Successierechten en Fiscale Vermogensplanning door Notaris D.Stoop.
De laatste jaren zijn er in het Belgische en Vlaamse fiscale landschap héél wat wijzigingen geweest. Deze wijzigingen hebben deels automatisch een gunstig financieel gevolg, deels moeten er maatregelen worden genomen om er ten volle van te kunnen profiteren.
Over het algemeen is erven fiscaal goedkoper geworden.
De wetgever heeft de mogelijkheden om vrij te beschikken over de erfenis aanzienlijk verruimd.
Ik zal in deze uiteenzetting toelichting en oriëntering verschaffen in de wettelijke regels en de mogelijkheden welke zij bieden.
Het is niet de bedoeling om een naslagwerk te maken. Dat is onmogelijk in enkele pagina’s. Wie zijn erfenis wil plannen contacteert best een onderlegd raadsman. Deze tekst is te algemeen en (veel te vereenvoudigd) om zelf toe te passen.
In de opeenvolgende afleveringen zullen behandeld worden:
- Het erfrecht: wie erft wat
- Het huwelijksvermogensrecht
- de Vlaamse successierechten
- de Vlaamse schenkingsrechten
- de mogelijkheden tot fiscale optimalisering
- hoe schenk ik, hoe maak ik een testament.
De nadruk zal vooral gelegd worden op de nieuwigheden welke dit jaar van toepassing werden.
De Gewesten zijn thans bevoegd voor de vaststelling van de successierechten en van de registratierechten op schenkingen. Ik zal mij beperken tot de fiscale situatie in Vlaanderen. Het is de fiscale woonplaats van de schenker welke doorslaggevend is.
HET ERFRECHT – WIE ERFT WAT?
Bij een overlijden is de eerste belangrijke vraag op vermogensrechtelijke vlak: wie zal welke goederen erven.
De wetgever voerde een aantal erfrechtelijke regels in, welke voor de meest voorkomende familiesituaties gelden. Deze regels kunnen naargelang het geval gedeeltelijk of geheel worden aangepast door de erflater. Bij gebreke aan bepalingen in testament, schenking of huwelijkscontract gelden de regels van de wet.
- Het wettelijk erfrecht
De wetgever regelde het erfrecht zoals hij meende dat de meeste mensen dit zouden willen. De regels zijn voor een stuk achterhaald door het opduiken van andere samenlevingsvormen dan het huwelijk (samenwoning, LAT-relaties, huwelijk van mensen met gelijk geslacht enz.).
In werden door een aantal wetgevende ingrepen een deel van de problemen aangepakt maar er zijn nog vele situaties waar geen regeling is en waar een optreden van de erflater nodig zal zijn.
De regels welke het erfrecht vormen, zijn van toepassing in functie van de erfgenaam welke optreedt. Enerzijds is er het erfrecht van de bloedverwanten, anderzijds het recht van de langstlevende echtgenoot. Wie erft krachtens de wet, wordt “erfgenaam” genoemd. De volgorde van erven is zoals hierna uitgelegd.
- wanneer de overledene kinderen heeft, dan erven die kinderen, of, in geval van hun vooroverlijden de kleinkinderen. De afstammelingen van een vooroverleden kind treden op in hun plaats
- bij gebreke aan afstammelingen, erven de ouders van de overledene elk ¼ en de broers en zussen van de overledene de rest.
- Bij gebreke aan voormelde erfgenamen erven de erfgenamen in zijlijn: ooms, tantes of hun kinderen.
- bij gebreke daaraan erven de bloedverwanten in opgaande lijn.
Wanneer in één van de vier vorige groepen (ordes) meerdere erfgenamen zijn, erven de meest nabije bloedverwanten. Elke erfgenaam van zelfde orde en zelfde graad erft in principe eenzelfde breukdeel.
Dat wil zeggen de erfenis van iemand die twee kinderen heeft en geen testament maakte, zal in gelijke delen naar de twee kinderen gaan. Voor wie zonder kinderen sterft en geen ouders meer in leven, en welke drie broers heeft, zal de nalatenschap in gelijke delen naar die drie broers gaan.
De langstlevende echtgenoot heeft een eigen erfrecht dat parallel bestaat naast dat van de bloedverwanten. De langstlevende heeft een erfrecht dat afhangt van de erfgenamen die samen met hem optreden en dat ook afhangt van het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten.
- de langstlevende erft het vruchtgebruik van de nalatenschap wanneer de overledene afstammelingen naliet.
- indien er geen afstammelingen van de overledene bestaan, erft de langstlevende de volle eigendom van het aandeel van de overledene in de huwgemeenschap en van het aandeel van de eerst overledene in de exclusief tussen de echtgenoten bestaande onverdeeldheden én bovendien het vruchtgebruik over diens eigen goederen. (Dat wil dus zeggen dat zelfs in een scheiding van goederen, de langstlevende echtgenoot goederen in volle eigendom erft ingevolge het intestaat erfrecht: de goederen welke alleen eigendom zijn van de langstlevende echtgenoot en de eerststervende echtgenoot samen.)
- de langstlevende erft alles indien er geen andere erfgenamen zijn, of geen erfgenamen in een van de eerste drie ordes: dat betekent dat andere erfgenamen dan kinderen, (groot)ouders, broers en/of zussen en hun kinderen) hun erfrechtelijke roeping verliezen in samenloop met de langstlevende echtgenoot.
