DE LENTE!
Met een rustig lied lonkte de zwerversavond hem na. Vanuit mijn gebruikelijke rust stap ik de lente tegemoet. Ik ga dichter bij de wirwar van de oude straatjes, waar de takken van kersen zich koppig door de hekken uitstrekken . Waar de tram vermoeid rinkelt, waar de bankjes voor de deur staan, waar de ontwaakte slapers me onderweg zullen roepen. Ik zal rennen om de wind te ontmoeten in een wereld waar alles anders zal zijn, kilometers achterlatend als mislukkingen. Ik zal vliegen om de sterren te ontmoeten in het land waar de rozenbottels wachten op bloemen, waar de ontwaakte onweersbuien zichzelf willen herinneren. Net als zware handpalmen, leg geen woorden op je schouders. Je kunt het niet tegenhouden! Je kunt het niet inhalen! Ik ga de lente ontmoeten!
|