Janneken, weduwe van Boudewijn Heytens te Ingelmunster, die daartoe procuratie verleende aan haar zoon Jan, twee partijen land die haar by successie van haere vaeder ende moeder toebehoorden, op 19 mei 1698 aan Guilliame Steyaert, fs Joos, verkocht, liet hij ook deze verkoop bij naerhede niet doorgaan. Hij betaalde de koopsom van 44 ponden grooten vlaems, vermeerderd met een kapitaal van 16 ponden dat samen met de verschuldigde intresten aan Jan Martens, fs Pieter, moest vereffend worden, en verwierf de akkers per erfvenisse van 14 juli 1698. Het betrof de partijen het braemstuck, circa 5 roeden groot, palend ten noorden aan den lysenbilck met passage over den eeckaertsvanck, en het waeterganck stick circa 300 roeden groot(121).

    Bewust van het voordeel van gegroepeerde akkers, kocht hij nog op 1 februari 1700, toen hij reeds 71 jaar oud was, per onderhands kontrakt van Philip Dysserinck, fs Jan, die daartoe volmacht had verleend aan Cornelis Vermeire, voor 12p 5s grooten een partye saeylandt ghenaempt den kesselaere ter grootte van een gemet, gelegen ten zuiden van den kesselaere die hij reeds in eigendom bezat(122).

    Tenslotte kocht hij op 20 november 1701 van Pieter De Decker fs Joos en van Barbel Verhuyst(weduwe Jacques De Decker fs Joos) voor de laatste maal een partij land het hairstuck, een gemet groot, gelegen ten noorden aen de hairstraete op de noortsyde vande vaert, en betaalde er 7 ponden grooten en twee stenen vlas voor(123).

    Benevens de vermelde aangekochte landerijen, waren ook de volgende partijen volgens aantekeningen in het XVIIe eeuwse landboek van Bellem in de loop der jaren eigendom van Guilliame Martens;

    -in de binnenwijk : de ouderlijke hofstede op de oostkant van de leystraet

    -in de gaverwijk : het langhe stick 394 roeden

    -in de leenvoortwijk : de mersch 347 roeden , palend ten zuiden aan de leye

    het groot stick 335 roeden

    eenen gaver 423 roeden , ten zuiden –oosten van het

    Aeltervelt

    -in de stekelbesenwijk : den nieumeersch 285 roeden

    het royken 191 roeden , grenzend ten oosten aan het roystick en ten noorden aan den moortel.

    3.5.4 Openbare ambten : notabele , schepenen en burgemeester

    Dat Guilliame Martens een zekere rol gespeelt heeft als ingezetene van Bellem blijkt ondermeer uit de Resolutieboucken van de Baronye van Bellem ende Scheurvelt ghemaeckt ende onderhouden inghevolghe vanden 12en artickele van ’t reglement van sijne majesteit vuyt ghesonden ten jaere 1672 . Ingevolge het placcaet van syne Conincklycke Majesteit van 30 juli 1672, gepubliceerd op 9 september daaropvolgend, betreffende het reglement raeckende het gouvernement vande onbesloten steden ende het platte landt van Vlaenderen werden, overeenkomstig artikel 35 , aan het college van baljuw, burgemeester en schepenen twee ghecommitteerde vande grootte ghelande en vijf notabelen toegevoegd, die door en onder de grootgrondbezitter respectievelijk de voorname ingezetenen verkozen werden(De Reuck).

    Te Bellem vond de eerste verkiezing van deze twee ghecommitteerde op 24 november 1672 in het wethuis plaats tijdens een buitengewone vergadering van de schepenbank. In het eerste resolutieboek begonst met den 1en october 1672 is vermeld dat de 44-jarige Guilliame Martens werd gedagvaard als grootte ghelande om er aan de verkiezingen deel te nemen. Hij kreeg er een voorkeurstem van Joos Steyaert, die er ook een gaf aan Olivier Heytens ,en koos zelf voor de Gentse grootgrondbezitters Maryn Van Heulle en Maximiliaan le Rouffon, die trouwens door de kiesgerechtigden als hun afgevaardigden verkozen werden(124).

