Gipsen sint-Maartenbeeld. Sint-Martinuskerk te Retie. De heilige als bisschop van Tours. Hij geeft een bedelaar een geldstuk. In 1998 verplaatste men dit beeld van de middenbeuk naar de noorderkruisbeuk, links.
En daar laaien de vlammen boven onze hoofden!
Begeleid door muziek en oude gilden rijdt sint-Maarten naar het gemeentehuis.
Sint-Martinus en de bedelaar. Zeer beroemde schilderij van El Greco.(1541-1614)
Toen heette de Markt nog "Groote Plaets."
Een eenzame fietser voor de kerk. Nog geeneens zo lang geleden!
Drie dikke vrienden poseren op de tramrails. Toen kon dat nog!
Onze statige "sinte-Mettenkerk" rond de eeuwwisseling.
Binnenzichten. Onze sint-Martinuskerk. Anno 1900.
Binnenzicht Sint-Martinuskerk. Retie. Zicht op het oude orgel. (ca.1940)
Binnenzicht sint-Martinuskerk te Retie. Omstreeks 1950.
H.Hartbeeld voor de kerk te Retie. Ingehuldigd in 1925.
Even poseren voor onze ferme kerk van sint-Job! Schoonbroek. (Omgeving van Rethy.) Begin 20ste eeuw.
Sint Job, 16de eeuw. Sint-Martinuskerk Heeze. Dit beeld is op 28 jan. 1976 gestolen!
Sint-Job bedekt met zweren.
Colmar. Glasraam 1910.
Aalst. Sint-Maartenskerk. Glasraam.
Alfred Ost. ( 1884 - 1945 ) Sint-Maarten. Pentekening in Oostindische inkt, grijs gewassen.
Luxueus! Dat is het minste dat je kan zeggen van deze medaille. Op de voorkant de manteldeling van sint-Martinus. Ontwerper: Ed. Grielens.Gemeente Beveren. Op de achterkant: " Onderlinge bijstand. Beveren Waas. Vlaggefeest. 17 mei 1896." Prachtig "bekroonde" medaille.
Martinus Van Herck. Echtg. Maria Cath. Staes. Rethy 1793 - 1864.
Martinus Moelans. Echtg. A. C. Mermans. Rethy 1784 - 1863.
Martinus Vos. Echtg. E. Brusseleers. Rethy 1834 - 1870.
Martinus Melis. Echtg. A. M. Marien. Rethy 1821 - 1876.
Martinus L. Mertens. Kandidaat-Notaris. Rethy 1853 - 1877.
Martinus Staes. Wed. T. Slaets. Rethy overl. 1878. Bijna 83 jaar.
Martinus Staes. Rethy overl. 1879. Vierenzestig jaar oud.
Martinus Hoskens. Rethy overl. 1879. 82 jaar oud.
Martinus Meulders. Weduwnaar M. Nijs. en A. C. Deckx. Rethy, overleden 1895, 73 jaar oud.
Martinus Van den Bergh, Rethy - Schoonbroek. Overleden in 1889. Ouderdom: 64.
Martinus L. Staes. Echtg. A. C. De Bie. Overl. Rethy 1894. 53 jaar oud.
Martinus Van Herck. Overl. te Rethy 1891, op 76 jarige leeftijd.
Martinus Smets. Rethy 18?7-1907.
Martinus Truyens. Weduwnaar M. Van Hout. Rethy 1839-1917.
Nog een oud doodsprentje.
Aegidius Huygen. ex Desschel. 1 oktober 1821.
Geboren te Desschel in 1761. Ging in 1783 de abdij van Postel binnen. In 1787 er tot priester gewijd. Prior daar in 1791. Oorlogsperikelen verjoegen hem uit zijn geliefde abdij. Eerst de troepen van de Verenigde Nederlanden, later het Franse leger. Rebellerende sansculotten lieten hem voor dood liggen. Hij herstelde en vluchtte. Keerde terug. In 1796 weer uit Postel verdreven door de kloosteropheffing. Weer terug in 1801 na heel wat omzwervingen. In 1813 werd hij door het aartsbisdom Mechelen tot pastoor in Arendonck benoemd. Daar stierf hij na een zeer bewogen leven op 1 oktober 1821.
Zeldzaam perkamenten Antwerps prentje uit de 17de eeuw. Op de voorkant de heilige Dominicus met zijn gekende attributen: Als dominicaan, lelietak, hond met fakkel in de bek, O.L.V. geeft hem een rozenkrans.
Prachtige Franse medaille van Georges Crouzat. "Secours Catholique France."
Martinus Deckx. Echtg. I. Janssens. Rethy 1841-1901.
Biljet van de loterij van Winterhulp in 1941. Manteldeling duidelijk naar het schilderij van van Dijck. Links en rechts van sint-Martinus staan groepjes mensen te wachten op hulp. Derde snede. Groene kleur. Het vijfde: 10 fr.
Een ander lot van Winterhulp. 5de snede. Blauwe kleur. Alleen de manteldeling centraal. Geen andere figuren. 1941. Let op de "symetrische" tweetaligheid! Het vijfde: 10 fr. Ontwerper: R. Warnotte.
Secours d'hiver - Winterhulp. Een biljet van 50 fr. 1944. Manteldeling in het midden. Eén schijf. Bruine kleur. Ook dit ontwerp is van R. Warnotte.
Lot Winterhulp uit 1942. Manteldeling in zuilengalerij.
Sint-Martens-Lennick. XVde eeuw. St.- Martinus.
Début XVIIe siècle. St.-Martin. Beek. Prov. de Limbourg.
Saint Martin de Sint Kwintens Lennik. Postkaart met zegel van Winterhulp. Zelfde beeld op zegel en kaart. Afgestempeld op 21-06-42. St.Kwintens-Lennik.
Saint Martin de Dave. Postkaart met zegel Winterhulp. Zelfde beeld op kaart en zegel. Afgestempeld te Dave, op 20-11-42. Waals werk uit de XVII eeuw.
Saint-Martin de Beek. Kaart met zegel Winterhulp. Zelfde beeld op kaart en zegel. Vlaams werk uit de XVIIde eeuw. Afgestempeld te Bree op 28.12.1942.
Loterij Winterhulp 1941. Het vijfde 10 fr. 12de schijf. Groene kleur. Mijnwerker met bloot bovenlichaam. Sintemetten midden onder.
Loterij Winterhulp 1941. Het vijfde: 10 fr. 7de schijf. Geel-bruine kleur. "Graanpikker met hoed." Sintemetten midden onder.
Sint-Martinusaltaar in de kerk van Guerlange. (prov. Luxemburg.)
Deze zwart-wit illustratie lijkt heel erg op de gekleurde, originele prent. Buiten het niet-gekleurd zijn, zien we toch nog kleine, maar duidelijke verschillen: Het monogram van de kunstenaar staat veel hoger, de bedelaar draagt hier geen stoppelbaard, het zadel is verschillend, de arceringen in de bovenhoeken zijn minder en de stenen vóór de arme liggen duidelijk anders en zijn groter.
De figuren zijn opzettelijk kinderlijk eenvoudig gehouden. Het moest volks zijn, onmiddellijk begrijpbaar voor iedereen, jong en oud.
Monaco. 29 - 04 - 68. XX Anniversaire de la Croix-Rouge Monegasque. Premier jour d'émission. First day cover. Grootformaatzegel van 2,30.
Sint-Martinuszegels uit: Liechtenstein, Andorra, Österreich, Helvetia en Ceskoslovensko.
République Française. First Day Cover. Premier Jour d' Emission. Saint Martin. Afst. Tours 3 - 12 - 1960. Zegel van 0,20 + 0,10 en van 0,25 + 0,10.
Deutsche Bundespost. Sankt Martin. Ersttagsbrief. Color de luxe. Afst. Bonn 08.11.1984. Zegel 80 + 40.
Eikenhouten beeld van sint-Martinus als ruiter-soldaat. Fragment van de monumentale preekstoel in de kerk van Wezenmaal. (2de helft 19de eeuw.)
Lindenhouten beeld. Sint-Maarten als bisschop met bedelaar aan zijn voeten. Wezenmaal. (18-19de eeuw.)
I Maarten was de zoon van een Romeinsche veldheer. Hij moest het zwaard omgorden.
II Door zijn godsvrucht en zijn goedheid, deed hij de barbaren hun wapens neerleggen.
III Hij zei het soldatenleven vaarwel, en stelde zijn krachten ten dienste van God.
IV Deed heel wat mirakelen. Door de kracht van zijn gebeden, slaagde hij er in een dode tot leven te wekken.
V De troon van de tyran vatte vuur. Door angst aangegrepen, verleende hij genade.
VI Op het ogenblik dat de boom viel, ging St. Maarten voor hem staan, de boom viel de tegenovergestelde kant op.
S. Martinus. Achterglasschildering. Waterverf. Museum Ruhpolding Seeausen. Eerste kwartaal van de negentiende eeuw. De manteldeling door een linkshandige Sintemetten. Een halfnaakte bedelaar met T-kruk en hoed, die op de grond ligt.
Sint-Maarten. Achterglasschildering. Sandl. 19de eeuw. Waterverf. De manteldeling. Twee enorme bloemen op de achtergrond. (Verz. H. Müller München.)
Sint-Martinus. Achterglasschildering. Waterverf. Duits. Laat 20ste eeuw. Manteldeling. Grote bloem op de achtergrond.
Sint-Martinus als bisschop met de gans. Beeld in "der Benediktiner- Abteikirche Weltenburg an der Donau." Egid Quirin Asam. 1721.
Sint-Martinus laat de "Godenboom" vallen. Fresko "Langhaus von St.Martin" in Sachsenried. Franz Anton Zeiller. 1758.
Sint-Martinus in "vol ornaat" als bisschop van Tours.
Sint-Maarten. Rococo - beeld. Sint-Martinuskerk Bedburdyck. ( Kreis Neuss. )
Breviarum Maguntinense. 1509 Titelblad. Museum Mainz.
Houten gepolychromeerd ruiterbeeld van Sintemetten. 17de eeuw. Kempen.
Houten sint-Martinusbeeld. 18de eeuw. Kempen.
Martinus van Tours. Bisschop. Met één van zijn attributen: de gans.
Duits prentje. Sint-Martinus. Bisschop van Tours. Met gans en kerk.
Likeurstokerij: "St;-Martinus." 35, Kerkstraat, AALST. "Deze bitter bekleed de eerste plaats tusschen de uitmuntende dranken."
Curaçao. Triple Sec. Ancienne Distillerie de Fexhe. Fexhe-le-haute-clocher.
Sint-Martinus. Jenever. L. Bruylant. Aalst.
Grande liqueur St. Martin. "De groote fijne likeur van Aalst." Likeurstokerij St.Martinus. Nieuwe Brugstraat en Tramstraat,2 Aalst.
Perkamenten blad uit een "Gebedenboek." De manteldeling bij een stadspoort. Eigenlijk een "dubbelprentje"! Sint-Martinus en sint-Fiacrius. (Patroon van notarissen, dermatologen, hoveniers, bloemisten,enz.) Met attr.: Spade, lang gewaad met kap, in een tuin.
Gedeelte van de omslag. Voorkant stripverhaal. De manteldeling van " Saint Martin".
In zijn slaap verschijnt de Heer met de halve mantel van Sintemetten om de schouders. "Het is Martinus, Martinus de doopleerling, die mij de helft van zijn mantel gegeven heeft!"
Bij de dood van Martinus in 395 ...
" Heer, mijn volk heeft me nog nodig. Ik weiger geen werk!"
" Dat is het einde! Martinus gaat ons verlaten, hij gaat terug naar het koninkrijk van de Heer!"
Loterij Winterhulp. 1942 Zevende schijf. Het vijfde: 10 fr. Manteldeling tussen de zuilen. Kleur: Grijs.
Loterij Winterhulp. 1942. Zesde schijf. Het vijfde: 10 fr. Manteldeling tussen de zuilen. Kleur: Oranje.
Manteldeling in open lucht. Prachtige miniatuur uit een oud gebedenboek. Perkament. Geweldige randversiering met bloemmotieven.
Manteldeling aan de stadspoort. Simone Martini. Italië. (1283-1344.)
De manteldeling. Perkament. Gotische kunst. Franse school. Litho. Dambourgez. 1880.
Dubbel-prentje. Blijvend aandenken van de Plechtige Wijding der Dekenale St. Martinuskerk te Genk, door Z.H. Exc. Mgr. Van Zuylen Hulpbisschop van Luik Op zondag 14 mei 1961.
Glasraam. Sint-Martinus bisschop. Met gans. Overwegende lila kleur.
Buste sint-Maarten met bedelaar in een muurnis.
Blauw st.-Martinusreliëf. De manteldeling.
Bisschopsbeeld. Sint-Martinus van Tours.
Sint-Maarten als bisschop. Houten beeld. Wevelinghoven.
Sint-Maarten wekt een kind tot leven Schilderij 1480-85. Forchheim, door W. Katzheimer.
Sinterklaas. 6 december.
F. Timmermans.
Sinterklaas, nobele baas, breng wat in mijn schoentje, een appeltjen of een citroentje, een nootjen om te kraken: dat zal wel beter smaken. Geef de kleine kinderen wat en laat de grote lopen!
(Uit: "Van nieuwjaar tot oudejaarsavond!")
Twee sint-Martinuszegels. Paraguay.
Prachtige afbeelding op een postzegel van het standbeeld van sint-Martinus in Bratislava.
Postzegel Grenada. Naar het schilderij van van Dijck.
Abdij Westmalle. Hoofdingang. In een stenen nis, de manteldeling, boven de geweldige ingangspoort.
De manteldeling. Altaarstuk. Hafling St-Katharinakerk.
Hilarius van Poitiers, bisschop ten tijde van Martinus. Hij heeft veel geschreven, maar weinig over zichzelf. Hij werd Gods reddingsboei voor het christendom. Zijn grootste werk: "Over de Drievuldigheid." Hij werd de eerste Latijnse hymneschrijver van de christelijke kerk.
Zwart-witte zichtkaart, van J.Meuleman, rond 1900. We zien naast "Hotel de Keizer" nog de lage woning waar later het prachtige herenhuis "Lindebloem." (1906) zal gebouwd worden.
Zichtkaart van J.Meuleman. Geschreven in 1902. Links zien we duidelijk de doorgang naar Mol. Rechts zien we nog de herberg "In't Lam".
Panorama. Getrokken vanuit de kerktoren, richting Mol. Zichtkaart J.Meuleman geschreven in 1905. In de verte zien we nog de stenen akkermolen.
Zichtkaart uit 1907. J.Meuleman fotograaf. Links de toegang tot de sint-Martinusstraat. Op de voorgrond een eenzame hond. Tramsporen op de markt die verdwijnen in de sint-Martinusstraat.
Zichtkaart van J.Meuleman. Afgestempeld in 1907. De tramstatie.Hotel de Keizer. Hier poseren nog twee dames in de linker benedenhoek.
Zichtkaart van J.Meuleman. Uitgegeven door het Hotel de Keizer. Zelfde cliché als voorgaande. Latere uitgave, waarop de twee dames in de linker benedenhoek moesten onherkenbaar gemaakt worden. Vandaar het zwarte rechthoekje.
Zichtkaart uit 1908. "Aankomst van den stoomtram op de merkt." Uitgave Edw. Sledsens. De groene locomotief met een sliert veewagens achter zich.
Een opgeleefde, uitgemergelde Lodewijk De Koninck op zijn sterfbed in het kleine huisje op de Molsebaan. Het grote kruisbeeld mocht niet ontbreken. Foto gemaakt door J.Meuleman. Treurig eenzaam, maar gelaten, bijna ongemerkt, is hij op 22 maart 1924 heengegaan.
Doodsprentje van onze dichter Lodewijk De Koninck. Dit aandenken werd gedrukt in het winkeltje van zijn trouwe vriend en kunstenaar Jan Jozef Meuleman. Er bestaan twee versies, één met, en één zonder foto op de voorkant.
1. Rethy. "De eeuwenoude linde." Uitgave Meuleman. Rond 1905. Niet verzonden.
2. Rethy. "Een gedeelte van de Peperstraat en Markt." Uitgave Meuleman. Rond 1905. Niet verzonden.
Rethy. De kerk. Rond 1905. Uitgave Meuleman. Rechtsonder handtekening L.De Koninck.
Rethy. Het gemeentehuis. Rond 1905. Uitgave Meuleman. Rechtsonder handtekening L. De Koninck.
Prachtige Meuleman-kaart. Afgestempeld in 1913. Merk ook de garage in dezelfde Art nouveau-stijl.
Nog een ingekleurde Meuleman-kaart. Maar nu met een andere tekst. Afgestempeld te Rethy in 1913.
Doodsprentje van "de Klomp". Ludovicus Luyten. 1888-1941 Weduwnaar C.Dierckx Echtg. Pauline Melis.
Tijdens de eerste W.O. Er werd honger geleden. Een kom soep met een "warte" boterham, was al heel wat. In de "Katholieke School" werden 's morgens vroeg de vuren onder de grote ketels aangestoken. Met de kruiwagen ging men de groenten halen. Op de achtergrond onze fiere sint-Martinustoren!
Deze foto-kaart van Meuleman werd door Antonia Verstraelen (zit op de foto) verzonden in 1917, naar haar schoonbroer Jan Moonen te Turnhout. Er kleeft een Duitse postzegel op van "5 cent". "Belgien" op de zegel gedrukt. Men heeft er nog taks moeten op betalen ook!
"De Burcht" in 1956. Ook hier werd ooit lesgegeven. Mijn vader brak dit herenhuis af in 1964.
Andere zichtkaart van "De Burcht", gebouwd in 1620. In die tijd één van de zeldzame huizen met een verdiep. Jammer dat het verdween!
Het is nog vroeg. Alleen het karretje van Jef Loodts staat te wachten.
Gekleurde wikkel met de manteldeling. " Light" kaas van de zuivelfabriek "Sint-Martinus" te Retie.
Bruine zichtkaart. Uitgave Goris-Goossens. Eén van de weinige kaarten waarop " De St-Martinusstraat" staat vermeld.
Zichtkaart van het huis Seuntjes. De zuivelfabriek "Sint-Martinus" in volle expansie! Een echte bouwwerf. Wat een zwarte rook!
Witte postkaart. Tweetalig: Frans-Duits. "Themabelga 1975." Postzegel van 5 fr.
Ingekleurd Antwerps santje. Ste.-Catharina als jonge vrouw met kroon en zwaard waarmee ze werd onthoofd.
Antwerps santje op velijn. De heilige Catharina met haar beul die haar gaat onthoofden. Ze is de patroonheilige van: Advocaten, dichters, maagden, naaisters, spinners, kantwerksters, wevers, scharenslijpers, enz. Aangeroepen tegen: Ademnood, hoofdpijn, gewrichtsziekten, hersenziekten, enz.
Antwerps santje op papier. Hier de heilige Catharina met O.L.V. en het kindje Jezus. Met het vernielde rad. Dikwijls is ze met dit attribuut afgebeeld, al werd ze niet met dit foltertuig ter dood gebracht.
Antwerps santje. Sinte Catharina in de open lucht. Als jonge, rijke, gekroonde vrouw. Met rad, zwaard en palmtak, het symbool van de martelaren.
De manteldeling. Stenen beeld tegen de gevel van de Dom van "San Martino". Lucca. Italië.
Duits prentje uit de negentiende eeuw. De manteldeling.
Oorlogsbuit! De eenzame sint-Martinusklok op de trappen van de sint-Martinuskerk te Retie, wachtend op vervoer naar Duitsland.
5 augustus 1943. Op de trappen van de sint-Martinuskerk. De trappen liggen nog vol brokstukken, stukken steen weggekapt om de galmgaten te vergroten. Het neerlaten van de klokken gebeurde pas. De dikke zelen en de zware katrollen zijn nog aan de sint-Martinusklok vast.
De jeugd van Retie, voor een foto, op en rond de neergelaten klokken. Wat beseften zij van het waanzinnige oorlogsgebeuren! Voor hen was het een welkome afwisseling van de dagelijkse "oorlogssleur". Ze waren de onwetende getuigen van een zwarte bladzijde uit onze dorpsgeschiedenis.
Niet alleen kinderen, ook volwassen, poseerden nonchalant, de handen in de broekzakken, voor de fotograaf. Heel hun leven zouden ze deze belevenis niet vergeten. Deze foto was het duidelijkste bewijs dat zij "erbij" waren, toen onze klokken "gepikt" werden, zonder dat we een vinger konden uitsteken!
De geroofde sint-Martinusklok ontdaan van haar kettingen en zelen. Vlak voor de open ingangsdeur van de kerk. Het glasraam van Sintemetten in het portaal is duidelijk zichtbaar. Je ziet ook dat ze de klok op zware houten balken hebben gezet, waarschijnlijk om ze niet te "beschadigen". Een Retiese "specialist" geeft woord en uitleg aan een groepje jonge mannen.
De sint-Martinusklok, behangen met papieren versieringen, opgesteld in de sint-Matinuskerk te Retie. Met meter Maria Hulselmans en de deken Franken uit Mol, die de klok kwam wijden.
Op de markt, aan de linde, een belangrijk deel van de optocht: (midden) Deken Franken, pastoor Karel Govaerts en priester Jef Van den Eynde. Een massa mensen wou de wijding van dichtbij meemaken!
Bij een klokkenwijding hoort feest! Een dans met wimpels door een groep Retiese meisjes, onder het oog van een talrijk opgekomen publiek. Op de achergrond een deel van het gemeentehuis, het prachtige herenhuis (nu apotheek) en het huis van Van Gansewinkel.(Brouwer.)
Tekst op het "dubbel" doodsprentje van E.H.Jef Van den Eynde.
Uitnodigingskaartje tot de plechtige uitvaartdienst van E.H.Jef Van den Eynde. ( Dit kaartje kregen alle Retiese huisgezinnen in hun brievenbus.)
Geschreven postkaart. Postzegel "Winterhulp". Blauwe kleur. 1.75 fr. + 4.25 fr. Angre. Parochiekerk en eeuwenoud sint-Martinusbeeld. Beide ook te zien op de postzegel. Afstempeling 22.07.1944.
De manteldeling. Bronzen plaket. Stommeln. G. Weinert. 20st eeuw.
Sint-Martinus. De manteldeling. Noord-Frankrijk. Einde 17de eeuw. Houten beeld. Oude polychromie. Voorstelling zonder bedelaar.
Sint-Martinusprent uit: "De heiligen en het dierenrijk" of " De heiligen in hunne betrekkingen tot de dieren." "Naar het Frans van H. Bourgeois. Versierd met platen. Maatschappij sint-Augustinus, Desclée De Brouwer en Cie. MCMI."
Sint-Martinus. De manteldeling. Hout 20st eeuw. Oostenrijk.
Sint-Maarten. Houten beeld. De manteldeling. Volkskunst. Oostenrijk.
Altaar van sint-Martinus uit de vroegere kerk van Onkerzele. Gemaakt in 1694. Het schilderij stelt de priesterwijding voor van Sintemetten. Geschilderd door M. Van den Bossche.
Binnenblad van: "Schat-kiste der Litanien." Houtsnede. 1778. "t Is noodig altyd te bidden: zonder den moed verloren te geven. Luc. 13.v.I."
Litanie van de heilige sint-Nicolaas. Aangeroepen o.a. tegen echtelijke onvruchtbaarheid.
Litanie van de heilige Leonardus. Patroonheilige van de gevangenen. Aangeroepen tegen o.a. lichamelijke gebreken.
Litanie van de heilige sint-Theodorus. Patroonheilige van soldaten en legers. Aangeroepen tegen storm.
Litanie van de heilige sint-Trudo. Patroonheilige van Sint-Truiden en van fruithandelaren.
Litanie van de heilige Rochus. "Tot afkeeringe van de PESTE, en haestige Ziektens." Houtsnede 7 aug. 1747. "Tot Brussel, by L. Jorez, in de Boter-straet."
Plat Frans bord. "St.-Martin" 1765. De manteldeling in het midden en op de rand bloemmotieven.
Romaans stenen beeld. Sint-Martinus. De manteldeling. Tegen de gevel van de kathedraal te Lucca.
Duomo di San Martino. Lucca, stad in Toscane. Ong. 90 000 inwoners. Eén van de rijkste steden van Noord-Italië. Op ong. 50 km. ten westen van Florence. Lucca tevens de hoofdstad van de provincie Lucca.
Houten sint-Martinusbeeld uit de 16de eeuw. Stedelijk museum "Het Toreke." Tienen.
Saint Martin. Patron de la Compagnie Royale des Anciens Arquebusiers Visétois, fondée en 1579. Postkaart Visé.
Arendonks doodsprentje. Ontwerp Jos Speybrouck. Oorlogsslachtoffers. Allen om het leven gekomen te Arendonk op 03.09.1944.
Volledige bladzijde uit een middeleeuws getijdenboek.
De manteldeling. Prachtige miniatuur geschilderd in de hoofdletter M. (M van Martin.)
Firenze. De manteldeling. Muurschildering. Piazza S.Martino. Een knecht houdt het paard van de heilige bij de teugel, terwijl sint-Martinus zijn mantel deelt met een staande bedelaar.
Onkerzele. Het altaar van sint-Maarten, patroon der kerk. Dit altaar is afkomstig uit de vroegere kerk van Onkerzele. Het werd gemaakt in 1694. De schilderij stelt de priesterwijding voor van sint-Martinus. Ze is van de hand van M. Van den Bossche.
Grote toegangspoort van de abdij van Westmalle. Met in de centrale nis de manteldeling van sint-Martinus.
De sint-martinuspoort. Abdij van Westmalle. Postkaart geschreven in 1906. Uitgave: G. Hermans. "Lichtdrukkerij."
Abdij "Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart" van Wetsmalle.
Deze abdij behoort tot de orde van de Cisterciënzers, die gesticht werd in de twaalfde eeuw. Deze orde wordt kortweg en gemakshalve "Trappisten" genoemd, naar de Normandische abdij "La Trappe." Van daaruit verspreidde zich sinds de 17de eeuw een hervorming. De abdij van Westmalle, gesticht in 1794, maakt deel uit van de "Cisterciënzers van de Strikte Observatie", maar is vooral bekend als de abdij van de Trappisten van Westmalle. Het leven van de monniken is in de eerste plaats een leven van gebed. Maar het is tegelijk ook een leven in gemeenschap en een leven van arbeid. Vooral in de Kempen bekend voor zijn lekkere trappist, gebrouwen in eigen brouwerij.
De manteldeling, zonder bedelaar. Gepolychromeerd houten beeld uit de 14de eeuw. Sint-Martinuskerk te Eindhoven - Tongelre.
Vóór 1930. Molen van Schoonbroek. Deze open standaardmolen behoorde in vroegere tijden toe aan de priorij van Korsendonk. Hij werd afgebroken in 1932. Stan Wens was de laatste molenaar.
De monumentale sint-Jobkerk en pastorie te Schoonbroek. Vóor 1930. Devotie tussen veel groen. Kapelaan Vitalis Brems begon in 1851 met de bouw van de huidige kerk. In 1861 werd de kruisbeuk en het koor opgetrokken. In 1875, onder pastoor Felix Bongaerts, werd de toren voltooid.
Emiel Van Hemeldonck. 1897 - 1981. Echtg. P. Janssens. Letterkundige. Begon op aanvraag van kanunnik Dils, witheer te Averbode, met enkele verhaaltjes in "Zonneland". Zo kreeg hij de schrijversmicrobe te pakken en die liet hem nooit meer los. In 1923 verscheen "Op de Grindershoeve" in de Duimpjes-uitgaven van Delille te Maldegem. Het eerste van een hele reeks verhalen en romans. Hij behaalde enkele belangrijke literaire prijzen. Bv. "Maria, mijn kind." 1944. Gottmer-prijs. Men bestempelde hem als "Kempische heimat-schrijver."
Gesigneerde "Ex-libris" Vosselaar. Em. Van Hemeldonck. 1956.
Naamkaartje van de Kempische heimat - schrijver.
Dubbel doodsprentje van Emiel Van Hemeldonck. Op de voorkant zijn foto. Op de achterkant een gedicht van Remi Lens. (Oud - pastoor van Arendonk.)