Hieruit (puntje 2) blijkt al dat de vraag of echtgenoten een huwelijkscontract hadden of niet zeer belangrijk is. Als er geen huwelijkscontract bestaat, is er een gemeenschap. Als er in een huwelijkscontract het bestaan van een gemeenschap wordt geschrapt, dan wel die huwelijksgemeenschap wordt beperkt, zal dat invloed hebben op wat er naar de langstlevende echtgenoot gaat als er geen kinderen zijn.
De samenwonende partners zijn een beetje een buitenbeentje in het verhaal:
De feitelijk samenwonende partner heeft geen wettelijk erfrecht. De wettelijk samenwonende partner heeft een erfrecht dat bestaat in het vruchtgebruik over de gezinswoning en het stofferend huisraad.
B. Afwijkingen van het wettelijk erfrecht
Men kan afwijken van het wettelijk erfrecht door een testament te maken, schenkingen tussen echtgenoten te doen, of door schenkingen onder levenden te doen.
Belangrijk is dat de mogelijkheden van testamenten en schenkingen begrensd zijn, onder meer:
Bepaalde erfgenamen hebben zoals we daarnet zagen een wettelijk (automatisch) erfrecht, maar sommigen onder hen hebben ook een gewaarborgd erfrecht (het voorbehouden erfdeel of de reserve). Deze erfgenamen, de reservataire erfgenamen, moeten steeds een deel van de nalatenschap ontvangen en kunnen dus niet volledig onterfd worden. Indien er zo’n erfgenamen bestaan, kan u enkel over de rest van uw nalatenschap beschikken, het ‘beschikbaar deel’.
Aldus:
- heeft de langstlevende echtgenoot minstens recht op het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap van de overledene, daarin minimum begrepen, het vruchtgebruik over de gezinswoning en het huisraad in de gezinswoning.
- Kinderen (afstammelingen) hebben een aandeel dat hun niet kan afgenomen worden.
Wijziging van de regels m.b.t. de erfrechtelijke reserve
Het voorbehouden erfdeel van de ouders werd afgeschaft en de omvang van het voorbehouden erfdeel van de afstammelingen werd aangepast.
Fictieve massa
Zoals daarnet gezegd, indien een voorbehouden (beschermd) erfgenaam meent dat hij te weinig overhoudt, kan hij vragen of berekend wordt of hij wel, zijn voorbehouden erfdeel krijgt. Daartoe moet men eerst de fictieve massa samenstellen.
Men moet daartoe een overzicht maken van alle bezittingen en schulden bij overlijden (daarbij horen ook levensverzekeringen welke eerder het karakter van belegging hebben) en van alle schenkingen welke de overledene tijdens heel zijn leven (zonder beperking in de tijd) gedaan heeft.
In het nieuwe erfrecht gaat men daartoe niet alleen de geschonken goederen of bedragen optellen (zowel roerende als onroerende goederen volgen dezelfde regels), maar de goederen tijdens het leven geschonken worden geherwaardeerd door de intrinsieke waarde van het geschonkene op de dag van de schenking te herwaarderen aan de hand van de index der consumptieprijzen tot de dag van overlijden.
Alle schenkingen en legaten worden ‘ingebracht’ dus men gaat weder samenstellen aan die geïndexeerde waarde wat elke erfgenaam al kreeg. Naargelang de aard van de schenking (als voorschot of vooruit en buiten paart) gaat men dit geschonkene aanrekenen op het erfdeel van de erfgenaam of op het beschikbaar deel. De inbreng gebeurt chronologisch: het eerst geschonkene eerst.
De inbreng gebeurt in waarde, vereenvoudigend zou men kunnen zeggen ‘op papier’ maar een erfgenaam kan kiezen voor de inbreng in natura.
Indien meer uitgedeeld is dan wat kon volgens het beschikbaar deel (dat is hetzelfde als een of meerdere van de voorbehouden erfgenamen krijgen hun deel niet) dan gebeurt de inkorting: diegene welke teveel kreeg, moet teruggeven.
Een schenking en een legaat aan afstammelingen worden vermoed te zijn gedaan als voorschot op erfdeel. Wil men dat niet, dan moet dit uitdrukkelijk gestipuleerd worden.
Schenkingen en legaten aan een andere erfgenaam dan afstammelingen worden vermoed te zijn gebeurd vooruit en buiten deel.
Een schenking als voorschot op erfdeel kan, later worden omgezet in een schenking vooruit en buiten deel. Nieuw is dat een schenking vooruit en buiten deel voortaan ook kan worden omgezet in een schenking als voorschot op erfdeel. Het wijzigen van de aard van de schenking vereist steeds het akkoord van zowel de schenker als de begiftigde, en moet telkens verplicht gebeuren via een notariële akte. De aanpassing kan ook eenzijdig in het testament van de erflater maar ook dan moet de begiftigde later zijn akkoord geven
De schenking aan echtgenoten of wettelijk samenwonende partners zal vanaf 1 september 2018 enkel kunnen gebeuren vooruit en buiten deel.
