Als je eens een kijkje neemt op www.rechtenverkenner.be besef je pas op hoeveel (sociale) voorzieningen we hier in België een beroep kunnen doen. Er is héél wat voorzien voor mensen die het wat moeilijker hebben, zowel op het vlak van wonen als van inkomsten en nog zoveel méér. Maar ergens récht op hebben is één ding, het ook effectief kríjgen is nog wat anders. Daarvoor moet je tegenwoordig al aardig thuis zijn in adminstratie en mensen die cognitief wat beperkt zijn of zelfs mensen die niet erg vertrouwd zijn met het internet, lopen vaak heel wat mis. Zelfs voor mij was het vaak zoeken.
Na het gesprek met de thuisbegeleidster van mijn schoonbroer, heb ik alle documenten i.v.m. zijn handicap en eventuele tewerkstelling grondig doorgenomen. Niet eenvoudig, want het was een materie waar ik absoluut niét in thuis was. Eerst maar even de aanvraag die bij het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap - het vroegere Vlaams Fonds) was ingediend voor de opvang in een tehuis niet-werkenden. Op dat moment had ik ook helemaal geen idee wat dat dan precies inhield of welke stappen er verder nog zouden moeten gezet worden. Een telefoontje bracht uitsluitsel. Ik had natuurlijk ook alles kunnen opzoeken via het internet, maar ik heb al vaak ervaren dat even telefoneren vaak vlugger resultaat geeft en ook veel efficiënter is omdat je veel gerichter kan gaan vragen, althans op voorwaarde dat je de taal van de administratie spreekt. Enfin, zo leerde ik dus dat er verschillende woon- en begeleidingsvormen zijn voor personen met een mentale handicap. Dat kan gaan van verschillende vormen van begeleid wonen waarbij ondersteuning en hulp geboden wordt op het vlak van administratie en bij dagdagelijkse activiteiten (de zogenaamde ADL - activiteiten dagelijks leven) tot opvang in een tehuis voor niet-werkenden, wat voor mijn schoonbroer de hoogst haalbare, maar mettertijd eigenlijk ook noodzakelijke zorgvorm zou zijn. De aanvraag daartoe was dus blijkbaar ook al gedaan, maar jammer genoeg niet opgevolgd en daardoor ook (voorlopig) afgewezen. Nu ik wat meer informatie over de hele procedure had, kon ik ook heel gericht de dame van de thuisbegeleidingsdienst gaan inschakelen, want om een nieuwe aanvraag in te dienen bij het VAPH moest mijn schoonbroer opnieuw een onderzoek ondergaan bij een multidisciplinair team dat zou oordelen over de aard en graad van zijn handicap. Daarvan zou afhangen voor welke woonvorm hij in aanmerking kon komen.
Ook zou ik een herziening vragen bij Sociale Voorzorg i.v.m. de integratietegemoetkoming en de inkomensvervangende tegemoetkoming die mijn schoonbroer op dat moment genoot. Dat kon ik makkelijk zélf, doch om de herziening te staven, had ik natuurlijk voldoende argumenten nodig. Ook daarvoor zou ik een beroep doen op de dame van de thuisbegeleidende dienst. Een verslag van zo'n dienst heeft gewoon meer invloed dan dat van een huisarts. Eerlijk gezegd, had ik op dat moment wel een beetje het gevoel dat ik ergens 'misbruik' maakte van deze dame, maar de 'speeltijd' was nu echt wel voorbij... er moesten spijkers met koppen geslagen worden. Want het was duidelijk dat de mentale toestand van mijn schoonmoeder echt heel snel achteruitging en de kans dat we voor haar al snel zouden moeten uitkijken naar opvang in een rust-en verzorgingstehuis was reëel. Maar dan zou er ook zo snel mogelijk een oplossing moeten gevonden worden voor mijn schoonbroer, want alléén wonen zou wel héél erg moeilijk worden, zoniet onmogelijk.