Binnenkanten. Persoonlijke gegevens. Tekst door de letterkundige zelf geschreven.
Retiese gesneuvelden uit de "Grote Oorlog".
Eerw. Frater Gaston de Vel. Aspirant - Missionaris in het Missiehuis te Scheut. Brancardier in het Belgisch Leger. Geboren te Merksplas 3 aug. 1892. Stierf de dood der helden op het veld van eer en plicht in het Houthulsterbos op 28 september 1918.
Petrus Frans Brijs. Belgisch soldaat, kanonnier, 7de comp. 1ste Divisie. Geboren te Rethy op 1 juli 1893. Gevallen op het Yzerveld den 25ste maart 1916. Eervol begraven op het militaire kerkhof te Reneghem.
Oud, schildvormig reclamebord (geëmailleerd) van het tabaks- en sigarenmerk "Caritas". Voorstelling van de manteldeling naar het schilderij van van Dijck te Zaventem.
Twee sigarenbanden verschillend in grootte van het sigarenmerk "Caritas". Een gouden manteldeling op rode achtergrond.
Sint-Sebastianus van Rome.
Antwerps santje. Jacobus de Man. 17de eeuw. Perkament.
In de 5de eeuw was st.-S. officier die christen werd. Om zijn geloof werd hij met pijlen doorboord en dood gewaand. Hij herstelde door de verzorging van st.-Irene. Hij verweet de keizer diens wandaden. Hij werd daarom doodgegeseld en in de riool gegooid. Anicia van Rome zorgde ervoor dat zijn lichaam werd begraven naast dat van paus st.-Fabianus in de catacomben aan de Via Appia. Hij is een pestheilige vanwege de pijl, symbool voor het toeslaan van de pest. Opvallend is dat de marteling die hem niet fataal werd het meest door kunstenaars werd uitgebeeld! Door vele schuttersgilden gekozen als schutspatroon. (Natuurlijk om de marteling hem niet doodde.)
Groot Antwerps santje. Perkament. 18de eeuw. Met de hand ingekleurd. Tafereel in een ovaaltje gezet. Geen graveursnaam.
Volgens weer een andere legende zijn de drie bijfiguren drie schipbreukelingen die onterecht voor diefstal waren veroordeeld en door Sinterklaas gered werden. Daarom is hij ook patroonheilige van schippers en matrozen en wordt hij wel eens afgebeeld met een anker of een schip.
Antwerps santje op papier. Cor. De Boudt. 1660-1735. Weer een ovaaltje met de hand netjes ingekleurd.
In sommige gevallen liggen er drie beurzen of drie gouden bollen aan zijn voeten. Ze herinneren aan de drie meisjes die hij redde van de prostitutie.
Antwerps papieren santje. L. Fruytiers. 1713-1782. Overdreven randversieringen.
Soms liggen de gouden bollen op een boek, soms zijn het drie appels of broodjes. De broodjes verwijzen naar de drie schepen vol met graan waarmee hij een hongersnood voorkwam. Vandaar ook Nicolaas' patronaatschap van de bakkers.
Sint-Antonius de Grote. Of: sint-Antonius met zijn varken. Ook: sint-Antonius Abt.
De christenen zochten hun heil in een groep heiligen die om de één of andere reden iets te maken hadden met de pest. De pestheiligen zijn niet overal dezelfden, vaak genoemd worden echter: Antonius Abt, Christophorus, Rochus, Adrianus, Rosalia van Palermo en Sebastianus.
De volkstelling.
Keizer Augustus (8 vóór Chr.) vaardigde een decreet uit voor een volkstelling. Om dit te kunnen doen moest iedereen terug naar zijn geboorteplaats. Jozef ging met zijn verloofde Maria naar Betlehem in Judea. (Omdat hij van David afstamde die in Judea woonde.) Bij hun aankomst was er geen slaapplaats meer te vinden. (De waard uit "de Maan" doet teken dat ze verder moeten zoeken. Hij heeft voor hen geen plaats.)
Antwerps perkamenten santje. Met de hand ingekleurd. Anna-Maria Bunel. (rond 1730.)
De drie wijzen uit het oosten.
Kaspar, Melchior en Balthasar.
" ... en de ster ging hen voor ... en zij vielen neder en bewezen Hem hulde en boden Hem geschenken aan: goud, wierook en mirre."
Antwerps perkamenten santje. Handgekleurd. Cornelus de Boudt.
"Saint Martin partageant son manteau." Frans schilderij van R. Damon. De manteldeling aan een stadspoort speelt zich af in een sneeuwlandschap.
Antwerps nieuwjaarsprentje. L. Fruytiers. (1713-1782) Burijngravure op papier. Handgekleurd.
Kindje Jezus met een vollaard of krulkoek in Zijn handen. Een kroon op het hoofd. Op de koek duidelijk de letters I.H.S. (Jesus Hominum Salvator.) Jezus verlosser der mensen.
In de banderol onderaan: "O Mensch, mijn Bloedt en lijden swaer Geef ick u, voor een nieuwe Jaer."
Koek werd meestal gegeven als nieuwjaarsgeschenk.
De manteldeling. Gouden gedenkmunt van de wereldtentoonstelling te Brussel in 1958.
Voorzijde: de manteldeling van Sintemetten met de Engelse tekst: "Greater hope and love."
Keerzijde: afbeelding van de wereldbol, een vijfbenige ster met daarin het stadshuis van Brussel en het jaartal '58. In de rand de tweetalige tekst: "Wereldtentoonstelling Brussel, Exposition universelle Bruxelles."
Rond glasraam in het portaal van de sint-Martinuskerk te Retie. De manteldeling van Sintemetten. Het wapen van Retie is verwerkt in dit prachtige kunstwerk van Edward Steyaert.
De manteldeling van sint-Martinus. Zeer eenvoudige voorstelling uit een kinderboek.
Stenen reliëf van sint-Martinus. Gaanderen. Het paard van de heilige vertrappelt een slang (het kwaad). Deze voorstelling met het serpent komt zeer zelden voor. Geen bedelaar te bespeuren. Nadruk ligt hier echt op het bestrijden van het kwaad. (Meer dan op de liefdadigheid.)
Houten schild van de "Sint-Martinus" schuttersgilde te Gaanderen. Nederland. Prachtige voorstelling van de manteldeling en de naam van de schuttersgilde in een zwierige banderol. Ook het embleem van de Federatie van Gelderse Schuttersgilden "Sint-Hubertus" is duidelijk te zien. ( In het groen.)
Belgische postkaart. Hoofd van sint-Maarten. Gedeelte uit het schilderij van Van Dyck. (Zaventem.)
De manteldeling. Duits marmeren beeld. Osterkommunion 1958 St.-Martin, Jöhlingen.
St.-Martin. "Il a tout donné pour J. C."
Letaille. Paris.
Bidprentje (doodsprentje.)
Bernard Desmet. Né à Waerschoot le 12.02.1774. Décédé au couvent des Soeurs du Crombeen, le 28 avril 1842.
St. Martin. Déposé, "St.-Norbertus", Mit kirchl. Genehmigung. Wien.
Voorzijde.
Aandenken aan het 25-jarig priesterjubileum van Peter Sir. Wenen. 26 juli 1917.
Keerzijde.
Staande manteldeling. Sintemetten in volledig harnas met rode mantel. Origineel voorontwerp voor een glasraam. Begin 20ste eeuw. Ontwerper onbekend.
Buste Sintemetten. Heilige in vol bisschoppelijk ornaat, met mantel en mijter.
Beeld uit 1677.
De manteldeling. Doek geschilderd in Rome. (1824) Door Schmetz. Het meesterwerk hangt nu in de kathedraal "Saint-Gatien" te Tours.
Le tombeau de Saint-Martin dans la crypte. Basilique Saint-Martin. Tours. France.
"Aandenken aan mijn zilveren priesterjubileum 1966 - 1991"
Miel Verbruggen. Pastoor st.-Martinus-Duffel.
Reliquaire de Saint Martin. Prière du pèlerin à Saint Martin.
Tours, le 20 décembre 1987. Jean Honorè. Archevèque de Tours.
Op de achterzijde: Rencontre des Blessés de la Vie avec M. Bernard-Nicolas Aubertin Archevêque de Tours.
30 septembre 2006.
Houten ruiterbeeld. Sint Martinus. De manteldeling. Begin 16de eeuw.
De H. Martinus. Bisschop. (316-400)
"Ziehier den Hoogepriester, die in zijne dagen aangenaam was aan God."
Sir. 44.
Sint-Martinus siert met zijn manteldeling een papieren biljet Duits noodgeld.
Duits devotieprentje. De manteldeling van sint-Martinus.
Grenada. Telekaart. Anthony van Dyck. "St.-Martin dividing his cloak"
Een oude voorstelling van de manteldeling met twee bedelaars.
Der heiligen Martinus. Bischof. Benziger & co. Einsiedeln, Schweiz.
Met op de achterkant een gebed voor Sintemetten.
Duits prentje van rond 1900. Zeer kleurrijk. De manteldeling aan de stadspoort van Amiens.
Rugkant onbedrukt.
Houten ruiterbeeld uit de 16de eeuw. Sint-Martinus en de manteldeling.
Miniatuur uit een zeer oud getijdenboek. Sintemetten deelt zijn zware mantel met een bedelaar aan de stadspoort van Amiens. Vlak bij hem, met spade, staat sint-Fiacrius, de patroonheilige van ondermeer de hoveniers.
De liefdadigheid van Sintemetten. Postkaart van rond 1900. Naar het beroemde werk van van Dyck in de parochiekerk te Zaventem.
Duitse postkaart. Met houten ruiterbeeld van Sintemetten. Een postzegel met de manteldeling en een speciale "ruildagstempel" van 11. 11. 1984.
Duitse postkaart uit 1911.
"St.Martin. Zur Erinnerung an den Kornblumentag zu Gunsten bedürftiger Veteranen.
Offizielle Fest-Postkarte zum Kornblumentag 14. 5. 1911 zu Gunsten bedürftiger Veteranen gestiftet von der Freiburger Zeitung."
Zo zie je dat de Duitse oorlogsveteranen al vóór W.O.I ook Sintemetten hoog in hun vaandel droegen.
Via deze blog wil ik "Sinte-Metten" voorstellen. Waarom precies sint-Maarten? Hij is de patroonheilige van Retie. In dit zalig Kempendorp, met zijn zeven neten, werd ik tijdens de tweede wereldoorlog geboren. Hier bracht ik een gelukkige, onbezorgde jeugd door en genoot telkens opnieuw met volle teugen van de sinte-Mettenvieringen op 11 november. Ik zie me nog als kind sleuren met onmenselijk zware mutserds. We zouden het grootste sint-Maartenvuur van het dorp stoken! Ik voel mijn schorre keel nog na 't zingen van telkens weer datzelfde "sinte-Mettenlieke". Ik voel nog de schamel gevulde beurs, een versleten washandje! De figuur van de heilige, gezeten op zijn strijdros, dikwijls gespeeld door de toenmalige Retiese burgervader, hield me menige nacht wakker. Hoe dikwijls las ik over de wonderlijke manteldeling? Als kind wou ik alles weten over deze " goeddoende" Romeinse ruiter. Gelukkig ben ik altijd een beetje kind gebleven en heeft "Sintemetten" me nooit losgelaten.
De zestig meter hoge kerk heerst niet alleen over het Retiese marktplein, maar over het ganse dorp. Van kilometers ver herkennen "de kortoren" hun rijzige, achthoekige kerktoren. Bijna thuis! Zoals de meeste kerken heeft ook de onze in de loop van de eeuwen een ware gedaanteverwisseling ondergaan. Het huidige gebouw lijkt in de verste verte niet meer op het gebedshuis waarin vele eeuwen geleden de mis werd opgedragen. In 1872 is de kerk voor het laatst "hernieuwd". Een gedenksteen in de voorgevel, vlak naast de toren, laat ons een paar belangrijke mensen uit die tijd kennen: Ridder Pyck: gouverneur, L. Van den Eynde: burgemeester, A. F. Verbist: pastoor en J. Taeymans: bouwmeester. De littekens van de vele verbouwingen, ook na 1872, blijven duidelijk als verkleurde vlekken zichtbaar. De kerk is opgetrokken in neogotische stijl. De onderbouw van de hoge toren is evenwel uitgevoerd in 15 de eeuwse Kempense baksteengotiek. De buitenarchitectuur illustreert de expressieve vormentaal van de gotiek: versneden steunberen en spitsboogramen met traceer - en maaswerk. De benedenkerk vertoont een basilicale structuur: elke beuk heeft een afzonderlijk dak. Een zadeldak boven de middenbeuk en aanleunende lessenaarsdaken boven de zijbeuken. De gevelbeëindiging werd met een dubbele fries geaccentueerd. De zijgevels van de dwarsbeuken zijn blind. De gevels en de glasramen werden in 1997 volledig gerestaureerd, de toren in 1999. Links voor de kerk prijkt het monumentale praalgraf van dichter Lodewijk De Koninck. ( Hoogstraten 1838 - Retie 1924. ) Rechts een even groot heilig-hartbeeld dat in 1925 werd ingehuldigd. Tegen de gevels rusten nog oude arduinen grafzerken van Retiese burgerij, harde restanten van het oude kerkhof dat vroeger rond de kerk lag. ( Het huidige kerkhof op de Asberg werd pas geopend in 1927. )
Foto genomen door de firma Till te Brussel in opdracht van " Huis Seuntjes", Kloosterstraat 20, te Retie. Van deze foto's werden later zichtkaarten gemaakt die Seuntjes in zijn winkel verkocht.
Er hangt een eerbiedige stilte in deze grote, holle ruimte. Het is meer dan het ontbreken van lawaai. Je komt naar de stilte luisteren. Slechts nu en dan verstoort een eenzame auto je gedachten. Beschilderde muren en zuilen, alsof ze opgetrokken zijn uit grote witte zandsteen. Aan iedere pilaar een gipsen, beschilderde heilige. Stomme, roerloze getuigen van vroomheid. Sint-Martinus en de bedelaar staan links tegen de tweede zuil, tussen sint - Antonius en een Heilig Hartbeeld in. Rechts sint - Isidoor, met zijn ploeg en spade. En vlak tegen de preekstoel, sint -Antonius Abt, met zijn varken. Rechts tegen de muur , of beter in de muur, een statie van de in gips gegoten kruisweg. Ieder tafereel tot in het kleinste detail uitgewerkt. De natuurlijke beschildering maakt alles nog echter. Als kind waren we zeker, zó moest het allemaal geweest zijn! Vooraan de zware communiebank, bijna over de ganse breedte van het hoogkoor. Toen knielde men nog om het Sacrament te ontvangen. In het midden de donkere hoge preekstoel, een prachtig staaltje Vlaams houtsnijwerk. Pronkstuk in iedere kerk. Waar is de tijd dat we met open mond zaten te luisteren naar een missionaris die kwam vertellen over zijn belevenissen tussen "de zwartjes" in onze Kongo? Een geordende wirwar van allemaal verschillende stoelen ... Veel is nu uit de kerk verdwenen. 't Moest allemaal schoner worden. 't Zal wel ...
In 1981 gaf het V.V.V. ( in samenwerking met de verzamelclub ) van Retie een gemeentepenning uit. Zoals zoveel andere gemeentes. Het was een beetje een rage op dat moment. De "munteenheid" werd LINDE genoemd. Link was niet ver te zoeken ... Elk stuk was 50 LINDES waard. ( 50 frank. ) De penning had een diameter van 3 cm. Er werden tien gouden, driehonderd zilveren en vijfduizend bronzen stukken geslagen. Ze werden respectievelijk verkocht aan 11 500 fr, 750 fr en 50 fr per stuk. Ook zeven loden proefslagen zijn overgebleven. ( Voor elk bestuurslid één! ) De meeste zilveren en bronzen " Lindes" zijn in medailleslag, een zeer beperkt aantal in muntslag. Opmerkelijk, in het bijzijn van het voltallige V.V.V.-bestuur werd de mal vernietigd.
Beschrijving. Voorkant. De afbeelding van de manteldeling, sint-Martinus te paard, als jongeling van de betere burgerij, zijn mantel delende met een oude bedelaar die rechts van hem zit. Links van de heilige ruiter een boom, met daarin het wapenschild van Retie. Het tafereel is in een soort klavertje-vier gezet. (Het prachtig in lood gezette glasraam in het portaal van onze sint-Martinuskerk heeft duidelijk als voorbeeld gediend voor de mooie voorstelling van deze manteldeling.) Als inscriptie lezen we: links bovenaan gemeente; rechts boven retie ( tussen twee rozen. ) links onder 11 november; rechts onder sint-maarten. Keerzijde. Bovenaan 19-Reties wapenschild-81. Daaronder over de ganse breedte van het stuk een afbeelding van onze reuze lindeboom, zonder onderstutting! Dan de waardevermelding van 50 LINDES. Onderaan met de rand mee geldig van 11-11 tot 11-12-81. Op de zilveren LINDES zijn op de keerzijde ook de inslagen te zien van het muntteken en het zilvergehalte.
Antwerps santje uit de 17de eeuw. Van Pierre Clouwet ( 1629-1670 ). Kopergravure op perkament. Afmetingen: 9 cm op 12 cm. Met de hand ingekleurd. Een Maartenprent door een grootmeester van de Antwerpse graveerkust! Prachtige voorstelling van de bisschop van Tours in bisschopskledij met mijter en staf. Met zijn rechterhand ledigt hij zijn geldbeurs in een uitgestoken bedelpotje van een schamel geklede bedelaar, die rechts van hem geknield zit. Beiden op een hemelse wolk. In een kronkelige banderol de naam van de bisschop. Rechts onder tekende de graveur. Uitmuntende prent op stevig perkament. Niet alleen het graveren gebeurde met veel vakmanschap en kunde, ook het met de hand inkleuren getuigt van grote zorgvuldigheid en veel aandacht voor detail. Een hemels kwaliteitsbeeldeken!
Sint-Martinus, de heilige, wijd en zijd bekend om zijn warme mensenliefde en zijn gloeiende ijver om de armen bij te staan, reisde op zijn schimmel gezeten door de Kempen. Hij had een bijzondere voorliefde voor die streek, omdat aldaar een menigte kolenbranders woonden, die hem tot hun patroon hadden verkozen. Te Arendonk bezocht de ridderlijke ruiter de kousenweverijen, die nering verschaften aan het merendeel van de inwoners. Dat bezoek van sint-Martinus streelde niet weinig de hoogmoed van deze eenvoudige lieden, die de benen van hun lijf liepen om hem van nabij te zien. Van daar rende zijn klepper in vliegende vaart naar het naburige dorp. Aan de herberg " In de Heibloem " stapte de ruiter af en bond zijn schimmel naast de deur aan één van de ijzeren ringen voor het vastbinden van de paarden bestemd. Het duurde niet lang of een menigte kolenbranders, houthakkers, vrouwen en kinderen omringden de schimmel, die van ongeduld stond te trappelen. Toen de heilige man uitgerust was, ledigde hij zijn pint bier, stopte de waardin een goudstuk in de hand, besteeg zij paard en in een oogopslag was hij uit het zicht verdwenen. "Rijk zijn is toch plezant!" riep een boer, die van de waardin vernomen had, dat de reiziger met een goudstuk betaald had. " Wij werken," zei hij " dat het zweet ons de rug afloopt en kunnen nauwelijks zondags een pint gaan drinken." Nog altijd groeide het aantal nieuwsgierigen aan. Met gapende mond stonden zij te luisteren naar de praatzieke vrouwen. Deze schilderden met levendige gebaren de man af, die hun dorp met een bezoek vereerd had; maar wat hun verbazing ten top voerde was de omstandigheid, dat hij een paard bereed. "Reed ie? Reed ie?" was de kreet, die al de andere geluiden overheerste. En geen wonder! Die mensen hadden nooit een paard gezien; het landbouwbedrijf werd er uitgevoerd door ossen. Het dorp verloor de naam, welke het tot die heuglijke dag gedragen had en werd Retie genoemd.
Uit: "Kempische Volksvertelsels" door Herman Henot. Naaml. Venn. Standaard - Boekhandel. Geïllustreerd door Karel Rosseeuw. 1926. " Een rit van sint-Martinus." Blz. 36.
Letterlijk overgenomen uit de: "Zondagsvriend" van 21 november 1947.Nr. 47.
In de stille Kempen ... Waar een strijd gestreden wordt voor het behoud van eigen schoon - zo in het landschap als in oude zeden - daar staat Retie mede in de bres. Retie het dorp van de zeven Neetjes en waar dichter Lodewijk De Koninck zijn praalgraf heeft, waar de oude gilden een stuk rijke folklore en een brok eigen traditie willen behouden, eert zijn parochiepatroon Sint Martinus sedert eeuwen op een bijzondere wijze. Sedert mensengeheugenis is 11 november daar een feestdag, een feestdag van de jeugd die er op uittrekt van in de vroege morgen om geld en hout op te halen om 's avonds het Sinte Mettenvuur te kunnen aanleggen. Van oudsher wordt daar van oud op jong het Sinte Mettenlieken voortgeleerd:
Vandoag is't Sinte Metten en meregen is't de kruk, we komen uit goeie hééten en help ons uit den druk!
Met dat lieken - dat natuurlijk veel langer is - worden de kinderen van Retie ieder jaar op 11 November wakker en dat lieken zingen zij tot 's avonds laat als het reuzevuur op het voetbalplein al lang gedoofd is ... een reuzevuur dat ook de belangstelling geniet van de groten. Sedert verleden jaar heeft Retie inderdaad zijn vreugdevuur, naast de vele vuren op iedere wijk die rond zes uur in de avond in brand worden gestoken als voorbode van de komst van de heilige patroon die persoonlijk het grote vuur aansteekt dat als apotheose laait over de vele gehuchten. Terwijl de jeugd in de voormiddag van deur tot deur trekt, wordt de deeg klaar gemaakt voor de duizende pannekoeken die de edelmoedige soldaat als slot van het feest gratis uitdeelt aan groot en klein...Als slot van het feest is het eigenlijk niet, want juist als iedereen zijn pannekoek heeft, dan wordt de geest van Sint Maarten waardig over Retie... Dan wordt ieders hart daar week als koekedeeg en kent men alleen nog "geven". Gij moet Retie zien op Sint Maartensdag om de echte ziel van de "tellorenlikkers" te voelen. Dank zij het plaatselijke komitee van V.V.V., dat kan rekenen op de medewerking van het gemeentebestuur met burgemeester Fr. Schepens vooraan en op hulp van iedereen, is het Sint Maartenfeest te Retie op weg om uit te groeien tot een Kempisch festijn dat weerklank vindt verre buiten de oevers van Nete en Neetjes. Wij stonden die Maandag 11 November tussen de duizende en duizende die het feestelijk bevlagd en verlicht marktplein vulden, terwijl het honderd man sterke Muto-koor uit Geel liederen van Hullebroeck en Preud'homme zong, wij waren getuige van de triomfantelijke aankomst van Sint Maarten te paard, begeleid door de Kon. Fanfaren "De Lindegalm" en door de St. Sebastiaan- en de St. Antoliusgilde, waarvan de hoofdman behangen met de rijke breuk de erewacht vormden toen de feestelijk getooide Sint Maarten op het gemeentehuis door de burgemeester ontvangen werd, er het gulden boek tekende, met de burgervader klonk op het welzijn van geheel Retie "en allen daar aanwezig" en dan - voor deze feestelijke avond - de macht kreeg over dat schone Retie. Dat gebeurde allemaal op de pui van het gemeentehuis ... En het leek ons, dat Lodewijk De Koninck in zijn praalgraf vlakbij tevreden was, dat wijlen pastoor De Voght goedkeurend knikte en dat inspecteur Sneyers instemmend monkellachte als Jos Van Looy, als kranige Sint Maarten, lezing gaf van "zijn" wet geheel in het teken van goedheid en edelmoedigheid "Geef en trakteer, drink en eet" raadde Sint Maarten aan. En tot voorbeeld verorberde hij 'n reuze pannekoek die hem plechtig werd overgereikt. En dan reed de met 4322 pannekoeken beladen wagen naar het nabije voetbalveld, gevolgd door de Sint, door genodigden, door muziek en gilden en door het vele volk- groot en klein - dat de Arendonkse steenweg en Kerkhofstraat geheel vulde en het voetbalveld innam rond de reuze-houtstapel die de heilige ruiter ontstak. In de vale schijn van de brandende stapel, waarin de ranke den het langst de likkende vlammen trotseerde, zong en danste de volksdansgroep "De Vlegerd" uit Geel, zong en danste geheel Retie met de pannekoek in de hand, want dat lekkere gebak was intussen gratis bedeeld aan ieder die er was. Tot laat in de nacht-of was het tot in de vroege morgen?- werd de Sint Maartenswet "geef en trakteer" trouw opgevolgd zonder politietoezicht ... want ieder bewaakte zichzelf. Lang nadat de Muto-zangers de kiosk verlaten hadden in de beurt van de reuze linde, klonk daar nog het Sinte -Mette-lieken. En lang nadat ook het reuzevuur gedoofd werd, hoorde men er nog in koor of in solo, op maat ... of zonder maat: "... Geft wa en heid wa, tu den nuste joaren ..." Tot naaste jaar ...! Daarmee werd te Retie afscheid genomen, want wie er dit jaar kwam, komt terug. Van jeugd-feest werd Sint Maarten te Retie volksfeest in een echte Kempische vorm, een feest dat nooit met het Sint Maartensvuur zal uitdoven, maar ieder jaar frisser en rijker uit de asse herrijzen zal!
Foto uit: " Bijdrage tot de geschiedenis van Retie." Edward Sneyers 1972. Blz. 51.
Eikenhouten gepolychromeerd ruiterbeeld uit de zestiende eeuw, waarschijnlijk uit Brabant. Sint-Martinus als jonge edelman met halflange gegolfde lokken. Hij is gekleed in typische 16de eeuwse klederdracht uit de betere kringen. Op het hoofd een hoed met opstaande rand. Kort jasje met zeer nauwe taille en hoge kraag. Nauwe aansluitende broek met brede verticale, gekleurde band. Met een brede omslag beginnen zijn soepele laarzen ver boven de knie. De heilige zit op een hoog zadel. Voeten zitten in driehoekige stijgbeugels. De jongeling zit met zijn romp een kwart naar links gedraaid op zijn paard. Hij houdt met de rechterhand zijn zwaard vast. ( Gedeelte arm en zwaard zijn verdwenen.) Met zijn linker houdt hij zijn wijde mantel omhoog. De zware mantel rust op zijn rechter schouder. De monumentale cape reikt tot ver voorbij het paard en eindigt op de linker zijde van de schamel geklede bedelaar. Het paard is fors, met gedraaide kop, alsof het ook de arme bekijkt. Het ferme dier staat met drie poten stevig op de grond. Rechter voorpoot is geheven. Hoefijzer onder de hoef duidelijk zichtbaar. Paard met open bek, tanden bloot en tong naar buiten. Alleen links van de nek korte afhangende manen. Kopstuk zeer eenvoudig met bovenaan een knopvormige versiering. Brede achterbroek, borststuk en teugels. Alle met dezelfde golvende versiering aan de onderkant. Geen zadeldeken, zadel rechtstreeks op de rug. ( Staart ook verdwenen.) De bedelaar, achter het paard, draagt een typisch middeleeuwse "flaporen" muts. De kreupele steunt op een T-kruk. (Waarvan het verticale gedeelte ook is verdwenen.) Hij is gekleed in een soort ruw kleed met lange mouwen en een geweldige split boven linker knie. Steunt op zijn linker been, rechter been is op kuithoogte geamputeerd, rechte snede. Ondergrond is erg ruw. Het beeld geeft de indruk veel hoger te zijn dan breed, metingen zeggen het tegendeel.( Hoogte: 62 cm, breedte: 61 cm, diepte ca. 20 cm.) Geheel straalt een sereniteit uit, niet alleen door de vorm van de figuren maar ook door de "rust" van de gebruikte kleuren. ( Veel van de oude polychromie is verdwenen.) Prachtig stuk Vlaams beeldhouwwerk!
