In mei 1915 leggen de Duitsers op het Belgische grondgebied langs de Nederlandse grens een draadversperring onder hoogspanning aan. Vluchten naar Nederland wordt vanaf nu een levensgevaarlijke onderneming. Ook het verkeer van Nederland naar België wordt aan banden gelegd. De bedoeling was om smokkel tegen te gaan en de Belgen te ontmoedigen om nog in het neutrale buurland te gaan schuilen, of via daar naar het Belgisch front te trekken.
Dat feest wilden we vieren kost wat kost. Na veel zoeken en smeken kon ik voor de kerstnacht een kelk en misgewaad in bruikleen hebben op voorwaarde alles aanstonds terug te brengen. Nu was het kerstmis in mijn priesterhart. Het blijde feest werd aan onze drie batterijen aangekondigd. Dondernamiddag was het aaneen een biecht horen. We liggen in een gebombardeerd pachthof te Boitshoeke ( een polderdorpje in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Het ontvolkend landbouwdorpje telt nog nauwelijks 102 inwoners.) In de grootste plaats hebben we een altaar opgetimmerd en met kaarsen verlicht. Daartegen op een bank een lievevrouwbeeldje met het kindje jezus. ’t Is middernacht. Al de officieren zijn daar, zij scharen zich rond het schamel( armmoedig ) altaar, daarachter de onderofficieren en verder is de plaats proppen vol met soldaten. De H – Mis begint. De zangers zijn gereed. Ze hadden er op gerepeteerd “ Adeste fideles” ( een katholiek, Latijns kerstlied ). O ja, ze waren er de getrouwen aan God en vaderland. Na het evangelie aanspraak in de twee landstalen: de engelen zongen God glorie en vrede aan de mensen. Gij dappere soldaten, geef glorie aan God door uw heldachtig strijden door uw christelijk gedrag, door uw gebeden en gezangen hier. Daarom zal de vrede Gods met u zijn. Met welke aandoening werd het “ Minuit chretiens “ gezongen en hoe trilden onze harten als bij de consecratie de trompetten aux champs bliezen. Buiten brulden de kanonnen. Vol moed en geestdrift liepen mijn kanonniers naar hun stukken terug.
A Kenis : aalmoezenier
.
Kerstnacht 1916
't Is Kerstnacht! Aan de IJzer, in slijkvolle gracht, De duisternis peilend, staat eenzaam een wacht.
Hij droomt .... : De familie zit weder geschaard - Hij ook! - rond den kerstblok, die vlamt in den haard.
Hij droomt en vergeet, hoe alleen hij hier staat, Hoe koud - bits de regen bespritst zijn gelaat.
Hij droomt .... en wijd over de Mandelgouw uit Blij klangelt der klokken hoogfeestelijk geluid.
Een vuurpijl schiet op en besprankelt het zwerk: Voor hem, als een spook, grijnst het puin van een kerk.
Hij ziet niet .... doch luistert. Een engelenstem! .... Adeste! .... De vrede van Bethlehem!
Maar plots boemt geschut, als een vloek, wijd en zijd! De jongen ontwaakt uit zijn droomen .... en schreit ....
't Is Kerstmis .... : Aan de IJzer, in regen en nacht, Staat bibbrend en weenend een eenzame wacht.
Dit gedicht verscheen einde 1916 in het soldatenblad “Onze Iseghemnaar”. De dichter werd niet vernoemd maar het was Pieter MEERSSEMAN. Hij werd in 1889 in Lendelede geboren, kwam in 1903 bij de Broeders Maristen, was broeder-onderwijzer vanaf 1909. Bij de mobilisatie in 1914 werd hij brancardier. Hij publiceerde heel wat gedichten onder de schuilnaam Pieter VAN MOERLANDE. (Met dank aan Roger Verbeke.)
Een beroemd Amerikaans bouwmeester, M Withney Warren, heeft Ieper bezocht en heeft aan zijn collega’s van het instituut een zeer flinke protestactie gezonden, die ook in de verenigde staten haar uitwerking zal hebben…
Er bestond voor de vernieling van Ieper geen enkel strategisch voorwendsel, daar er van drie tot acht kilometer in de omgeving geen troepenbeweging is geweest en de stad niet bezet was. Generaal Foch, van het Franse leger, en Generaal Douglas, van het Engels leger, kunnen geen enkele reden vinden om die ellendige lage daad te wettigen.
Arras heeft hetzelfde ongelukkig lot ondergaan. De vijand had de stad gedurende vier dagen bezet, en toen hij wegging heeft hij de publieke gebouwen en het nijverheidskwartier vernield. Het bekoorlijk plein gebouwd tijdens de Spaanse overheersing, en het stadhuis met zijn belfort, onvergeeflijk schoon en harmonievol, zijn nog enkel roemrijke puinen. Dat werk van geslachten, ingegeven door de liefde en bewaard door de overleveringen van zijn burgers van alle tijden, ligt vernietigd. De Franse troepen bezetten de stad niet – dit is persoonlijk waargenomen, en niet tegenstaande dat, hebben de Duitsers op de dag dat ik er was, ook nog de Kathedraal gebombardeerd.