Ik ging dus samen met de thuisbegeleidster aan de slag om een realistisch verslag op te stellen over datgene wat mijn schoonbroer kan en niet kan. Daarbij kwamen alle belangrijke aspecten van het dagelijks leven aan bod: of hij gebruik kan maken van het openbaar vervoer, of hij kan instaan voor zijn eigen hygiëne, voor de was en de strijk ook, of hij kan koken... kortom hoe zelfstandig hij kan leven. En dan bleek toch snel dat deze dame mijn schoonbroer echt volledig verkeerd inschatte. Iets wat ik haar niet eens kwalijk kon nemen, want mijn schoonbroer lijdt aan enorme zelfoverschatting en kan soms heel overtuigend overkomen. Het zou dan ook belangrijk zijn dat ik bij ieder bijkomend (medisch) onderzoek zélf zou meegaan om het allemaal wat in goede banen te leiden. Maar dat waren zorgen voor later.
Een ander punt waar dringend een oplossing moest voor gezocht worden, was de werkloosheid van mijn schoonbroer. Op dat moment kreeg hij nog gewoon een werkloosheidsuitkering, maar hoe lang dat nog zou duren, was natuurlijk niet voorspelbaar. Er zou vast snel een moment komen dat hij niet-uitkeringsgerechtigd werd. Bovendien was het geen gezonde situatie dat hij met hele dagen gewoon thuis was. Hij werd niet alleen luier en daarmee ook dikker, maar vooral de voortdurende wisselwerking tussen hem en mijn schoonmoeder was ongezond... voor allebei. Enfin, bij nazicht bleek dat men vanuit de thuisbegeleidende dienst mijn schoonbroer al had aangemeld bij de dienst GTB (gespecialiseerde trajectbepalings- en begeleidingsdienst). Maar ook daar opnieuw geen opvolging van het dossier. Ook hier bracht een telefoontje uitsluitsel. Het was overigens een dienst waar ik nog nooit over gehoord had en ook de verschillende arbeidsmarkten waar de man mij over sprak, klonken in het begin een beetje als Chinees. Een beschutte werkplaats kende ik natuurlijk wel, maar dat er ook zoiets bestond als 'sociale werkplaatsen' en 'arbeidszorgprojecten', en wat dat dan allemaal precies inhield, was allemaal nieuw voor me. Nog groter was mijn verbazing toen ik hoorde dat ze mijn schoonbroer enkele maanden geleden een plaats hadden aangeboden in een arbeidszorgproject maar dat daar geen verder gevolg was aan gegeven. Er moesten wat documenten worden ingevuld opdat mijn schoonbroer opnieuw op de wachtlijst zou worden opgenomen voor zo'n arbeidszorgproject, want dat zou - zeker in eerste instantie - het hoogst haalbare zijn om hem opnieuw de nodige werkattitudes bij te brengen. Nadien konden we nog zien of hij opnieuw de overstap naar een beschutte werkplaats zou kunnen maken of niet. Maar goed, eerst maar eens alle administratie in orde brengen.
De aanvragen werden ingediend en de procedures gestart. Maar het ergste moest natuurlijk nog komen. Wanneer mijn schoonbroer de goedkeuring zou krijgen tot opvang in een tehuis niet-werkenden, zou hij vervolgens op de wachtlijst CRZ (centraal register voor zorgvragen) moeten geplaatst worden, maar wat belangrijker was... hij zou ook het best bij zo'n tehuis langs gaan en zich daar ook laten inschrijven op een interne wachtlijst, zo vertelde de thuisbegeleidster me. En dát zou natuurlijk met de nodige weerstand en angsten gepaard gaan, zowel bij mijn schoonbroer zelf als bij mijn schoonmoeder. Want zij was als de dood om alleen achter te blijven. Deze zoon zou voor altijd bij haar blijven, zo had ze het zich uitgedacht. Ook wanneer hij effectief aan de slag zou kunnen in zo'n arbeidszorgproject zou dat voor de nodige tegenkanting zorgen. We zouden hen allebei moeten overtuigen van het belang daarvan en hun angsten moeten proberen wegnemen. Hoe dat allemaal in de praktijk ging, lees je een volgende keer weer.
|