Antwerps santje uit de eerste helft van de 19de eeuw. Kopergravure op papier. Graveur: Michel Vinck. Afmetingen: 8,5 cm breed en 11,5 cm hoog. Volks prentje, zwart-wit. Sint-Maarten als jonge edelman op zijn paard. Hij deelt zijn mantel met een groep behoeftigen. Staande vrouw met kind aan haar hand en een zittende bedelaar met bloot bovenlichaam. Het tafereeltje is in een ovaaltje verwerkt en doet een beetje komisch aan door de veel te grote bepluimde hoed. Het ovaal is versierd met een gevlochten plantenkrans met linten. Met boven en onder een masker. De naam van de heilige midden onder het ovaal. Vinck tekende linksonder. " Zwierig" uitgevoerd santje, maar beslist geen hoogvlieger.
Ook sint-Martinus, sint-Maarten. Volkser: sint-Mette of sinte-Metten, sint-Marten of zelfs sint-Martijn. Werd in ca. 316 in Sabaria ( nu: Szombathely, Hongarije.) geboren. Zoon van een belangrijke Romein. Kwam als ruiter naar Gallië. Beroemd is het verhaal van de manteldeling. De legende vertelt dat hij , nog voor zijn bekering, te paard Amiens binnenreed. Hij gaf aan de stadspoort een schamel geklede bedelaar de helft van zijn zware mantel. 's Nachts verscheen Christus aan hem, gekleed in dat stuk mantel. Onder meer door dit voorval werd Martinus het symbool van naastenliefde. Hij bekeerde zich en werd als achttienjarige gedoopt, verliet in 356 het Romeinse leger. Hij werd leerling van sint-Hilarius van Poitiers en kluizenaar. In 371 werd hij tot bisschop van Tours gekozen, als opvolger van Litorius, en stichtte ca. 375 bij Tours een klooster. De strengheid van zijn leer leidde tot jaloezie. Martinus, een volksheilige die armoede verkoos boven de luxe van een bisschoppelijk paleis, is zeker één van de populairste heiligen. Hij wordt samen met sint-Antonius Abt beschouwd als de eerste heilige niet-martelaar. Hij stierf op 8 november ca. 397 te Candes ( bij Tours.) Hij wordt meestal voorgesteld als ruiter op een wit paard terwijl hij met zijn zwaard zijn mantel in tweeën snijdt om een deel aan een bedelaar te geven. Ook als bisschop, met mijter en staf, die een arme een aalmoes geeft. Zelden met een gans aan zijn voeten. De priester Sulpicius Severus beschreef zijn leven in zijn boek: " Vita S. Martini."
Beschermheilige, patroonheilige of schutspatroon is in de katholieke kerk een heilige of een engel die beschouwd en vereerd wordt als beschermer van een stad, dorp of land, kerk, parochie, gilde of enkeling. De beschermheilige kan in geval van ziekte of andere noden worden aanroepen. Het is niet erg duidelijk of parochies hun patroonheilige mochten kiezen of kregen toegewezen. Wie een lijst met patroonheiligen van kerken en parochies bestudeert zal het opvallen, dat onder de grote verscheidenheid van heiligen, sint-Maarten veelvuldig voorkomt. Om na te gaan hoe dat komt, moeten we zeer ver in de tijd teruggaan. De heilige Martinus was de nationale heilige van de Franken. De dag van zijn begrafenis, 11 november, werd volgens het kapitularium van Karel de Grote, rond 810 als feestdag voorgeschreven. Op grond hiervan wordt algemeen aangenomen dat de stichtingsdatum van vele sint-Martinuskerken rond 800 kan gesteld worden. Het is mogelijk dat de wijding van enkele kerken in Engeland aan Martinus, heeft plaatsgevonden nog voor zijn dood. Zeker is dat de spiritualiteit van Martinus op de Britse eilanden grote invloed kreeg en tot bloei kwam in de vijfde en zesde eeuw. Op het vasteland kreeg de christelijke kerk al vroeg in de vijfde eeuw te kampen met de horden barbaren uit het oosten. Desondanks ontwikkelde zich op het continent een wijdverspreide verering voor relieken. In Tours ontstond al in 397, vlak na zijn dood, een cultus rond zijn graf. De Franken die rond 450 de Romeinen verdreven, zullen dus al vroeg met de verering van Martinus in aanraking zijn geweest. Na 450 vestigden de Franken zich hier en introduceerden later de verering van de heilige Martinus. De verdere aanwijzing van de hoge ouderdom van de Martinuskerken vormt de ligging van vele van hen. Ze liggen meestal langs het tracé van de Romeinse heirbanen dicht bij de Schelde of zijn bijrivieren. Dit is niet zo verwonderlijk omdat het verkeer, en dus ook de verspreiding van het christendom in de Frankische periode langs deze waterwegen en oude routes zijn gegaan. Eén en ander kan dus wijzen op de zeer oude stichtingen in ons land. Men kan dus stellen dat er al parochies van sint-Martinus voorkwamen rond 700. Omdat in een ver verleden de Retiese parochie afhing van het kapitel van de sint-Martinuskerk van Luik, kreeg ze ook ( waarschijnlijk ) sint-Martinus als patroonheilige.
Antwerps santje op papier uit de 18de eeuw. Graveur: L. Fruytiers ( 1713-1782 ) Kopergravure. Afmetingen: 91 x 66 mm.
Een toch wel zeer speciaal devotieprentje van sint-Martinus, omdat het zo verschillend van vorm is. De kunstenaars ( of verkopers - uitgevers ) brachten zulke " verminkte " prentjes in de 18de eeuw op de markt. Oorspronkelijk was het een gewoon rechthoekig santje, bij het verluchten echter in deze kunstloze vorm geknipt. Eerst en vooral omdat de plaatjes beschikbaar waren. Maar ook omdat men op een zeer goedkope manier iets nieuws op de markt kon brengen, die op dat moment verzadigd was. Met zulke goedkope en smaakloze oplossingen was de teloorgang van de Antwerpse devotieprentkunst onvermijdelijk! Het is echt een voorbeeld van het " woekeren " met beschikbare koperplaatjes. Men noemde dit speciaal type beeldeken een blazoentje.
Een bijna zelfde prentje staat afgebeeld in het boek van Alfons K. L. Thys. " Antwerpen - Internationaal uitgeverscentrum van de devotieprenten. 17de - en 18de eeuw. Blz. 62.
Een retabel is een achterbouw van een altaar, versierd met voorstellingen in houtsnij- of schilderwerk. Vlaanderen stond bekend voor zijn retabels, met een hoogtepunt in de 15de en 16de eeuw in de stijl van de laatgotiek. Ons retabeltype dateert uit de laatste periode van de bloei van de Antwerpse retabelproductie in de eerste helft van de 16de eeuw. We weten zeker dat het Antwerps is, want we vinden het merkteken ( handje ) van de Antwerpse beeldsnijders op vele plaatsen in het retabel terug. Het is in eik, gepolychromeerd en met geschilderde luiken. De afmetingen zijn 273 x 208 x 16 cm. In de jaren 1863-64 werden nodige retauraties uitgevoerd. Het sint-Jobretabel van Schoonbroek is tot nog toe het enige bekend Antwerps retabel met scènes uit het leven van sint-Job. Het verhaal van de Man Job is uitgesneden in retabelreliëfs en geschilderd op de binnenpanelen van de luiken. Door het eenmalige van de sint-Jobafbeelding vermoeden kenners dat het retabel op bestelling is gemaakt. Reeds in de 12de eeuw was het gehucht Schoonbroek afhankelijk van de sint-Martinusparochie te Retie. Deze laatste werd bediend door de norbertijnen van Tongerlo. De geschiedenis van de parochie Schoonbroek gaat zeer ver terug. De iconografie van het retabel laat vermoeden dat het prachtige kunstwerk gemaakt is op een plaats waar veel aandacht voor pestlijders bestond. Sint-Job werd in de eerste plaats tegen de pest aangeroepen. De gruwelijke gevolgen van de zwarte dood in de middeleeuwen zijn mogelijk de aanleiding geweest. Of spelen de augustijnen van Corsendonk, die in 1548 een ziekenhuis hadden en herhaaldelijk te maken hadden met de pest , een bijzondere rol? In het midden van de 16de eeuw was er veel aandacht voor de "haestige siekte". Andere historici menen dat het antieke retabel uit Nederland, Schijndel of 's Hertogenbosch, zou zijn gekomen tijdens de godsdiensttroebelen. Wie heeft gelijk? Op de linker buitenluik is de manteldeling van sint-Martinus van Tours geschilderd. Is dat het teken dat het retabel oorspronkelijk toch voor Schoonbroek, de afhankelijkheid van Retie, is besteld? In ieder geval hebben we hier te doen met een kunstwerk van onschatbare historisch-culturele waarde. Het wordt bewaard in de prachtige kerk van sint- Job te Schoonbroek. Hebben de "kortoren" efkens geluk gehad dat bij de fusie in 1977 Schoonbroek opnieuw bij Retie werd gevoegd!
Heilige uit het Oude Testament, die op de proef werd gesteld door als welgesteld man op de mestvaalt te eindigen. Dat weerhield hem er niet van om zijn vertrouwen in God te behouden. Deze beloonde hem daarvoor door hem het dubbele terug te geven van wat hij bezat. Ook schonk God hem zeven dochters en drie zonen. Hij leefde nog honderdveertig jaar en zag zijn kinderen tot in het vierde geslacht. Men plaatst hem in de tijd tussen Abraham en Esau, maar vóór Mozes. Het boek "Job" verhaalt over het lijden van de gewone en vrome man. Er bestaat ook een apocrief ( niet als echt erkend ) bijbelboek: "Testament van Job." Geschreven in de eerste eeuw vóór of na Christus. Sint - Job werd in de vijftiende eeuw als patroon tegen besmettelijke ziekten en zweren, op grote schaal verdrongen door sint - Rochus. Hij wordt meestal afgebeeld als een oude, bijna naakte man met baard, gezeten op een mesthoop, met zweren op heel zijn lichaam. In zijn hand heeft hij een potscherf om zich te "krabben". Zo arm als Job, is een bekende uitdrukking! Tussen 1347 en 1720 was de bij vlagen optredende pest ( de "zwarte dood" ) er de oorzaak van dat een derde van de bevolking van Europa stierf. Christenen zochten hun heil in een groep heiligen die op de één of andere manier in verband werden gebracht met de verschrikkelijke pest. Men noemde hen :" De pestheiligen." De namen en hun aantal zijn niet overal gelijk. Meestal worden genoemd: Adrianus, Antonius de Grote, Christophorus, Rochus, Rosalia en Sebastianus.
De heilige Martinus wordt meestal afgebeeld als Romeins ruiter die zijn zware mantel ( capa ) deelt met een bedelaar. Sint - Maarten als bisschop van Tours komt minder voor. Toch zien we hem soms in volledig bisschopsornaat, met mijter en staf, zijn beurs ledigen in de handen van een behoeftige. Zelden vinden we hem als bisschop met een gans aan zijn voeten. Waarschijnlijk komt deze voorstelling voort uit een legende die vertelt dat sinte - Metten, toen hij hoorde hoe de inwoners van Tours hem zochten om bisschop te worden, zich ging verschuilen in een ganzenhok. De vogels gingen echter zo te keer, dat de heilige binnen de kortste keren gevonden was. Martinus gold dan ook als schutspatroon van de ganzen, dit was niet in het voordeel van deze vogels. Want in sommige streken placht men op zijn feestdag, 11 november, de sint-maartensgans te slachten. Die dag valt in het begin van de winter, als de ganzen warmere oorden opzoeken. In de Germaanse traditie van het oogst-en vreugdefeest was de gans aan Wodan gewijd. Dit gebruik werd gekerstend. Op 11.11 begint traditioneel de slachtmaand. Vandaar ook het gezegde:" Op sint - Martijn slacht de arme het zwijn! " Het volksgeloof heeft aan de sint-Maartengans een legendarische betekenis gehecht. Het is één der talrijke voorspellingsmiddelen die de bijgelovige mensen aan het dierenrijk, vooral aan de vogels, hebben ontleend. De beenderen, indien ze rood waren, voorspelden steeds een strenge winter. Was het borstbeen bevlekt, dan was er veel sneeuw en ijs te verwachten. Men bewaarde ook de beenderen tegen allerlei onheil, ziektes en kwalen.
Antwerps papieren santje. Uit de 17de eeuw. Graveur: F Huberti.( 1630-1687 ) S. Nicolaus. Kopergravure met de hand ingekleurd. Afm. 8,5 cm breed en 13 cm hoog.
Er zijn in de loop van de geschiedenis duizende verschillende godsvruchtige en leerrijke prentjes gedrukt. Een zeer belangrijke categorie in de productie van "beeldekens" vormen zonder twijfel de afbeeldingen met heiligen. Indien de "santen" niet met een naam werden aangeduid, kan men ze herkennen aan hun attributen ( kentekenen ) die in relatie staan met gebeurtenissen uit hun leven of lijden. Zo kennen we algemene attributen ,bv. een witte lelie als teken van zuiverheid of maagdelijkheid, naast specifieke, zoals bv. de drie kinderen in een kuip aan de voeten van sint-Niklaas.
De oude parochiestempel hier al gebruikt door pastoor A. Raeymaekers ( 1912 - 1928 ) in een " Parochieboekje. " Het boekje behoorde toe aan de familie Vos. Latere pastoors gebruiken dezelfde stempel. Hij wordt gezet op veel parochiaal papier. In parochieboekjes, op kerkelijke rekeningen allerhande, bv. op rekeningen van begrafenismissen, enz. De stempel heeft een doormeter van 3,5 cm. We lezen in oude spelling: "Parochie van den H. Martinus. Rethy." In het midden een zeer mooie voorstelling van de gekende manteldeling.
Zilveren sint-Martinusdaalder. Horne, graafschap, Filips van Montmorency. ( 1540 - 1568 ) Stuk geslagen te Weert ca. 1560. Links: Sint-Maarten te paard, zijn mantel delend met een bedelaar die tussen de poten van zijn ros zit. Inscripties: " Patronus Wierten Sanctus Martin ." Rechts: Gehelmde wapenschilden van Montmorency en Horne. Inscripties: ( Moeilijk leesbaar.) "Horn D. D. Wiert Ph... Bar D. Monim (?) Cab." Grootte: 4 cm. Gewicht 27,08 g.
In de loop der eeuwen zijn er heel wat munten en penningen uitgegeven waarop sint-Martinus staat afgebeeld. Ze zijn om meer dan één reden fascinerend! Ze getuigen immers van ons rijk verleden en weerspiegelen de belangrijkste historische, culturele en artistieke gebeurtenissen. Meestal zijn het ook geen alledaagse stukken. Het is dan ook niet te verwonderen dat deze oude munten erg gezocht zijn en reeds van oudsher worden verzameld. De meeste van deze munten zijn dan ook erg duur, als je ze al kan vinden. De overgrote meerderheid werd geslagen in zilver, de meest gegeerde stukken echter in goud. De oudste exemplaren dateren uit de late middeleeuwen, omstreeks 1400. Deze prachtige stukken variëren vooral in grootte. Er staat zelden een nominale waarde op. Hun echte waarde werd immers gewogen! We vinden de sint-Martinusmunten terug in vele Europese landen: Vlaanderen, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Italië, enz. Het is mij niet te doen om de zeldzaamheid of de buitensporige waarde, maar in de eerste plaats om het artistieke. Hoe heeft de ontwerper de Retiese patroonheilige voorgesteld? Als bisschop, als ruiter ( manteldeling ) of alleen zijn torso? Hoe fraai is dat gedaan? Natuurlijk vraag ik me ook af waarom men nu precies de heilige van Tours gebruikte. Misschien was het wel omdat men met deze kostbaarheden echt aan " liefdadigheid " kon doen. Nogmaals blijkt dat " Sintemetten " een heilige is voor vele doeleinden.
Antwerps santje op perkament. Kopergavure. Verkocht door Suzanne Verbruggen. ( 1685 - 1752 ) Met de hand ingekleurd. Afmetingen; 11,5 cm hoog en 9cm breed. We zien hier de heilige Martinus op een wit paard. Gekleed in een burgerpak als jonge edelman. Muts op het hoofd. Uitzonderlijk genoeg hebben we hier te doen met een linkshandige weldoener. Hij snijdt inderdaad zijn mantel door met zijn linker hand. De halfnaakte bedelaar zit rechts van hem op een verhoging. Ook deze is linkshandig, hij neemt met zijn linker hand de hem toegestoken mantelhelft aan. De Heilige Geest in de vorm van een duif, hangt in de linker bovenhoek. Het hele gebeuren speelt zich niet af aan een stadspoort, maar in een open natuurlandschap. De naam van de heilige Martinus in een grillige banderol gezet onder het tafereel. De graveur is niet gekend, Suzanne Verbruggen was een " beeldekens -verkoopster", die zelf nooit één prentje stak. Het santje is verzorgd met de hand ingekleurd. Op zijn minst een merkwaardig gravuurtje! Naar mijn mening hebben we hier te doen met het klakkeloos nasnijden van een reeds bestaande gravure. Mindere anonieme kunstenaars deden dat meer, er bestond immers nog geen wet die eigen ontwerpen beschermde. Zo kreeg je natuurlijk bij het afdrukken van de koperplaat het spiegelbeeld van het originele prentje.( Daarom zijn beide figuren linkshandig.) Mijn mening wordt nog versterkt door de foutief gesneden "N" in " Martinus." De tekst kon men niet overnemen, anders zou die ook in spiegelschrift staan en onleesbaar zijn.
Hij werd geboren in Lima (Peru) en stierf er. ( 1569 - 1639 ) Martinico, een buitenechtelijk kind van de adelijke Juan de Porres en een indiaanse ( of een bevrijde negerslavin ) uit Panama. Daardoor zijn donkere huidskleur. Hij werd barbier, apotheker, arts en dominicaanse lekenbroeder. Hij verpleegde de zieken en was de vriend van de noodlijders in de stad. Hij werd al bij zijn dood, als gevolg van de tyfus, als bijzonder man vereerd die vele wonderen verrichtte, op goede voet stond met de muizen in zijn cel en bijna nooit sliep. Aangeroepen bij muizen- en rattenplagen. Vooral ook bij de strijd tegen rassengelijkheid. Patroonheilige van zieke huisdieren en verplegend personeel. Hij wordt vooral vereerd in Latijns-Amerika en in Zuid-Europa. (Bv. Spanje.) Deze Martinus de Porres wordt voorgesteld in het witte habijt van de dominicanen met wit scapulier en zwarte mantel met kap. Als attributen heeft hij een kruisbeeld, een bezem, een rozenkrans, een mand met brood, een kat en muizen. Hij is natuurlijk het gemakkelijkste herkenbaar aan zijn donkere huidskleur.
Als we de kerkelijke geschiedenisboeken doorpluizen, vinden we onder het hoofdstuk "Heiligen" wel een tiental sinte-Mettes. Erg bekende en "nooit-van-gehoorde". Een paar die nooit tot de grote massa zijn doorgedrongen: Martinus van Praga, Martinus van China, Martinus van Herentals, Martinus van Tongeren, Martinus van Kortrijk, Martinus van Léon, Martinus van Auvergne en Martinus Loynas. De allerbelangrijkste is natuurlijk onze Martinus van Tours, door iedereen gekend. Wij, Retienaren, kennen ook sint-Martinus I, paus. Velen echter zonder het misschien te beseffen. Als jonge snaken zongen we lang geleden toch, tot onze kelen er schor van werden:
"Vandoag is't sintemetten, en meregen is't de kruk!"
Eigenlijk betekende dat: Vandaag, 11 november, is het de feestdag van sint-Martinus van Tours en morgen, 12 november, is het de feestdag van de paus sint-Martinus I. Deze Martinus werd in 649 opvolger van paus Theodorus I. Hij verklaarde op het eerste Lateraans concilie de maagdelijkheid van Maria tot dogma. Veroordeelde de monotheletisten ( zij menen dat Christus slechts één wil had ), waartoe ook de regerende keizer Constans II behoorde. Werd daarom in 653 verbannen naar Naxos. Het jaar daarop kreeg hij de doodstraf. ( Later omgezet in verbanning.) Stierf op de Krim. De vroegere feestdag van Martinus I viel op 12 november, één dag na die van onze sinte-Metten. Om hem van deze te onderscheiden, noemde men de paus in onze streken: " Sinte-Kruk." (De kruk is zijn bisschopsstaf.)
Antwerps santje , rond 1700. Kopergravure op stevig papier. Met de hand ingekleurd. Afmetingen: 11,5 cm breed en 14,5 cm hoog. Prachtig uitgevoerd Antwerps devotieprentje. Wij zien hier onze sint-Maarten als een rijkelijk uitgedoste edelman. Met pluimhoed, kniebroek, fijne schoentjes en een wijde mantel. Opvallend is dat onze heilige te voet is. Op het achterplan zie je zijn paard, vastgebonden aan een boom. Sintemetten deelt zijn dure mantel met een geknielde bedelaar met een T-kruk. De arme zit helemaal naakt, rechts voor hem op de grond. Het is niet te zien dat we hier te doen hebben met een kreupele, de man heeft meer het lichaam van een atleet dan van een hongerlijder. Het tafereel speelt zich af in een heuvelachtig landschap, met hier en daar een boom, ver buiten de stadsmuren. Merkwaardig is ook dat we wel de stralen van de Heilige Geest zien, maar niet "de duif". De naam van sint-Martinus in een sierlijke banderol midden onder geplaatst. De naam van de uitgever rechts onder, op de rand van de afdruk: Michiel Cabbaye.(1660-1722) Toch is het duidelijk dat de oorspronkelijke graveur A. Goetiers is.(1637-1686) De uitgever heeft zijn eigen naam boven op die van de graveur gezet, maar onzorgvuldig. Pronken met andermans veren? Het santje is wel met veel zorg en oog voor detail met de hand ingekleurd. Mooi voorbeeld van de Antwerpse prentkunst.
Er bestaat waarschijnlijk geen enkel schilderij in ons land dat zo vaak is gekopieerd als het prachtige werk van Antoon van Dijck: " Sint-Maarten, zijn mantel delend met de armen." Het 17de eeuwse doek hangt in de parochiale kerk te Zaventem, bij Brussel. Hoe dikwijls zou het zijn nageschilderd, negetekend, nageëtst, gefotokopieerd, gefotografeerd? Bij benadering niet te schatten. Het tafereel van de manteldeling sierde: Kopjes, luciferdoosjes, loten, stempels, kalenders, sigarenbanden, vlaggen, vaantjes, wimpels, muntstukken, penningen, bankbiljetten, koekjesdozen, te veel om op te noemen. Iedereen heeft een kopie van het schilderij al wel eens ergens gezien. Op een voddenmarkt of op een kunsttentoonstelling. Het doek en zijn schilder zijn wereldbekend. Duizende kunstminners en vooral kunstkenners komen dit trotse kunstwerk bewonderen. Van overal ter wereld komen ze naar Zaventem. Natuurlijk ook veel eigen volk. Ik was één van hen ... ongelooflijk, gewoon subliem! Wie was nu die grote schilder Antoon van Dijck? Hij werd geboren in Antwerpen in 1599 in het huis "Den Berendans" op de Grote Markt. Hij was het zevende kind van Frans en Marie Cuypers, een zeer godsdienstige, welgestelde familie. Het schilderen zat hem al heel vroeg in het bloed. Al heel jong werd hij leerling van de grote P.P.Rubens. Die noemde hem wel eens zijn beste leerling. Dat hij inderdaad goede contacten had met de "meester" blijkt uit het feit dat Rubens het portret van van Dijck schilderde. (1613) In 1618, slechts 19 jaar oud werd hij meester in de beroemde sint-Lucasgilde. Hij was geniaal en bovendien een mooie man, elegant, verfijnd tot in de toppen van zijn vingers. Hij vertrok voor de eerste maal naar Engeland. Werd hofschilder van James VI van Schotland en van Karel I van Engeland. Maar hij hield het er na 5 maanden al voor bekeken. Trok om zogezegde gezondheidsredenen naar Italië. Daar ontdekte hij de mediterrane kleuren van o.a. Titiaan en Veronese. Keerde in 1627 naar Antwerpen terug en richtte er een eigen atelier op en werd hofschilder van infante Isabella. (1628-1630) Zijn succes en weelde bereikten ongekende hoogtes. Karel I van Engeland riep hem terug. Daar schilderde hij een groot aantal portretten van hooggeplaatste personen. Zijn beste werken. Schilderde ook religieuze kunst die uitblonk door de kleurenpracht en de levensechtheid van de taferelen. Antoon van Dijck overleed te Londen in 1641, en ligt begraven in de "st. Paul's Cathedral."
Antoon van Dijcks vader was pas overleden. Dat maakte op de jongeling zo'n diepe indruk dat grootmeester Rubens hem aanried een reis naar het zonnige Italië te maken. Te Zaventem afgestapt, kreeg de jonge schilder er een mooie, slanke freule in het oog. Zodra hij wist dat het de dochter was van Maarten van Ophem, de drossaard aldaar, meldde hij zich bij haar vader. Deze leek met het bezoek van de begaafde kunstschilder bijzonder ingenomen. Onmiddellijk stelde hij van Dijck voor, een altaartafereel voor de kerk van de gemeente te ontwerpen. Het doek zou in het huis van de opdrachtgever geschilderd worden en er zou royaal voor betaald worden. Antoon stemde gretig toe, niet voor het geld, maar voor de aanwezigheid van de mooie Isabella. Hij borstelde een " Sint-Maarten zijn mantel delend met de armen." Zodra het schilderij af was, kon Antoon nog niet besluiten om te vertrekken. Hij stelde zelf voor, een tweede doek te schilderen. Een "Heilige Familie." Wanneer nu ook dit meesterstuk voltooid was, deed van Dijck een aanzoek bij de drossaard om de hand van zijn dochter. Onder voorwendsel dat zijn dochter nog veel te jong was, werd Antoons verzoek afgewezen. Van Dijcks teleurstelling was groot. Gelukkig kon Rubens zijn mistroostige leerling opbeuren en hem overtuigen zijn geplande reis verder te zetten.
Het meesterwerk van Zaventem werd door Antoon van Dijck geschilderd in 1618. Het doek meet 171,6 x 158 cm. Meestal wordt het " De liefdadigheid van sint-Martinus." genoemd. Een summiere beschrijving: Bij een stenen kolom, weelderig begroeid met planten, liggen twee bedelaars op bussels stro. De ene, bijna gans naakt, zit met zijn fors gespierde rug naar de toeschouwer. Hij houdt met zijn linker hand de rode, half doorgesneden mantel van de edelknaap vast. De andere, duidelijk een kreupele, steunt op een T-kruk. In lichtgrijze lompen gehuld, net als zijn kompagnon het hoofd omwonden met een witte doek. Hij heeft een sikje en kijkt met een gretig oog naar de felle mantel. De jonge Martinus zit hoog op zijn wit paard. Stevig in beugels en zadel. Zijn zwaard op borsthoogte, klaar om de kostbare mantel helemaal te delen. Hij draagt een zwartfluwelen hoed, met een lange grijze pluim, een glimmende metalen borstkuras, een maliënkolder die armen en dijen dekt, lichtgrijze laarzen. De forse schimmel, van ongeduld stampend, met sierlijk gebogen nek. Achter onze heilige, een gebaarde metgezel in donkere wambuis op een bruin paard, met witte opvallende vlek op de kop. Hij staart Martinus ongelovig aan. Een derde ruiter, nauwelijks zichtbaar onder de opgeheven arm van jeugdige Maarten. Een typisch Vlaamse blauwe lucht, met grijze wolken, werpt een zomers licht over het hele tafereel. De invloed van Rubens is nog duidelijk merkbaar, b.v. in de voorstelling van de atletische bedelaar. Ook het monumentale doet aan de leermeester denken.
Het is vreemd dat, enkele jaren later, Sir Anthony van Dyck ( zo noemen de Engelsen hem ) een bijna identiek doek schildert. Inderdaad, in 1620-1621 ontstaat: " St.- Martin dividing his cloak." Het doek hangt nu in Windsor Castle en maakt deel uit van de wereldberoemde "Royal Collection". Er zijn toch een paar opvallende verschillen met het Zaventemse doek. De met planten begroeide kolom is verdwenen, in de plaats staat een bedelende, donker harige vrouw met twee kinderen. Martinus, hier iets ouder, heeft zijn zwaard nu op zadelhoogte i.p.v. op schouderhoogte. De "Engelse" lucht is grijzer. Beide meesterwerken lijken sterk op elkaar en worden wel eens met elkaar verward. Waarom schilderde Antoon dit "duplikaat"? Opdracht van de Engelse koning, of ... omdat hij zo'n enorme fan van Sintemetten was?
