Het huis had een grote zolder. Aan de straatzijde waren 2 kamers. In een ervan -het verst van de trap - stond op zekere dag een klein biljart. Ikzelf vond die slecht verlichte zolder eng. Ik was een tikje bang in een wat donkere omgeving. Op die zolder hing ook een schommel. Het biljarten vond ik wel leuk. Maar de trap af ging altijd sneller. Op die eerste verdieping waren 6 kamers. Op de derde kamer stonden de mooie spullen van Oma. De zesde kamer was de jongenskamer. Dat werd in het laatste oorlogsjaar veraf om naar de kelder te moeten hollen bij luchtalarm. Vader kreeg daar ooit een vaasje op zijn hoofd toen er ergens een bom viel en de bodem trilde. Die kelder was te bereiken via een deur in de bijkeuken. Een niet al te groot hol voor een heel gezin als er bommen vielen. Angstig. Vader was blokhoofd van de wijk. Moest middels slaan op lantarenpalen mensen manen in de kelder te gaan en zijn hulpen op te roepen. Dat gebeurde ook toen een engelse jager in de kistenopslag van de veiling dook. Tegen dat de luchtbeschermers het toestel ontdekten was de piloot al gevlucht. Op zekere nacht lieten vliegtuigen een serie fosforbommen vallen. Naast onze achtertuin was een kolenopslag en op de scheidingsmuur lagen 2 van die dingen. Die zijn veilig beland daarna in onze met water gevulde regenton. Onze jongste zus werd ook in dat huis geboren. Het meisje dat op vaders kantoor werkte heeft toen nog een beetje verpleging gedaan. Ze heette Nel en heeft naderhand nog een grotere rol gespeeld. Ikzelf heb rond die tijd op oma's slaapkamer geslapen ; ik plaste vaker in bed. In de huiskamer stond een piano en wij moesten op pianoles bij Ome Harry. Iemand die een liniaaltje hanteerde om foute aanslagen te signaleren. En in de achtertuin stond een groot pakhuis dat via een poort in onze voorgevel met paard en wagen bereikbaar was Daarover vertel ik nog wel.