Maar ik ga toch weer verder. Practijkjaar : ik was ook een maand bij DAF maar in het oude gebouw in die witte woonwijk. Had een kamer in het gezellenhuis en een vriendje uit Tilburg die graag ging Biljarten met een pilsje erbij. Dat zag een cafebaas in het centrum en hoe amateur ik was en kwam me vertellen dat zo'n nieuw groen laken erg duur was. Duur was ook het vlees uit de muur na wat pilsjes. Zeker als je naderhand overgaf. Maar goed. Ik kwam ook een maand terecht bij een bedrijf dat van die kleine witte isolatoren maakte. Men had er geen werk voor me maar wel een bureau. En ik moest zelf maar zien. Mijn baas was meestal in Nijmegen maar eenmaal per week daar. Ik heb daar in mijn verslagen getracht alles in die fabriek te beschrijven. En kreeg plots te maken met een afgekeurde partij bij een klant nabij den Haag. Mijn baas zei me dat ik daar naar toe moest gaan en drie dagen een flinke steekproef moest gaan meten. Na terugkeer kreeg ik te horen dat die proef had aangetoond dat de partij weer geaccepteerd moest worden. Nuttig werk verricht daar. Van hieruit ging ik naar het aangrenzende bedrijf dat ooit - in de oorlog - grote verrekijkers had geproduceerd. Kwam terecht op de meetkamer waar hele series onderdelen op afwijkingen gecheckt werden. In feite stomvervelend werk. Ettelijke keren dezelfde maten meten bij delen uit zo'n serie. Een geluk dat er vele onderdelen gemaakt werden. Want anders, ojee. En toen de maand om was had ik niet tijdig voor de laatste maand iets georganiseerd en had een probleem. Ik zag het niet zitten en heb toen een maand lang maar steeds weer rondgefietst om de tijd om te krijgen. Suf van me want natuurlijk kreeg ik daarmee naderhand weer een groot probleem. Op het matje bij de inmiddels andere directeur van de school waar niets uitkwam. Behalve zijn verzekering dat ik het nog wel zou merken. Geen wonder dat ik het jaar daarna zakte voor mijn eindexamen. Op grond van onvoldoendes voor twee monelinge examenvakken. Dus nog een jaar extra naar school. Tja boontje komt om zijn loontje.Het is pompen of verzuipen. Die directeur overigens heeft ooit een boek over pompen geschreven wat op deze school gebruikt werd.
Tekenen : bedoeling is dat je een of andere opdracht uitvoert. Of zelf iets bedenkt en tekent. Dus besloot ik een of andere traploze snelheidsregelaar te ontwerpen aan de hand van een voorbeeld in een boek. Dat betekent wat rekenen aan de hand van een vooropgezet schema-ontwerp. Het was een hele klus. Maar werd compleet. Jammer is het dan dat je het niet even kunt maken om te zien hoe hij het er werkelijk vanafbrengt. Het was mijn versie van de Kopp-variator. Na dat leerjaar werd het tijd voor het practijkjaar. Bij een aantal bedrijven periodes van maximum 3 maanden werken en regelmatig een verslag schrijven. Eerst een machinefabriek die kopieermachines bouwt voor wat nu Oce heet. Echt seriewerk en de stagiair krijgt de kleine klusjes te doen. Moeilijk om verslagen te schrijven. Dan DSM. Drie afdelingen na elkaar. Onderhoudsdiensten die volledig op schema werken. Bij een grote gasmotor moest ik steunend op glibberige leidingen een grote steeksleutel vasthouden waarop met een zware hamer geslagen werd om een moer los te krijgen. Een slag kwam op mijn wijsvinger terecht doordat ik wegglibberde. Naar de EHBO voor schoonmaken en verbinden. Katalysatormassa wegscheppen met een luchtkap op je hoofd om de opstijgende ammoniakgassen niet binnen te krijgen en vlot naar onder en snel weer terug. Op een andere afdeling nam mijn monteur twee snipperdagen en vloekte hartgrondig toen hij zag dat ik al klaar was met het karwei : flenzen en pakking wisselen. Dat mocht niet want er stonden drie volle dagen gepland. Ik schreef dat in mijn verslag en kreeg het terug. Zoiets met bijpassend commentaar mocht ik niet schrijven. Nu stond dat op het losse binnenblad en dus schreef ik een nieuw binnenblad en leverde weer in. Goedgekeurd en thuis wisselde ik de binnenbladen en stuurde MIJN verslag in. Ik had in sittard een kamertje in een groot gezellenhuis en een medeleerling van onze school vergezelde me elke avond naar een cafe schuin tegenover waar we steeds een Brands bier dronken. En dan terug naar het gezellenhuis waar een ploeg Polen de dagelijkse portie stevige pap naar binnen werkten en dan op Schicht gingen. Wij gingen dan naar bed na die pap.En in het weekend gingen we thuis in bad om de ammoniaklucht flink af te wassen.