Suffragiën zijn dag- of maandprentjes, de kerkelijke kalender volgend. Ze werden als los "beeldeken" uitgedeeld. ( Er bestaan ook zeldzame suffragie-boeken.) Naast de afbeelding van de heilige is meestal een korte levensbeschrijving, een toepasselijke tekst of een gebed toegevoegd. Vaak ook de datum van zijn feestdag. We vinden ze in verschillende talen. Het woord "suffragie" is afgeleid van " suffragari" (kiezen.). Leden van een kerkelijke vereniging mochten maandelijks een prentje kiezen. ( of uitloten.)
Hier een mooie suffragie van Sintemetten.
"S. Marten Bischop. Kleynachtig van 't tydelyk leven, Heer, om wiens liefde S. MARTINUS, verwecker van dry dooden, niet geschroomt en heeft te wagen het tydelyk leven, maekt dat we na zyn exempel 't zelve kleyn achtende, het eeuwig alleen in weerde houden. Bid voor die de dood te zeer vreezen."
11 November. Gebed. Grote heilige, die altijd in't strijdgewoel stond, bewaar de liefdadigheid en de liefde voor J.C. Gelieve ons voor te spreken bij onze Heer en Meester, omdat we de kracht zouden krijgen het kwaad te vermijden en door onze inspanningen de eeuwige zaligheid te verdienen. Zo weze het.
"In zijn pogingen om de heilige man te bedriegen met duizend schadelijke listen, heeft de duivel zich vaak aan hem laten zien in de meest diverse gedaanten."
Een ongewoon prentje, omdat de bedelaar hier geen "arme" is, de behoeftige is hier duidelijk de duivel, incarnatie van het slechte, het kwaad. Zijn vermomming is echter pover. De horens op zijn kop, de klauwachtige handen, het sikje en de grote kromme neus verraden hem. Betekenis? Zal sint-Maarten ook hen helpen die niet zo vroom leven? De duivel test hier onze heilige, maar het is duidelijk dat de demon geholpen wordt. De manteldeling is reeds begonnen. Sint-Martinus, liefdadigheid voor iedereen.
Vóór 1850 laat alleen de gegoede burgerij en de adel prentjes drukken om een gebed te vragen voor een overledene. Deze beeldekens waren voor de gewone man te duur. ( Vergeet ook niet dat een groot percentage van de lagere klasse analfabeet was. ) Dikwijls waren het kopergravuurtjes op perkament, op velijn of op stevig papier. Men gebruikte inderdaad zestiende en zeventiende eeuwse devotieprentjes als drager van een overlijdensbericht. Wat er op de voorkant stond afgebeeld speelde geen rol, er was immers geen relatie met de tekst op de keerzijde. Zeldzaam zijn de prentjes met sint-Maarten op de voorkant. Door de intrede van de lithografie en goedkoop papier is in de tweede helft van de negentiende eeuw het bidprentje ( of doodsprentje ) binnen ieders bereik. Zeker als de mechanisch geproduceerde massaprent op de markt verschijnt. In Retie vinden we maar weinig doodsprentjes terug van vóór 1830.(gestorven) De zeldzame die ik heb gevonden zijn inderdaad Antwerpse santjes uit de 17de eeuw, die in de 19de eeuw dienst hebben gedaan als drager van een overlijdensbericht. De meeste zijn gedrukt in Turnhout bij de welbekende drukkerijen: Glenisson en Van Genechten, Brepols en Dierckx, Splichal - Roosen, Beersman - Pleek, e.a. Ook in Mol drukten N. Havermans en K. Raeymaekers doodsprentjes voor Retienaren.
Affiche "Loterij Winterhulp". 40 cm / 57 cm. Links onder: " ET. GEN. d' IMP. 14 rue d'OR. Bruxelles."
Na de capitulatie van het Belgisch leger op 28 mei 1940 werd ons land naar Duits model georganiseerd. Tijdens de eerste oorlogswinter was Winterhulp al actief. Op 29 oktober 1941 ging de vereniging officieel van start. Voorzitter werd Paul Heymans, tevens voorzitter van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid. Koning Leopold III en kardinaal Van Roey stortten beiden 25 000 frank. De hoofdsponsor was de Koloniale Loterij, voorloper van de Nationale Loterij. In de moeilijke meidagen van '40 dreigde de Koloniale Loterij ter ziele te gaan. Om het voortbestaan veilig te stellen, dacht men een originele formule uit, die de naoorlogse wederoprichting vlekkeloos zou doen verlopen. Op 20 december 1940 verschenen de statuten van de " Loterij van Winterhulp" in het Staatsblad. ( Tijdens de bevrijding verliep de overgang geruisloos. Het sluimerend "Comité" van de Koloniale Loterij werd weer actief.) De organisatie " Winterhulp" werd opgericht om aan kinderen en armen versterkende middelen als soep, melk, vitaminen en kledingstukken te geven. Hoewel Winterhulp niet altijd op evenveel sympathie van de bevolking kon rekenen, vanwege steun die de Duitse bezetter aan de organisatie gaf, zorgden de verschillende posten van waaruit de verdeling gebeurde steeds voor een grote opkomst.( In Duitsland bestond "Winterhilfswerk".) Door middel van de verkoop van lucifers, postzegels, tombola biljetten en boeken konden de nodige fondsen bijeen gebracht worden om de uitdelingen te organiseren. Op plaatselijk niveau werden allerlei activiteiten aangewend om geld bijeen te krijgen. De steeds wederkerende afbeelding van sint-Maarten als symbool van Winterhulp is zeker geen toeval. Hij is toch niet voor niets de patroonheilige van armen, bedelaars en ... soldaten. Men had geen beter zinnebeeld voor "liefdadigheid" kunnen bedenken!
Vanaf december 1940 organiseert Winterhulp loterijen voor het goede doel. De eerste prijs is voor die tijd een enorm bedrag: Eén miljoen frank! De volledige opbrengst gaat helemaal naar noodlijdende landgenoten.
Een ander initiatief van Winterhulp om fondsen te vergaren, was het verkopen van lucifers. Niet in gewone "stekkendoosjes" zoals wij ze meestal kennen, maar in handige luciferboekjes. Ze bevatten 20 lucifers en waren 5 cm x 3,7 cm groot. Weer diende Sintemetten om de "boekjes" te verfraaien en natuurlijk om de mensen aan te zetten tot ... kopen. Men gebruikte de afbeeldingen van oude sint-Maartenbeelden ( alle manteldelingen ) uit vier verschillende gemeenten: Beek (Belgisch Limburg), Ganshoren, Sint-Maartens-Lennick en Wasmes-Audemez-Briffoeil. Men vermeldde niet alleen de naam van de heilige, maar ook de plaatsnamen en een eeuwduiding van de antieke beelden. Er werden evenveel strijkboekjes gemaakt met Vlaamse - als met Franse tekst. De voorstelling van de manteldeling op de achterkant, is op ieder boekje dezelfde, doch telkens in een ander ontwerp gegoten. Alle dragen deze tekst:" Verkocht ten bate van Winterhulp". Op de plooirug lezen we:" Union Allumettière N.V. 66 Koloniënstraat, Brussel." Men heeft er angstvallig voor gezorgd dat de tweetaligheid volledig gerespecteerd werd. Er moeten heel wat Sintemetten-lucifers gemaakt zijn, je kan er nu nog heel wat terugvinden. Of was de verkoop niet zo'n succes?
Gekleurde zichtkaart van Merxem. Het gemeentehuis. Phot. Em. Schrey, Berchem. Groene Caritas-zegel uit 1910 van 1 cent. ( Schilderij van van Dijck heeft duidelijk als voorbeeld gediend.) Dubbel afgestempeld te Merxem op 12 augustus 1910.
Dat Sintemetten zijn plaats zou opeisen in de filatelie leek onafwendbaar. Naast België, met de Caritas-zegels ( caritas = liefdadigheid ) uit de jaren 1910-1911 en de Watersnood-zegels uit 1926, brachten ook andere landen sint-Martinuszegels op de markt. Belangrijke kunstwerken van wereldberoemde artiesten hebben vaak als inspiratiebron gediend. Vooral de voorstellingen van de manteldeling waren erg in trek. Ik denk hier vooral aan het doek van van Dijck te Zaventem. Prachtig op zegels gebracht door ons eigen landje met de Caritas-reeksen, maar ook door bv.: "La République Rwandaise" en "Kathiri State of Seitun". Ook gebruikte men afbeeldingen van oude sint-Maartenbeelden of belangrijke sint-Martinuskerken om zegels op te smukken. Andere landen sierden dan weer hun zegels met zingende kinderen en hun kleurrijke lampions. Als ik die mooi uitgegeven " Eerste-dag-uitgaven " zie, ( en de prijs kennende) kan ik me niet van de gedachte ontdoen dat Sintemetten eens te meer "gebruikt" , of beter "misbruikt" werd voor zakelijke doeleinden.
Bruine Nels-kaart van Retie. De Lindeboom. Uitgever:J.Goris-Goossens,19,Peperstraat,Retie. De heer Van Gansewinkel A. " Beheerder der Goederen Zijner Majesteit den Koning Leopold III te Retie." verstuurde deze Retiese zichtkaart aan M. Georges Griffon,61, Léon Mahillonlaan, te Brussel 4. ( Zelfde bestemmeling als hierboven! Toeval?) Er kleeft een sint-Martinuszegel op van 1,50 fr. + 0,25 fr. De kaart draagt de handtekening van Van Gansewinkel en is verzonden te Rethy op 20 januari 1943.
Een bruine zichtkaart van Wechelderzande. De kerk. Uitgave Nels. Geschreven door " Heer Van Giel Fr. Burgemeester, kunstschilder van en te Wechelderzande". Er kleven twee sint-Martinuszegels op, eentje van 50c + 10c en eentje van 10c + 5c. De kaart is verstuurd op 24 november 1943 te Oostmalle. Bestemmeling is de heer Georges Griffon, Léon Mahillonlaan 61, Brussel 4. Wat de "Wechelse" zo speciaal maakt is wat F. Van Giel er eigenhandig opschreef: "Harde tijden gaan voorbij, maar een volk moet blijven!" Getekend: Frans Van Giel.
Op zijn zoektocht naar middelen om aan liefdadigheid te kunnen doen kreeg Winterhulp de steun van "De Post". Door de regie van Posterijen werden inderdaad postzegels uitgegeven met een toeslag. De volledige opbrengst van deze toeslag ging naar de liefdadigheidsorganisatie. Voor het eerst werden op 23 december 1940 een reeks van negen zegels verkocht met de wapenschilden van de negen provincie-hoofdplaatsen. In de Officiële Catalogus van België (O.C.B.) staan ze vermeld onder de nummers 538 tot 546. De zegels werden gedrukt bij het "Bestuur der Postchecks" en in de "Algemene Werkplaats van het Zegel". In mei 1941 worden voornoemde zegels heruitgegeven in de vorm van velletjes. Negen zegels op één blad. Zowel in getande als in ongetande vorm.(O.C.B. nrs. 547/555 en 547A / 555A) In tegenstelling met de eerste uitgifte werden deze zegels gedrukt in één kleur. Op 3 november 1941 verscheen een sint-Martinusreeks van tien waarden met oude sint-Maartenbeelden. Volgende Belgische plaatsen verleenden hun medewerking: Onhaye-Lez-Dinant, St. Maartens-Lennik, Beek, Dave-sur-Meuse, Halle en St.-Truiden.( O.C.B. 583/592 ) Twee vellen vormden op 12 maart 1942 weer een andere sint-Martinusreeks. Telkens één zegel per vel 5fr. + 20 fr. toeslag. Getand en ongetand. In datzelfde jaar, op 12 november, gaf men een reeks postzegels uit van tien waarden. Weer werden het antieke beelden van Sintemetten, nu echter oude kunstwerken uit private verzamelingen te Tienen, Houtain-le-Val en uit het Gruuthuse museum te Brugge. ( O.C.B. 603/612 ) Een andere prachtige sint-Maartenreeks werd te koop aangeboden op 15 november 1943. Acht zegels met zeldzame beelden van onze heilige.Op de achtergrond telkens de sint-Martinuskerken waaruit de beelden kwamen. Zo herkennen we de parochiekerken van: Zoutleeuw, Dion-le-Val, Aalst, Luik, Kortrijk, Angre, Loppem en Halle. (O.C.B. 631/638) Op 3 april 1943 en 6 maart 1944 verschenen er telkens twee grootformaatzegels met beeldjes van sint-Martinus. (O.C.B. 613/614 en 639/640) Voor het "Europees Congres voor Opvoeding" werd op 7-12 mei 1956 een zegel uitgegeven met het sint-Martinusbeeld van St.-Truiden, getand en ongetand en in beide landstalen. Merkwaardig genoeg werd "Winterhulp-Secours d'hiver" met een zwarte streep onleesbaar gemaakt.
Sint-Maarten en de bedelaar. Originele tekening van de "Fé" in Oost-Indische inkt. Met waterverf ingekleurd. Monogram in de linker benedenhoek. Tafereel getekend op papier dat zijn "Ex-libris" draagt. Uit privé bezit.
Felix Timmermans werd geboren te Lier op 5 juli 1886. Hij was het dertiende kind uit een gezin van veertien. Zijn vader handelde in kant, zijn moeder was de dochter van een smid. Deze autodidact volgde tot zijn vijftiende jaar de lagere school en ging naar de tekenacademie. Inspiratie voor zijn boeken en vertelsels vond hij in de verhalen die zijn vader hem vertelde. Zijn bekenste boeken:" Schemeringen van de dood", "Pallieter", "Anne-Marie", "Het kindeken Jezus in Vlaanderen", "De zeer schone uren van juffrouw Symforosa, begijntje", "Adriaan Brouwer" en "Boerenpsalm"." Pallieter" en "Boerenpsalm" werden verfilmd. De "Fé" overleed te Lier op 24 januari 1947, slechts 60 jaar oud. Hij was niet alleen schrijver, maar ook tekenaar en schilder. Schrijven was zijn beroep, het kostte hem veel moeite en inspanning. Tekenen en schilderen was voor hem ontspanning. In "Van nieuwjaar tot oudejaars-avond" vinden we een tekening van Sintemetten, één van de vele die hij maakte, telkens verschillend. "Elke schets is anders, zoals het menselijk hart zoveel keren anders is." Waarschijnlijk zette de eenvoud van de volksprent hem op weg, de illustraties uit ergens een volksbijbel, waarin alles afgestemd was op het onmiddellijk bevattelijke, op wat de gewone man zonder veel inspanning diende te zien en te snappen.
Hier een zeldzame voorstelling van de manteldeling. Sint-Martinus als krijgsman met bevederde helm en vreemd genoeg, een gebogen zwaard. De bedelaar met stok en een houten onderbeen. Geheel in een bergachtig landschap. Merkwaardig de palmboom op het voorplan. Vreemde combinatie van bergen en palmboom.
Een mooi voorbeeld van Duitse aangeklede prenten. Deze werden meestal door begijnen of kloosterzusters gemaakt. Uit de afbeelding werden fragmenten weggesneden. Achter de ontstane openingen werden strips van gekleurd metaalfolie gekleefd. Altijd zijn het "dubbel-papier" prentjes. Aan de voorkant de afbeelding met de wegsnijdingen, aan de achterkant een steunpapier om alles op zijn plaats te houden. De metaalfoliestrips zitten dus als het ware er netjes tussen geklemd. In Duitsland gebruikte men meestal Klauberprenten voor deze toch wel ongewone vorm van prenten aan te kleden.( Bij ons beplakte men de prenten met alle mogelijke materialen: Damast, stof, zijde, hout, stro, koperdraad en bladgoud. Om hun delicate structuur en samenstelling te beschermen, werden deze (kostbare) prenten meestal ingelijst.
Stripverhaal over het leven van sint-Martinus en over het waarom Winterhulp koos voor het symbool "Sintemetten" voor zijn acties van nationale solidariteit. Gedrukt bij Gordinne te Luik. Tekeningen : Jaques Van Melkebeke. (1940) Oude spelling overgenomen.
Maarten was de zoon van een groot Romeinsch veldheer. Ofschoon hij zich geroepen voelde om God te dienen en de ongelukkigen bij te staan, moest hij het zwaard omgorden; hij deed dan ook moedig zijn plicht.
Maar het was met afschuw dat hij zijn wapens tegen zijn medemenschen gebruikte. Toen het Romeinsche Rijk door de barbaren aangevallen werd, bekwam Maarten van zijn overste de toelating den vijand tegemoet te gaan. Door zijn heerlijke godsvrucht en zijn groote goedheid kwam hij er toe, de barbaren de wapens te doen neerleggen.
Hierop zei hij het soldatenleven vaarwel en stelde voortaan al zijn krachten ten diensten van God. Zoo trok hij de wijde wereld in. Eens werd hij door roovers gevangen genomen; hij sprak den man die hem moest bewaken met zooveel vuur over de goedheid en de edelmoedigheid, dat deze Sint Maarten de vrijheid schok, en van dit oogenblik af zelf een eerlijk leven leidde.
Tijdens zijn zwerftochten, wist hij heel wat mirakelen te doen. Eens toen hij vernam dat een barbaar die het besluit genomen had zich te bekeeren, gestorven was vóór hij het doopsel had kunnen ontvangen, begaf hij zich naar de plaats waar het lichaam lag. Door de kracht van zijn gebeden, slaagde hij er in den afgestorvene tot het leven terug te roepen.
Op zekeren dag begaf hij zich naar het Paleis om genade af te smeeken voor ongelukkigen die onschuldig veroordeeld werden. De keizer weigerde hem te ontvangen en ontstak in hevige woede toen Sint Maarten ondanks het verbod het paleis betrad; hij gaf het bevel den heiligen aan te houden, maar op hetzelfde oogenblik vatte de troon van den tyran vuur! De keizer werd zoodanig door de angst aangegrepen dat hij de gevraagde genade verleende.
In een Gallisch woud, waar Sint Maarten aan de ongeloovigen het evangelie predikte, deed hij een reusachtigen denneboom, dien de barbaren als God aanbaden, omverhakken. Op het oogenblik dat de boom neerviel, ging Sint Maarten plots vóór hem staan, de den rees onmiddellijk weer overeind, en viel langs den tegenovergestelden kant op de barbaren die verschrikt de vlucht namen.
Maar het is een veel menschelijker, veel eenvoudiger gebeurtenis, die de populariteit van St. Maarten vereeuwigd heeft. Op een kouden Winterdag, toen hij nog soldaat was, ontmoette hij aan de poort van een zekere stad, een verkleumden armen man. St. Maarten aarzelde geen oogenblik, sneed zijn eigen mantel middendoor, en gaf de helft aan den ongelukkige. 's Nachts had hij een visioen: Jezus, omringd van heerlijk zingende engelen, verscheen glimlachend voor hem, de aan de ongelukkige geschonken mantel-helft, op den arm dragend.
De geest van wederzijds hulpbetoon en goedheid is meer dan ooit een noodzakelijkheid. Hierom heeft Winterhulp de daad van St. Maarten als symbool voor zijn actie van nationale solidariteit gekozen. Steun Winterhulp, met al wat gij te veel en met een beetje van wat gij noodig hebt. Ook gij zult dan een soort van mirakel doen, door het vereenigen van ál de harten in éénzelfden wil, om, tijdens de gure wintermaanden, de ellende uit ál de Belgische huisgezinnen te weren.
S. Martin. Achterglasschildering. Waterverf. Oberammergau. Derde kwartaal van de 19de eeuw. Sint-Maarten in een cirkel geplaatst. Mooie bloemmotieven als randversiering.
Deze term wordt gebruikt voor een schilderij dat op glas is gemaakt. Kunst of kitsch? Misschien een kunstvorm uit een bepaalde tijd in een beperkt gebied. Het is in ieder geval volkse kunst! Bijzonder in Zuid-Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland is het een echte "thuiskunst" geweest, die een goede eeuw geduurd heeft. Bloeitijd van het einde van de achttiende eeuw tot ca. 1880. Ondermeer door de industrialisatie ging ook deze volkse kunst ten onder. De schilderstechniek om met koude verf op glas te schilderen was reeds in de oudheid bekend. Vooral in Byzantium en Alexandria werd er veel met glas gewerkt, meest maakte men emailschilderingen, maar ook achterglasschilderingen. Deze manier van schilderen laat geen grote correcties toe, iedere penseeltrek moet dus juist zijn. Dat wil zeggen dat de kunstenaar tot in het kleinste detail de voorstelling in zijn hoofd moet hebben. (Of op een voorbeeld.) Door deze moeilijkheid zien we enorme kwaliteitsverschillen. Hoe ging zo'n artiest te werk? Het glas werd op een voorbeeld-tekening (in spiegelbeeld?) gelegd. De contouren konden zo nagetekend worden, meestal in 't zwart of rood, soms ook in sepia, zelden in goud. Dan de voorgronddetails kleuren, daarna de kleurnuances aanbrengen om het beeld naar "achteren" te ontwikkelen. Als laatst de lucht of een grondtoon schilderen. Men zou kunnen zeggen dat in vergelijking met een gewone schilder, een achterglasschilder in omgekeerde volgorde werkt. De grootte van de schilderijen hing af van het formaat van de beschikbare glasplaten. Men gebruikte meestal waterverf. ( Er zijn er ook in olieverf.) Men schilderde heel wat heiligen of heilige taferelen, maar ook profane voorstellingen vielen in de smaak. De achterglasschildering werd ingekaderd met de niet-beschilderde kant naar voor. De kwetsbare achterkant schermde men af met een houten plankje. De kaders waren meestal uit zacht hout en zeer eenvoudig van profiel. Geschilderd in donker-bruin, donker-blauw of zwart. Een oude "églomisé" is moeilijk te vinden en dus ... kostbaar. Zelfs gescheurde exemplaren worden nog met veel zorg verzameld. "Sintemettes" zijn bijna onvindbaar!
Letterlijk overgenomen uit een krant van woensdag 10, donderdag 11 november 1993. Streeknieuws. Wijken ontsteken donderdag grote houtvuren en eten krentekoeken voor een Hongaarse heilige.
Retie. - "Vandaag is't Sinte Metten en morgen is't de kruk. We komen uit goede herten en helpt ons uit de druk ..." In het echt Reties komt dat Sint-Maartenliedje natuurlijk pas goed tot zijn recht. Ontelbare generaties hebben het afgedreund in de ochtend van 11 november. Meestal gebeurde dat in mist en motregen, want dat is Sint-Maartensweer. 's Namiddags leggen de jongeren de laatste hand aan de grote houtstapels. Bij valavond gaat de brand erin. In enkele uren verdwijnt het resultaat van maanden zwoegen in een laaiende gloed. Althans zo was het. Tegenwoordig haalt Retie de "sintemettes" soms op een halve dag bijeen, met de inzet van tractoren en volwassen mankracht. "Wij begonnen er destijds al op 1 juli aan", herinnert meester Vanhove zich. "De kloeksten durfden bij de konkurrentie wel eens hout gaan pikken. Of , erger nog, hun sinte mette twee dagen op voorhand in de fik steken. Maar dat was uitzonderlijk. Meestal bleef de rivaliteit beperkt tot wedijver in hoogte en omvang van de stapel. Zodat je 's anderendaags kon zeggen: den onze hebben ze zien branden tot in Arendonk." Jef Vanhove (62) is in meer dan 30 jaar VVV-dienst nauw betrokken geweest bij dit stukje Retiese folklore. "Het gebruik is in wezen onveranderd gebleven. Het aantal houtvuren is wel sterk afgenomen. Vijftien tot twintig jaar geleden brandden er nog veertig vuren. Nu zijn het er minder dan vijftien. Het is immers moeilijker geworden om een geschikte plaats te vinden. Het politie-reglement gebiedt de stapels op minstens 100 meter van huis of bos verwijderd te houden. Bovendien willen veel boeren niet met de rommel blijven zitten die 's anderendaags nog al eens overbleef, zelfs na het stoken van "de kruk". In de tijd dat er nog autobanden mochten verbrand worden, bleef de boer trouwens met een onvruchtbare plaats op zijn land achter." Toch is er de jongste jaren meer belangstelling dan ooit voor het jaarlijks gebeuren. Wijken en gehuchten bundelen de krachten en maken er een gezellig buurtfeest van. "Vroeger zag je betrekkelijk weinig volwassenen bij de vuren. Die kropen liever bij de kachel, met een borrel. Zodat wij, snotneuzen, onze gang konden gaan. De eerste sigaretten roken, tot je er misselijk van werd. En de meisjes zwart maken met roet en asse, daar was het vooral om te doen. Aan de sinte mette deed je je eerste lief op. En als de avond ten einde liep, werden de afspraakjes gemaakt: 's anderendaags onder de lindeboom. Als ze niet kwam opdagen, was 't af."
Het feest van sint-Maarten. Door Pieter Breugel de Oude. Wenen. Kunsthistorisch Museum.
Sintemetten heeft zijn persoonlijke attributen. Als ridder op een wit paard, de manteldeling, als bisschop met mijter, met kruis, met boek, met gans, met aardbol of met hostie van vuur, zieken genezend of doden opwekkend. Maar hij heeft ook zijn eigen ziektes, waartegen hij aanroepen wordt: Dronkenschap, huiduitslag, koorts, roos en wolf, tegen slangen en wormen. Vooral tegen bedplassen. (Kwade tongen beweren zelfs dat Sintemetten zelf de vuren instelde om zijn kleed, als patroon van de bedplassers, te drogen.) Hij is de patroonheilige van veel landen, steden en dorpen: Frankrijk, Hongarije, Kassel, Düren, Genk, Tours, Beveren, Retie, Duffel, enz. Te veel om op te noemen. Hij is ook schutsheilige van beroepen. Bedelaars, bezembinders, herbergiers, militairen, hoefsmeden, molenaars, ruiters, wijnbouwers, enz, kunnen altijd op zijn steun rekenen. Hij is de beschermer van ganzen, paarden, huisdieren en vee. Is het dan te verwonderen dat onze heilige ook zijn eigen weerspreuken en gezegden heeft? Zo spreekt men van een "sint-Maartenzonnetje". De legende vertelt immers dat sint-Maarten naakt aan een boom werd gebonden om hem dood te martelen en dat God zijn zonnestralen stuurde om hem te verwarmen. Volgens weerkundigen kan men rond die tijd altijd rekenen op enkele warmere dagen. Staan er op elf november nog bladeren aan de bomen dan zegt men: "Is op sint-Maarten nog loof aan de bomen, zo moogt ge van een strenge winter dromen." Wie kent niet volgende spreuken: "De misse van sint-Merten, brengt ons de winter in't herte." "Sint-Martinus warm en regen, brengt het zaad geen grote zegen!" "Als op sint-Metten de ganzen op 't ijs staan, moeten ze met Kerstmis door 't slijk gaan!" "Is 't donker lucht op sint-Martijn, zo zal het een zachte winter zijn. Maar is die dag het weder helder, de vorst dringt door, door menig kelder!" Als laatste: "Heere sint-Merten, heyligh Sant, goede platte mispelen wassen in u lant. Kyrieleis!"
Eén van de mooiste sint-Martinushoofden. Eiken gepolychromeerd ruiterbeeld. Vlaams. Eerste kwartaal 16de eeuw.