    Dezelfde dag werd Guilliame ook als notabele van Bellem uitgenodigd om, in voldoening van hetzelfde plakkaat, onder de plaatselijke bevolking vijf vertegenwoordigers te kiezen(125). Hieromtrent staat het volgende geschreven: … Ten daeghe ende ext(raordinai)re vergaederyn(ghe) voorschreven heeft den voor(noemde)n bailliu overgebrocht sijn relaes daerbij bevonden wort dat hij , in voldoenyn(ghe) van tselve placcaet, ghedachtvaert heeft jeghens den voor(noempde)n 24 novembre 1672, de naerschr(even) notabel der voor(noempde) baronije van Bellem tot verkiesen van vijf notabel bij tselve placcaet vermelt ar(ticke)le alsvooren te weten eerst Marten Rootsaert poeter, P(iete)r Rootsaert, Marten De Rycke poeter, Joos Desuttere, Joos Verlee, Guilliame Van Speybrouck, Joos Van Speybrouck, Jan Steyaert fs Pieter, Guilliame Martens, Joos Dobbel(aere) … en verder Inghevolghe van welcke ghecompareert syn Marten Rootsaert, Marten De Rycke, Joos Desuttere, Guilliame Martens, Joos Steyaert … dewelcke kiesen voor vijf notabel Pieter Rootsaert, Joos Van Speybrouck, Olivier Heytens, Cornelis Weynant ende Joos Bruyssens …

    Krachtens brieven dd april 1675 van de eedele heere van Heeckenbeque namens de edele heere den baron van Bellem ende Schurvelt zijn vader, werd Guilliame Martens bij de vernieuwing van de wethouders door Jan Rotsaert, fs Marten, baljuw, op 9 juni 1675 als schepenen van de prochie ende baronye aangeduid. De akte hieromtrent luidt:

    Actum den 9 Juny 1675 heeft Jan Rootsaert bailliu der prochie en(de) baronije van Bellem ende Scheurvelt, v(uy)t crachte van brieven van mijn ed(el)e heer van heeckenbeque van doate … april 1675 over en(de) v(uy)t den naeme van mijn ed(el)e heere den Baron van Bellem en(de) Schurvelt voornoempt synen heer vaeder, vernieut de weth(auderen) der voorn(oempde) prochie en(de) baronije voorseyt.

    Bellem

    Guilliame Van Pamele fs P(iete)rs burchm(eester)e en(de) ghecontineert op den voorgaen(den) eet te vooren ghedaen als schepenen

    Schepenen

    Guilliame Van Speybroeck, Guilliame Martens

    Hij legde s’anderdaags in handen van de baljuw en ten gehore van de griffier Jaecques Steyaert fs Joos de gebruikelijke eed af:

    Den 10en Juny 1675 hebben de voorn(noempde) Guill(iame) Van Speybrouck en(de) Guilliame Martens als schepen(en) in handen van den voorn(oempden) bailliu ghedaen en(de) ghepresteert den ghewoonel(ycken) ende ghecontinueerden eet …(126).

    Vanaf die dag fungeerde hij blijkbaar als schepenen want reeds in een akte van 15 juli 1675 wordt vermeld dat in zijn aanwezigheid de eed wordt afgelegd door de nieuw aangestelde kerkmeester en armmeester:

    Den 15 July 1675 heeft Joos De Sutter fs Arent als kerckmeester ende Jan Steyaert fs Geeraerts als arme(ester) ghedaen den ghewoonel(ycken) eet in handen van Jan Rootsaert bailliu (ten) overstaen van G(uillia)me Van Pamele , G(uillia)me Van Speybr(ouck) ende G(uillia)me Martens schepenen der baronije van Bellem , ditte in(de) plaetse van Joos Verlee ende Adr(iaen) Manout …

    Onder een akte van 28 februari 1675, waarbij door de wethouders Jan Rootsaert, baljuw, wordt afgevaardigd om zich ’s anderdaags met syn eyghen peert te verplaatsen naar Kortrijk om aan de ontvanger zekere betalingen te doen, vinden we voor ’t eerst het handteken van Guilliame Martens. Doopnaam en familienaam zijn voluit geschreven met vastberaden vrij grote letters, zonder tierelantijntjes. Hij bleef slechts schepen tot aan de eerstvolgende wetsvernieuwing van 21 juli 1676.