Afstammelingen
Het nieuwe erfrecht behoudt de reserve in het voordeel van de descendenten (afstammelingen), maar voortaan beschikken alle afstammelingen samen over een (globaal) voorbehouden deel van de helft van de nalatenschap in volle eigendom.
Deze reserve zullen die afstammelingen in verhouding tot hun wettelijke aanspraken gelijk onder elkaar moeten verdelen. De overige helft van de nalatenschap is vrij te verdelen.
Vruchtgebruik van de echtgenoot of partner.
Zoals we daarnet zagen krijgt de langstlevende echtgenoot automatisch een deel van de nalatenschap in vruchtgebruik. Dat vruchtgebruik zit op goederen welke aan de andere erfgenamen toekomen. Wanneer onder die andere erfgenamen afstammelingen zitten, dan zal dat vruchtgebruik zo min mogelijk aangerekend worden op het (voorbehouden) erfdeel van die afstammelingen. Met andere woorden, indien de echtgenoot of partner slechts gerechtigd is op het vruchtgebruik van een deel van de nalatenschap, dan zal dit vruchtgebruik bij voorrang worden aangerekend op het beschikbaar deel.
Echtgenoten en partners
Ook de langstlevende echtgenoot geniet nog steeds een gewaarborgd erfrecht. Hij heeft minstens recht op het vruchtgebruik op de helft van de nalatenschap en als dat voor die langstlevende interessanter zou zijn, minstens op het vruchtgebruik over de gezinswoning en het daar aanwezige huisraad.
Nieuw is ook dat er wordt voorzien dat de langstlevende echtgenoot, indien gehuurd wordt, de huurovereenkomst van de gezinswoning mag voortzetten.
De langstlevende echtgenoot kan echter verder onterfd worden wanneer één van de echtgenoten kinderen uit een eerdere relatie heeft (dit noemt men de Valkeniersclausule). Vroeger was het niet mogelijk om de langstlevende het vruchtgebruik van de voornaamste gezinswoning en de inboedel te ontnemen.
Indien minstens een der echtgenoten kinderen heeft uit een vorige relatie kunnen zij in hun huwelijkscontract of wijzigingsakte overeenkomen om de langstlevende ook het vruchtgebruik op de gezinswoning en huisraad te ontnemen. De langstlevende moet wel minstens gedurende een overgangsperiode van 6 maanden vanaf het overlijden (het deel van) de gezinswoning van de eerststervende kunnen blijven bewonen en het huisraad erin gebruiken.
Wettelijk en feitelijk samenwonende partners genieten geen gewaarborgd erfrecht: alleen de wettelijk samenwonende partner heeft een wettelijk erfrecht (zie hiervoor) maar dat kan afgenomen worden.
Wanneer u geen nakomelingen nalaat maar wel ascendenten (ouders, grootouders, …), dan hebben die een wettelijk erfrecht, maar zij hebben niet langer een voorbehouden erfdeel.
Nieuw is dat er een onderhoudsvordering tegenover de nalatenschap bestaat in dat geval, die vordering bestaat in maximaal een vierde van de fictieve massa in volle eigendom telkens zowel voor de vaderlijke als de moederlijke lijn wanneer die voorouders op het ogenblik van het overlijden behoeftig zouden zijn.
Dat levensonderhoud wordt dan toegekend onder de vorm van een levenslange maandelijkse lijfrente of in de vorm van een kapitaal.
Belangrijkste nieuwigheden aldus in de nieuwe wet:
Door deze wijziging kunnen feitelijk samenwonende partners die geen afstammelingen hebben, hun nalatenschap voortaan volledig aan elkaar nalaten of schenken zonder rekening te moeten houden met een voorbehouden erfdeel van de (groot)ouders van de eerststervende.
Er is meer flexibiliteit om sommige kinderen minder te laten erven.
Het huwelijksvermogensrecht
Het huwelijksvermogensstelsel van twee echtgenoten is mee bepalend wat betreft het erfrecht wanneer de eerste van hen beiden sterft.
Bepalen onder welk stelsel de overledene getrouwd was, is de eerste stap om de omvang van de nalatenschap te bepalen.
Meest voorkomend is het Wettelijk Stelsel.
Dit stelsel is hetgene dat van toepassing is wanneer echtgenoten geen huwelijkscontract opstelden of dat zij (mits een aantal wijzigingen) kozen in een huwelijkscontract.
Het draait rond het bestaan van drie groepen vermogens: het eigen vermogen van elk van de echtgenoten (omvattende grosso modo de goederen welke zij reeds hadden bij het huwelijk, de geërfde goederen en de goederen welke ervoor in de plaats kwamen) en het gemeenschappelijk vermogen, omvattende al de goederen verworven tijdens het huwelijk.
Al de goederen waarvan niet wordt bewezen dat ze eigen zijn, worden geacht gemeenschappelijk te zijn.
Door een huwelijkscontract te maken voor het huwelijk kan een ander stelsel worden toepasselijk gemaakt, of kunnen wijzigingen aan het wettelijk stelsel worden aangebracht.
Grosso modo zijn er twee stelsels naast het wettelijk stelsel: scheiding van goederen (er zijn alleen eigen goederen) of de algehele gemeenschap (alles is gemeenschappelijk).
Benevens de keuze van het stelsel kunnen in het huwelijkscontract ook regelingen met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap en erfrechtelijke regelingen worden getroffen.