Het is waar. Ons sinte-Mettenliedje moet ge horen in " os schoewen Ré-ies " dialect. Anders klinkt dat niet. Midden de moeilijke jaren '50. Ons dorp likt nog zijn oorlogswonden na de Duitse verschrikking. ( Wisten wij veel ...) Wij waren net tien. Mijn leefwereld was niet groter dan de Kapellepad ( de enige verbindingsweg met de oude sint-Pieterskapel. ) en de heerlijke straten en karrensporen rondom. Naar een ver gehucht gaan voetballen leek een halve reis. Eén nachtje op de sinte-Mettenberg mogen slapen was hemels, maar daar gingen thuis hele discussies aan vooraf. De Kapelstraat ( dat was de echte naam ) was een stukje slechte kasseiweg tussen het dorp en de gehuchten: "Watermolen", "Geenend" en "Duinberg". Deze straat was en is nog steeds slechts driehonderd meter lang. Het einde ervan, leek ook het einde van de beschaving. Verder waren er alleen mulle, zanderige karrensporen, die bij regenweer herschapen werden tot echte modderpoelen. Het was een arme buurt, waar warme mensen dicht bijeen woonden in kleine werkmanshuisjes. " De rij" of "de tien geboden" waren tien piepkleine woningen die tegen elkaar aan leunden. ( Gebouwd door baron Du Four voor zijn werkvolk. ) Als men er echt niet moest zijn werd de straat door de betere klasse gemeden. Voor ons was het het aards paradijs. De vele tuinen en braakliggende gronden waren ons speelterrein. Het was ons avonturen-land. Hier waren we ridders, indianen, cow-boys, Tarzan of Winnetou. ( Al naargelang de film die ze die week bij "de Klomp" speelden.) Kinderen van wroeters, allemaal graag gezien door hun zwoegende ouders. We kregen voldoende ruimte om al "doende" op te groeien en te ontwikkelen. Retie was toen nog een stil dorp. Geen (of zeer weinig) lawaaierige auto's of moto's, alleen enkele fietsen en enkele boerenkarren. T.V., C.D., G.S.M., mini-disk, computer, de ringweg, een rond punt, verkeersboetes, verkeerslichten, parkeerproblemen, het moest allemaal nog uitgevonden worden. 's Avonds zaten wij, snotapen, op de bonkige kasseien met open mond te luisteren naar de sterke vertelsels van de volwassenen. Aangedikte verhalen over "de aachturen moejer" en vooral over de verschrikkelijke oorlog. We hoorden over "witte" en "zwarte", over kaalgeschoren vrouwen, over de Russen die gingen komen en die mensen aten en alle vrouwen "pakten". De meegemaakte onmenselijke toestanden in Duitsland, de Joden. Om het half uur moesten we eens opstaan om een paard met ratelende kar door te laten. En net als we gingen horen wat die Russen allemaal met onze meisjes zouden doen: "Naar bed!" Toen moest een vader dat maar één keer zeggen. In deze volkse sfeer vierden we onze Sintemetten. Je moest ons zien. Groepjes van vijf of zes ravotters die van deur tot deur gingen. Iedereen op "blokken" (klompen zeggen ze in de stad), lage met een leren band of hoge, in een meestal van kleur verschoten korte broek en daarop een blauwe "keel". Een versleten washandje deed dienst als beurs. Wie ons het liedje aangeleerd heeft weet ik niet. "Ons moeder heeft me dat aangeleerd als ik nog in haar buik zat!" vertelde één van mijn beste vrienden. En ik geloof hem. Zingen deden we eigenlijk niet. Het was meer ... roepen. We dachten dat hoe luider we zongen hoe meer centen we zouden krijgen. Dat viel soms dik tegen, omdat er 's avonds bij het tellen nogal wat centen in het washandje zaten met vier gaatjes! De meeste mensen hadden niks te veel, ze konden dan ook niet veel missen. Alleen op "de mèt" woonden de mensen met poen. ( Volgens mijn vader.) Daar schreeuwden we natuuurlijk nog harder. Ik probeer het liedje nu te schrijven in ons Reties dialect, naar best vermogen, zoals wij het toen brulden, het klonk ongeveer zo:
"Vendoag is't sinte mette en merregen is't de kruk. We komen uit goeien hèèrten en helpt os uit d'n druk. Boeren we wullen van hier nie goan of we hemmen wa op gedoan. Iejen turfken of wa heit sinte mette is ziejverkeit. 'k Weet nog wel een goeie vrauw die nog wel wa geven zauw. Laank mag ze lèven hondert joar en ienen dag zoelaank as ze brokken in de paap mag. Geft wa, en heit wa tu den nuste joaren. Wemmen gezoengen en wemmen niks gat, geft e stuk van 't verrekesgat. Is et verreken nog nie doewet; sloagt-em tegen z'nnen aachterste poewet. Is os lieken nog nie uit geft e stuk van de verrekessnuit! Uit, uit, uit!"
Werd de deur niet open gedaan, of werden we weggestuurd zonder iets, dan klonk het van:
"Hoe-eg huis, lie-eg huis, d'r zit een gierege pln in huis!"
Bij 't tellen van de omgekeerde beurs, trilden onze vingers van de spanning. Hoe weinig er ook maar in zat, het viel altijd mee. Hoeveel "pikken" konden we voor die centen wel niet kopen bij " tant Johanneken uit de Klok"? Die nacht vielen er veel in slaap met een rode blos op hun wangen. Van 't zingen, van vermoeidheid of gewoon van "kontentement"! Voor ons was toen geluk nog heel gewoon.
Niet alleen zijn er veel dorpen en steden met sint-Maarten als patroonheilige, soms liggen deze parochies ook nog erg dicht bij elkaar. Olen, op nauwelijks een twintig km. van Retie, heeft ook Sintemetten als beschermheilige. Iedereen kent Olen door de legende: "Keizer Karel en de pot met drie oren". Maar, weet je ook dat dit Kempendorp één van de mooiste preekstoelen bezit van heel Belgenland? Dit uitzonderlijk "kerkmeubel" in rococostijl werd in 1766 door Jacob van der Neer uit Antwerpen gemaakt, op vraag van de toenmalige Olense pastoor Felix de Pape. Hij is gebouwd rond een kerkpilaar, met aan beide kanten een trap waarvan de leuning bestaat uit krullend gebeeldhouwd loofwerk. Vreemd genoeg geeft alleen de oostelijke trap toegang tot het preekgedeelte. Daarboven werd het klankbord in de vorm van een driehoekige draperie, afgezoomd met franjes, bevestigd. Het geheel wordt omhoog gehouden door naakte, gevleugelde engeltjes. Onder de schelp staat een duif afgebeeld die de Heilige Geest voorstelt en van waaruit een reeks vergulde stralenbundels vertrekken. Op de kuip van de preekstoel is het "Laatste Oordeel" afgebeeld met eigenaardig genoeg, de gelukzaligen aan de linkerkant en de verdoemden aan de rechterkant. Onder de preekstoel staat, volledig los van de rest, een eikenhouten ruiterbeeld van sint-Martinus. De manteldeling in al zijn pracht en glorie! Over een oneffen pad stapt het paard met Sintemetten, met opgeheven linker voorpoot, voorbij een op de grond zittende, bijna naakte bedelaar. Een "besnorde" Martinus deelt met een zwierige beweging zijn wijdse mantel. De heilige van Tours zit slechts op een rijdeken en niet zoals meestal, in een zadel. Hij draagt een opvallende ronde soepele hoed met opgeslagen boord en wuivende pluim. Het leidsel is los rond de rechter arm van de heilige geslagen. Met dezelfde arm hanteert hij zijn relatief kort zwaard. Opvallend zijn ook het plooikleed met opgerolde mouwen en de lederen sandalen met gesp. Zijn edel dier kijkt met gedraaide kop naar de schaars geklede bedelaar. Echt een "droombeeld"! Een prachtig staaltje van Vlaams rococo-houtsnijwerk. Eén van de mooiste preekstoelen van ons land, zeker als je een Sintemetten-fan bent.
Gedeelte van het sint-Martinusvaantje van Peutie. Kopergravure uit de XVIIde eeuw. Een mooie voorstelling van de manteldeling voor een kapel. Onder de afbeelding: "O, Heyligen patroon martine tot peuty verheven wilt ons door u gebedt tot godt begeven. wiens belt daer wort om gedragen den lesten sondach van septembris en wordt daer oock gehouden en geviert di kerckwydinge kermis."
Bij ons, Vlamingen, zat het "op bedevaart gaan" in ons bloed. Aan het bedevaren was meestal een vorm van boetedoening verbonden. De oudste bedevaarten naar Rome, Jeruzalem, St.-Jacob van Compostella, enz. werden dikwijls als straf opgelegd bij zware misdrijven of grove zonden. Men bezocht en bezoekt natuurlijk ook bedevaartoorden in eigen land. Vooral om te bidden bij een bepaalde heilige, om zijn voorspraak of gunsten af te dwingen. Men gaf vaak giften in geld. Een andere vorm om de bedevaartplaats te steunen was het kopen van een bedevaartvaantje. ( Geleerde schrijvers beweren echter dat de vaantjes nooit "verkocht" werden, omdat zij "gewijde voorwerpen" waren.) Men nam ze mee naar huis als herinnering. Dikwijls ook als een soort "huiszegen", om mensen en dieren, have en goed, tegen ongemakken en ongelukken te beschermen. Men heeft lang gedacht dat men bedevaartvaantjes mee bracht om te tonen dat men inderdaad in het bedevaartoord geweest was. ( Vooral van plaatsen in het buitenland. ) De Martinus-bedevaartvaantjes waren papieren rechthoekige driehoekjes, aan één of aan beide kanten "bedrukt" met een voorstelling die betrekking had met de plaatselijke aanbidding van de Retiese patroonheilige. Op de alleroudste bedevaartvlagjes zien we nog afdrukken van hout- en kopergravures. We vinden er terug in zwart-wit en enkele zeldzame exemplaren met de hand ingekleurd. Ook in grootte waren er heel wat verschillen. Dikwijls ondersteunde een passende tekst de afbeelding. Met de kortste kant van het driehoekje werden ze bevestigd aan een houten stokje. De meeste sint-Martinusvaantjes zijn werkelijk prachtige voorbeelden van onze rijke Vlaamse volkskunst.
Het oeuvre van Alfred Ost is in vele boeken uitvoerig besproken. Zijn onstuitbare gedrevenheid en engagement sprak uit zijn werk met een persoonlijke stijl en signatuur. Minder bekend bij het grote publiek zijn de vele geweldige affiches die A. Ost ontworpen en uitgevoerd heeft. Dat is spijtig, want vele werken van zijn "plakaatkunst" behoren tot de top van de Belgische affichekunst. Het zijn nu, wereldwijd, gegeerde verzamelobjecten. Deze "Sint-Martinus-plakaat" is zeker één van zijn zeldzaamste (overgebleven) affiches. In het prachtige boek van Karl Scheerlinck: "Alfred Ost 1884-1945. Affiches/Posters. Oeuvrecatalogus, Pandora 1997", toont men het exemplaar van A.M.V.C., " als enig exemplaar dat nog de aanzet van het tekstgedeelte bevat." Onze affiche is volledig. Voor het eerst (?) kennen we nu de volledige tekst, de volledige afmetingen en de naam van de drukkerij. Gegevens die in het boek van K. Scheerlinck ontbreken.
Voorstelling van de manteldeling zoals bij de briefkaart hierboven vermeld. Malines - Mechelen. ( In het wapperende vaandel boven de heilige.) Tekstgedeelte onder de voorstelling. In twee verdeeld. Links de Vlaamse tekst, rechts de Franse.
Liefdadigheids Foor. Foire de Charité. Ingericht door het Organisée par Katholiek Kleedingswerk l' Oeuvre Catholique du Vetêment op de H. Speeckvest sur le boulevard H. Speeck van 19 tot 26 september du 19 au 26 septembre 1909 1909
Monogram van de kunstenaar, de O met een A erin, rechts onder de voorstelling. Niet gedateerd. Gedrukt bij: " Boek - en Steendrukk. Vve Geo. Köhler, 14 Vleminckxstraat, Antwerpen." Links onder het tekstgedeelte. Lithografie in vijf kleuren: Oranje, lichtgrijs, zandkleur, donkergrijs en zwart, met pen en penseel. Typografie in zwart en rood. Vrij grote affiche: 170 cm x 110 cm. Drie stenen, drie vellen. ( Twee voor de voorstelling en één voor de tekst.) Er kleven drie "affiche-takszegels" op deze aanplakprent, twee van 12 cent en één van 10 cent. Elke zegel is afgestempeld met een ronde stempel van de drukkerij en we kunnen lezen in rode inkt: "Vve Geo. Köhler * srevnA *"
Een echt belangrijk kunstwerk, Sintemetten waardig!
Alfred Ost maakte een paar voorstudies voor de opdracht in Mechelen. Eerste voorontwerp in potlood, pen en penseel, Oost-Indische inkt, waterverf op papier. ( 25,2 x 21,7 cm ) Centraal staat hier ook de voorstelling van Sintemettens manteldeling. Doch dat gebeuren overheerst niet over de ganse breedte van de prent. Links en rechts heeft Ost hier plaats gelaten voor het decor van de stad Mechelen, met iets meer op de voorgrond de dansende koppeltjes. De kunstenaar heeft een volledig Vlaams ontwerp getekend. Vreemd genoeg met een andere titel. Hij noemt het hier "Kermis" in plaats van "Foor". Het wapenschild van Mechelen is verwerkt in de titel. Het grootste verschil met de uiteindelijke affiche is echter dat de figuren in de andere richting zijn gezet. Sint-Martinus moet daarom zijn romp draaien om de mantel te kunnen delen. Toch blijft hij met een groot gedeelte van zijn rug naar de toeschouwer gekeerd. Misschien wel één van de redenen waarom Ost dit ontwerp niet weerhouden heeft. Wie weet ...
Dit tweede voorontwerp voor de grote liefdadigheidsaffiche van Mechelen in 1909, is door Ost noch gedateerd, noch ondertekend. Met potlood, penseel en waterverf op papier. ( 30,2 x 16,8 cm ) De manteldeling van sint-Maarten beslaat slechts één derde van de volledige studie. Het gekleurde wapenschild van de stad "ondersteunt" de allegorische voorstelling. Het is een zeer symetrisch opgebouwd ontwerp. Bovenaan, aan weerskanten van de heilige, dansen de vrolijke koppeltjes. Links pronkt de sint-Romboutstoren en rechts het huidige stadhuis. Ost voorziet alleen Vlaamse tekst: "Liefdadigheid. Kleedingswerk." De voorstelling van de manteldeling, nochtans het symbool van liefdadigheid, heeft in dit ontwerp geen overwicht. Dat kan de reden geweest zijn waarom de kunstenaar voor een ander ontwerp koos, of ... moest kiezen!
De liefdadigheidsfoor, georganiseerd door het Algemeen Katholiek Kleedingswerk en de Katholieke Schoolkolonie van Mechelen, vond plaats van 19 tot 26 september 1909, ten voordele van de katholieke werken in Mechelen. Voor het caritatieve aspect greep Alfred Ost terug naar de iconografie van sint-Martinus. Voor de feestelijke dimensie beeldde hij dansende koppeltjes voor de "lachende" kathedraaltoren en Grote-Markt-gevels af. Opmerkelijk hoe de afbeelding van de heilige het overwicht heeft gekregen op het volkse tafereel. De postkaart lijkt sterk op de prachtige grote affiche die Ost realiseerde. Een soort voorontwerp?
Vóór 1716 was in de oude sint-Martinuskerk van Retie, het hoogkoor afgesloten door een prachtig stenen hoogzaal. Opgetrokken in arduin en witte mergelsteen. Drie bogen gericht naar het schip van de kerk en een halve boog naar ieder van de zijkanten. Twee zware eiken deuren, met koperen traliewerk, gaven toegang tot het koor. Langs een trap kwam men op het hoogzaal met het 16de eeuwse orgel. ( Gekocht te Lier in 1553.) De voorzijde van het hoogzaal was verder versierd met acht beelden: Jezus in de hof van Olijven, de geseling, de kroning, de kruisdraging, de kruisafdoening, de graflegging, de verrijzenis en de hemelvaart. In elf nissen prijkten beelden in witte mergel, waaronder een bruin geschilderd ruiterbeeld van Sintemetten. In 1716 werd dit hoogzaal afgebroken. Slechts twee voetstukken van kolommen is al wat rest. En onze liefdadige sint? Samen met alle andere beelden voor eeuwig ... In een bundeltje van het Reties kerkarchief i.v.m. deze afbraak: " Protocollen van notaris Van den Brouck, jaar 1715-16", lezen we dat de toenmalige Retiese pastoor Gybels, samen met andere priesters vonden "dat de kerk nu veel schoner was"!
"De Germanen zijn bij dorst niet zeer matig!" Dat beweerde Tacitus, de Romeinse geschiedschrijver. Bij de oogstfeesten stroomde de nieuwe wijn ter ere van Wodan, de schenker van al het goede. Toen het christendom kwam, werd sint-Martinus de schutspatroon van de wijnbouwers. Hij nam de plaats van Wodan in. De Wodandronk werd de Martinusdronk!
" Doet dan een dronk, een goede dronk, een Maartendronk, negen teugen en beide bakken vol!"
Zo zong men als de eerste nieuwe wijn op tafel kwam. Sint-Martinus moest ook de most ( sap van de druiven) in wijn veranderen.
"Sinte Martyn, sinte Martyn, t' avond most en morgen wijn!"
De eerste dronk was ter ere van Sintemetten en dan werden er nog negen teugen gedaan. Men beschouwde het als een schande, op 11 november niet dronken te zijn. De plaats waar hij vereerd werd, Tours, was jaarlijks het eindpunt van een grote schare bedevaarders. Dat zette de wijnhandelaars en aanverwante neringen aan hem tot hun beschermheilige te kiezen. De wijnboeren hadden immers geregeld contact met de stad Tours en de omliggende wijnstreek. Zoveel eeuwen later zien we nog steeds wijnverkopers die "sint-Martinus" als merk- of specialiteitsnaam gebruiken. En niet alleen wijnen worden naar hem genoemd, maar ook: Bier, sterke dranken, cider, ja, zelfs champagne! Er zit een beetje "contradictie" in zijn vele patroonschappen. Hij is niet alleen schutspatroon van de wijnbouwers, maar ook van alcoholbestrijders, bekeerde dronkaards, herbergiers en hotelhouders. In ieder dorp of stad met Sintemetten als patroonheilige is (of was) er wel een restaurant of café dat zijn naam draagt. In Rethy was dat niet anders. Edward Sneyers schrijft in zijn "Bijdrage tot de geschiedenis van Retie" (blz. 83): "Het oude marktplein zag er vroeger eeuwen wel ànders, ook heel wat mooier uit dan nu. Het zat toen nog vol kleur en klank. Achter het groene scherm van de lindebomen lagen de woningen der dorpskom veilig geborgen. 't Waren allemaal boerderijen, waaronder verschillende afspanningen: "De Swaene, Antwerpen, De Keizer, De Dry Coninghen, Den Swertten Leeuw, Sinte Martten en de Moriaen." Onze voorouders zouden de markt nu niet meer herkennen. Mooier, lelijker? In ieder geval "anders". We leven nu dan ook in een "andere" tijd. Alleen dromers weten nog van "Sinte Martten" af. Gelukkig ben ik één van hen!
Sint-Martinusrelieken, stoffelijke resten van het lichaam van Sintemetten en voorwerpen die hij zou aangeraakt hebben, zijn altijd zeer zeldzaam en derhalve ook zeer gezocht geweest. Reeds in de zesde eeuw lezen we bij Gregorius van Tours, ( Een Frankische bisschop van Tours, van 573 tot 594.) dat een beetje stof van het graf van de Retiese heilige meer deed tegen leepogen (druipende of tranende ogen) dan alle waarzeggers met hun absurde middeltjes! Er zijn maar weinig sint-Maartenrelieken, omdat het kapittel van Tours haar relieken zeer goed bewaakte en zeer zuinig was met het uitdelen ervan. Niet alle kerken of kathedralen, die ooit aan de kerk van Tours om relieken vroegen, kregen die ook. Men moest al een bijzondere kerk zijn in Europa om een beetje stof van het graf of een deeltje van de kleding van sint-Martinus te krijgen. Zo'n "gelukkige" kathedraal was die van Utrecht. In 1175 kreeg ze relieken toegestuurd. In een begeleidend schrijven werd duidelijk gesteld, dat Utrecht zich zeer "gelukkig" mocht tonen met dit gebaar, want naar iedere andere kerk had men helemaal niets gezonden. Martinusrelieken zijn zeer schaars, natuurlijk zeer moeilijk te vinden, en ... enorm duur. De meeste reliekhouders dateren uit de negentiende eeuw. De oudere zijn bijna onbetaalbaar geworden.
- "Heb medelijden! Ik heb honger, ik heb kou!" - "Ik heb geen geld meer in mijn beurs, ik heb alles weggegeven aan de armen. Maar ik kan nog wel iets voor je doen!" - "Nee, nee, dat niet! Spaar me!" - "Neem een deel van mijn mantel. Ik kan hem niet helemaal geven, want de stukken metaal van mijn wapenuitrusting zijn ijskoud!"
Sint-Maarten is gekend als geweldige kindervriend. In vele dorpen en steden doorstaat hij de vergelijking met sint-Niklaas. Het is dan ook niet verwonderlijk dat slimme zakenlui een boekje voor onze kleintjes op de markt brachten. Een lees- en kijkboekje. Een stripverhaal. In 1994 uitgegeven door "Editions du Signe" te "Strasbourg". Raymond Maric schreef de teksten. Voor de tekeningen stonden Pierre Frisano en Marie-Paule Alluard in. Het werd gedrukt in Frankrijk bij "Finkmatt Impression, La Wantzenau". Het is in een handig en kindvriendelijk formaat gemaakt. (15 cm x 21 cm) Het oogt modern dank zij de vlotte tekenstijl en de natuurlijkheid van de figuren en situaties. Men heeft veel aandacht besteed aan de "lay-out", een weldoordachte bladindeling met hier en daar smalle, lange prentkaders die het geheel ook daardoor een eigentijdse "look" geven. Het in beeld brengen van gedetailleerde close-ups, afgewisseld met bijna panoramische taferelen, zorgen voor diepte in het gekende verhaal. Het felle zuiderse kleurenpalet en de eenvoudige gesproken taal moeten zeker onze kinderen aanspreken. Het geheel geeft een verzorgde indruk. Spijtig genoeg, tot nu toe, alleen maar verkrijgbaar in het Frans.
Bij het feesten of "vieren", het woord zegt het zelf al, komt er steeds vuur bij te pas. Hetzij als vreugdevuren, hetzij als verwarming of verlichting. Vuur is het zinnebeeld van zonnewarmte, die men tijdens de lange winter moet ontberen. Het is ook het beschermings- en zuiveringsmiddel bij uitstek tegen de demonen en de boze geesten ( wind, regen, vriesweer, koude ... ) in het algemeen. Volgens de Bollandisten, ( zij publiceerden een kritische uitgave van de oude heiligenlevens met commentaar ) stelde sint-Martinus zelf het aansteken van de vuren in, opdat de bekeerde heidenen er hun afgodsbeelden in zouden verbranden. De folklorische gebruiken die zich hebben vastgehecht aan de viering van sint-Maarten hebben veel gemeen met de heidense Wodandienst, het geloof in de "Wilde Jager" en in de "Aanvoerder van het Zielenheir". Op 11 november waren de herfst- en oogstfeesten in volle gang bij de Germanen. De schuren waren volgepropt met wintergraan, de nieuwe wijn lag in de kelder, het vette vee werd geslacht. Daarbij stroomde de jonge most. Lofliederen weergalmden ter ere van de schenker van deze zegeningen. Overal laaiden vreugdevuren voor de goede Wodan. Maar Wodan mocht niet meer genoemd worden ( door de christenen ). 't Bleven dezelfde "heidense" feesten, geen enkel oud gebruik werd afgeschaft, alleen Wodan werd vervangen door onze Sintemetten. En zo bleef het sint-Martinusfeest al die eeuwen door, eigenlijk een feest met heidense gewoonten. Je weet nog wel dat de bisschop van Tours eens de toegang tot keizer Valentianus geweigerd werd en hoe later de stoel van de keizer in brand vloog. Ook met deze gebeurtenis werden de sint-Mettenvuren in verband gebracht. Maar het is wel waarschijnlijk dat de andere herfstfeesten van de heidenen werden voortgezet. Bij feesten hoort licht! In vroegere tijden kwam niet alleen het meeste licht van het vuur, maar werd het vuur zelfs beschouwd als iets mirakuleus, iets goddelijks. Sommige volkeren vereerden het vuur als de godheid zelf. Vandaar dat feesten zonder vuur niet volmaakt zijn:
"Stookt vier, maakt vier, sint-Maarten komt alhier, met zijn blote armen, hij zou hen geerne warmen!"
Ook het verhaal van de ganzen, stamt uit de heidense tradities. De gans was een aan Wodan gewijde vogel, die meevloog in de wilde jacht. Bij de oogstfeesten van de Germanen werd steeds een gans geofferd.
Zoekend tussen een massa oude, vergeelde documenten vond ik tot mijn niet geringe verbazing een "oud" krantenknipsel met een wazige foto van een sint-Maartenbeeld. Gretig begon ik te lezen. Het deed me plezier een geschreven stukje te vinden over de Sintemetten-verering in onze buren-provincie Limburg. Graag geef ik het weer zoals ik het op die rommelige zolder ontdekte. Uit welke krant dit stukje komt weet ik niet. Zelfs geen datum ... Het krantenknipsel was wel erg nipt "geknipt"!
"Te Genk werd de St.-Maartenfolklore van oudsher levendig gehouden. Destijds bestond ook de Malbroek-folklore en werd ieder jaar in november de beruchte Malbroek met veel sier verbrand. Voor de laatste keer gebeurde dit echter te Genk op het einde van de novemberkermis in 1913. De St.-Maartenfolklore bleef echter steeds voortleven, maar hoe kon het anders want de gemeente heeft St.-Martinus als patroonheilige en bovendien bestaat de St.-Maartenkermis reeds van oudsher. Te Genk, waar het St.-Maartenfeest steeds in zijn volle waardigheid werd gevierd, stond trouwens reeds in 1607 in het schepenzegel de St.-Martinusafbeelding volgens de klassieke uitbeelding, nl. St.-Martinus te paard, zijn mantel delend met een arme bedelaar die tegen de grond zit. Het oudste St.-Martinusbeeld, in hout, dat dagtekend uit de 17de eeuw, prijkt momenteel nog steeds in de raadszaal van het Genkse gemeentehuis. Enkele toebehoren van het beeld zijn evenwel mettertijd verdwenen. In het begin van de 17de eeuw werd de kerk van Genk door een brand verwoest. Ze werd in 1638 hersteld en het is heel waarschijnlijk dat toen het patroonsbeeld van St.-Martinus werd vervaardigd. Om het te betalen kregen de toenmalige gemeenteambtenaren toelating om een strook gemeentegrond te Bokrijk te verkopen aan graaf Swaertenbergh. Dit was waarschijnlijk de drossard van Stokkem en hoge officier van Genk. Deze verkoop gebeurde op 16 mei 1646." (Gv)
Al snuffelend in stoffige, oude Retiese kerkarchieven vind ik iets merkwaardig. Een beetje sceptisch begin ik opnieuw de moeilijk leesbare kerkelijke documenten te ontcijferen. Ik heb me niet vergist. Het staat er zwart op wit, meermaals zelfs. Retie zou in vroegere tijden ( einde 16de eeuw) Sintemetten tweemaal per jaar gevierd hebben. Eénmaal in de zomer, op 4 juli en éénmaal in de winter, op 11 november. Men sprak toen van de "warme Metten" en van de "koude Metten". Dat is helemaal nieuw voor me. Bewijzen? Uit de opbrengst van het offergeld op die dagen, 16 stuivers op 4 juli en 28 stuivers op 11 november 1595, mogen we besluiten dat de voornaamste viering die in november was. Een andere bron: "Inkomsten van offermissen", vertelt me dat er inderdaad twee sint-Maartenvieringen waren geweest in 1547. De rekeningen van dat jaar vermelden zestien offermissen. "Sinte Mertensdach in den somer" was de vierde offermis. "Sinte Mertensdach in den winter" de achtste. Mijn verbazing werd met de minuut groter. Onmiddellijk ben ik op zoek gegaan naar die vreemde 4de juli. Ik deed zelfs een beroep op mijn goede vriend Fons Claes, de "heiligenspecialist" bij uitstek. Ook hij hoorde het in Keulen donderen. Maar niet voor lang. Oude boeken werden van onder het stof gehaald. En met succes. In een zeer oud suffragiënboekje "Le jardin mystique des saints." (1661) zie ik dat de heilige Elisabeth op 4 juli haar feestdag heeft. Hoe komt sint-Martinus dan op die dag terecht? In een ander Frans boek "Les fleurs des vies des Saints." (1707) lees ik dat 4 juli niet alleen de feestdag was van de heilige Elisabeth, maar ook van st.-Lauriaan, (Laurentius) aartsbisschop van Sevilla. Hij zou gedood zijn op het graf van de heilige Martinus van Tours, door soldaten van Totila. (Overl. 552.) Een stukje van de puzzel? Zou dat de "zomerfeestdag" van st.-Maarten kunnen verklaren? In het naslagwerk "Heiligen" van Stijn van der Linden staat: "Laurentius van Sevilla, feestdag 4 juli, aartsbisschop van Sevilla. Stierf op de terugweg van Rome de marteldood, hij werd onthoofd door beulen van Totila. (Koning van de Ostrogoten.) Niets over het graf van st.-Martinus. Een dood spoor? In nog een ander Frans boek: " La vie des saints." (1685) vind ik een zeer korte, maar toch zeer belangrijke melding, dat in het bisdom Tours, ook de "verheffing" van Sintemetten wordt herdacht! Het zou de verjaardag van zijn bisschopswijding zijn. Meer dan waarschijnlijk was er dan ook nog de herdenking van zijn dood. Zou men in Retie, naar het historische voorbeeld van het bisdom Tours, onze Sintemetten ook tweemaal hebben gevierd? Op zijn minst merkwaardig ...