    Nadat Guilliame Martens omstreeks 1684(een jaar na de Franse inval van 1683) opnieuw in de schepenbank zetelde (hij wordt vernoemd in een akte van dat jaar) , werd hij vuyt crachte van schriftelycke last daterend 8 augustus 1692, by Joncker Maximiliaen Anthone Rym , heere van Ramelaere etha als burgemeester aangeduid, en door baljuw Jan Rotsaert in de wetsvergadering van 11 augustus daaropvolgend benoemd.

    De aanstellingsakte luidt woordelijk:

    Actum den 11en ougst 1692 heeft d’eersaeme Jan Rootsaert bailliu der prochie ende baronije van Bellem ende Schurvelt, vuyt crachte van schriftelick(e) last van daeten 9en deser loopende maent ougst bij Jo(ncke)r Maximiliaan Anthone Rym heere van Ramelaere etha, alhier ghesien ende gelesen , afghedanckt de jeghenwordighe burchm(eeste)re ende schepenen der voorn(oempde) baronije van Bellem ende Schurvelt ende in plaetse van dien ghekosen de naervolghende wethauders als te weten

    Bellem

    Guilliame Martens fs. P(iete)rs, burchm(eeste)r

    Joos Dobbelaere, Adriaen De Wilde, schepenen

    De eedaflegging vond plaats op de 26e van dezelfde maand ter maenynghe van de baljuw, ten overstaen van Joos Dobbelaer schepen, en in het bijzijn van Jaecques Staeyaert, griffier(127).

    In het resolutieboek nr 1 vindt men verder verschillende akten, daterend 1692, 1693, 1694 en 1695, al of niet genaamtekend door Guilliame Martens, waarin hij als burgemeester wordt vermeld.

    Hij bekleedde het burgemeesterambt gedurende een mandaat van drie jaar. Op 23 augustus 1695 werd hij, 67 jaar oud, door Joos Verlé als burgemeester opgevolgd. In de schepenbank werd hij door zijn zoon Jan Martens afgelost(128). Het verband tussen mandaten van vader en zoon komt ook elders tot uiting. Reeds in 1662 werd vader Guilliame kerkmeester te Bellem. In 1688 kwam zijn zoon Jan hem vervangen.

    Ook na zijn ambtsperiode als burgemeester vertoefde Guilliame meermaals onder de ten wethuyse gedagvaardigde ingezetenen die door de toenmalige wethouders over bepaalde aangelegenheden geraadpleegd werden.

    De naam van Guilliame of Guillaume Martens duikt ook nog op eind 1696 in verband met een eis tot schadevergoeding. De Franse troepen waren gelegerd aan de zuidkant van de vaart en aan de noordkant van Bellem logeerden geallieerde troepen. Na hun vertrek begin september 1696 werd een inventaris opgemaakt van de geleden schade op de hofsteden van de noorderlingen, voor een totaal bedrag van 2.779 lb. 7 sch. 7 gr. Guillaume eiste een schadevergoeding van maar liefst 150 pond over ende ter causen van syne schaede int fourageren van syne arte graenen ende lente graenen te velde staende, afcappen van boomen ende slachaut, afpastureren van syne clavers, wortels ende fruyt. Twee andere landbouwers, Pieter Rootsaert en Joos Van Speybroeck vroegen een vergoeding voor een gelijkaardig bedrag terwijl een tiental kleinere boeren bedragen tussen 3 en 27 pond vorderden (D. De Reuck, p 257 ).

    In Geschiedenis van Bellem wordt de rol van Guilaume Martens , en na hem van zijn zoon Jan in het bestuur van Bellem en Schuurvelde uitvoerig voorgesteld , alsook deze van de verwante families Steyaert en Maenhaut.


    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Archief per week
  • 03/09-09/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007

    Archief per week
  • 03/09-09/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!

    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!