Indien er een gemeenschapsstelsel wordt gekozen, kan ervoor geopteerd worden bij overlijden, deze gemeenschap niet in gelijke delen (de helft voor de overleden en de overlevende echtgenoot) te splitsen, maar kan afgeweken worden. Mogelijkheden zijn onder andere: het toebedelen van de huwelijksgemeenschap aan de langstlevende of het invoeren van een keuzebeding.
In dat laatste geval kan de langstlevende, bij het overlijden zelf bepalen hoeveel goederen hij verwerft. Daarbij kan hij rekening houden met de familiale situatie en de fiscale gevolgen.
Voordeel van deze bepaling is dat de overdracht van meer dan ½ aan de overlevende niet wordt aangerekend op het beschikbaar deel van de nalatenschap, in zoverre de overledene geen afstammelingen nalaat uit een andere relatie dan met de langstlevende echtgenoot.
Wat vroeger reeds bestond, maar nu ook uitdrukkelijk in de wet is opgenomen, is de verrekening van de aanwinsten. Bij zuivere scheiding van goederen hebben de erfgenamen geen aanspraken op elkaars goederen, niet bij echtscheiding maar ook niet bij overlijden. Er is enkel een erfrecht bestaande in een vruchtgebruik op de eigen goederen en eventueel het erfrecht van de volle eigendom van de goederen welke exclusief in onverdeeldheid zijn tussen de echtgenoten, indien er geen afstammelingen tot de nalatenschap komen. De wetgever gaat thans uit dat tenzij men dit uitdrukkelijk uitsluit voor de huwelijken gesloten vanaf 01/09/2018, dat de echtgenoten wederzijds aanspraak hebben op de helft van de aanwinsten: de vermogensaangroei die niet het gevolg van erfenis of schenking is en die ook niet voortkomt door waardevermeerdering uit voorhuwelijkse goederen.
Andere mogelijkheden in (of buiten) het huwcontract zijn het invoeren van een schenking tussen echtgenoten welke alleen maar effect heeft bij het overlijden van de eerste der echtgenoten, om zo de langstlevende meer te laten verwerven dan het wettelijk aandeel.
In 2018 werden ook hier nieuwe regels van kracht. Hun impact is voor het erfrecht beperkter.
De krachtlijnen zijn de volgende:
a.Het wettelijk stelsel wordt verder verfijnd en geactualiseerd, het statuut van de beroepsgoederen, de aandelen in een professionele vennootschap, het cliënteel, de vergoeding voor schade- en arbeidsongevallen en de (individuele) levensverzekering wordt duidelijker omschreven in de wet.
b.Het stelsel van scheiding van goederen wordt verder uitgewerkt door:
- bepalingen uit het wettelijk stelsel toepasselijk te maken op alle echtgenoten ongeacht onder welk stelsel zij gehuwd zijn: onder meer het recht op preferentiële toewijzing en de helingssanctie;
- een wettelijk model van stelsel van scheiding van goederen met een beding van verrekening van aanwinsten in de wet in te voegen;
- een rechterlijke billijkheidscorrectie in een scheiding van goederen in te voeren voor het geval van echtscheiding door onherstelbare ontwrichting. Dit beding is enkel toepasselijk in geval van onvoorziene en ongunstige wijzigingen van de omstandigheden die zich sinds het sluiten van het huwelijkscontract voordeden, waardoor het gekozen huwelijksstelsel, rekening houdend met de vermogensrechtelijke situatie van beide echtgenoten, tot manifeste onbillijke gevolgen ten nadele van een echtgenoot zou leiden.
De familierechtbank zal dan op verzoek van deze echtgenoot een vergoeding kunnen toekennen om hieraan te remediëren. Deze regeling is toepasselijk tenzij ze wordt uitgesloten.
De informatieplicht van de notaris wordt uitgebreid.
c.Het regime van de huwelijksvoordelen wordt ook van toepassing in stelsels van scheiding van goederen.
Voordelen die tussen echtgenoten worden toegekend via bedingen in het huwelijkscontract (bijvoorbeeld een beding van ongelijke verdeling van de aanwinsten of van de goederen in onverdeeldheid, of een verblijvingsbeding), worden in alle stelsels beschouwd als zijnde ten bezwarende titel en niet als een schenking, zodat zij in beginsel niet kunnen worden ingekort.
d.Het verbod van verkoopovereenkomsten tussen echtgenoten wordt opgeheven.
Belangrijk om weten is dat wijzigingen aan het huwelijkscontract mogelijk zijn en dat dergelijke wijzigingen naargelang de soort van aanpassing, eenvoudig tot minder eenvoudig kunnen zijn. De kostprijs is vrij beperkt.
Het inwinnen van advies voor het huwelijk is zeer belangrijk. Het toetsen van het huwelijksvermogensstelsel en de erfrechtelijke regelingen erin, tijdens het huwelijk, kan nog veel meer van belang zijn.
De Vlaamse Successierechten (erfbelasting)
Zoals algemeen bekend dienen de personen welke iets erven, belastingen te betalen op hun erfenis. Men noemt dit “Successierechten” of “erfbelasting”. Wie erft moet binnen de vier maanden na het overlijden een aangifte indienen waarin wordt aangegeven wat er door wie wordt geërfd.