Sint-Martinus en sint-Niklaas zijn onze populairste heiligen, beiden grote kindervrienden. Ook op 11 november krijgen veel kinderen weer speelgoed en veel lekkers. Sint-Maarten heeft wel minder aanhangers dan zijn collega st.-Nicolaas. Toch is in feite Sintemetten een veel interessanter figuur, omdat zijn naam verbonden is aan vele volksverhalen en volksgebruiken. Al is hij misschien de minst populaire van de twee, hij is minstens even heilig, zoniet heiliger. Samen met sint-Niklaas en de Graaf van Halfvasten brengen ze allerlei speelgoed en snoep. Sint-Martinus is echter niet zo rijk als de twee anderen, vandaar dat hij alleen snoepgoed brengt. Vooral in de "Vlaanders" is het Sintemettenfeest nog een echt kinderfeest. In de provincie Antwerpen is het bijna uitsluitend de heilige van 6 december die speelgoed en lekkers voor de kinderen brengt. Vroeger holden de kinderen een dikke raap of een beetwortel uit, om er een kaarsje in te kunnen plaatsen. Op de korst van de raap, beetwortel of zelfs pompoen, werden dan versieringen gesneden, zodat de raap de vorm kreeg van een gelaat, met ogen, neus en mond. Met die zonderlinge lichtjes trokken de kinderen zingend door de straten. ( De liedjes verschillen van streek tot streek.) Natuurlijk maakte dat in de duisternis een griezelige, spookachtige indruk. Precies wat kinderen zo geweldig vinden. Zo ging het ook in Retie. Ik lees in "De Lieve Heimat" ( door dr. A. Mathé ): "De vuren werden in't dorp vervangen door lantarens die wij zelf vervaardigden met uitgeholde beten of pronkappels. Daarin brandde een kaars. Al zingend liepen de kleuters daarmee over de straat. Terloops kunnen we hier aanstippen dat we St. Niklaas ook vierden met een liedje evenals de Greef van halfvasten." In ieder Sintemettendorp werd op 11 november gevierd, geen enkele viering was dezelfde. Er waren altijd kleine verschillen, men legde er de eigen aard van het dorp in!
Zoals bij zoveel gebruiken, heeft men in de kinderoptochten met lichtjes in uitgeholde bieten of rapen, resten willen zien van oeroude heidense rituelen. Die zouden later met een christelijk sausje zijn overgoten. In populaire publicaties wordt vaak verwezen naar een oude "legende" over het paard van sint-Martinus. Het rijdier zou op een herfstavond zijn weggelopen. Behulpzame dorpelingen gingen toen, met lichtjes, de verdwaalde viervoeter voor de heilige zoeken. In meer betrouwbare boeken heb ik nooit iets over deze zoveelste sint-Maartenlegende gelezen! Een originele verklaring voor het lopen met lichtjes op Sintemettenavond door kinderen, werd gegeven door de Duitse volkskundige Dietz-Rüdiger Moser. Hij is van oordeel dat de oorsprong van de meeste gebruiken ligt in de liturgie van de katholieke kerk. Gedurende het kerkelijk jaar werden telkens bepaalde teksten uit de bijbel voorgelezen. Vele eeuwen las men op 11 november: "Niemand steekt een lamp aan en zet die in de kelder of onder de korenmaat, maar op de standaard, opdat wie binnentreden het licht zien." (Lucas 11:33 e.v.) Deze tekst gaf volgens de zeer geleerde Moser een duidelijke "voorzet" om op die dag met lichtjes rond te gaan. Wat de oorsprong ook moge zijn, het rondgaan met die "spooklichtjes" in de vallende, geheimzinnige duisternis van Sintemettenavond, moet in de eerste plaats bedoeld zijn om kinderen een paar spannende uren buiten te bezorgen! Ook het urenlang geboeid bezig zijn, tijdens de voorbereiding, met het uithollen en versieren van de rapen of de bieten, draagt zeker bij tot de ontplooing van elk kind.
Nederland is al eeuwenlang in de ban van de heilige van Tours. Hij is daar ook tot schutspatroon gekozen van heel wat parochies. Het is dan ook niet te verwonderen dat 11 november bij onze noorderburen een grote kinder-feestdag is. Tussen ongeveer 18 uur en 20 uur mogen de kinderen met lampion in de hand langs de deuren lopen. Na het aankloppen of aanbellen zingen ze hun sint-Maartenliedjes en verwachten net zoals de kinderen in Vlaanderen een traktatie. Meestal wat snoep, fruit of een paar centen. Vroeger maakten de kinderen zelf hun lampion. Het oude gebruik om zelf bieten, rapen of pompoenen uit hollen en er een kaarsje in te plaatsen, raakt meer en meer in verval. Meestal worden nu de kleurrijke papieren lampions gekocht in grote feestartikelenwinkels. Slimme zakenlui hebben handig ingespeeld op de oude volksgebruiken! De kinderliedjes in Nederland verschillen met de onze. Zij zingen b.v.:
"Sint-Maarten, sint-Maarten, de koeien hebben staarten, de meisjes hebben rokjes aan, daar komt sinte-Maarten aan."
Of:
"Sint-Maarten bisschop met z'n hoge hoed op met z'n lange tabbert aan daar komt sint-Maarten aan."
Kinderen maken geen godsdienstonderscheid, kinderharten kloppen in alle landen hetzelfde, kindervreugde is puur en ... er is toch zo weinig voor nodig, ... het overstijgt landsgrenzen ... kent geen vooroordelen ... Spijtig dat vele volwassenen van Sintemetten niets geleerd hebben!
Postkaart Mechelen. O.L.V. over de Dijle. "Sinte Mette" naar de schilderij van A. Ost. Drukk. Ed. Van den Bossche, Mechelen.
Te Mechelen vierde men sint-Martinus toch een beetje anders dan in de meeste Kempische Sintemettendorpen. De "Maneblussers" maakten er een heuse verkleedpartij van. Op 11 november gingen de kinderen van deur tot deur om een appeltje, een peer of een paar centen te krijgen. De jongens waren dan een beetje vermomd. Ze droegen een vlassen baard en een hoed van gekleurd papier. Eén van hen was de bisschop van Tours en werd door vier vrienden, op een soort berrie, waarop een stoel was vastgemaakt, triomfantelijk rondgedragen. In één hand hield hij een vergulde staf vast, in de andere, een houten pollepel, om de kleine geschenken mee in ontvangst te nemen. Die werden dan eerlijk opgeborgen in een kleine korf, die aan de draagbaar was vastgebonden. Zo trokken ze dan in kleine groepjes van huis tot huis. Ze zongen uit volle borst:
"Sinte Merten van de ruggenuchte, hij met zijnen grijzen baard! Juffrouw, wil ons kabasken wat vullen, En laat ons niet lang meer staan; Dan zullen we lustig smullen. Adieu, juffrouwken, tot de naaste jaar."
En 's avonds laat werd dan de "buit" eerlijk verdeeld!
Uit oude boeken en geschriften weten we dat er in Retie drie kindervrienden gevierd werden: Sintemetten, sint-Niklaas en "sinte"-Greef. De twee eerste zijn natuurlijk de bekendste. Maar wie was die fameuze "Graaf van Halfvasten"? Over de oorsprong is men het niet eens. Halfvasten: het scheiden van de winter en de zomer. Enkelen zien zijn viering als een overblijfsel van het oude godenfeest ter ere van Thor. Anderen zien er de herinnering in aan de Blijde Intrede van Lodewijk van Male (1358) of Filips de Stoute (1384). Ze deelden bij die gelegenheid geschenken uit aan alle kinderen die hen verwelkomden. Nog anderen menen dat de Graaf van Halfvasten geen fictief iemand is geweest. Uit het "Antwerpsch Chronijkje" blijkt een zekere Hans de Greve hebben bestaan. Hij zou volgens dezelfde bron de Antwerpse beul geweest zijn en aldus in de volksverbeelding als een soort boeman zijn afgeschilderd. In de 18de eeuw doorkruiste de Graaf (of Greef) van Halfvasten, prachtig uitgedost, soms vergezeld van zijn vrouw, op een mooi opgetuigd paard onze straten. Zo liet hij weten dat hij in aantocht was. De kleintjes zetten dan een korfje, een klomp of een schoen met wat lekkers in voor het ros van de vrijgevige man. (Net zoals bij het sinterklaasfeest!) In Retie zong men dan:
"De Greef van Halfvasten Wat heet ie meegebracht? een haantjen op een stekske en daar een pluimken op!"
's Anderendaags was de snee brood, de pee of het hooi verdwenen en lag er in de plaats, speelgoed of snoep. (De bakkers bakten een koekje in de vorm van een haantje, een pluimpje diende als staart.) De Graaf werd gevierd op de vierde zondag van de vasten, het einde van het gure jaargetijde en het begin van de lente. In Retie noemde men hem wel "sint", maar in werkelijkheid is hij nooit een heilige geweest. Hij was daarom niet minder geliefd.
Spijtig dat men in België en Nederland (meestal) slechts één gebeurtenis kent uit het lange, overvolle leven van de heilige Martinus. Iedereen herinnert zich natuurlijk het verhaal van de manteldeling aan de stadspoort van Amiens. Zijn gevulde leven bevat echter zoveel meer. Wist je dat Sintemetten een speciale band had met de dieren, vooral met vogels? In Frankrijk is zelfs een roofvogel naar hem genoemd: "l'Oiseau Saint-Martin." (zie afbeelding.) Een merkwaardige legende vertelt over een ongewone ontmoeting van sint-Martinus met een soort ijsvogel in de streek van de rivier, de Loire. Zelfs de beroemde geschiedschrijver, Sulpicus Severus, schrijft er over in zijn boek "Vitae Martini". Op zekere dag wandelde de heilige van Tours langs de boorden van de Loire, vergezeld van vele kloosterlingen. Plots zag hij enkele visvangende vogels, die jacht maakten op hun buit. Ze zweefden boven het water en volgden zo hun kleine slachtoffers. Nu en dan doken ze behendig in het water. Telkens verdween een visje in hun bek. Ze schenen maar niet genoeg te kunnen krijgen. Hun schrokkerige gulzigheid mishaagde de heilige, die met de arme visjes medelijden kreeg. "Daar hebt ge nu juist", zo sprak hij tot zijn vele volgelingen, "het echte beeld van de duivel. Hij loert op de onvoorzichtigen, overvalt hen onverwachts en eenmaal gevangen, dan verslindt hij ze dadelijk zonder ooit verzadigd te worden." Met luide stem berispte hij de schrokkerige vogels, verbood hen de wrede jacht voort te zetten en beval hen de oevers van de rivier te verlaten. Aanstonds verzamelden zich de vogels en vlogen, tot voldoening van alle aanwezigen, heen. Zo kreeg een vogel met een lange spitse bek, blauwe kop en vleugels, die van de visvangst leeft (waarschijnlijk een soort ijsvogel) zijn volkse naam: "Martyn-de-visser".
De meeste informatie die we hebben over onze heiligen putten we uit oude overleveringen, vergeelde sages en legendes, toevallig gevonden losse, antieke geschriften en vooral uit bestofte boeken. Vandaag kennen we natuurlijk het "World Wide Web" dat ons door een eenvoudige klik alle beschikbare informatie geeft van over de ganse wereld! In mijn niet onaardige boekenverzameling over Sintemetten pronken zeldzame latijnse, zeventiende eeuwse werken, naast eenvoudige moderne kinderboeken. De nieuwste uitgaves zijn meestal vertalingen van oude geschriften van beroemde schrijvers. Eén van deze goede vertalingen is: "Het leven van Sint-Maarten." Geschreven in de vierde eeuw door de Romeinse advocaat Sulpicius Severus. (Tijdgenoot van sint-Martinus.) Vertaald door Patrick Lateur. Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 1997. In deze levensbeschrijving van Martinus zijn drie delen terug te vinden. Eerst geeft de vertaler achtergrondinformatie over de tijd waarin de heilige leefde, zijn vrienden en de structuur van het volgende levensverhaal. Daarna schetst de biograaf de bijzonderste gebeurtenissen uit het gevulde leven van sint-Maarten. Eerst soldaat van de keizer, de ommekeer, meer ascetisch, dan bisschop van Tours. Uitvoerig weidt hij uit over de deugden en verdiensten, maar vooral over zijn wonderen en goede daden. Denk aan de manteldeling! Dan sluit Severus af met een beeld van leermeester en herder. Deze auteur, een advocaat, heeft een levendige, vlotte schrijfstijl. Hij toont de klassieke achtergrond en maakt gebruik van het literaire genre. In drie brieven geeft hij nog meer informatie. In het laatste deel stelt een Vlaamse leraar aan Martinus veel indringende vragen. Het is zeker een vergelijking van de woelige vierde eeuw met ons hedendaagse, soms zo verwarde tijdsbeeld. Deze biografie is voor iedereen toegankelijk en leesbaar. Met kaartje en aantekeningen, geen foto's, geen kleur, sober. Een handig formaat, redelijke prijs. Een zeer verzorgde uitgave. Eigenlijk een "must" voor iedere Sintemetten-fan.
Op deze, met de hand ingekleurde zichtkaart van J.Meuleman uit 1912, zien we het begin van de Molsebaan. Tussen "Hotel de Keizer" en het huis met de dichtgemetselde ramen van de weduwe Mermans.
Vele dorpen en steden kozen sint-Maarten als schutspatroon. De meeste bezitten een sint-Matinuskerk en dikwijls ook een plein of straat naar hem genoemd. In Retie is dat niet anders. Zo'n katholiek boerendorp kon niet buiten zijn sint-Martinusstraat. Het moest een belangrijke straat zijn, dicht bij de parochiekerk. (of de Markt.) Eigenaardig genoeg vinden we in de oude archieven geen spoor van een sint-Martinusstraat terug. In't midden van de 19de eeuw werd te "Rethy" de levensnoodzakelijke verkeersader Turnhout-Mol aangelegd. Op 3 april 1849 had de eerste-steenlegging van de baan op het Reties grondgebied plaats door de toenmalige burgervader Karel Gilbert Van den Eynde. (1791-1869). Waar toen op de Markt de nieuwe baan zou beginnen, mondde destijds een smalle voetweg uit, de Werbeekse kerkpad. Die was amper breed genoeg om met een gewone boerenkar door te geraken. Door overlevering weten we dat de toegang daar tot het marktplein onder een overwelfde poort liep, de Desselse Poort. Om de doortocht van de nieuwe weg mogelijk te maken, moest er heel wat onteigend worden. (De oude "Molse baan" liep door de Molenstraat, langs de verdwenen windmolen, door de Molenekkeren naar Brasel en dan via de Boeretang naar Mol.) Onze fiere linde, die langs de kerkzijde een deel van de straat overlommerde, moest een kwart van zijn gevulde kruin opofferen. De nieuwe baan was een kasseiweg van ong. 3m breed, met fietspad en karrenspoor. Omzoomd met bomen. Tot in 1948 noemde men deze weg, vanaf de markt richting Mol: De "Steenweg op Mol" of de "Molsebaan". Pas op 1 januari van dat jaar werd het de "Sint-Martinusstraat". (Vanaf de markt tot aan de wissel.)
Deze speciale hamer is jarenlang bewaard in Utrecht, als onderdeel van de Domschat. Dit bijzonder instrument zou hebben toebehoord aan de heilige van Tours. De hamer is gemaakt uit een prehistorische stenen strijdbijl. In de dertiende eeuwse vatting staat een Latijnse tekst gegraveerd:
"ydola vanurunt martini cesa securi nemo deos credat qui sic fuerant ruicuri'"
"De afgodsbeelden storten neer, getroffen door de bijl van Martinus. Laat niemand geloven dat zij goden zijn, die zo gemakkelijk neerstorten."
Volgens de overlevering gebruikte Sintemetten bij zijn verwoestingen van de heidense tempels en afgodsbeelden deze hamer. We kunnen bij Sulpicius Severus in zijn hoofdstuk: "Heidense heiligdommen verwoest." lezen, hoe sint-Martinus in het dorp Levroux, een goddeloze tempel verwoestte tot op de fundamenten en alle altaren en beelden herleidde tot gruis. Toen de inwoners dat zagen, begrepen ze dat een goddelijke macht ze verstomd en versteld deed staan, ... Van het gebruik van deze hamer kan ik in dit "verhaal" geen spoor terug vinden.
Het is pas in 1899 dat de eerste doodsprentjes opduiken die gedrukt zijn in ons eigen netendorp. Jan Jozef Meuleman had in zijn winkeltje, eerst op de Markt, later in de Passtraat, een eigen "drukmachien". Hiermee kon hij allerlei klein-drukwerk afleveren: Fakturen, maamkaartjes, communieprentjes, doodsbeeldekens, enz. Hij had steeds een voorraad doodsprentjes met voorgedrukte voorkant en lege achterkant. Bij een sterfgeval kon hij die vlug bedrukken met een overlijdenstekst. Je kon dus verschillende voorkanten hebben voor hetzelfde overlijdensbericht. Hij drukte goedkoop en men moest niet meer naar "de stad". Zijn drukwerk mocht gezien worden. Omdat hij ook een professionele fotograaf was, kon men zelfs prentjes bestellen met een foto van de overledene. Het uitdelen van doodsprentjes was in de tweede helft van de negentiende eeuw een algemeen verschijnsel geworden. Op de voorkant stond meestal Jezus of Maria, eenvoudige kruisen, kerkhoftaferelen, het H.Hart, de H. Familie of de lijdensweg van Christus afgebeeld. Er waren er zelfs al in kleur. Rond 1900 komen er relatief weinig prentjes voor met heiligen op de voorkant. Die met onze Sintemetten zijn uiterst zeldzaam. Op mijn vele zoektochten kwam ik er gelukkig een paar tegen ... In het eerste kwartaal van de negentiende eeuw noemden vele Retiese ouders hun zoon Martinus. Misschien geloofden ze wel dat zoonlief het vrome karakter zou krijgen van onze schutspatroon. Martinus, Maarten, Martin, Marten, waren echt "in". Ik vond er heel wat terug in mijn verzameling. Opmerkelijk, drie Retiese gesneuvelden uit de eerste wereldoorlog waren Martinussen! ( Adriaensen, Cox en Peeters. ) Wat een verschil met vandaag, nu geven we onze kroost namen van Amerikaanse filmfiguren!
De groene stoomtram rijdt door de sint-Martinusstraat!
De belangrijkste stopplaats van de groene stoomtram te Retie was op de Markt tegenover "Hotel de Keizer." Achter de kruiwagen zie je de gietijzeren (geuten) paal met het bordje "Tramhalt.". De logge tram met zijn sliert wagons rijdt richting Turnhout. De ontvanger, met zijn handen in de zijde, en de machinist nemen rustig even de tijd om mee te poseren. Deze met de hand ingekleurde postkaart van J.Meuleman is afgestempeld in 1904.
De sint-Martinusstraat werd nog belangrijker in 1895, toen de eerste groene stoomtram van de N.M.B.S., Turnhout met Meerhout verbond. (Meerhout-Westerlo werd pas in 1896 ingereden.) Het tramspoor lag links van de kasseiweg, richting Mol. "Hotel de Keizer", van August Crols-Weyts, bijgenaamd "biljarke", was een belangrijke halte. Het hotel beschikte over een wachtplaats voor de reizigers. (Met kunstig beschilderde muren.) Wanneer goederen met de stoomtram van of naar Retie werden verstuurd, zorgden zij daar dat de vrachtbrieven in orde waren. Zij inden ook het geld van het transport en bewaarden de goederen tot ze afgehaald werden. Getrokken door logge locomotieven, die gestookt werden met vette steenkolen en voortdurend witte of zwarte rookpluimen uitspuwden, vormde de stoomtram soms een lang stel, met een postwagen en twee verschillende reizigersrijtuigen. In de rijtuigen "eerste klasse" met hun rood fluwelen kussens zat de notaris, de dorpsdokter, de kasteelheer en andere notabelen. In "tweede klasse" met harde, houten banken reisden de boeren, de werklieden, de scholieren en de vrouwen die naar een wekelijkse marktdag in de stad trokken. Een rit met de stoomtram was een echte belevenis. Al waren de stoomtrams traag, ze kwamen toch overal tijdig toe! In 1925 werd de groene stoomtram vervangen door gele spoorauto's, met benzinemotor. Vanaf 1935 werd overgeschakeld op dieselmotoren. De gele tram reed zijn laatste rit door de sint-Martinusstraat in 1955. Vandaag rijdt de groene stoomtram in de sint-Martinusstraat nog alleen in de herinnering van de Kortoren die vóór de tweede wereldoorlog geboren zijn. We hebben nu andere verkeersmogelijkheden. We zijn heel mobiel geworden. De auto beheerst nu in ruime mate ons jachtige leven. Files en carjacking zijn nieuwe begrippen. Waar is de tijd van de groene stoomtram gebleven?
Sint-Martinusstraat. Beroemde inwoners: Lodewijk De Koninck.
Lodewijk De Koninck op latere leeftijd. Foto gemaakt door zijn goede vriend J.Meuleman. De Kempische dichter gebruikte de keerzijde van deze fotokaart om zijn "geestelijk testament" eigenhandig neer te schrijven. Zijn wilsbeschikking is gericht aan "E. Heer Raeymakers, Pastoor te Rethy".
In het begin van deze belangrijke Retiese sint-Martinusstraat, nu huisnummer 8, woonde omstreeks 1904 de ongehuwde Nathalie Dielis (1857-1948) en de Kempische dichter Lodewijk De Koninck. ( Hoogstraten 1838-Retie 1924) Hij studeerde aan de rijksnormaalschool te Lier, was onderwijzer te Antwerpen en te Meer, schoolopziener te Turnhout, leraar aan de katholieke normaalschool te Mechelen en ten slotte kantonnaal inspecteur lager onderwijs. In de voorgevel prijkte vroeger een gedenksteen met: "Hier leefde en stierf dichter Lodewijk De Koninck 1924". Een herinnering aan de stokoude dichter uit het "Gedenkboek 1839-1939": "Door een streek van venen en sparren waarover vluchtige gouden zonneklaarten dreven, voerde de tram ons naar het dorpken Retie. In een net, doch schamel huizeken woonde hier "Mijnheer de Inspekteur" zoals men hem in zijn omgeving noemen bleef. Nathalie, een goede ziel die hem sinds jaren verzorgde, trad schuchter voor ..." Geen enkel geleerd schrijven, van welke professor ook, geeft beter weer wie Lodewijk De Koninck was, dan zijn eigenhandig geschreven geestelijk testament, op de rug van die Meuleman-fotokaart: "Geld of goed bezit ik niet, mijn geschriften laat ik aan het nageslacht. Kind van God en van de Kerk en Soldaat van Kristus, heb ik mijne weg gegaan recht door en zonder om te zien, waar eer en plicht mij riep, wat ik geloofd heb, heb ik beleden, en het vaandel van het kruis heb ik hoog gedragen..." Uit zijn omvangrijk werk herinneren we vooral het veel besproken ( en vergruisde) "Het Menschdom verlost." (1874) Over zijn boeken schrijft Dr. A. Mathé in "De Lieve Heimat": "Al zijn werken zijn godsdienstig in wezen of toch godsdienstig getint. Vlaams van oorsprong was hij Vlaming in merg en been ..." "De overheid der Kerk, van Paus en Bisschoppen, was hem heilig, onvoorwaardelijk legde hij er zich bij neer ..." Lodewijk De Koninck stierf op hoge leeftijd in zijn Retie, waar hij zo had genoten van de eenzame Kempische heide, de hoge blauwe hemels en vooral van de warmte van de eenvoudige Kortoren, die hem in hun hart hadden gesloten. Uit dankbaarheid kreeg hij later zijn monument aan de sint-Martinuskerk, niet ver van het huisje in de sint-Martinusstraat waar hij zijn laatste levensjaren had doorgebracht.
Deze zichtkaart werd op 23 maart 1924 geschreven en vestuurd door Jan Meuleman aan mijnheer Lambrechts, Minderbroederrui 4, Antwerpen, met de melding:
"Uw vriend L. De Koninck heeft het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Lijkdienst Woensdag 10 uur. Doodsbrief volgt. Met achting, Meuleman fotograaf. Rethy."
In mijn bescheiden Retiese zichtkaartenverzameling vond ik een volledige reeks oude Meuleman-kaarten terug, alle geschreven en ondertekend door L.De Koninck. In zijn eigen "rijmstijl". Met die paar simpele woorden laat hij je voelen hoeveel hij van dit Kempendorp hield.
Links 1. De eeuwenoude linde. "De linde wijd vermaard. Al is zijn stam gespleten Al is hij eeuwen oud, hij is nog niet versleten. Hij draagt nog jaar op jaar zijn kroon van jeudig groen Des zomers heerlijk frisch een lommerpaviljoen."
Links 2. Een gedeelte van de Peperstraat. "Hier is de Peperstraat, die zich Noord-Westwaarts richt Na twee goede uren gaans komt Turnhout in 't gezicht."
Rechts 1. Steenweg op Postel. "Als gij een uur en half dees weg, zijt opgegaan, Ziet gij de abdij vermaard van Postel vóór u staan."
Rechts 2. Het klooster. "De zusters wonen hier gezegd Penitentienen Die door gebed en boet het hemelrijk verdienen."
Deze kaarten zijn nooit verzonden, ze komen uit zijn nalatenschap.
Sint-Martinusstraat. Beroemde inwoners: Families De Vel.
In onze sint-Martinusstraat pronkt een prachtige, luxueuze herenwoning in Art nouveau-stijl. (Nu sint-Martinusstraat 22.) De prachtige woning werd in 1910 gebouwd naar plans van de bekende architect Jozef Lathouwers. De bouwheer was Aloïs De Vel (1861-1945). Deze was niet alleen notaris, maar ook burgemeester van Retie. (Van 1925 tot 1938.) Al deze gegevens staan in een arduinen steen gebeiteld in de zijgevel. Aloïs huwde in 1891 met Maria Vanderbeuren uit Turnhout. Het gezin kreeg zes kinderen. In 1925 nam Edgard De Vel het notariaat van zijn vader Aloïs over en verhuisde naar het unieke herenhuis op de Molsebaan. Zijn ouders namen hun intrek in de"Santhoef", een mooie villa wat verder in de straat. Edgard volgde later ook zijn vader op als burgervader van het netendorp. (Van 1939 tot 1943.) Na de families De Vel woonde hier de familie Pelckmans-Croenen, in 1947 overgekomen van Turnhout. Dit geweldige gebouw met zijn opvallende Jugendstil-friezen staat nu te koop.
"Inkom van uit Mol." lezen we op de zichtkaart. (1949.)Het grote gebouw met de zes ramen, net voorbij de dubbele houten telefoonpaal is de "Katholieke School". Waar de auto's geparkeerd staan was cinema "Roxy" en herberg van de "Klomp". De volledige baan bestaat uit een fietspad, een kasseiweg en een tramspoor. Aan de linkerkant van de baan staan de meeste huizen.
