We gaan nu twee beelden met elkaar combineren.
U kunt deze geheugentechniek gebruiken om verjaardagen te onthouden, de naam die bij een gezicht hoort nooit meer te vergeten, telefoonnummers te onthouden en nog veel meer.
Allereerst een paar voorbeelden.
(We zijn nu bezig in het boek “Een ijzeren geheugen” van Gerhard Reichel.)
U hebt een woordenpaar: 'kind – auto'
Daartussen moet een verbinding komen. U maakt een beeld waar beide begrippen in passen. Welke voorstelling heeft u geschilderd?
- Is het kind door de auto overreden?
- Zat het in een zitje op de achterbank?
- Was het misschien een speelgoedauto waarmee het kind op de grond zat?
Dit is natuurlijk niet zo moeilijk te combineren, u heeft immers in de vorige blogs al uit ten treure geleerd om beelden te maken.
Maar nu wordt het moeilijker, want we gaan woorden met elkaar verbinden die nou niet bepaald veel gemeen hebben.
Vrouw → Muis Vliegtuig –→ ooievaar Pistool –→ slagroom
Een paar voorbeelden.
Vrouw –→ muis
- een vrouw vlucht gillend voor een muis;
- een muis loopt over een slapende vrouw;
- een vrouw houdt een muis bij de staart omhoog.
En niet: een man komt toesnellen om zijn vrouw te helpen, die in haar angst op een stoel is gaan staan. Dat is niet goed. Er zijn te veel extra informaties in het beeld verpakt. Bij het terugroepen denkt u misschien aan de combinatie vrouw –→ stoel.
(herinnert u nog het voorbeeld van Garry Small voor de plaats van zijn auto? Hij had een plaatje bedacht van drie bijen die om zijn auto circuleerden. Ik wilde er toen nog een dief bij bedenken die niet bij de auto kon vanwege die bijen. Fout, fout, fout.)
Vliegtuig –→ ooievaar
- Op een vliegtuig is een ooievaar geschilderd;
- een vliegtuig komt in botsing met een ooievaar;
- een gewonde ooievaar wordt per vliegtuig naar het zuiden gebracht.
Pistool –→ slagroom
- U laadt uw pistool met slagroom.
- Het pistool valt in de slagroom
- op het zwarte pistool zijn sporen van witte slagroom.
Zo dat waren enkele voorbeelden.
Nu eerst acht regels voor succesvol te associëren.
- Om uw concentratie te verhogen bij het associëren sluit u het best uw ogen enkele seconden.
- U brengt gedachten-koppelingen tot stand door u de gewenste begrippen in één beeld voor te stellen.
- U moet niet alleen aan de gewenste begrippen denken, maar u moet ze inderdaad voor uw geestesoog zien.
- U moet genoegen nemen met een enkel beeld; dat is voldoende om datgene dat u wilt onthouden met zekerheid vast te keggen.
- Het beeld dat u het eerst invalt, is een spontane inval en daardoor gewoonlijk het beste.
- Schrik niet terug voor zonderlinge beelden. Die zult u beter onthouden.
- Zorg ervoor dat alleen die begrippen in uw beeld voorkomen, die u inderdaad wilt associëren. Vreemde elementen daarin kunnen u later in verwarring brengen.
- Als er in uw beeld begrippen opduiken die gemakkelijk met andere verwisseld kunnen worden, moet u nauwkeuriger onderscheid maken.Verwissel bij voorbeeld bij het terugdenken potlood niet door schrijfmateriaal of vulpen. Mocht dat toch gebeuren dan is het zaak het beeld opnieuw op te bouwen.
De oefeningen bestaan dus uit :
- Het maken van één beeld van twee totaal verschillende begrippen;
- het terug halen van die begrippen.
- U doet dit het best door een lijstje te maken van alle begrippen onder elkaar.
- U bedenkt dan welk woord bij ieder van die begrippen hoort.
N.B. Leer nooit een oefening uit uw hoofd.
Om te oefenen hier nog wat woordenparen.
Kus –→ zakdoek
Potlood –→ touwtje
Boek –→ bloem
Bed –→ Fototoestel
Bril –→ schrijfbureau
Nu gaan we er nog een tijdslimietaanvast koppelen. De toegestane tijd voor het opnemen van de volgende woordenparen is 2 minuten.
Kok –→ Beer
Voet –→ Hamer
Been –→ Denneboom
Plas –→ Luchtballon
Boter –→ Halsketting
Anjer –→ Koe
Gitaar –→ Haar
Houtblok –→ Vlo
Schaaf –→ Kaal hoofd
Stoomwals –→ Viool
De volgende keer krijgt u er nog een stel.
Veel plezier.
|