Notenbalk zijn 5 evenwijdige horizontale lijnen en lijken daardoor op tekstregels, zoals in een boek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men deze noten van links naar rechts leest. Maar naast deze overeenkomsten zijn er ook duidelijk verschillen in het lezen. Zo zijn de noten geplaatst op verschillende hoogtes en vaak ook nog eens buiten de lijnen. We zien en horen hoge en lage tonen.
Aan het begin van de notenbalk wordt steeds een sleutel geplaatst. Een sleutel op een notenbalk omvat een lijn daarvan en legt daarmee de toonhoogte vast van een noot op de lijn. Hier de sol op de 2de lijn van de notenbalk vandaar spreken wij hier van een sol-sleutel. Deze sleutel is een gestileerde letter (G), de letterbenaming voor de noot sol. Verder worden ook de fa-sleutel (F) en de do-sleutel (C) gebruikt.
Nu in de moderne wereld gebruiken wij het meeste een fa-sleutel en een sol-sleutel.
In een moderne versie is de Altviool het enige instrument dat nu nog op de 3de lijn een alt-sleutel heeft namelijk de do-sleutel. De bedoeling van de sleutel is om de noten van de partituur zoveel mogelijk binnen de lijnen van de notenbalk te houden om het lezen te vergemakkelijken en te voorkomen dat er te veel hulplijnen gebruikt moeten worden.
De oude versie van de do-sleutel worden niet meer gebruikt namelijk: de sopraam-sleutel (1ste lijn), mezzo sopraam-sleutel (2de lijn), tenor-sleutel (4de lijn) en de bariton-sleutel (5de lijn). Die zijn veranderd in de nieuwe versie: sopraam in de sol-sleutel, mezzo sopraam in de sol-sleutel, tenor in de sol-sleutel-8 (8 is een octaaf lager lezen dan genoteerd) en bariton in de fa-sleutel.
|