In deze mooie videoclip beschrijft Smetana’s Vltava in een compositie muziek of programma muziek een verhaal of beeld. In dit geval dobber je op de stroom van de Moldau richting Praag. De loop van de rivier is goed te volgen in de muziek. Smetana bewerkstelligt dat vooral door de instrumentatie en articulatie steeds aan te passen bij een nieuwe ‘gebeurtenis’. De Moldau is met 440 kilometer de langste rivier van Tsjechië. De rivier ontstaat uit een aantal bronrivieren in het Bohemer Woud en mondt uit in de Elbe, na de Bohemen van zuid naar noord te hebben doorkruist met een passage langs de Tsjechische oude hoofdstad Praag. Het is de moeite waard om haar werk op een rustige manier goed te beluisteren
Atonale muziek met arnold schönberg 12-tone music
Atonale muziek met arnold schönberg 12-tone music. Dodecafonie (Grieks: δώδεκαdṓdeka = twaalf en φωνήphōnḗ = stem, geluid, toon) of twaalftoonstechniek ("twaalftoonsmuziek") is een compositiemethode in de muziek die in 1923 ontwikkeld werd door Arnold Schönberg. De gedachte achter de dodecafonie werd door Schönberg als volgt omschreven: "Zwölf nur auf einander bezogene Töne", waarmee de componist een soort absolute muziek bedoelde, zonder referenties aan buitenmuzikale inhouden programmamuziek. Geen toon mocht belangrijker zijn dan de andere, alle dienden in principe even vaak voor te komen in een compositie. Deze 'democratie' in de muziek geeft de luisteraar een onbestemd gevoel.
Henri Purcell: Dido & Aeneas - Act III "Dido's lament"
Atonale muziek van Henri Purcell: Dido & Aeneas - Act III "Dido's lament" Uitleg over deze modale muziek staat op mijn vorig bericht: De Atonale muziek.
Modale muziek van Catholic Adoration Hymn - By St. Thomas Aquinas
Modale muziek: Adoro Te Devote van Catholic Adoration Hymn - By St. Thomas Aquinas. Uitleg over deze modale muziek staat op mijn vorig bericht: De Modale muziek.
Tonale muziek van Wolfgang Amadeus Mozart - Piano Concerto No. 21 - Andante. Uitleg over deze modale muziek staat op mijn vorig bericht: De tonale muziek.
De vier bouwstenen zijn: Toonsterkte, Toonkleur, Toonduur en Toonhoogte.
1) TOONSTERKTE
Een ander woord voor toonsterkte is Dynamiek. Je zegt ook wel geluidsterkte. Het gaat dus bij dynamiek om hoe sterk of hoe zacht de muziek klinkt. Hier heb je dynamische tekens voor d.w.z. tekens die aangeven hoe sterk (hard) of zacht je de muziek moet spelen.
– Stabiele dynamiek:gelijk het zelfde toonsterkte (van begin tot einde partituur) Klavecimbel en Orgel hebben gelijke geluidsterkte. – Contrast dynamiek:verschil van sterkte en of zachte geluiden. – Overgang dynamiek:Het geleidelijk overgaan van hard naar zacht of van zacht naar hard tijdens het spelen of zingen. Belangrijke termen: Crescendo, Decrescendo en Diminuendo. Zijn begonnen met het uitvinden van piano in stijlperiode 1800 en 1900.Hoort bij toonduur.
Een aantal dynamische tekens zijn:
pp = pianissimo (heel zacht)
p = piano (zacht)
mf = mezzo forte (matig hard)
f = forte (hard)
ff = fortissimo (heel hard)
< =crescendo (harder worden)
> = diminuendo of decrescendo (zachter worden)
Dan heb je nog:
Terrassendynamiek:plotselinge overgang van zacht naar hard of omgekeerd.
Overgangsdynamiek:geleidelijke overgang van hard naar zacht of omgekeerd.
2) TOONKLEUR
De instrumenten.
Elk instrument heeft een eigen karakteristieke klank waaraan het herkent wordt. Dit wordt klankkleur genoemd. Tymbre: warm, koud, grauw.
3) TOONDUUR
Dit heeft met lang en kort te maken. De vorm van de noot geeft aan hoe hij heet en hoe lang hij duurt. – Tempo: snelheid – Ritme: onderverdeling van de tellen. Snelheid heeft te maken met de tel. – Metrum: in biets/m. Plaats van de zware en de lichte tellen (bv: In maat 2/4 1ste is een zware tel en de 2de is een lichte tel.(V - I) In maat 4/4 is de 1ste is een zware tel en 2de, 3de, en 4de zijn lichte tellen. (V I I I) Beethoven is daar mee gestart.