Kennismaken met draaien en frezen.: allereerst machine-angst overwinnen. Ik kwam aan een oud lijk van een draaibank te staan , moest een dik stuk staal opspannen en dat afdraaien. Maar denk eraan dat je niet teveel in een keer afdraait. Dus deed ik teveel ineens en jawel; liet hem te ver gaan zodat de beitel de klauwplaat inging. Dat was schrikken, wat ook een tikje de bedoeling was. Op zekere dag werd een nieuwe freesbank opgesteld en we waren allemaal graag als eerste om er iets op te doen. Maar de leraar was o zo bang dat dit stelletje broekies grote schade zou veroorzaken en ging er eerst zelf op spelen. Electrisch lassen was ook zoiets. Veel licht veroorzaken en amper zien wat je deed. Het was niet gauw goed wat je deed. Er was meer. Een corps, studentenvereniging, hield een ontgroening en ik maakte kennis met de redacteur van 'de Landauer' en hij vroeg me of ik interesse had om redactielid te worden. Dat deed ik. Een ander bestuurslid van het corps vertelde me dat hij op zoek was naar iemand die de school op een landelijk schaaktournooi wilde vertegenwoordigen. Dus ging ik dat jaar naar Heerlen waar het tournooi in het gemeentehuis plaatsvond. Ik overnachtte tweemaal bij de concierge van de MTS Heerlen. En 's avonds bracht ik gezellig door bij zijn dochter waar ik erg gecharmeerd van was. Ik werd geen winnaar van het tournooi. Ja en wat de lessen in de diverse vakken betrof dat was allemaal interessant en goed te volgen. Natuurlijk waren er uitschieters, naar beneden en naar boven. Directeur Slot gaf machineonderdelen en rookte best veel. Sigaret in de ene hand en krijtje in de andere. Op een warme zaterdagmiddag had hij het raam openstaan en vertelde zijn verhaal, schrijvend en rokend. Toen hij nog maar een peuk overhad liep hij naar het raam en gooide het krijtje in plaats van de peuk uit het raam. Meneer Slot liet me dat jaar op zijn kamer komen in verband met het schoolgeld. Daarvoor was het inkomen van de vader nodig. Of ik dat aan mijn vader wilde vragen en op het formulier wilde laten schrijven. Enkele dagen later was ik weer bij Slot en vertelde hem dat mijn vader dat nog niet wist : hij was zelfstandig ondernemer en eenmaal per jaar berekende zijn accountant dat voor de belastingen. Slot kon dat niet erg vatten en ik zei hem dat hij mijn vader dan maar moest bellen. Tja zei hij ik heb dat nu nodig.
