Ik herinner mij ook nog onze eerste radio, een log gevaarte met daarop een metalen rad, dat moest gedraaid worden in de richting van het zendstation. Onderaan twee grote kasten waarin zware accus zaten, die meermalen moesten gevuld worden.In de radio zelf, enkele, ik meeen 6 of 8 lampen, ietwat groter dan de normale lampen, doch veel fijner. Wanneer de radio ontstoken werd , wat enkel s avonds mocht,, hoorden wij aanvankelijk veel geruis en daarna soms wat muziek of zang. Wij waren in de hoogste hemel, want er waren niet veel gezinnen die een dergelijk toestel bezaten. Koelkasten of diepvriezers bestonden toen niet zodat veel waren naar de kelder verhuisden om fris te blijven. Onze maaltijden waren zeer sober, geen vier of vijf soorten toespijs, maar wel boterhammen met confituur of bruine suiker. Sinaasappelen en speelgoed enkel met Sinterklaas, wafels of lukken met nieuwjaar. Er was ook geen sprake van een Kerstman. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De kinderen liepen ook niet gekleed als nu. Meestal met een broek waarin een lap was genaaid, nadat zij ergens gehaperd hadden of hun broek hadden gescheurd. Op de eerste zondag van oktober werd de overjas verplichtend en die moest de ganse winter gedragen worden.
In het huishouden was er een soort van werk indeling : de maandag was wasdag. De zondagavond werd de was in de week gesteld en afgekookt. De maandag moest moeder de vrouw aan de badkuip staan, meestal een houten vat waarin een plank stak voorzien van een metalen gedeelte. Daarop werd het te wassen goed gewreven tot het er mooi wit uitzag. Daarbij werd gebruik gemaakt van bruine zeep of ook nog van Sunlight zeep, want er bestond niets anders; ook geen wasmachines, noch drogers. Na het wassen werd de was dan opgehangen en gebleekt. De dinsdag was het dan strijkdag, waarbij de moeders bijna de ganse dag aan hun keukentafel stonden, dicht bij de kachel waarop hun strijkijzers gewarmd werden, om de kledingstukken te strijken. Deze strijkijzers bestonden uit een ijzeren voetstuk, ellips vormig, met een ijzeren handvat. Vrijdag en zaterdag was het onderhoudsbeurt waarbij de ganse woning werd schoongemaakt. Zondag was dan een rustdag.
Tijdens de zomermaanden kwamen de meeste mensen s avonds buiten waarbij ieder zijn eigen stoel meebracht en de kinderen buiten speelden. In die tijd was vriendschap nog troef. In de zomer gingen wij naar het strand waar zich badkarretjes bevonden waarin de baders zich konden ontkleden. Deze karretjes werden door paarden het water ingetrokken.
Op de Visserskaai stonden grote ramen, met Schotse schullen die er te drogen hingen om naderhand te worden verkocht, smakelijke, vette schullen geëten in een der talrijke cafétjes op de kaai, terwijl daarbij een ferme pint werd gedronken. Ook op de kaai zaten de vissersvrouwen netten te breien, netten vastgemaakt aan lantaarnpalen.
Vele mensen hadden een lapnaam, die in de plaats kwamen van hun familienaam en die van generatie tot generatie werd overgeleverd. Vele families waren beter gekend onder deze lapnamen dan onder hun eigen familienaam.
Er waren ook enkele typische figuren, gekend door groot en klein, die regelmatig in het Oostendse leven opdoken. Zo kenden wij allen Col en Manchette ook nog wel eens Ollegatscheerder genoemd, een haarkapper die altijd piekfijn uitgedost op de zeedijk en in de Kapellestraat floreerde en zichzelf aanzag als de burgemeester van Oostende. Zelfs liet hij zich eens op de kiezerslijsten opnemen. Dan was er ook den Duvel een oud- bootjessjouwer die meestal te vinden was in de omgeving van het station, alwaar hij de pakjesdragers voor de voeten liep. Deze oud-visser zorgde ervoor dat hij iedere winter kon doorbrengen in het Pandereitje te Brugge ( het gevang).
Verder Zotte April en zijn vriend Peerdevlees gekend als homos, waarbij eerstgenoemde vaak rond liep gekleed als een Spaanse signorita en anderzijds zijn bestaan vond als kelner in het Laiterietje. Een koppel dat ook aller aandacht verwierf was de Markies en de Markiezin, een oude postmeester die gehuwd was met zijn huishoudster. Hij altijd in smoking met hoge hoed op, zij steeds rijk gekleed, en beiden veelal te vinden in een open koets waarmede zij in de stad rond toerden. Wij kenden ook nog Teut Teut een oude visser die met zijn harmonika aan het station opgesteld stond en de opvarenden van de maalboten vergastte op het enig deuntje dat hij kon spelen Den Iengelsman met al zijn pounden. Hij vond werken te lastig en trok van café tot café om er zijn liedje te spelen.
Wie herinnert zich nog King Kong Hoorelbeke, de man van de Hoge Barriere, die met zijn schorre stem de mensen uitnodigde hun kelders op te ruimen, of de legendarisse Jeftje Miere, wiens tenorstem veel zangerig klonk wanneer ook hij het volk opriep met de woorden " Sluizen en benen, zoek ze maar uit, aol hoeken en kanten uit". Of onze visvrouwtjes die, in de tramen van hun geladen viskarretje, hun waren aan de man brachten door luidop deze waren aan te prijzen met de zangerige stem hen eigen : " Moeten er geen plaoten zien, schone verse schulletjes !"
Vaak denken wij nog terug aan die tijd die ons misschien niet zoveel stoffelijke welvaart heeft bezorgd; doch die toch al met al een aangename, plezierige tijd was, waarin vriendschap nog bestond en waar men nog mensen had die vriendschap konden waarderen en waar de een iets vrijwilligs en kosteloos wou doen voor een ander. Een tijd waarin kinderen nog kinderen waren, die nog op straat konden spelen, onschuldige spelletjes, zonder sporen van vandalisme, noch geweld. Een tijd die wellicht nooit meer terugkomt.
mauref
|