4) TOONHOOGTE
Dit heeft met hoog en laag te maken. De plek op de notenbalk geeft aan hoe hoog de toon klinkt. Noten die hoog staan klinken hoog en noten die laag staan klinken laag. – Melodie zinsbouw: horizontaal in de partituur (notenbalk). – Geluid met harmonie = samenklank: verticaal in de partituur. Aantal instrumenten (houtblazers, koperblazers, slagwerken en strijkers die samen spelen)
De piano wordt ingedeeld bij de snaarinstrumenten (geen digitale piano). De piano werd ontwikkeld door de Italiaan Bartelomeo Christoferi die rond 1700 de eerste pianofortes bouwde waarbij de geluiden sterk kunnen veranderen.
Vleugelpiano
Een moderne vleugelpiano en buffetpiano bevat 6 basiselementen:
Snarenkoor die uit stalen snaren bestaan. Elke basnoot heeft 1 snaar, elke noot uit de middenregister 2snaren en noten uit het hoge register 3 snaren.
Metalen kader dat de grote spanningen van de snaren moet opvangen.
Klankbord of de zangbodem en de kammen die de trillingen van de snaren overbrengen naar het klankbord.
De mechaniek: Toetsen, hamers, opstoters, vangers en dempers.6
Houten kast.
Pedalen: 3 of 2 pedalen.
rechterpedaal: Uitschakelen van de dempers (noten blijven doorklinken).
linkerpedaal: (una corda-pedaal u.c.-pedaal). Bij een vleugelpiano brengt het u.c.-pedaal een verschuiving van het toetsenbord teweeg zodat i.p.v. 2 of 3 snaren 1 snaar wordt aangeslagen (zachter of doffere klank). Bij een buffetpiano komt door het u.c.-pedaal dichter bij de snaren.
middenpedaal: Moderne piano’s zijn meestal ook voorzien van een pedaal dat de dempers van afzonderlijke noten kan uitschakelen zodat deze noten blijven doorklinken terwijl de andere gewoon gedempt worden.
De piano is één van de meest populaire en veelzijdige instrumenten. Het toonbereik is groot (meer dan 7 octaven). Ook is het instrument in grote mate expressief. Het vervult een belangrijke rol in de huiselijke sfeer en wordt als solo- en begeleidingsinstrument gebruikt.
Daarom is de piano heel goed geschikt voor algemene muziekleer. De akoestische piano is beter geschikt om piano te leren spelen i.p.v. een digitale piano. Omdat de akoestische piano en een vleugelpiano meer worden gebruikt in de muziekschool. Bij een digitale piano (elektrische piano) zijn de toetsen veel te zachter en daardoor het moeilijker wordt het ingestudeerd stuk te spelen op een vleugelpiano of akoestische piano.
Notenbalk zijn 5 evenwijdige horizontale lijnen en lijken daardoor op tekstregels, zoals in een boek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men deze noten van links naar rechts leest. Maar naast deze overeenkomsten zijn er ook duidelijk verschillen in het lezen. Zo zijn de noten geplaatst op verschillende hoogtes en vaak ook nog eens buiten de lijnen. We zien en horen hoge en lage tonen.
Aan het begin van de notenbalk wordt steeds een sleutel geplaatst. Een sleutel op een notenbalk omvat een lijn daarvan en legt daarmee de toonhoogte vast van een noot op de lijn. Hier de sol op de 2de lijn van de notenbalk vandaar spreken wij hier van een sol-sleutel. Deze sleutel is een gestileerde letter (G), de letterbenaming voor de noot sol. Verder worden ook de fa-sleutel (F) en de do-sleutel (C) gebruikt.
Nu in de moderne wereld gebruiken wij het meeste een fa-sleutel en een sol-sleutel.
In een moderne versie is de Altviool het enige instrument dat nu nog op de 3de lijn een alt-sleutel heeft namelijk de do-sleutel. De bedoeling van de sleutel is om de noten van de partituur zoveel mogelijk binnen de lijnen van de notenbalk te houden om het lezen te vergemakkelijken en te voorkomen dat er te veel hulplijnen gebruikt moeten worden.
De oude versie van de do-sleutel worden niet meer gebruikt namelijk: de sopraam-sleutel (1ste lijn), mezzo sopraam-sleutel (2de lijn), tenor-sleutel (4de lijn) en de bariton-sleutel (5de lijn). Die zijn veranderd in de nieuwe versie: sopraam in de sol-sleutel, mezzo sopraam in de sol-sleutel, tenor in de sol-sleutel-8 (8 is een octaaf lager lezen dan genoteerd) en bariton in de fa-sleutel.
Muzieknoten schrijven wij op en tussen de lijnen in een notenbalk van 5 lijnen. Alles daarbuiten gebruiken wij hulplijnen zoals hier in het begin een do staat.