De 8 mm-film of 8mm is een formaat van een opnamemedium waar de filmstrip acht millimeter breed is.
Het bestaat in drie versies:
de regelmatige of standaard-8-mm,
Super 8, een iets groter formaat met een verbeterde beeldprojectie, dat uiteindelijk de standaard werd voor smalfilm vanaf de jaren '70,
Single 8.
Het standaardformaat van de 8 mm-film werd ontwikkeld door het bedrijf van Eastman Kodak tijdens de Grote Depressie en op de markt gebracht in 1932 om een huisfilmformaat tot stand te brengen dat minder duur was dan 16 mm. De filmspoelen bevatten eigenlijk een 16 mm-film met tweemaal zo veel perforaties langs elke rand als normale 16 mm-film, die slechts langs de helft van zijn breedte wordt blootgesteld.
Omdat de spoel na het filmen van één kant kan worden omgekeerd om filmopname aan de andere kant toe te staan werd het formaat ooit Dubbel 8 genoemd. De beeldgrootte van 8 mm is 4,8 x 3,5 mm en 1 m film bevat 264 beelden. Normaal werkt Dubbel 8 met 16 beeldjes/seconde.
Met de Super 8 uit 1965 werd een filmstrip geïntroduceerd met een kleiner tandgat. Kodak hield op met het produceren van de standaard-8-mm-film in de vroege jaren '90.
Het filmformaat verwijst naar de breedte van de filmrol en wordt uitgedrukt in mm (millimeter). Zo is voor de gangbare bioscoopfilm het formaat 35 mm. Bij een kleiner formaat zou het beeld onscherp worden bij projectie op een groot filmscherm.
Al vanaf het ontstaan van de film in 1895 wordt een filmformaat van 35 mm gebruikt. In de jaren 1920 kwam de benaming "normaalfilm" in zwang ter onderscheid van het 16 mm-formaat dat "smalfilm" werd genoemd.
In de loop van meer dan honderd jaar filmgeschiedenis werden rond honderd filmformaten uitgeprobeerd, speciaal voor amateur filmers, waarvan maar weinigen succes hadden.
In 1899 ontwikkelde foto- en filmpionier Heinrich Ernemann een 17,5 mm-formaat. Hij gebruikte daarvoor een 35 mm-film die nog niet van perforatie was voorzien. De film werd in tweeën gesneden en de enkele perforatie werd in het midden van de film aangebracht op de verticale kaderlijn tussen twee beelden.
In 1922 kwam Pathé met het 9,5 mm-formaat. Ook hier zat de perforatie in het midden. Een jaar later bracht Kodak het 16 mm-smalfilmformaat op de markt. Dit formaat werd snel populair bij filmamateurs. Kodak ging nog verder en kwam in 1932 met het 8 mm-formaat. Daarop kwam in 1965 een verbetering, toen de perforatie werd verkleind en meer naar de rand werd gebracht. Het beeld werd daardoor 50% groter. De film kreeg de naam super 8.
Ook met andere formaten is geëxperimenteerd, meestal zonder veel succes. In de jaren 1950 werden grote filmproducties op 70 mm (Cinemascope) uitgebracht om de toeschouwers te laten ervaren "midden in" de film te zitten. Dit formaat wordt nog steeds gebruikt bij Imax- en Omnimax-projecties.