“ Ge weet dat Reims gebombardeerd werd, en je kent het lot van zovelen dorpen, gans onschuldig, in het Argonne, Meurthe, Aisne – en Vogezen-gebied. Eruit gejaagd, hebben de Duitsers er een boven alle beschrijvingen en verbeelding gaande vernieling achtergelaten.
De codex nageleefd door de Duitsers is volstrekt ontbloot van alle eergevoel, of mededogen”…..
En nu ga ik je vertellen wat kerstmis voor mij was. Waarlijk episch – indien ik uit de oorlog terug kom zal ik kunnen vertellen. Daags voor kerstmis heb ik verzen gemaakt in de tranchee ( loopgraaf ) te midden van kogels, die razend voorbij vlogen, want men werd van weerskanten zenuwachtig. Te 9 uur s’ avonds had ik wacht achter de tranchee; het hoofd alleen steekt even boven uit, en de ogen staren in de richting van Diksmuide bekijken de wit bevroren grond, het blauwe uitspansel met starren bezaaid wanner plotseling, boem twee verschrikkelijke obussen, juist boven de ingang van de tranchee waar achter ik mij bevind voorbij donderen. Juist de tijd om mij plat ter aarde te werpen. Om tien uur hoor ik iemand die mij roept; weldra komt een soldaat langs mij gekropen die mij zeven pakken overhandigd, mijn kerstmis geschenken. Ik betast ze niet wetend wat denken, uitzinnig van vreugde. En dan aan het uitpakken aan ’t rieken aan de lekker thee, de chocolade, de sardienen, de ananas en de tabak. Dat alles geloof me vrij, heeft het laatste wachtuur wat sneller doen voorbij vliegen. Te middernacht wek ik de vrienden. Wij lossen twaalf geweerschoten, en daarna zingen we zachtjes het gloria, het “Middernacht” wanneer we eensklaps een ander bataljon horen, dat met volle stem het “Minuit Chretiens “ en daarna ook het gloria zingt. Alle geweerknal heeft bijna opgehouden. Om zes uur in de morgen een lichtstraal, de aalmoezenier, zegde men, was daar; als schaduwen glijden wij door het licht der flikkerende sterren tot in de kelder van een vernietigd huis en gaan te communie….Daarna deelde ik aan vrienden wat mede van het lekkers mij door u gestuurd; het leger bezorgde ons een stuk kaas en een lat chocolade. Bij de eerste klaarte van de dag woonden we de heilig mis bij. Rond de middag een puik diner in de tranchee: een kist als tafel, fijne sardienen Amieux, een beetje van de os door ene vriend verschaft, een nagerecht bestaande uit amandels en pralinen. Na de middag hoorden wij, ginds in de mist het gezang van de Duitsers, we steken de koppen buiten onze groeven en kijk, daar lopen er verschijnende langs de oever van de ijzer dichter bij, zonder wapens, hun doden begravend, tabak en chocolade ruilend met de eerst naderende Belgen. We roepen er bij ons en we kouten ( praten, spreken ) …. We hebben in koor het nationaal lied gezongen en elk is terug in zijn groeve gekropen…..
Toen België stelmatig werd bezet in de tweede helft van 1914, rees al snel de vraag bij de Duitsers hoe zij dit gebied gingen besturen. Het werd namelijk snel duidelijk dat ze er nog een tijdje zouden blijven. Maar aan wie kwam die taak toe? Het leger of een burgerlijk bestuur? En in welke rol was er nog een burgerlijk bestuur? En welke rol was er nog weggelegd voor de overgebleven Belgische ambtenaren.
Het is niet zonder enige ironie dat uitgerekend België, dat voor de oorlog als een van de meest vrije en liberale landen ter wereld gold, onder Duits bestuur vrij snel afzonk tot een Pruisische leest geschoeide politiestaat. De bewegingsvrijheid was beperkt, onder andere door de talloze passen die je nodig had om ergens heen te gaan. Daardoor, maar ook door de sterke vermindering van het spoorwegverkeer en de prijsstijging van een treinkaartje. België kreeg de weinig benijdenswaardige status toebedeeld van een Duits wingewest waar een volkomen willekeur heerste. Het sinistere bestuur lokte verzet uit. Zo werd er sabotage toegebracht, zagen de eerste clandestiene blaadjes het daglicht, werd geallieerde pers in België binnengesmokkeld en ontstond er een ondergronds netwerk van inlichtingendiensten. Huiszoekingen, verklikkingen, arrestaties, en executies, die de burgers via mobiele affiches konden vernemen.