De toegepaste tarieven van successierechten en de wijze van berekening worden bepaald afhankelijk van de verwantschapsgraad.
De belastingen moeten betaald worden binnen de twee maanden na het betrekenen van de aanslag.
A. De belastingen naargelang de erfgenaam
1. Indien de langstlevende echtgenoot, de afstammelingen, de bloedverwanten in opgaande lijn en de levenspartners (mits enkele voorwaarden) van de overledene erven, zijn de laagste tarieven van toepassing:
a. de berekening gebeurt per erfdeel, dus per erfgenaam
b. de berekening gebeurt apart voor roerende en onroerende goederen
Aldus worden voor een overleden weduwnaar met twee kinderen welke een huis en wat spaarcentjes bezit, 4 aparte massa’s gevormd voor de berekening. Voor iedere massa berekent men opnieuw startende vanaf de laagste tarieven.
De percentages zijn de volgende:
Van 0 tot 50.000: 3%
50.000 – 250.000: 9%
Boven de 250.000: 27%
De langstlevende partner heeft recht op een abattement. Een abattement is een vrijstelling van het laagste gedeelte van de belastbare grondslag. De eerste 50.000€ in de roerende goederen is vrijgesteld. De gezinswoning is tussen echtgenoten en partners vrijgesteld van belasting.
Dit betekent dat, als het netto roerend erfdeel van de langstlevende partner niet meer bedraagt dan 50.000 €, de categorie roerend volledig van de erfbelasting is vrijgesteld.
Kinderen jonger dan 21 jaar welke beide ouders verloren krijgen ook een vrijstelling:
-kinderen van de overledene;
-jonger dan 21 jaar
-van wie de overledene ofwel de enige ouder ofwel de langstlevende ouder was:
Krijgen een dubbele vrijstelling die geldt voor:
-de eerste schijf van 75.000 euro van het netto-aandeel van het betrokken kind in de roerende goederen. Er geldt er dus een volledige vrijstelling als het netto roerend aandeel van het betrokken kind niet meer bedraagt dan 75.000 €
-een volledige vrijstelling voor de verkrijging van (een aandeel in) de gezinswoning van de overledene. Het gaat om de woning waar de overledene, op het ogenblik van zijn overlijden, was ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Het speelt geen rol op welk adres het betrokken kind gedomicilieerd was.
- Broers en zusters:
de belastingen worden berekend per erfdeel; er is geen splitsing tussen roerend en onroerend
A Schijf in euro
|
tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A,
|
|
Vanaf
|
tot en met
|
tussen broers en zussen
|
|
0,01
|
35.000
|
25 %
|
|
35.000,01
|
75.000
|
30 %
|
|
75.000,01
|
|
55 %
|
|
- Andere erfgenamen (al wie niet onder 1 of 2 valt):
Het gedeelte van de nalatenschap toekomende aan andere erfgenamen dan de afstammelingen, voorouders, langstlevende echtgenoot, levenspartner of broers en zusters wordt, ongeacht het aantal erfgenamen in één geheel belast.
Er is geen onderscheid naar de aard van de goederen en naargelang het erfdeel.
A Schijf in euro
|
tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %
|
|
Vanaf
|
tot en met
|
tussen anderen
|
|
0,01
|
35.000
|
25 %
|
|
35.000,01
|
75.000
|
45 %
|
|
75.000,01
|
|
55 %
|
|
Voor sommige begunstigden zoals de overheid, vzw's en stichtingen bestaan lagere tarieven.
- Opmerkingen omtrent de invloed van het verleden
De wetgever heeft regels om een aantal achterpoortjes te sluiten:
- wat geschonken werd gedurende de laatste drie jaar voor het overlijden, wordt nog bij de belastbare basis gevoegd. Dit betekent dat schenkingen waarop nog geen belasting werd betaald in de hoogste marginale schijf worden bij-belast. Het betekent verder dat schenkingen welke wel belast werden niet opnieuw belast worden, maar voor de nog aanwezige goederen voor de berekening van de toepasselijke percentages.
- om te vermijden dat bepaalde eigendommen worden “vergeten” bij de aangifte wordt vermoed dat wat aanwezig was in het vermogen de laatste drie jaar, ook nog bij het overlijden aanwezig is.
Bij verkoop van een huis minder dan drie jaar voor het overlijden, neemt men aan dat die som nog in de nalatenschap moet zitten.
- bepaalde verkopingen worden als schenkingen/legaten beschouwd: bv. de aankoop in vruchtgebruik door de overledene en in naakte eigendom voor een erfgenaam; de verkoop op lijfrente aan een erfgenaam.
C. Planning
Gelet op de voorgaande regels, kan een planning de te betalen rechten beperken. Onder meer door de vermogens de spreiden over roerende en onroerende goederen, door strategisch schenkingen te doen….
Daarover later meer.
De Vlaamse Schenkingsrechten
Wanneer men een schenking doet, met andere woorden -een bezitting aan iemand anders geeft zonder een tegenprestatie welke daarmee in verhouding staat- zijn in principe belastingen verschuldigd. Men noemt ze “Registratierechten” of “registratiebelasting”.
In beginsel zijn schenkingen alleen mogelijk bij notariële akte.