Toen de uitslag van het HBS-examen in zicht kwam moest ik kiezen hoe ik verder wilde. Zelf had ik het idee journalist te worden maar dat betekende toendertijd zien om een baantje te krijgen bij het Venloos Dagblad en te beginnen daar achter binnenbrandjes inbraken ongelukjes en kleine jublea aan te rennen en daar korte stukjes over te schrijven. Dat zag mijn vader niet zo zitten en hij opperde om naar een soort beroepskeuzebureau te gaan voor een deskundig advies. Na een dag ploeteren rolde er een advies uit. Ik moest maar de techniek ingaan, daar was ik echt geschikt voor en daar was werk zat. Ik kon naar de TH in Delft gaan , tegenwoordig heet dat TU. Eventueel kon ik ook naar de MTS gaan. Dat heette naderhand HTS en tegenwoordig Technische Hogeschool . Thuis zag men die studie in Delft niet zitten. Op kamers en zou ik dan wel ijverig studeren ? En het kostte veel geld ! Dus bleef ik in Venlo en ging naar de sterklas van de MTS. Dat was een maand -augustus - tekenen om de eerste klas in te lopen en dan naar de tweede klas. Enfin ik heb daar mijn diploma behaald en mijn eerste baan was op de gereedschaptekenkamer bij DAF in Eindhoven. Terugkijkend op mijn technische loopbaan kan ik alleen maar zeggen dat ik me nog nooit een rasechte techneut gevoeld heb.
Alles was daar anders. Als je 's morgens binnenkwam stond pater-rector op de trap en monsterde iedereen , schoot opeens naar voren en zei tegen de leerling in kwestie : jij was vanmorgen niet in de kerk en ik verwacht je na vieren daar wel te zijn. Je was het haasje voor de middagstrafzitting in de kerk. Ik hoorde bij de groep venlonaren die dicht bij school woonden en dus naar de kerk moesten. Ik ben vaak na vieren moeten opdraven. De gymleraar was iemand die iedereen in zijn les verwachtte en dus mij ook. Jammer. Dan was er nog de Blanke. Meneer Scholten keek in die eerste les in zijn boekje en noemde mijn naam, en riep me voor het bord. Ben jij een broer van Arie ? Ja meneer. Dan schrijf even de volgende opgave op het bord en laat zien dat jij beter bent dan hij. Ik verloor acuut mijn zelfvertrouwen en al gauw kwam van hem een " Verbaast me niks. Ga maar zitten en zorg dat jouw wiskunde wat beter wordt." Afgebrand dus. Niet alles was kommer en kwel. Mondje -Geurts - die Frans gaf - en graag vanuit het Frans liet vertalen ontdekte snel dat ik dat leuk vond en verwachtte al gauw dat ik voor lag met vertalen. Le Cid en Le silence de la mer vond ik machtig mooi. De school had ook een schoolblad verzorgd door de leerlingen en ik kwam ook bij de redactie. Ben zowaar mee naar Haarlem naar een tournooi voetballen geweest als sportverslaggever. Houten Klaasje die voetbalwedstrijden versloeg. Dat vond ik best moeilijk, maar het lukte. De schaakclub vond ik ook fijn om bij te zijn. Al met al was het er niet slecht.
Na een zeer korte zesde klas en vacantie ging ik naar de Rijks HBS. Ik had geen zin om naar het College te gaan waar mijn een jaar oudere broer op het gymnasium zat. Ik had tijdens de evacuatie al genoeg gezien van Latijn en Grieks wat hij een beetje zat te leren. Die HBS was gemengd, dus meisjes in de klas. Leuk. En de leerstof was ook best interessant. En dan de leraren. Die van geschiedenis die tijdens de studie-uren oppasser was en altijd naar een verse borrel rook. Hij van biologie die totaal geen orde kon houden en wel veel van zijn vak hield maar ons die interesse niet kon overbrengen. Ging op zekere dag in zijn grote muurkast om iets interessants op te diepen en werd toen door ons opgesloten. Dat hebben we geweten. Aangezien niemand de schuldige wilde zijn vond de directeur dat we met ons allemaal maar een extra uur moesten maken. De bioloog deed naderhand of er niks gebeurd was. Van de talen was Frans mijn lievelingsvak. Vooral het uit het frans naar het nederlands vertalen vond ik fijn. De gym vond ik maar niks. Als ik wist dat we in de gymzaal iets zouden gaan doen, ging ik thuis koffie drinken. Ik heb toch altijd een 7 op mijn rapport gekregen. Die leraar vond dat ik maar een stijve was. Vond ik ook. Mijn beste vriend was Theo Sterk. In de pauze tijdens de rondwandeling over de "speelplaats" liepen we altijd samen. In het 3de leerjaar ging het mis. De manier waarop onze leraar aardrijkskunde les gaf stond mij weinig aan en mijn gebrek aan interesse dook steeds weer op bij het studeren en dat bezorgde me bij proefwerken slechte cijfers zodat hij tegen de overgang aan zei dat ik veel te jong was en nog maar een jaartje over moest doen. En jawel, ik bleef zitten. Hij heeft me niet terug gezien want ik ging naar dat College : daar de HBS afmaken.
