Zij zullen hem niet temmen, De fiere Vlaamse Leeuw. Al dreigen zij zijn vrijheid, Met kluisters en geschreeuw. Zij zullen hem niet temmen Zolang één Vlaming leeft. Zolang de leeuw kan klauwen, Zolang hij tanden heeft.
Refrein
Zij zullen hem niet temmen, Zolang één Vlaming leeft, Zolang de Leeuw kan klauwen, Zolang hij tanden heeft.
De tijd verslindt de steden, Geen tronen blijven staan. De legerbenden sneven, Een volk zal nooit vergaan. De vijand trekt te velde, Omringd van doodsgevaar. Wij lachen met zijn woede, De Vlaamse Leeuw is daar.
Hij strijdt nu duizend jaren, Voor vrijheid, land en God (voor Vlaandrens dierbaar lot) En nog zijn zijne krachten, In al haar jeugdgenot. Als zij hem machtloos denken, En tergen met een schop. Dan richt hij zich bedreigend, En vrees'lijk voor hem op.
Wee hem, die onbezonnen, Die vals en vol verraad. De Vlaamse Leeuw komt strelen, En trouweloos hem slaat. Geen enkele handbeweging, Die hij uit 'oog verliest. En voelt hij zich getroffen, Hij stelt zijn maan en briest.
Het vraaksein is gegeven, Hij is hun tergen moe, Met vuur in 't oog Met woede springt hij de vijand toe. Hij scheurt, vernielt, verplettert, Bedekt met bloed en slijk. En zegepralend grijnst hij, Op 's vijands trillend lijk.