Uitzonderlijk is dat niet het geval: bijvoorbeeld bij schenkingen van hand tot hand. Een schenking van hand tot hand is traditioneel het overhandigen van een roerend goed, bij voorbeeld het geven van een zondag aan een kind.
Tegenwoordig aanvaardt men echter dat onder schenking van hand tot hand ook valt overschrijvingen, overhandigen van een cheque, …..
De schenking van hand tot hand lijkt dan ook een ideale manier om geld uit het vermogen over te sassen naar erfgenamen. Dit dient echter wel genuanceerd:
- een schenking van hand tot hand veronderstelt het overdragen van de goederen. Men zegt wel eens, gegeven is gegeven: dat klopt: men kan in principe de geschonken goederen niet meer terugvragen. Men verliest er ook de controle en de inkomsten van.
- een schenking van hand tot hand kan niet met voorwaarden gepaard gaan. Men kan bijvoorbeeld niet bindend afspreken dat de inkomsten van kasbons aan de schenker blijven.
- indien de schenker binnen de drie jaar overlijdt na de schenking, moet op de schenking van hand tot hand ook belasting betaald worden. Het werk van de fiscus is eenvoudiger door een aantal vermoedens welke de erfgenamen moeten weerleggen.
Er bestaan nog enkele uitzonderingen waar geen notariële akte nodig is, maar deze akte blijft voor de wetgever wel de regel.
In principe is zoals gezegd op een schenking een belasting verschuldigd, het registratierecht op schenkingen of schenkingsrecht.
De registratierechten en schenkingsrechten waren vroeger in percentage gelijk aan de successierechten. Dat is echter niet langer zo. In regel zijn de percentages als volgt:
- in rechte lijn
gedeelte van de schenking
|
A schijf in euro
|
tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %
|
Vanaf
|
tot en met
|
0,01
|
150.000
|
3
|
150.000,01
|
250.000
|
9
|
250.000,01
|
450.000
|
18
|
450.000,01
|
|
27
|
- anderen
TABEL II
|
|
tarief tussen alle andere personen
|
|
gedeelte van de schenking
|
|
|
A schijf in euro
|
tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %
|
|
|
Vanaf
|
tot en met
|
|
0,01
|
150.000
|
10
|
|
|
150.000,01
|
250.000
|
20
|
|
|
250.000,01
|
450.000
|
30
|
|
|
450.000,01
|
40
|
|
Belangrijke afwijkingen
- voor een beperkte periode zijn verminderingen van toepassing voor schenkingen van bouwgronden.
- voor schenkingen van roerende goederen zijn in Vlaanderen de tarieven verminderd tot 3 of 7%
Drie procent is van toepassing voor de schenkingen in rechte lijn en tussen echtgenoten, zeven procent voor de schenkingen tussen alle andere personen.
Deze percentages zijn zeer interessant: immers niet alleen zijn de tarieven zeer laag en vlak (zij blijven dezelfde ongeacht de omvang van de schenking) maar bovendien zijn ze bevrijdend op het vlak van de successierechten: zelfs in geval van overlijden binnen de drie jaar na de schenking, komen de schenkingen niet meer in aanmerking: er wordt geen belasting meer op geheven, maar bovendien worden zij ook niet meer in aanmerking genomen om te bepalen welke rechten van toepassing zijn op de rest van de nalatenschap.
De erfenissprong
Wie erft van zijn (groot)ouders, kan de erfenis verwerpen en ze aldus laten toekomen aan de eigen kinderen. In die gevallen gaat op die manier de erfenis dus bv. rechtstreeks van grootouders naar kleinkinderen en wordt opeenvolgende erfbelasting vermeden.
Het is ook mogelijk de erfenis te aanvaarden zodat ze toekomt bij de normale erfgenaam, maar vervolgens (een deel van) de erfenis kort na het overlijden verder te schenken aan de (klein)kinderen. We spreken dan van een doorgeefschenking. Ook op die manier wordt een erfenissprong gerealiseerd.
De doorgeefschenking naar aanleiding van een erfenissprong kan onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld worden van schenkbelasting, voor een bedrag dat gelijk is aan de eerder betaalde erfbelasting.
Een doorgeefschenking van een onroerend goed dat geen deel uitmaakte van de nalatenschap, kan geen aanleiding geven tot vrijstelling.
Voorwaarden voor vrijstelling
Met betrekking tot het overlijden dat aanleiding vormt voor de erfenissprong:
-het overlijden dateert van na 31 augustus 2018;
-de nalatenschap valt open in het Vlaams Gewest;
-de erfbelasting werd betaald;
Met betrekking tot de schenking:
-de schenking gebeurt bij notariële akte;
-de schenking is niet gebonden aan een termijn of aan een opschortende voorwaarde;
-in de schenkingsakte wordt de vrijstelling formeel gevraagd.
