In 1935 gaat in de "Staatsoper Unter den Linden" in Berlijn de operette "Die Grossen Sünderin" in première. Het is één van de latere werken van Künneke die na deze operette nog slechts drie werken zou maken. Hoewel Künneke vooral bekend staat als componist van het lichtere werk, is deze operette toch van het iets zwaardere slag en in sommige besprekingen wordt hij zelfs als "opera" bestempeld. Maar vermits dit werk ook werd uitgegeven in de serie "Traumland der Operette" zullen we het maar als een operette bestempelen.

Het werk is gemaakt in onmiddellijke opdracht van de Berlijnse Staatsoper Unter den Linden en men gaf de opdracht aan Künneke om aan te tonen dat in deze moeilijke tijden ook mensen van Joodse afkomst nog kansen kregen. In gedachte dat dit werk een "opdracht" is, kunnen we stellen dat het één van de sterkere operettes is die als een "opdracht" werden geschreven. Er bestaan zeer weinig opnames van deze operette, bij mijn weten bestaat er één uit 1951 met Helge Rosvaenge in de rol van Reiteroberst Johann Georg von Schrenk. Het duurde nog tot 1978 dat men de operette opnieuw kon opnemen, want men vond niemand die de zangrol van de Reiteroberst aankon, die was immers geschreven op de stem van Rosvaenge. In 1978 neemt echter Rudolf Schock, die op het toppunt van zijn roem staat, de rol aan en vervult hem met bravoure. Ook van deze uitvoering bestaat een opname. beide uitvoeringen werden gedirigeerd door Franz Marszalek, persoonlijke vriend en muzikaal erfgenaam van Eduard Künneke, die hem blindelings vertrouwde.
 Eduard Künneke was een Duitse componist, geboren op 27 januari 1885 in Emmerich-Am-Rhein (dicht bij de Nedrlandse grens) en gestorven op 27 oktober 1953 in Berlijn. Hij wordt beschouwd als één van de beste Duitse componisten van operettes en liederen in het lichtere genre van de eerste helft van de 20ste eeuw. Hij studeerde muziek in Berlijn. Voor de eerste wereldoorlog schreef hij enkele opera's, maar met een operettebewerking van een Hongaars stuk, "Das Dorf ohne Glocken" behaalde hij een eerste succesje en raakte hij zelf op de bühne in Wenen in 1925. Dit stuk werd opgemerkt door de producent Hermann Haller, wat leidde tot een jarenlange samenwerking tussen Haller, Künneke en Rideamus waarvan de operette "Der Vetter aus Dingsda" zeker het hoogtepunt mag genoemd worden. Künneke bracht met regelmaat nieuwe operettes uit, maar buiten "Lieselott" uit 1932 brachten ze niet al te veel succes op! Zijn werken bleven boeien omdat ze niet in één net te vangen vielen. Zo werd ""Die Grosse Sünderin" (met een libretto van Katharina Stoll en Hermann Roemmer) in 1935 een stuk dat, zoals gezegd, door sommigen als een opera, door anderen als een operette wordt beschouwd. Künneke verzorgde ook de muziek voor zo maar eventjes 30 films, dus we kunnen toch wel stellen dat hij een belangrijke figuur voor het genre is geweest.
In het kort de inhoud van de operette: Reiteroberst Schenk (een sympathieke, avontuurlijke "ruiteroverste") komt aan op het kasteel van Hertyogin Sybilla met wie hij verwant is van het zevende knoopsgat maar wie hij al van in zijn kindertijd niet meer heeft gezien. Sybilla, die jong weduwe is geworden, leeft in het kasteel met haar jongere broer Ludwig, onder streng toezicht van haar hofgezelschap. Wanneer ze het eens niet meer ziet zitten, laat ze zich eens enkele dagen goed gaan in haar kleiner slot "Bonbonniere". Haar vader, vordt August, ziet de escapades van zijn dochter met lede ogen aan, zeker wanneer hij van drie minnaars een huwelijksaanzoek vioor zijn dochter krijgt! Wat betreft zonden begaan en liefdesavontuurtjes, moet ze blijkkbaar alleen onderdoen voor Schenk! Beiden begaan zonden en hoeden zich voor het feit mekaar de deugdelijkheid aan te praten!
Tot besluit kan U het enige fragment beluisteren dat ik gevonden heb. Het is het lied van Schrenk ("Das Leben des Schrenk") vertolkt door de Deense tenor Helge Rosvaenge in 1935. Volg de link onderaan.
www.youtube.com/watch?v=PaAP4L-PpVY
|