Kort na de bevrijding is onze vader vrijwillig in dienst gegaan bij het korps aan- en afvoertroepen. Wat later is mijn moeder zich gedachten gaan maken hoe het haar vader - duitser - vergaan was. Een pater van de augustijnen heeft daar een handje mee geholpen en via het rode kruis kwam er bericht dat hij gesneuveld was als lid van de Volkssturm. We zijn toen naar Duitsland gegaan en hebben zijn graf gevonden aan de rand van een kleine begraafplaats bij een klein kerkje.Ik weet echt niet meer waar het was. Onze duitse oom Heini - bloemenkweker in het duitse Straelen - hebben we naderhand gezien achter een hek bij de grensovergang Kaldenkirchen. Daar mochten nederlanders hun duitse familie ontmoeten. Aan beide zijden van het hek was het druk. Natuurlijk was dat een erg speciale ontmoeting. We hoorden van hem dat hij in 1945 opgeroepen was om lid van de Volkssturm te worden, maar hij had een hekel aan dergelijke duitse gedachten en is op eigen gelegenheid op de vlucht gegaan om dat te ontlopen. Ging naar aangetrouwde familie in Berongen en heeft daar de capitulatie afgewacht. Weer een dode minder.Onze vader heeft in het leger niet stilgezeten maar bij Nel die ook militair geworden was een kindje gemaakt en dat laten aborteren. Wat hem 3 maanden cel opleverde. Nel zelf is dat als chauffeur van een legertruck aan mijn moeder komen vertellen. In die cabine. Waar mijn moeder naderhand met tranen uitstapte. Nel is jarenlang zijn vriendin gebleven nadat hij met zo'n truck in eigendom de dienst verliet. Als hij 's avonds zei : ik ben naar het pakhuis , wisten we allemaal waar hij heen was.
Wat ons daar aan leger getoond werd was eigenlijk weinig. Ze hadden veel lekkere dingen want verwend waren wij in die tijd niet. Het waren ook maar weinig auto's en soldaten die we zagen. Maar we waren bevrijd. Enkele dagen nadat op de kasteelvilla een nederlandse vlag gehesen was. Een vergissing van lui die het wachten zat waren. En deze troep soldaten bleef ook maar kort. Enkele dagen later gingen wij met paard en wagen terug naar de stad, die zoals we zagen veel geleden had van de bommen. Waar ook veel mensen naar Groningen geevacueerd waren. Ons huis had veel schade opgelopen en wij gingen naar een huis van mevrouw Kleibroek. Iemand van de firma waarvoor vader gewerkt had. Kort daarna vertrokken de amerikanen uit de stad en kwamen de engelsen over de Maas via een zelf gebouwde schipbrug en legerden zich in de gebouwen van het Thomascollege. Buiten hadden ze hun keuken waar wij vaak waren vanwege het lekkere spul dat we daar kregen. Er was ook een soldaat die met hulp van chocola ons probeerde te bewegen hem in kennis te brengen met onze oudste zus. Zijn snoepgoed namen we aan. Buiten hadden ze ook hun latrines waar soldaten op die lange plank zaten en tijdens het poepen de krant lazen. Het was een mooie tijd die veel nieuwe dingen liet zien. Maar we moesten weer naar school terug. De vacantie was over.