Voorbeelden
Hieronder worden een aantal voorbeelden uitgewerkt die allemaal uitgaan van eenzelfde vertreksituatie:
- de vader van een gezin V overlijdt;
- een kind K is erfgenaam, en treedt op als schenker van de doorgeefschenking;
- een kleinkind KK ontvangt de doorgeefschenking.
voorbeeld 1: K erft (enkel) een onroerend goed en schenkt dit aan zijn eigen kind KK;
er is vrijstelling van schenkbelasting voor een bedrag dat gelijk is aan de eerder betaalde erfbelasting (absolute grens)
K erft een woning van 240.000 €. K betaalde erfbelasting van 18.600 euro ((50.000*3%)+(190.000*9%) = 1.500+17.100). K schenkt de woning aan KK; de normaal te betalen schenkbelasting zou 12.600 euro bedragen ((150.000*3%)+(90.000*9%) = 4.500+8.100).
Dit bedrag zal volledig vrijgesteld worden als aan alle voorwaarden voldaan is.
voorbeeld 2: K erft een onroerend goed en schenkt geld aan zijn eigen kind KK;
er is vrijstelling van schenkbelasting voor een bedrag dat gelijk is aan de eerder betaalde erfbelasting (absolute grens)
K erft een woning van 240.000 €. K betaalde erfbelasting van 18.600 euro ((50.000*3%)+(190.000*9%) =
1.500+17.100). K schenkt 240.000 euro liquide middelen aan KK; de normaal te betalen schenkbelasting zou 7.200 euro bedragen (240.000*3%).
Dit bedrag zal volledig vrijgesteld worden als aan alle voorwaarden voldaan is.
voorbeeld 3: K erft een onroerend goed en een effectenportefeuille, en schenkt geld aan zijn eigen kind KK;
er is vrijstelling van schenkbelasting voor een bedrag dat gelijk is aan de eerder betaalde erfbelasting (absolute grens)
K erft een woning van 240.000 € en een effectenportefeuille die 300.000 euro waard is. K betaalde erfbelasting van 51.600 euro ((50.000*3%)+(190.000*9%)+(50.000*3%)+(200.000*9%)+(50.000*27%)
= 1.500+17.100+1.500+18.000+13.500)
K schenkt 500.000 euro liquide middelen aan KK; de normaal te betalen schenkbelasting zou 15.000 euro bedragen (500.000*3%).
Dit bedrag zal volledig vrijgesteld worden als aan alle voorwaarden voldaan is.
voorbeeld 4:K erft een effectenportefeuille en schenkt geld aan zijn eigen kind KK;
er is vrijstelling van schenkbelasting voor een bedrag dat gelijk is aan de eerder betaalde erfbelasting (absolute grens)
K erft een effectenportefeuille die 300.000 euro waard is. K betaalde erfbelasting van 33.000 euro ((50.000*3%)+(200.000*9%)+(50.000*27%) = 1.500+18.000+13.500).
K schenkt 300.000 euro liquide middelen aan KK; de normaal te betalen schenkbelasting zou 9.000 euro bedragen (300.000*3%).
Dit bedrag zal volledig vrijgesteld worden als aan alle voorwaarden voldaan is.
voorbeeld 5: K erft enkel geld, en schenkt uit zijn eigen vermogen een onroerend goed aan zijn kind KK.
Er is geen vrijstelling van de schenkbelasting.
De mogelijkheden tot fiscale optimalisatie
Door de wijze waarop de successierechten worden berekend zijn er een aantal manieren om tijdens het leven, en voor het ogenblik dat men er niet meer zal zijn, op belastingen te besparen.
- Wanneer de vermoedelijke erfgenamen de langstlevende echtgenoot en/of afstammelingen of ascendenten zijn, kan men best zijn vermogen verdelen tussen roerende en onroerende goederen, om er zo voor te zorgen dat telkens de laagste schijven op beide soorten goederen van toepassing zijn. Een vennootschap kan soms een oplossing bieden.
- Schenkingen van roerende goederen aan 3 tot 7% tijdens het leven zijn veel goedkoper dan de successierechten. Door een nauwkeurige formulering kan men ervoor zorgen dat bepaalde voorwaarden worden opgelegd aan de erfgenamen én dat de controle en de inkomsten over de geschonken goederen aan de schenker wordt voorbehouden.
- voor onroerende goederen kan tot periodieke schenkingen om de drie jaar worden overgegaan, om zo gebruik te maken van de lagere schenkingsrechten.
- tussen echtgenoten is de keuze van het huwelijksvermogensstelsel zeer belangrijk. Nog veel belangrijker is beoordelen van de overeenkomsten omtrent de verdeling van huwelijksgoederen en de erfrechtelijke regelingen. Beide kunnen de omvang van het geërfde in hoofde van de onderscheiden erfgenamen en de belastbare basis sterk beïnvloeden.
Indien alles aan de langstlevende toekomt bij overlijden van de eerste echtgenoot is dat doorgaans de allerduurste oplossing.
- soms kan het nuttig zijn om binnen de wettelijke mogelijkheden, de kleinkinderen te begunstigen bij testament of schenking. Op deze manier wordt het erfdeel van elke erfgenaam verminderd en worden personen welke ook aan de laagste tarieven erven bevoordeeld. Bovendien vermijdt men ook een belasting wanneer de kleinkinderen erven van hun ouders.
Los van de fiscale optimalisatie is het essentieel voor echtgenoten zonder afstammelingen om ervoor te zorgen dat de eigen goederen niet ongewild toekomen aan de andere erfgenamen dan de langstlevende echtgenoot. Immers bij overlijden van een echtgenoot zonder kinderen komt aan de langstlevende het volle eigendom toe van de gemeenschap maar slechts het vruchtgebruik van de eigen goederen. Indien de gezinswoning eigen was aan de overledene alleen, worden mogelijk verre verwanten van de overledene blote eigenaar.