Na de bezetting van Brussel wordt op 23 augustus 1914 het gouvernement- generaal België op keizerlijk initiatief gecreëerd. Colmar von Goltz wordt aangeduid als eerste gouverneur – generaal.
Colmar von Goltz ( 1843 – 1916 ) ging in 1883 als generaal naar Constantinopel ( Istanbul ) om het Ottomaanse leger te herorganiseren. Dertien jaar later keerde hij als Turks maarschalk naar Duitsland terug. Bij het uitbreken van de oorlog verkreeg hij tot zijn grote spijt niet het opperbevel in zijn thuisstreek Oost –Pruisen, maar werd hij gouverneur generaal in België. In de herfst van 1914 werd Von der Goltz naar Turkije overgeplaatst. In april 1916, tien dagen voor zijn troepen de Britten in het huidige Irak een verpletterende nederlaag toebrachten, overleed hij aan vlektyfus.
Op 28 november 1914, Moritz von Bissing volgt van der Goltz op als gouverneur- generaal van het bezette gebied van België.
Moritz von Bissing ( 1844 – 1917 ) was tijdens de eerste wereldoorlog aanvankelijk generaal in het 7de Armeekorps in België. Von Bissing behandelde België als een verlicht despoot die steeds het laatste woord wenste en meestal ook kreeg. De man had een heel paternalistische visie op de Belgen en wou hen de Duitse cultuur opdringen. Zo wenste Von Bissing de heropbouw van de door de Duitse verwoeste steden om zo Duits cultureel erfgoed te scheppen. Maar bovenal was hij verantwoordelijk voor de uitvoering van de door Berlijn gedicteerde Flamenpolitiek. In april 1917 bezweek hij aan een longziekte.
Flamenpolitik ( Vlamingenbeleid) is het begrip dat het beleid aanduidt dat de Duitsers in België voerden tijdens de bezetting van België in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Het doel was de Vlaamse bevolking te overtuigen om zich aan de zijde van de Duitsers te scharen en zo de greep op het bezette België te vergroten.
Hiertoe maakten de Duitsers gebruik van de spanningen tussen Franstaligen en Vlamingen en het wantrouwen van de laatsten jegens het verfranste Belgische bestuur. Vooral de taalstrijd was een doorslaggevend argument: het Frans had sinds het ontstaan van België een bevoorrechte positie en het gebruik van het Nederlands werd door de burgerij zo veel mogelijk geweerd.
Zuster Margriet – Marie werd in Ieper geboren op 29 maart 1883 in de Rijselsestraat 162. Ze is de oudste dochter van het jonge echtpaar Edmond Boncquet – Marie Charlotte Garbon. Zuster Margriet – Marie overlijdt in Ieper op 11maart 1977. Ze is dan bijna 94 jaar oud. Op haar bidprentje lezen we: “Men kon ze in de oorlogsjaren niet bij de suffragettes ( een Engelse term die staat voor iemand (eigenlijk alleen een vrouw) die strijdt voor de vrouwenrechten met name voor het vrouwenkiesrecht ) en feministen rekenen maar zij was, in woord en daad, een vooruitstrevende vrouw.” Op haar zeventiende treedt Emma Boncquet binnen in het klooster van de zusters ( lamotte ) in de Rijselsestraat. Op 10 augustus 1902 legt ze haar kloostergeloften af….ze is 19 jaar. Ze kiest als kloosternaam zuster Margriet – Marie. Vermoedelijk krijgt ze een opleiding tot onderwijzeres in Sint – Andreas, de Brugse normaalschool voor meisjes. Gedurende ruim veertig jaar heeft ze het zesde leerjaar onder haar hoede.
Wanneer de oorlog in Ieper uitbreekt, is ze 31 jaar. Ze zal er de doodstrijd van haar geboortestad vanaf oktober 1914 meemaken en alles nauwgezet in haar merkwaardig dagboek vastleggen.
Vooral haar rol als helpster van pastoor – Deken Camille Delaere ( 1860 – 1936 ) voor het verzorgen van gewonden en het zoeken naar tyfuslijders ( besmettelijke bacteriële ziekte ) is gedenkwaardig.
Dat ze van geen kleintje vervaard was, bleek algauw toen ze zelfs tijdens de zwaarste Duitse artilleriebeschietingen in 1914 en 1915 in Ieper wou blijven. Samen met de pastoor van de Sint-Pietersparochie Camille Delaere en commandant Young van de quakers maakte ze zich erg verdienstelijk bij het helpen van bejaarden en kinderen.