Samen met de sint-Martinuskerk, het gemeentehuis en de pastorij wist iedere Kortoor tot in de jaren zestig "de Katholieke School" staan in de sint-Martinusstraat. Iedereen had er vroeg of laat mee te maken gehad. Iedereen was er al eens binnen geweest, soms zonder het te beseffen. Het was een in baksteen opgetrokken vrij eenvoudig gebouw, met zes grote ramen langs de straatkant. Het werd in 1879 gebouwd. Het was verplicht opgericht voor de jongens ten tijde van de liberale regering en de schoolstrijd.(1879-1885) Veel vroeger werden de lessen onderwezen in "de Borcht", in de Burchtstraat. (Dit oude soliede bouwwerk werd door mijn vader, Gustaaf Breugelmans, afgebroken. Alle waardevolle bouwmaterialen - B.v. eiken balken met de bouwdatum erin, antieke haardplaten - werden aan particulieren verkocht.) Eerst werd er les gegeven door meester Graulus, (1842-1921) later door meester Verheyen. Na de verkiezingen van 1885 kwamen de katholieken opnieuw aan de macht en werd de "Katholieke School" een parochiaal lokaal en vergaderzaal. Wij zouden nu zeggen, een multi-functioneel centrum! Wat gebeurde er al die jaren in de bekende school? Lokalen werden verhuurd aan de jongens- en meisjesschool. Het werd een ontspanningszaal met toneel, film, zang en cultuur. Tijdens de laatste jaren van de eerste wereldoorlog werd er aan soepbedeling gedaan. Het "Hulp- en Voedingscomiteit" had er zijn intrek genomen. Het werd het lokaal van de katholieke (een andere was er niet) studentenbond "Willen is kunnen", van de K.A.J., van de V.K.A.J., van het A.C.V., van de K.W.B., van de C.M. en van de K.B.G. Het was zelfs even een bibliotheek (1922-1925). In 1956 vergaderden de Chiroleiders er. Het "Kinderheil" is er in ondergebracht. De K.A.J.-drumband oefende er onder leiding van onderpastoor Van Hoof tot 1960. Omstreeks die tijd werd de "Katholieke School" verkocht door de vzw Pariochiale Werken Dekenij Mol. De nieuwe eigenaar was meubelmaker Jos Frederickx uit Mol. Moesten die muren hebben kunnen spreken!
Sint-Martinusstraat. Beroemde inwoners. A. Luyten.
"A. Luyten "Klompke" Rethy op velo"Bristol". -Kampioen der Kempen in 1909.- Onoverwinbaar in 1910 meer dan 50 eerste prijzen behaald." Postkaart geschreven in 1911. Let op de warme trui "Bristol", met rolkraag en de zware koersfiets van het zelfde merk, zonder remmen.
In de sint-Martinusstraat woonde destijds deze bekende sportman. Aloysius Andreas Ludovicus Luyten, alias "De Klomp" of "Klompke". (1888-1941) Hij woonde naast de katholieke school en was in 1912 gehuwd met Maria Caroline Dierckx, deze stierf echter op zesentwintig jarige leeftijd. Aloïs hertrouwde in 1915 met Pauline Melis. Hij was een zeer talentvolle "coureur", die voor het merk Bristol reed. In 1909 werd hij kampioen der Kempen en in 1910 was hij bijna onklopbaar. Hij won in dat jaar meer dan vijftig koersen. Tot omstreeks 1927 was hij ook velomaker. Een beroep dat zeer goed bij zijn wielrennen paste. Ervaren als hij was in het herstellen van lekke banden, het repareren van gebroken kettingen of het plaatsen van nieuwe spaken. Het spaarde hem veel tijd tijdens zijn koersen en het was bovendien goedkoop. In 1925 opende hij een bioscoop: Cinema Roxy. In glazen "kijkkasten" werden glimmende cinema-foto's met duimspijkers opgehangen.( Aan het aantal gaatjes kon je zien of de film al veel gespeeld was of niet.) Zo kregen we een beeld van de komende film. Er werden steeds twee films gespeeld, één voor de pauze en de belangrijkste erna. Tijdens de onderbreking kon men in de gelagzaal, die vol hing met de gewonnen "palmen", krantenknipsels en foto's van "de Klomp", vlug één (of meerdere) pinten drinken. Velen waren niet tijdig terug voor de hoofdfilm! Ze werden dan met gevloek onthaald, omdat ze door het beeld liepen. Met Retie-kermis werd de filmzaal als danszaal gebruikt en was er dus die week "geen cinema". Met de opkomst van de televisie in 1953 kregen de dorpsbioscopen harde klappen, de toeschouwers bleven weg. In 1955 sloot cinema Roxy voorgoed zijn deuren. Wij moesten ons "filmplezier" buiten het dorp gaan zoeken.
Retie. Een vroege zomerse morgen aan de melkerij. Nog geen verkeer. Enkele fietsers, in losse zomerkledij, staan met elkaar "te buurten". Tijd genoeg. Geen auto's, geen lawaai. Op de voorgrond zien we de tramsporen die hier "splitsen". We staan hier vlak bij de wissel. Men heeft de naam onthouden! Zichtkaart :Uitgave Gevers-Melis. Afgestempeld in 1954.
Ik kan mijn onvolledig bezoek aan onze mooie sint-Martinusstraat niet afsluiten zonder even de melkerij te bespreken, die de naam van onze patroonheilige kreeg. De officiële naam was: "Zuivelfabriek Sint-Martinus S.M." (Samenwerkende Maatschappij.) Boeren-aandeelhouders zorgden voor het beginkapitaal. De firma De Groot uit Heist-op-den-Berg bouwde de fabriek. De B.B. leverde de technische uitrusting. Aloïs Melis, eerste directeur-bedrijfsleider, begon met vier werklieden. Op 3 december 1933 was de installatie klaar en werd er met water geproefdraaid. Op de melkerij begon men om 8 uur te werken. Op de boerderij werd de melk in kitten van 25 liter gegoten. Elke boer had een nummer dat in koperen cijfers op de nek van de "melkkit" was aangebracht. De metalen kitten werden dan door "melkkarren" aan de boerderij opgehaald. Ik weet nog hoe ik als jeugdige knaap mee kon met zo'n "melktoer". Zelfs mocht ik van de voerder al eens de leidsels vasthouden, zo fier als een gieter was ik dan. Wist ik veel dat "Bles" met zijn ogen dicht de weg kende! In de melkerij goot de melkaanvoerder de melk per bedrijf (per nummer) in de weegbak en plaatste de lege kitten omgekeerd op het uitdrup-apparaat dat langzaam wegdraaide. Men noteerde de hoeveelheid melk, nam de lege kitten, spoelde ze uit, liet de afgeroomde melk - in verhouding tot de hoeveelheid geleverde melk - erin lopen. De voerder verplaatste zijn wagen naar de andere deur van de ontvangsthal en laadde zijn kitten terug op zijn kar. Hij kreeg de briefjes waarop het gewicht van de melk per bedrijf genoteerd stond en vertrok. Onderweg stak hij die papiertjes tussen deksel en kit van de betreffende veehouder. Hij zette de kitten, in omgekeerde volgorde, af aan de boerderijen. Dat deel van zijn dagtaak zat er dan al op. In mijn jeugd gebeurde dat nog allemaal met paard en kar, later verving men de paarden door lawaaierige tractoren en nu komt een glimmende tankwagen de melk "opzuigen". De melkerij werd heel wat meer dan alleen maar een "melkfabriek". De Kortoren waren er fier op, en terecht. En nu ... " De Melkerij." ... een appartementenkazerne ... De nieuwe tijd. Net wat u zegt ...
De heilige voorgesteld als bisschop van Tours, in vol ornaat, met mijter en staf. Sintemetten legt een geldstuk in een hoed die een jonge bedelaar met twee handen vast heeft. Dit alles speelt zich af in volle natuur. Perkamenten Antwerps santje van Cornelus de Boudt (1660-1735). Kopergravure. Het tafereel is in een ovaaltje gezet. De inkleuring gebeurde met veel zorg. Toch doet de met goud ingekleurde lucht een beetje bizar aan.
Een martinellum is een verzameling teksten rondom de heilige Martinus van Tours, waarin de Vita B. Martini van Sulpicius Severus de belangrijkste plaats inneemt. Het martinellum had een functie binnen de liturgie. Feitelijk was het één van de voorgangers van de missaal, waarin men later onder meer de lessen bundelde die op bepaalde feestdagen gelezen werden. Zo werden uit het martinellum bepaalde gedeelten voorgelezen op de feestdag van Martinus en op de dag waarop zijn gebeente naar Tours werd overgebracht, de zogenaamde "translatio" (14 juli). Utrecht, waar de Dom aan sint-Martinus is gewijd, bezat zo'n twaalfde-eeuwse martinellum. (Nu in de universiteitsbibliotheek.) Hoewel dit handschrift geen miniaturen bevat, is het met zijn zestien gedecoreerde initialen één van de zeer weinige voorbeelden van codices die in de Noorderlijke Nederlanden in de twaalfde eeuw geschreven en verlucht zijn. Dit handschrift is door vijf verschillende handen geschreven in een schrift dat nog niet gotisch genoemd kan worden. Specialisten noemen dit geschrift "littera pregotica". Deze 128 perkamenten bladzijden, geschreven in het Latijn, zijn van grote cultuur-historische waarde.
Antwerps santje op perkament. Michel Cabbay 1660-1722. Arendonk viert al eeuwenlang de heilige Catharina van Alexandrië op 25 november. Haar leven is één en al legende. Op haar 15de kende ze alle werken van Plato. Ze moest van keizer Maxentius haar geloof in Christus afzweren, maar ze weigerde. Ze werd veroordeeld tot het rad, maar dat werktuig werd vernietigd door de bliksem. Ze werd steeds op miraculeuze wijze gered. Toen ze onthoofd werd, vloeide er melk uit haar wonden die de pest verdreef. Waarschijnlijk heeft ze nooit bestaan. Attributen: Als rijke jonge vrouw met een kroon op het hoofd, zwaard in de hand, boek, gebroken rad, palmtak. In Arendonk werd ze vereerd (waarschijnlijk) omdat ze de patroonheilige is van de kantwerksters.
Als brave Retiese inwijkeling en begaan met het rijke verleden van mijn Sintemetten-dorp, had ik natuurlijk ook belangstelling voor de, voor mij, duistere dorpsgeschiedenis van Arendonk. Hoe kan je je dan beter informeren dan door het lezen van "bekende" heemkundige boeken? " Het vizirgat." van Jan Goris werd mij sterk aanbevolen. "Zo was het", "goed geschreven", "geschiedkundig juist", allemaal positieve commentaren die ik er gratis bij kreeg. Met enorme leeshonger verslond ik de eerste bladzijden. Groot was echter mijn verbazing toen ik op blz. 33 van dit "naslagwerk" las:
"Vroegertijd werd er te Arendonk met SINTE MERTEN aan de huizen gezongen:
Vandaag is't Sinte Merten En morgen is't z'n kruk Wij komen van goeder herten En helpt ons uit den druk. En wilde ons wat geven Wij zijn zoo rap content Wij vragen U z'n zegen Als gij ons gift 'n cent.
Maar Ste Mertensvuur werd enkel gestookt door Retische inwijkelingen, die hun dorpsche overlevering hier wilden inplanten. Arendonk nu, duldt op dit gebied, geen invoerartikel. Wel hoorde men, op de Beirendonk en Huiskens, een korte wijl:
Sinte Merten, turf en heit Sinte Merten z'n voeten zijn keit
maar de Retische tongval stond in voor het verdwijnen."
Ik moest even slikken. Da's straffe taal. Wat gedurfde uitspraken! " Arendonk nu, duldt op dit gebied, geen invoerartikel." Ruikt dat niet een beetje naar discriminatie? (Woord en begrip moesten toen natuurlijk nog worden uitgevonden.) Als je zoiets nu zou schrijven, werd je zeker bestempeld als ... De Arendonkse mentaliteit veranderde sindsdien. Nu is men heel wat toleranter geworden voor "inwijkelingen", zelfs al hebben die een heel andere godsdienst en taal. Gelukkig maar! Arendonk heeft van de liefdadigheid van Sintemetten dan toch iets geleerd.
Een in oud-Vlaams geschreven 16de eeuws (3 maart 1531) document, waarin de gezaghebbers van Rethy toestemmen in het kopen van een nieuwe torenklok. Govert van der Vliet, kerkmeester (Telkenjare vernieuwd, beëdigd door de drossaard en deeluitmakend van de Wet van Rethy.) en Jan van Santvoert hebben bij Peter Wagevens, te Mechelen een klok, "weegende omtrent XXVI oft XXVII hondert ponden" gekocht voor 12 rijngulden en 5 stuivers de honderd pond. Origineel document ondertekend door Jan van der Vliet, Jan van Santvoert en Peter Wagevens.
Klokken waren door de eeuwen heen onmisbaar. 1507 is de eerste oorlogsdatum die we tot nu toe vonden in de geschiedenis van ons dorp. Een legertje Geldersen en Fransen rukten van uit Roermond op naar onze gewesten en hebben Rethy, samen met nog andere Kempische dorpen, platgebrand. Bij het nieuws dat de bendes in aantocht waren, holde een man naar de klok en luidde "storm" over het dorp.
In 1843 bezat "Rethy" drie klokken: De sint-Martinusklok, ook tiendenklok geheten en gegoten door Van Der Gheyn in 1742 (2726 kg.), de Lievevrouwklok (1410 kg.) en de kleine sint-Jozefklok (723 kg.) Daar de Lievevrouwklok gebarsten was en de sint-Martinusklok nauwelijks maar de helft van haar klank gaf, besloten de Retiese raadsleden hun twee grootste klokken te laten hergieten. Vader en zoon Gaulard, klokkengieters te Tongeren, kregen de opdracht toegewezen. Op 12 juni 1843 begonnen de gieters hun moeilijk werk op het oude kerkhof, langs de noorder-zijdeur van de oude kerk. Geen werk voor amateurs! Eerst bouwde men de smeltoven in steen, dan boetseerde men in leem het model (of valse klok). Vervolgens: Het vervaardigen in leem en kempvezels van de mantel, het breken van de valse klok die onder de mantel verborgen zat, het aanleggen van de gietkuil met daarin de klokkenvormen. Na zeven weken, op 3 augustus, was het voorbreidende werk klaar. De oude klokken waren intussen al uit de sint-Martinustoren gehaald en stukgeslagen, wat niet zonder slag of stoot gegaan was, vooral de grote Sintemettenklok had felle weerstand geboden! Dan begon pas het eigenlijke klokkengieten. Eerst werd de "spijs" voor de grote klok bereid. Op 5 augustus 1843 zag een nieuwsgierige menigte hoe de vorm van de sint-Martinusklok in twee minuten vol liep met het gloeiende klokkenspijs. De volgende dag werd de klok voorzichtig uitgegraven om ze vlugger te laten afkoelen. Een dag later werd ze uit de kuil gelicht en voor de kerkdeur gezet. Met stalen borstels kuisten de gieters de klok, ze schuurden ze glad tot ze blonk en er echt "nieuw" uit zag! Op de sint-Martinusklok kon men duidelijk het opschrift lezen:
"Joan. Bap. Verbist pastor ab anno 1819 - Car. Gil. Van Den Eynde praetor - Patrinus Lud. Dom. Van den Eynde notarius - Matrina Mar. Jon. Van Ganzewinkel - Glyck gy door myn geluyd somtyds van schrik zult beven. Zoo zal ook myn geluyd u somtyds vreugde geven. - In hororem S.Martini. (Afbeelding van "Sinte Marten") Gaulard père fils fondeurs 1843."
Op 10 augustus werden de klokken feestelijk ingezegend door de deken van Geel. Ze werden gewogen ( S.M. 2526 kg. en O.L.V. 1823 kg.) en in de toren gehangen. De nieuwe sint-Martinusklok luidde voor de eerst over mijn mooi Kempisch dorpje op 27 augustus 1843.
De sint-Martinusklok geroofd door de Duitse bezetter.
Wijlen "Zefa" Breugelmans (Echtgenote van Frans Geuens.), volle nicht van mijn vader, tussen de twee "geroofde" klokken. Van haar kreeg ik deze unieke fotoreeks.
Precies honderd jaar lang galmden de drie klokken vrij over mijn Neten-dorp. De sint-Martinusklok luidde men bij feesten en processies, de Lievevrouwklok bij kerkelijke diensten en de kleine sint-Jozefklok (het schelleken) klepte drie maal per dag het angelus. Bij dood en begrafenis werden de twee grote klokken samen gebruikt, bij brand en ander onheil de drie klokken tegelijk. Op 5 augustus 1943 kwam daar een abrupt einde aan. Die dag begonnen de "klokkenpikkers" (de Duitse bezetter) de dikke oude muren rond de galmgaten in de voorkant van de sint-Martinustoren weg te kappen. De twee grote klokken werden naar beneden gelaten. (De Duitsers eisten de klokken op bij een verordening van 10 maart 1943. Het herderlijk protest van 15 mei haalde niets uit.) De kleine sint-Jozefklok mocht blijven hangen. Op 19 augustus 1943 werden de klokken op een wagen geladen en naar Duitsland vervoerd om daar gesmolten te worden voor het gieten van kanonnen. Dat alles gebeurde onder ruime belangstelling van de Kortoren. De haat tegen de bezetter werd er niet minder op. Toch moest men lijdzaam toezien ...
De nieuwe sint-Martinusklok weegt 2607 kg. Opschrift: A.D.1962 (anno domini) Petit & Fritsen Aarle - Rixtel Holland. "Sint Martinus bronzen stem Wenkt uw harte In vreugd en smarte Keer tot God u, kom tot Hem. Ik werd gegoten te Aarle-Rixtel Gedoopt in't jaar onzes Heren 1962. Mijn peter: Louis Smets, voorzitter Kerkfabriek Mijn meter: Maria Hulselmans Z.E.Heer Carolus Josephus Govaerts, pastoor ab anno 1946" Langs de andere zijde staat de beeltenis van sint-Martinus en op de kroon: "Frans Schepens, burgemeester."
De grauwe oorlogsjaren gingen voorbij zonder dat er over nieuwe klokken gesproken werd. Pas in 1946 lezen we in de notulen van de kerkvergadering er iets over. Het vervangen van de geroofde klokken werd een echte lijdensweg. Er waren te veel organisaties die allemaal hun zeg moesten doen. Men maakte van alles een discussiepunt. Zijn de klokken wel gesmolten? Is er een attest betreffende de weggevoerde klokken, hoeveel bedraagt de financiële staatssteun? Moeten er geen twee dossiers gemaakt worden, één voor de klokken en een ander voor de torenrestauratie? ... Jarenlang probeerde men tot een goede oplossing te komen. In 1953 is er nog steeds geen schadeloosvergoeding uitbetaald en heeft men nog altijd geen toestemming om nieuwe klokken te gieten, want door de oorlog in Korea is de prijs van het koper veel te hoog! Het is uiteindelijk pas in 1962 dat de firma Petit en Fritsen, klokkengieters uit Aarle-Rixtel in Nederland, de nieuwe klokken mag gieten. Veel schoon volk was daarbij aanwezig: Pastoor Karel Govaerts, burgemeester Frans Schepens en al de leden van de kerkfabriek. De wijding van de klokken gebeurde op 1 juli 1962 om 14.30 uur, met een optocht door de belangrijkste straten van Retie. In de stoet mocht natuurlijk sint-Martinus met zijn Romeinse soldaten niet ontbreken. De klokken opgesteld in de sint-Martinuskerk, werden gewijd door de deken Franken uit Mol. De notulen van 7 oktober 1962 vermelden dat de installatie van de twee klokken is voltrokken... Sindsdien galmen de klokken weer vrij over mijn prachtig Sintemettendorp, zijn neten, zijn velden en zijn Kortoren! Precies alsof het nooit anders is geweest ...
Jef Van den Eynde. (Retie 1913-1998) Ouders: Karel A. (geb. te Antwerpen) en Octavie L. J. Van Ballaer (geb. te Kasterlee). Vader was gemeente-ontvanger en woonde met zijn groot gezin (10 kinderen) op de Pas, dicht bij de vest van de pastorij. Jef studeerde te Hoogstraten en later aan het seminarie te Mechelen, waar hij op 11 juni 1938 priester werd gewijd. Werd leraar aan het sint-Stanislascollege van Berchem. In 1964 kapelaan in Westmalle en in 1973 volwaardig pastoor aldaar. In 1988 ging hij op rust bij zijn zus Maria en broer Louis te Retie. Jef was een man met vele gaven. Zo was hij een echte "Gezelle-kenner", die door zijn vele lezingen in Retie en daarbuiten, de mensen vaak wist te ontroeren. Hij regisseerde niet alleen toneelstukken, hij schreef er ook. Na zijn opruststelling werd hem gevraagd een toneelstuk te schrijven naar aanleiding van de 600ste verjaardag van het overlijden van sint-Martinus. Het werd gedrukt en opgevoerd onder de titel "Sint-Martinus van Tours". Jef kende natuurlijk ook het werk van Sulpicius Severus, de levensbeschrijving van de heilige, nog samengesteld tijdens het leven van Sintemetten. Hij gebruikte dit boek als voornaamste bron voor zijn toneelspel. Het toneelstuk laat ons vier episodes uit het leven van de heilige van Tours zien, die steunen op historische feiten. Voor zijn kostumering kon hij putten uit het rijke BRTN-archief, het textiel voor het grote toneeldoek werd verzameld via de Soesafoon van BRT2-radio en er werd gebruikt gemaakt van de 80 dia's over sint-Martinus die uitgegeven werden naar aanleiding van het pausbezoek aan Tours het jaar voor de opvoering in Retie. De prachtige toneelvoorstellingen in de sint-Martinuskerk werden door de Kortoren massaal bijgewoond. René en Paul Stappaerts schrijven in hun boek "Retiese Koppen" (2001): "Dit Sint-Maartenspel mag als zijn levensbekroning beschouwd worden en ook als zijn geestelijk testament: de uitdrukking van alles wat hij dierbaar en waardevol vond in het leven, zijn liefde voor alles wat goed en waar en schoon is."
Typische achthoekige Antwerpse kopergravure. Perkament, handgekleurd. "De manteldeling." De heilige is hier al van middelbare leeftijd, in een rijkelijk harnas, vreemd genoeg met een bevederde hoed. Forse personages. Cornelius de Boudt (1660-1735) toont met deze gravure dat hij tot de top van de Antwerpse graveerders behoort. Wat is waar, wat is historisch juist in het leven van Martinus, of wat behoort tot de legende of verzinsel? We weten dat de "Vita Martini" van Sulpicius Severus de belangrijkste bron is van het leven van sint-Martinus. Vertelde deze schrijver de waarheid, of was hij een fantast en leugenaar? Was hij een betrouwbare getuige, of moeten we zijn verhaal met een korreltje zout nemen? Natuurlijk zegt Severus zelf over zijn werk dat het allemaal zeker waar is wat hij schrijft. "Dit verhaal heb ik van Martinus zelf vernomen." Geschiedenis of legende? Of beide? We weten dat een legende een levensbeschrijving is van een martelaar, een heilige of held. Ze vertelt mirakels en daden door de heilige of held verricht. Een legende berust op een volkse overlevering die met de tijd aangedikt werd. Het is moeilijk ware gebeurtenissen en verzinsels van elkaar te onderscheiden. De manteldeling aan de poort van Amiens. Echt gebeurd of fantasie van Sulpicius Severus? Het hele gebeuren illustreert een passus uit het evangelie volgens Mattheüs, waarin de evangelist vertelt naar welke gedragingen de mensen later, bij hun dood zullen beoordeeld worden. Het is een parabel over het Laatste Oordeel, waarin de Herder de scheiding maakt tussen de goeden en de slechten. Na het delen van de mantel, vertelt de legende dat Martinus 's nachts een verschijning van de Heer zag, die sprak tot de engelen: "De geloofsleerling, Maarten, gaf mij deze mantel, toen hij die aan een arme stakker gaf." Deze en vele andere verhalen werden over sint-Martinus verteld en verspreid. Vele geschiedschrijvers nemen die verhalen niet ernstig, omdat er geen data, geen namen van personen, geen plaatsnamen in voor komen. Ze menen dat ze verzonnen zijn. Maar Sintemetten heeft echt bestaan ... Niemand twijfelt daaraan.
Sintemetten en de wonderbare visvangst op paasdag.
Een zeer volks en naïef Antwerps santje. Ondertekend door Jacobus de Man (1650-1725). De heilige op een wit paard in een zeer eenvoudige klederdracht. Sint-Martinus deelt hier zijn rode mantel met een groep behoeftigen. Twee zitten er op de grond, een derde, een vrouw, staat recht en neemt ook de gedeelde mantel aan. Alles speelt zich af in open veld, geen stadspoort te zien. De inkleuring gebeurde onzorgvuldig, hier en daar overlapt de verf de tekening, of gaat buiten de ovalen kader. Waarschijnlijk is hier een leerling aan het werk geweest in dienst van J.de Man. Ook de foutieve N in de naam van de heilige steunt dit vermoeden. Al bij al een prentje voor het gewone volk.
Uit de vele gebeurtenissen in het wonderbaarlijke leven van Sintemetten nemen we het verhaal van de vis van Pasen. Het is een amusante geschiedenis, die doet denken aan de wonderbare visvangst uit het evangelie. "Op paasdag, Martinus en zijn vele gezellen hadden pas de vasten beëindigd, was er geen enkele vis in de Loire te bespeuren. Sint-Maarten en zijn vrienden aten nooit vlees, maar enkel vis bij feesten. De rentmeester van het klooster, een diaken, Lato, een behendig visser, kon geen enkele vis verschalken. Ook andere bedreven vissers bij de Loire hadden niets kunnen vangen. Martinus vroeg de diaken of hij opnieuw het net wilde uitwerpen en verzekerde hem dat hij deze keer wel vis zou bovenhalen. Alle monniken keken naar Lato. Ze waren er zeker van dat het net niet leeg zou blijven omdat Sintemetten het bevel gegeven had. De visser had nog maar pas zijn net uitgegooid of hij kon al een heel grote vis uit het water slepen. De aanwezigen konden hun ogen niet geloven. In de abdij vierde men een vrolijk paasfeest met lekkere vis op het menu!"
Een "overladen" Antwerps santje van Johannes Van Sande. (1713) De overdreven randversieringen overheersen dit prentje. Je moet als het ware de heilige gaan zoeken. Waarschijnlijk heeft de graveerder zijn kunde willen tonen in de gebruikte dier- en plantenornamenten. Of hebben twee kunstenaars aan dit beeldeken gewerkt? Eén graveerde de enorme randversieringen en een andere (leerling?) sneed de voorstelling van de heilige. Spijtig dat het belangrijkste, de manteldeling, nauwelijks te zien is. Ook het met de hand inkleuren gebeurde vrij slordig. Gelukkig is het prentje in perfecte staat.
Iedereen kent het verhaal van de manteldeling aan de stadspoort van Amiens. Sintemetten deelde zijn wijde soldatenmantel met een schaars geklede bedelaar. De volgende nacht verscheen Christus aan Martinus gehuld in de halve mantel die de arme gekregen had. Tot de engelen die Hem vergezelden zei Hij: "Martinus, hoewel nog slechts doopleerling (adhuc catechumenus) heeft mij met deze mantel bekleed." De mantelhelft die Martinus behield, verwierf een eigen geschiedenis, hij ging als het ware een eigen leven leiden. Hij kreeg een plaats in het nationale heiligdom van de Franken, de basiliek van Tours, de latere bisschopsstad van de heilige Martinus. Daar werd de mantelhelft (cappa) bewaard in een eigen kapel (capella) door daartoe aangestelde kapelaans of "chapelains" (capellani). De chapelains of aalmoezeniers droegen de wonderbaarlijke mantel met het leger mee, als de Franken ten oorlog trokken. Ze hoopten daardoor te overwinnen.
Sint-Martinuslitanie uit: "Schat-kiste der Litanien." "Uyt de drukkerye van C. de Moor en Zoon, in de Philipsstok-straet. Brugge. 1778."