Nog even over dat cafe. Het leven was best moeilijk. Appelen en paardevlees, maar de rest via distributie. Dus dacht mijn vader die vanuit zijn periode voor de inkoop van appelen voor de gemeente nog over papieren beschikte dat hij in dit dorp via de Ortskommandant nog wel iets zou kunnen regelen om naar de broer van moeder in duitsland te kunnen gaan. In de villa van die Kommandant gleed hij uit over de gladde vloer van diens kamer en vertelde die man dat hij graag een Ausweis wilde hebben om per fiets naar die broer te kunnen gaan. En waarempel hij kreeg zo'n papiertje. Dus zijn die twee per fiets daarheen gefietst en gelopen vanwege de diverse tankgrachten onderweg. En kwamen naderhand terug met een aardig voorraadje leeftocht. Mooi. Dat papiertje stelde niks voor als er een razzia was naar mannen die een tankgracht moesten gaan graven. Dus was er in de cafevloer een luik gemaakt naar de grond eronder. En het nieuws van een razzia kwam tijdig door. Hij en wiel en graat onder de vloer en wij kinderen en de vrouwen gingen erboven zitten en schilden ijverig aardappelen als de Feldgendarmerie binnenkwam en naar mannen vroeg. Die waren er dus niet. De duitse soldaten buiten werd niets gevraagd. Kwestie van rangen en standen.
De cafebaas was lid van de NSB, zijn zoon vocht aan het Oostfront, en onder de toog bewaarde hij een Kozakkenzwaard. Maar toch een goed nederlander. Toen de Engelsen aan de andere kant van de Maas het St.Annakapelke veroverden gingen er wat granaten de Maas over en gingen door onze achterruit, scherven tenminste. Wij gingen nagenoeg kruipend op weg naar de bierkelder en bleven er een hele dag met de kachel aan. Op zeker moment begon het te stinken en we dachten dat het van de kachel kwam. Het bleek naderhand de angstkeutel van een duitse wachtpost tegen het kapotte kelderraampje te zijn. Want soldaten gingen de kelder niet in. Boven zagen we hoe de scherven gaten in de gordijnen geslagen hadden nogal laag bij de vloer. Dat groepje militairen heeft nadien een paar mortieren in de achtertuin opgesteld, de aangrenzende spoordijk was een stuk hoger en steeds als ze gingen vuren waarschuwden ze ons binnen te blijven. Ik weet nog hoe ze het deden : granaat boven erin laten zakken en vingers in de oren en Baf. Bij het viaduct even verder op in de spoorlijn hadden ze een paar sleuven gegraven waar bommen in lagen. Enige malen kwamen ze zeggen dat ze daar de zaak zouden opblazen en we planken voor het raam moesten aanbrengen, maar steeds ging het feest niet door. In de buurt van Kerstmis klopte een jonge soldaat tegen het raam en vertelde mijn moeder dat ze weggingen naar de frontlijn. Kort daarna was de slag om de Ardennen. De appelenvoorraad slonk mede doordat mijn vader op het idee kwam stroop te gaan maken in een grote wasketel. Dat was een proces van uren op het vuur en afwisselend wacht houden tot de nacht door. Hij en Graat, de knecht. En dus werden we wakker van de stank. Vader was in slaap gesukkeld. Onze wc was trouwens buiten in een aanbouwtje. Wiel van Mien, ik weet trouwens niet of Nel er ook bij was, vond die pleebril maar niks en had van latjes zijn eigen bril gemaakt. Onze duitsers zorgden voor hun eigen voedsel door af en toe ergens een paard te gaan doden. Dat beest moest door de aanwezige vrouwen gevild en in kleine delen verdeeld worden en zo aten wij ook mee doordat er wel eens iets in de toogkast gestopt werd. In de tuin van de kasteelvilla hadden de daar aanwezige duitsers hun eigen lanceerinrichting gebouwd en op zekere dag schoten ze daar een lawaaierig wegvliegende raket af. We waren buiten en ik had wintervoeten, flink in het verband, maar naar huis rennen kon ik toen. Dit waren zo wat stukjes oorlogsverhaal, niet erg chronologisch, maar er kwam een eind aan die periode toen er over dat stukje slingerweg voorbij de molen aan de vijver een troepje soldaten opdook voorafgegaan door de eerste negers die ik ooit zag, lopend met dingen aan een steel voor zich uit - mijnontdekkers- en daarna de eerste jeeps. Het waren amerikanen en ze hadden chocola en nog meer lekkers. Er was feest.