Met Robert Stopford, een Britse dokter in dienst van de quakers doorzocht ze in Ieper vele huizen en de kazematten op zoek naar tyfusgevallen. Door hun inzet wisten zij de epidemie onder controle te krijgen. Zuster Margriet was ooggetuige van de brand van de Lakenhallen en de Sint-Maartenskathedraal in november 1914. Als bij wonder bleef zij doorheen al die oorlogsmaanden ongedeerd, terwijl ze om zich heen mensen zag vallen als vliegen.
Na haar gedwongen vertrek uit Ieper maakte ze zich erg verdienstelijk door les te geven aan kinderen van Belgische vluchtelingen in Engeland (van september 1915 tot november 1916) en aan Belgische schoolkolonies ten oosten van de Franse stad Rouen (van november 1916 tot begin 1919). Hoewel ze klein en tenger was, beschikte ze over een enorme energie en volgens sommige bronnen over paranormale begaafdheid. Na de Tweede Wereldoorlog schreef ze aan quakercommandant Young : "Niettegenstaande ik zou moeten stoppen, geef ik nog altijd les. Naar mijn mening zal de eeuwigheid lang genoeg duren om te rusten". Op de eerste slag bij Ieper ( van 19 oktober tot 12 november 1914 ) ongeveer gelijktijdig met de ijzerslag tussen Diksmuide en Nieuwpoort ( van 17 oktober tot 10 november 1914 ) volgt een rustige periode. De tweede slag bij Ieper wordt ingezet met gifgasaanvallen op 22 april 1915. Zuster Margriet heeft zowel de eerste als de tweede slag meegemaakt en zonder schrammetje overleeft.
Op 12 juli 2007 maken verschillende staat – en regeringsleiders opnieuw hun opwachting op Tyne Cot Cemetery in Passendale. Ze wonen er de officiële herdenkingsplechtigheid bij van 90e verjaardag van “ The Battle of Passchendaele”. De oude schrijfwijze van de plaatsnaam wordt in het Engels uitgesproken als ‘Passion-dale’, dal van het lijden. De slag was een zoveelste poging om het vastgelopen front in Vlaanderen te doorbreken. Na honderd dagen van bloedige strijd liep het offensief op 10 november 1917 dood op de top van de midden – West – Vlaamse heuvelkam. De tol aan doden, gewonden en vermisten was enorm: 245.000 uit het Britse imperium en 215.000 Duitsers voor een vooruitgang van amper acht kilometer. Met verdun en de Somme in 1916 werd ‘ Passchendaele 1917 ‘ een begrip in de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog aan het westelijk front.
In sommige landen brengt de oorlog nieuwe kansen voor vrouwen. In bezet België schuiven de kranten hen vooral een dienende rol in de voeten. Met als lichtend voorbeeld koningin Elisabeth, de koningin der smarten….
De eerste wereldoorlog wordt, net als de meeste oorlogen, vooral met mannen geassocieerd. Toch was er ook aandacht voor de rol van vrouwen. In sommige oorlogvoerende landen werden zij ingeschakeld in de oorlogsindustrie.
De bekendste vrouw van België in 1914 is ongetwijfeld koningin Elisabeth. Net als haar man Albert wordt zij in de eerste oorlogsweken als een heldin aanbeden. In Brussel richt zij in het koninklijk paleis een hospitaal in. Het beeld van de koningin – verpleegster is geboren, en dat neemt zij mee op haar vlucht, via Antwerpen naar de Panne.
De vaderlandslievende koningin ( die nochtans van Duitse afkomst is ) schaart zich volop achter de oorlogsinspanning. Ze heeft haar oudste zoon, de jonge Leopold, aan het leger geschonken en leeft ( zogezegd ) tussen de soldaten. Voor onze soldaten is koning Albert de gedachte van het vaderland, en onze koningin is het gevoel….De man het verstand, de vrouw het gevoel.
In de haven van Zeebrugge is zo goed als zeker een oude onderzeeër uit de Eerste Wereldoorlog teruggevonden. De duikboot ligt er sinds 1918 op de zeebodem en raakte vermist nadat hij verplaatst werd bij de uitbreiding van de haven.
Een team van geofysici voerde dinsdag en woensdag metingen uit in de Zeebrugse haven, ter hoogte van APM Terminals, die de vermoedelijke locatie van de duikboot UB10 aan het licht brachten. De onderzeeër ligt er sinds 1918 op de zeebodem, nadat de Duitsers het zelf tot zinken brachten bij hun aftocht op het einde van WO I.
De beruchte onderzeeër, die tijdens de oorlog de bijnaam ‘De Schrik van de Noordzee’ kreeg omdat hij tientallen geallieerde schepen kelderde, werd bij de uitbreiding van de haven in 1980 verplaatst richting oude havenmuur, en raakte sindsdien verloren onder een laag zand van zo'n 12 meter. Het team ging aan de slag met oude coördinaten, en stootte op wat wellicht de vermiste duikboot is.
( Foto, Dit is niet de duikboot die op de bodem lag ) .....