Hoe schenk ik, hoe maak ik een testament
In dit laatste deel van de uiteenzettingen omtrent de erfenissen, schenkingen en successierechten behandelen we de vorm van schenkingen en testamenten.
Schenkingen kunnen op een bijna eindeloos aantal gevarieerde manieren gebeuren.
De basisvorm volgens de wet is de notariële akte. Een aantal afwijkingen bestaan, onder meer voor wat betreft de schenkingen van roerende goederen van hand tot hand, de onrechtstreekse schenkingen (zoals verzekeringscontracten) etc.
Voor onroerende goederen is de notariële akte de enige mogelijkheid. Zoals gezegd is dergelijke schenking ook in bepaalde gevallen nodig voor roerende goederen.
De notariële schenkingsakte is een akte opgemaakt door een notaris waarbij de schenker zijn rechten aan een ander persoon overdraagt zonder tegenprestatie. De vorm ervan wordt verzorgd door de notaris welke ermee gelast wordt.
Schenkingen (en legaten in een testament) kunnen zowel als voorschot op een erfenis gebeuren (d.w.z. de begunstigde krijgt later wat minder en de andere erfgenamen wat meer zodat de lat gelijk gelegd wordt) als vooruit en buiten paart d.w.z. de begunstigde krijgt dit goed als extraatje.
Testamenten zijn geschreven stukken waarin een persoon zijn wil uiteenzet omtrent wat hij wil dat er met zijn vermogen gebeurt bij zijn overlijden. Het is het laatste testament dat geldt.
Testamenten kunnen op volgende manieren worden gemaakt:
- eigenhandige testamenten worden door de overledene zelf geschreven, gedateerd en ondertekend. Dit document kan door de testator zelf worden bewaard of in bewaring gegeven worden bij een notaris. Voordeel van dit laatste is dat het bewaard blijft en dat het zeker wordt gevonden bij het overlijden.
- authentieke testamenten worden door de testator gedicteerd aan een notaris welke het in juridische bewoordingen neerschrijft.
Dit document wordt zeker bewaard en wordt zeker gevonden, en heeft bovendien als voordeel dat het juist geformuleerd is in juridische bewoordingen. Bovendien is het optreden van de notaris een bijkomende (doch niet waterdichte) garantie omtrent het feit dat de testator geestelijk gezond was.
Het betwisten van de geldigheid van het testament is veel moeilijker.
overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen
Overeenkomsten over de verdeling van uw nalatenschap van iemand die nog in leven is zijn in principe verboden.
Het verbod vindt zijn oorsprong in het Romeinse Rijk, waar men eerst leende met als onderpand de erfenis van een nog niet overleden vader en vervolgens, als die vader te lang leefde, begon de overwegen het erven te bespoedigen.
De nieuwe wet brengt een versoepeling. Ze creëert de mogelijkheid om samen met de kinderen tijdens het leven van de erflater afspraken te maken.
Er zijn twee soorten erfovereenkomsten: de “globale erfovereenkomsten” en de “punctuele erfovereenkomsten”.
De globale erfovereenkomst heeft als bedoeling een evenwicht vast te stellen tussen al uw kinderen, en moet daarom een opsomming met waardering te bevatten van alle huidige en vroegere schenkingen en andere voordelengegeven aan uw kinderen. Door de ondertekening van deze familieovereenkomst bevestigen de kinderen dat zij de regeling niet zullen aanvechten bij overlijden, ook niet wanneer de overeenkomst hun minder laat krijgen dan hun wettelijk minimumdeel.
De punctuele erfovereenkomst laat toe om afspraken te maken over specifieke aspecten. Zo’n overeenkomst kan aangewezen zijn bij nieuw samengestelde gezinnen (waarbij de kinderen van de ene partner ermee instemmen dat de ouder een deel van zijn vermogen schenkt aan een kind van diens partner en daarbij op voorhand akkoord gaat eventueel minder te ontvangen dan de reserve), of nog, wanneer de kinderen samen de waarde vastleggen van een schenking die een van hen verkregen heeft (zodat de waardering niet meer kan worden betwist op het ogenblik waarop uw nalatenschap openvalt).
Zo’n erfovereenkomst brengt belangrijke en ingrijpende gevolgen met zich mee. De wetgever heeft er dan ook een hele procedure voor uitgewerkt waarin de notaris een belangrijke rol speelt.
Alle overeenkomsten welke niet binnen die regels worden opgemaakt zijn absoluut nietig. De kinderen kunnen zich er niet op beroepen na het overlijden, en iedere belanghebbende ook de fiscus zal die nietigheid kunnen inroepen.
Conclusie
We mogen besluiten dat de materie van erfenissen, schenkingen, testamenten en de ermee verbonden fiscaliteit hoewel ingewikkeld, toch ook zeer belangrijk is. De bedoeling van deze reeks van artikelen is duidelijk niet een praktische handleiding geven maar wel een inleiding bezorgen in de materie.
13-12-2018, 00:00
Geschreven door privacy
|