Een litanie is een gebed in een christelijke eredienst om God (of Maria, of één of meer heiligen) te aanroepen en te smeken voor een genade, een geschenk, of een genezing. Een litanie wordt gebeden tijdens een dienst of een processie en heeft de vorm van een aantal aanroepingen. Iemand (meestal de priester of een diaken) bidt voor en de gelovigen antwoorden met een bepaalde formule zoals bid voor ons, ontferm u over ons, of verhoor ons. In de loop der eeuwen zijn tal van litanieën ontstaan ter ere van afzonderlijke geloofsgeheimen (Bv. van de Heilige Geest) of van heiligen, in zo'n grote getale en vaak van zo'n willekeurige aard, dat Rome zich het recht van approbatie (goedkeuring) van al de litanieën, die in de openbare eredienst gebruikt worden, heeft voorbehouden. In de vroegste litanieën werd God aanroepen om bevrijd te worden van de aanval en overheersing door woeste stammen, of om van pest, cholera of andere besmettelijke ziekten gevrijwaard te worden. Pas later ontstonden de litanieën van de heiligen waarin deze worden aanroepen, en om hulp en bijstand gesmeekt.
Illustratie bij de uitzending van de schoolradio. (11.11.49) Uit: "JUVA. Encyclopedie voor de jeugd. Wekelijks uitgegeven door het Belgisch Nationaal werk tot bestrijding der Tuberculose. 2 november 1949. 2fr. Nr.53."
(Oorspronkelijke tekst.)
1. In het jaar 316 van de Christelijke tijdrekening, werd in Hongarije een jongen geboren met name Maarten, die een der meest volksgeliefde heiligen zou worden van ons land. Heel jong vrijwilliger in de onoverwinnelijke Romeinse legioenen, was hij op vijftienjarige leeftijd een vurig en vrolijk soldaat, die het leven hartstochtelijk beminde, maar tevens een goed hart.
2. In garnizoen te Amiens, reed hij op een koude winterdag door de stad en ontmoette een oude, haast naakte bedelaar, die bevende van de koude, zijn medelijden afsmeekte. Zonder aarzelen verdeelde de soldaat Maarten met zijn zwaard zijn mantel in twee, en gaf de helft aan de arme.
3. De volgende nacht zag Maarten in een droom Jezus-Christus, die de mantel droeg, die hij aan de ongelukkige had geschonken. Van heiden, die hij was, werd Maarten christen; hij ontving het doopsel op 22-jarige leeftijd. Hij bleef evenwel nog tal van jaren bij het leger. Maar om zijn mantel te hebben verdeeld, werd hij door een overste gestraft om half gekleed drie dagen aan de kaak te worden gesteld.
4. Dit gebeurde in November. Maar het werd schoon weder gedurende dit tijdstip en Maarten leed geenszins van zijn goede daad. Van toen af noemt men dit tijdstip van het jaar: "Sint-Maarten's Zomer." Van lafheid beschuldigd door Keizer Juliaan, stelde Maarten, om zijn moed te tonen, voor, ten strijde te trekken, gewapend alleen ...
5. ... met het kruis van Christus. De avond vóór het gevecht kwam de vijand zich onderwerpen. Ten gevolge van dit mirakel, koos Maarten de geestelijke staat en werd bisschop van Tours. Men haalt nog talrijke mirakelen aan, geschied toen Maarten in Gallië verbleef en waaraan in ons land wordt herinnerd door feesten en overleveringen, namelijk deze van de "Sint-Maartensvuren"...
6. ... en van de "Kaarsjesprocessie" uit het Mechelse. In zijn land teruggekeerd had hij het geluk zijn moeder te bekeren vooraleer naar Gallië weer te keren. Zijn ganse leven vloeide van liefdadigheid over. Hij stierf in een hoge ouderdom en werd te Tours begraven, waar zijn graf weldra een bedevaartplaats werd, waar talrijke mirakelen geschiedden.
Een typisch voorbeeld van de Franse machinaal geponste prentjes uit de 19de eeuw. De heilige Martinus afgebeeld als bisschop van Tours. In twee kleinere afbeeldingen zien we linksonder de manteldeling, rechtsonder het verhaal van de heilige boom. Het kantprentje is met de hand zeer zorgvuldig ingekleurd. Je zou het een "chique" prentje kunnen noemen.
Bij de geboorte van Martinus, in de provincie Pannonië van het West-Romeinse Rijk, was het grote Romeinse Rijk op sterven na dood. In 313 erkent keizer Constantinus de christenen als volwaardige burgers. Het monogram dat op Christus wijst vervangt de Romeinse adelaar in het schild van het Romeinse Rijk. De slaven krijgen een menselijke behandeling en het gezinsleven steunt voortaan op andere normen. Men legt de nadruk op wederzijdse liefde en trouw, overspel wordt strafbaar. Het Romeinse Rijk is zieltogend, het is een reus op lemen voeten geworden. De kaders wankelen en de administratie is uitgerafeld. Het kan niet meer de veiligheid van zijn eigen grenzen verzekeren, maar eist van zijn burgers toch meer en meer geld, de fiscale druk is huizenhoog. Werkeloosheid, crisis en armoede steken overal de kop op. Keizer Julianus wil het keizerrijk herstellen, maar mislukt. De kerk komt op in Gallië. De bisschoppen nemen zelf taken op zich die eigenlijk de wereldlijke macht toebehoren. Ze beschermen zwakken en armen, ze houden zich bezig met de materiële toestand van de bevolking. In deze verwarde tijden wordt Martinus, monnik en asceet, bisschop van Tours tegen zijn wil, zoals hij ook tegen zijn zin vroeger soldaat werd. Op de drempel van de oude wereld, het Romeins heidendom, het boerse heidendom op het platteland en het christendom, dat vooral in de steden geboren wordt, zal Martinus het voorbeeld geven van naastenliefde, zachtheid, nederigheid en vredelievendheid. Hij zal de geschiedenis ingaan als "Martinus van Gallië", de geestelijke vader en patroon van het toekomstige Frankrijk.
"Grandes Heures de Rohan" is een verlucht handschrift uit de Bibliothèque nationale te Parijs. Het manuscript is een zeer fraai getijdenboek dat helaas niet met zekerheid kan gedateerd worden. Het is één van de mooist verluchte, maar tevens één van de meest raadselachtige meesterwerken die de Franse kunst van de 15de eeuw ons heeft nagelaten. Eén van de miniaturen in dit wereldwerk toont ons de manteldeling. Deze miniatuur waarop de heilige Martinus een stuk van zijn mantel afsnijdt en het aan een bedelaar geeft, is duidelijk geïnspireerd op een afbeelding met hetzelfde thema die de Gebroeders van Limburg voor de Belles Heures (een vroeger getijdenboek) hebben geschilderd. De kunstenaar heeft evenwel hier het tafereel in een ander decor geplaatst. Verder was hij door het smalle formaat van de miniatuur gedwongen de bedelaar tot vlak bij de heilige te laten komen en om hem daarbij niet geheel af te dekken, liet hij het paard de kop naar rechts keren. Zijn karakteristieke voorkeur voor onbarmhartige, zo niet afstotende details deed hem achter de eerste nog een tweede bedelaar afbeelden die op houten benen en met krukken de heilige zijn bedelnap toesteekt. Deze kreupele neemt uit eerbied voor Sintemetten zijn hoed af. Op de achtergrond zien we witte stadsmuren en rijkelijke gebouwen. Opvallend is ook het enorme rode paardendeken waarop de heilige gezeten is. Dit reikt bijna tot op de grond. De echte manteldeling gebeurt langs de rechterkant van het paard en blijft voor het oog van de toeschouwer verborgen. Merkwaardig!
Eén van de minder bekende legenden over Sintemetten is die van de twee bedelaars. Sint-Martinus stierf in 397 en werd in Tours begraven. De bewoners van die stad begonnen onmiddellijk met de bouw van een nieuwe kerk. De bedoeling was dat het lichaam van de heilige hierheen zou worden gebracht. Men werkte ruim 60 jaar aan het kerkgebouw. Toen het zover was, werd het lichaam overgebracht. Dit gebeurde met een grote, plechtige processie. In die tijd woonden er twee bedelaars in Tours. De ene was verlamd, de andere blind. Elke dag trokken ze samen op. De blinde droeg de lamme naar de plaats waar ze zouden bedelen, de lamme wees de blinde daarbij de weg. Al bedelend verdienden de twee vrienden goed hun kost. Toen ze hoorden dat het lichaam van Sintemetten naar de nieuwe kerk zou worden gebracht, waren ze bang dat de processie door de hoofdstraat, waar ze werkten, zou komen. Zou sint-Martinus ook hun willen genezen? Dat mocht in geen geval gebeuren. "Gezond" zouden ze hun kostwinning kwijt zijn. Ze verborgen zich daarom in een smal straatje, waar de optocht zeker niet langs zou komen. Maar tijdens de processie gebeurde er in de hoofdstraat een ongeluk. De stoet was verplicht een andere route te volgen en kwam precies door het smalle straatje, waar de twee bedelende vrienden zich verborgen hielden. Op hun vlucht ontmoetten zij toch het lichaam van sint-Maarten en zoals verwacht werden de twee invalide bedelaars terstond genezen! Een wonderlijk verhaal! Legende? Verzonnen of werkelijkheid?
Randminiatuur. Bible moralisée. Bijschrift: "Ce que les filz israel renoncerent la manne et demanderent char senefie les mauves escoliers qui renoncerent la doctrine et demandent la char du monde la convoitise les grans provendes et toutes les grans richesses." De slechte monniken en geestelijken die zich van de ware leer afkeren en van hun bisschop st.-Martinus, eisen dat hij hun materiële goederen van deze wereld, rijkdommen en prebenden (inkomen uit kerkelijk goed), schenkt. De duivel door wiens inblazingen zij hiertoe zijn verleid, houdt zich bovenaan gereed om hen met zich mee te sleuren.
Jos Speybrouck werd geboren te Kortrijk op 10 januari 1891 en stierf er op 21 augustus van het jaar 1956. Op zijn doodsprentje lezen we: "Zijn kerk! Hij was een man van onkreukbaar en onwankelbaar geloof, dat zowel zijn leven bezielde als zijn werk inspireerde. Door zijn missaal- en bijbelverluchtingen en zijn ontelbare devotieprenten heeft hij zijn geloofsgenoten christelijk onderricht en tot vroomheid gestemd." Deze voorstelling van de manteldeling van Sintemetten, in zijn typische stijl, is een schitterend voorbeeld van zijn kunde. De uitgeverijen Lannoo Tielt en de st-Andries abdij te Loppen gaven de meeste van zijn prenten uit, die op enorme schaal in Vlaanderen werden verspreid. Deze prent op postkaartformaat werd gemaakt in 1929.
Het leven van Martinus is beschreven door Sulpicius Severus (reeds besproken in een vorig artikel) en door Gregorius van Tours in zijn "Miraculorum Libri VIII." Beide schrijvers behoren tot de meest gelezen auteurs van de middeleeuwen en dit verklaart mede de grote populariteit van Sintemetten. Gregorius van Tours (538 - 594) was een Frankische bisschop en historicus. Hij was bisschop van Tours van 573 tot 594. Bekend als auteur van "Historiae", tien boeken over de geschiedenis van de Merovingen. Hij schrijft ook een verzameling heiligenlevens. In die tijd van Gregorius van Tours genoten wonderen van heiligen een hoog aanzien bij de bevolking. Bisschoppen vertelden de mensen dat wonderen moesten geïnterpreteerd worden als directe ingrepen van heiligen in het aardse leven. De heilige deed dan iets in naam van God en vormde zo een schakel tussen het Opperwezen en de mens. De wonderen die Gregorius beschreef van Sintemetten bestonden voornamelijk uit genezingen van langdurige zieken, verlamden, blinden en kreupelen. Ze werden allen genezen door een gebed, een nachtwake of een aanroep van de heilige Martinus. Door deze mirakelen grote bekendheid te geven, versterkte Gregorius van Tours ook zijn eigen bisschoppelijke positie. Het was immers Gregorius als bisschop, die namens de heilige Martinus met de bevolking contacten onderhield. Een vraag die zich stelt is natuurlijk: Werden aan wonderen die grote bekendheid gegeven om de heiligenverering te bevorderen, of was het puur te doen om de persoonlijke macht van sommige bisschoppen te vergroten? Wie zal het zeggen?
Dat onze Germaanse voorouders niet alleen Wodan vereerden, maar ook andere goden in bijzondere bomen in het woud? De eerste christen geloofspredikers in ons land lieten deze "afgodsbomen" omhakken. Dikwijls tot grote ergernis van de plaatselijke bevolking! Gregorius de Grote, paus van 590 tot 605, was zeer pragmatisch aangelegd. (Hij geldt als één van de kerkvaders.) Hij liet aan de bomen nissen met beelden van heiligen hangen, zodat de verering van de woudreuzen veranderde in heiligenverering. Zo'n houten kastjes aan de bomen alsook kleine gebouwtjes met een nisvormige opening noemt men nu "kapellen". De naam "kapel" komt voort van het Latijnse woord "capella", een verkleinwoord van "cappa", in onze taal mantel, oorspronkelijk de kapel waar de mantel van Sintemetten werd bewaard.
Schoonbroeck, toen nog een mooie landelijke deelgemeente van Oud -Turnhout. Centraal op de postkaart Stan Wens, de "mulder" met zijn hond. Op de achtergrond de parochiekerk, toegewijd aan sint-Job en vroeger een zeer bekend begankenisoord tegen zweren en andere huidkwalen. Ook de statige pastorie is duidelijk te zien. En ruimte ... zalig even verpozen in het gras tijdens de noen, even de tijd nemen om te poseren. Tijdens de fusie van 1978 werd Schoonbroek een belangrijk deel van Retie. Het Kempisch dorp met zijn zeven neten kreeg er plots een pracht van een parochie bij. Alleen al het patrimonium van "sint-Job" is van onschatbare kunsthistorische waarde, met als absolute blikvanger natuurlijk het 16de eeuwse retabel. Sint-Martinus, sedert mensenheugenis de patroonheilige van Retie, kreeg er een ferme collega bij: sint-Job, de patroonheilige van Schoonbroek. Ook het vieren van beide volksheiligen werd plotseling gemeengoed. De ongeveer duizend nieuwe "Kortoren" wilden laten zien dat ze het echt meenden om echte Retienaren te worden. Als men onder de lindeboom Sintemetten vierde, dan in de sint-Job parochie ook. Kwestie van mekaar beter te leren kennen, om zich echt te integreren. In zijn boekje "Zoete en zure noten." vertelt Leon Wens hoe zijn eerste Sintemettenviering verliep. "In Retie wordt sinds onheuglijke tijden st.-Maarten gevierd. Dan worden 's avonds overal vuren aangestoken, er wordt voor animatie gezorgd en er worden st.-Martinuskoeken uitgedeeld. Wat in Retie kan, moeten wij ook kunnen dachten enkele jonge mannen in 't dorp. Op de vollère (servetudeweg) van Bert Wens mocht het hout gedeponeerd worden. Zo gebeurde en 't werd een aanzienlijke berg hout. Dan werd de fanfare er bij gevraagd en samen met veel kinderen trok de bende in het donker naar de houtstapel. Later werden er nog fakkels meegedragen en zo trok men door het dorp en naar de brandstapel. Er werd gezongen, gegeten en gedronken, goed en goedkoop was de bedoeling. Wie nog niet wist dat bier en jenever niet zo best bij elkaar passen, was uw dienaar. Hij geraakte het spoor kwijt, belandde in een ondiepe gracht en zonder assistentie had hij er wellicht nooit meer uitgeraakt." Het is met Leon helemaal goed gekomen. Sintemetten en st.-Job knipoogden naar elkaar bij het zien van dat "Breughels" tafereeltje!
Vlaamsche Filmkens, Vlaamse Filmkens en Vlaamse Filmpjes. De Vlaamse Filmkens waren eens de literatuur bij uitstek voor jongeren. Ze werden uitgegeven door de "Goede Pers" te Averbode. Uitgeverij van de abdij. De bedoeling was de jonge lezers van "Zonneland" de stap te laten zetten naar het boek. Deze populaire leesboekjes hebben heel veel jongeren (en volwassenen) enorm leesplezier bezorgd. Door de promotie van de Vlaamse Filmkens via scholen, kregen kinderen de kans om hun geschiedenis en hun wereld op een boeiende wijze te ontdekken tegen een zeer democratisch tarief. (Vlaamsche Filmkens. 50 Centimen.) De V.F. kwamen voor het eerst op de markt in 1930, met iedere week een genummerde aflevering. In deze vooroorlogse reeks (Nummer 614 was de laatste in 1943.) werden opgenomen: grepen uit het volle leven van de jeugd, avonturenverhalen, goede (?) sprookjes, levensbeschrijvingen van Vlaamse groten "liefst aantrekkelijk en geromantiseerd, zonder de geschiedenis geweld aan te doen." Veel spanning en avontuur dus, maar in die tijd was een vleugje religie ook nooit ver weg. Heel wat missieverhalen en heiligenlevens zagen het levenslicht. Bv."De mantel van Martinus." Men moest ook immers de jeugd behoeden tegen "slechte" lectuur. In 1946 werd de reeks Vlaamse Filmkens (nadien Vlaamse Filmpjes) hervat, opnieuw genummerd vanaf 1. Waarom "Vlaamse Filmkens"? De gekozen titel verraadt de tijdsgeest. In het interbellum (periode tussen de twee wereldoorlogen) was de film het nieuwe medium bij uitstek. Het succes van de leesboekjes is niet alleen te danken aan de gekozen onderwerpen, maar ook aan de vormgeving, kleine handige boekjes met altijd 32 bladzijden, de goedkope prijs dank zij de hoge oplage, ( 60 000 in 1940.) de wekelijkse afleveringen. Heel wat "grote" schrijvers hebben via de V.F. hun eerste literaire verzinsels aan de man gebracht. Velen gebruikten een pseudoniem. Onzeker als ze waren over de kwaliteit van hun verhaaltjes. Ook onze eigen Kempische schrijver Emiel van Hemeldonck, die even in Retie woonde (van september 1929 tot januari 1933), pleegde heel wat afleveringen onder verschillende schuilnamen. (12?) Slechts één V.F. schreef hij onder zijn eigen naam. (Nr. 16 Het gulden zwaard.) E.v.H. schreef over de V.F.: "Ik heb aan de doopvond gestaan bij de start (was hoofdredacteur) en heb het borelingske zien groeien, welig en gezond, tot het de afmetingen kreeg die gaandeweg te allen kante diepe waardering en goedkeurend respect afdwongen." "Alle verhoudingen in acht genomen kan van de V.F. gezegd worden wat eens als de eretitel van Conscience gold: ze leerden het Vlaamse kind lezen!"
Emiel Van Hemeldonck (midden) met Lode Baekelmans (links) en Ernest Claes (rechts) op een receptie. Lode Baekelmans (Antwerpen 1879 - 1965) schreef heel wat romans. "Tille" (1912) is door velen zijn beste werk genoemd. Zijn voornaamste betekenis ligt op het gebied van de verspreiding van de lectuur. Hij was medestichter van het Museum voor Vlaamse letterkunde. Hij was ook jarenlang voorzitter van de Vereniging voor Vlaamse letterkundigen. Ernest Claes (Zichem 1885 - 1968 Brussel) werd wereldberoemd met zijn "Witte" uit 1920. Dit meesterwerk werd meermaals verfilmd. Enkele andere werken:" Wannes Raps "(1926)," Kiki "(1925), "Pastoor Campens Zaliger" (1935). Vele boeken werden bewerkt voor de T.V.. "Wij , heren van Zichem", een compilatie van verschillende verhalen, kende op de Vlaamse televisie een gigantisch succes.
November. Slachtmaand. 45e Week. Zon op 7.51 u., onder 17.02 u.. Wapenstilstand 1914 - 1918. Nationale feestdag Polen. Zaterdag. Sint - Maarten van Tours + 397. Patroon van de kleermakers. H. Bartholomeüs van Rossano. H. Bertwin.
Op de achterkant lezen we:
Sint - Maartenslied. Hier woont een rijk man die ons wel wat geven kan, veel zal hij geven, lang zal hij leven, zalig zal hij sterven, de hemel zal hij erven.
En natuurlijk mag het dagelijks mopje niet ontbreken.
De politiecommisaris belt aan bij Ward Pellemans. - Proficiat, mijnheer Pellemans, we hebben eindelijk uw vermiste vrouw teruggevonden. - O ja? En wat heeft ze gezegd? - Geen woord!... Ze heeft haar mond nog niet opengedaan! - Dan is het vast en zeker mijn vrouw niet, zucht Ward.
In België vieren we op deze elfde november ook "Wapenstilstand", het einde van de eerste wereldoorlog. Het is een officiële feestdag. We herdenken dan niet alleen de gesneuvelden van de eerste grote oorlog, maar ook die van '40-'45. In feite van alle oorlogen. Waarom precies op 11 november? Het was op 11 november 1918, om 11 minuten over 11 uur (11.11.11.) dat de kanonnen voor altijd zwegen. De overeenkomst tot het beëindigen van deze verschrikkelijke oorlog werd getekend door Frankrijk, Engeland en Duitsland vroeger in de morgen. Dit gebeurde in een treinwagon in het Franse plaatsje Compiègne. (De wagon staat nog steeds op dezelfde plaats en is nu een toeristische trekpleister.) In andere landen noemt men deze dag Remembrance Day, Veteran's Day, Poppy Day of Armistice Day.
Gedeelte van een wikkel van sigarendozen van het merk "Caritas". (J. Cornelis-Delhaye. Ganshoren.)
Sintemetten: een heilige voor vele doeleinden! Bij de start van mijn "Sintemetten-manie" had ik nooit kunnen denken dat mijn (?) heilige door zoveel mensen gekend en ... gebruikt is. Sint-Maarten versiert de meest uiteenlopende dingen: postzegels, munten en muntbiljetten, stickers, telefoonkaarten, bierviltjes, wijnetiketten, loterijbiljetten, luciferdoosjes, borden, te veel om op te noemen. Er is zelfs een tabaks- en sigarenmerk "Caritas" met de manteldeling van st-Martinus als embleem. Een oud schildvormig reclamebord in email prijst in't Frans de tabak en de sigaren aan. Ook hier zien we de manteldeling in het centrum van het zeer zeldzaam bord. De papieren wikkels op de sigarendoosjes zijn van uitzonderlijke kwaliteit. Geweldige kleuren, een mooi ontwerp (naar het schilderij van van Dijck), overvloedig gebruik van goud en een speciale, antieke diepdruk. Een lust voor het oog. Zelfs de sigarenbandjes zijn juweeltjes met een gouden manteldeling op een diep rode achtergrond. Bij het ontstaan van de sigarenfabriek "Caritas" in 1916, koos de oprichter J. Cornelis het gekende tafereel van sint-Maarten als embleem. Hij woonde immers in Ganshoren. Het prachtige dorp dat ook Sintemetten als patroonheilige heeft. Zelfs in hun wapenschild zien we de heilige van Tours. Ik geloof dat Sintemetten hier weer als "versiering" heeft gediend. Of zie ik het verband tussen roken en liefdadigheid niet?
"De schutterij sint-Martinus op het Vaandelfeest van 5 mei 1912 te Mechelen /M."
Vele heiligen worden in ons landje en elders vereerd. Sint-Martinus staat erg hoog in aanzien. Vele gilden, bonden en verenigingen, vooral in de middeleeuwen (ook wel in latere tijden) kozen de heilige van Tours als beschermheilige. Hij werd uitgebeeld op de vlag van de gilde, meegedragen tijdens de optochten van de gildefeesten. In grote kathedralen of collegiale kerken kreeg zo'n gild een afzonderlijke kapel, gewijd aan hun beroep en aan hun schutsheilige. In de lange lijst van patroonheiligen staat dat Sintemetten patroonheilige is van de herbergiers en van drinkebroers. Onbegrijpelijk, Maarten leefde als een asceet. In Toulouse kozen de molenaars hem ook in de 15de eeuw als hun beschermheilige. Op andere plaatsen was hij ook schutsheilige van de plaatselijke pottenbakkers. (Hij zou van engelen een prachtige vaas gekregen hebben waarin hij het bloed van de martelaren van het Thebaanse Legioen bewaarde.) Niet te verwonderen dus als we hem afgebeeld zien op oude borden of ander oud aardewerk. Van zijn vele patroonschappen belicht ik ook even die van de kuipers. (Mensen die kuipen maken.) In Vlaanderen kozen die hem om uiteenlopende redenen. Eerst en vooral omdat hij beschermheilige was van de wijnhandelaars (Antwerpen en Gent), maar ook die van wijnbouwers. (Touraine.) Omdat zowel wijnbouwers als wijnhandelaars de producten van de kuipers nodig hadden, werd hij vanzelfsprekend ook schutspatroon van die beroepsgroep. De meeste gilden van boogschutters hadden natuurlijk st.-Sebastiaan of st.-Antonius als schutsheilige. Toch waren er hier en daar ook schuttersgilden die voor st.-Maarten kozen. Bovenstaande postkaart is daar een mooi bewijs van. (Deze lijst van de patroonschappen van Sintemetten is onvolledig.)
Prachtig, groot Antwerps santje op perkament van Charles Neel. (18de eeuw.) Kunstvol met de hand ingekleurd, waarschijnlijk door kloosterlingen. De heilige als bisschop met aan zijn voeten drie kinderen in een kuip. Dit tafereel verwijst naar een belangrijke legende.
In Retie vierde men vroeger drie "kindervrienden": Sintemetten, de Greef van Halfvasten en sint-Nicolaas. Vandaag is eigenlijk sint-Nicolaas (met zijn Zwarte Piet) alleen overgebleven. Natuurlijk is het feest van Sintemetten ook nog altijd een echt kinderfeest gebleven. Maar toch ... Wie is die sint-Nicolaas nu eigenlijk? Geboren in Patras ca 280 en gestorven in Myra op 6 december (zijn feestdag) 342. Zoals st.-Jacobus Maior hoort bij Spanje, Sintemetten van Tours bij Frankrijk, st.-Patricius bij Ierland, zo hoort st.-Nicolaas bij Rusland. Hij is één van de meest geliefde heiligen van het christendom. Van hem wordt verteld dat hij al bij zijn geboorte vastte. Zijn leven is een opeenvolging van wonderlijke legenden. In de 6de eeuw werd hij bekend om zijn liefdadigheid, naastenliefde en vele wonderen. Zo wierp hij als rijke jongeling bruidschatten in de vorm van beurzen met geldstukken naar binnen bij een arme edelman opdat zijn drie dochters konden trouwen i.p.v. in de prostitutie terecht te komen. Een andere middeleeuwse Franse legende vertelt: "Drie door een herbergier vermoorde en tot gepekeld vlees verwerkte priesterstudenten werden door hem weer tot leven gewekt." Daaruit komt de legende voort dat hij drie dode kinderen tot leven bracht. (Men aanzag de drie priesterstudenten als kinderen.) De drie kinderen in een (pekel) vat zijn zijn attributen geworden. De vele legenden leverden hem vele patronaten op. Vanaf de 6de eeuw verspreidde zijn verering zich uit naar Rusland waar hij in talloze kerken en huiskamers op iconen te zien was en nog steeds is. In Sinterklaas ziet men ook veel sporen van de Germaanse god Wodan. Paus Paulus VI verklaarde in 1970: "Hij mag nog vereerd worden, maar het hoeft niet meer!" Toon Hermans kon hem dan ook gerust in één van zijn onsterfelijke "conferances " schijnheilige noemen.
Duits prentje, rond 1895, met mechanische kant. Een kleurrijke manteldeling, waar Sintemetten afgestegen is om zijn blauwe wijdse mantel gemakkelijker te kunnen delen met de bejaarde bedelaar. In een mooi ovaaltje gezet. Op de achterkant: "Sankt Martinus theilt den Mantel, Reicht die Hälft' dem Armen hin, Achtet nicht der Menge Spötteln, Gottes Beifall gnüget ihm, Angethan mit halbem Mantel Sieht er darauf im Traumgesichte Den Gottessohn im Kreis der Engel, Der sprach, wie wenn im Weltgerichte: " Was meinem Bruder er gethan, Seh ich, als mir geschehen,an.""
Had men vroeger een ernstige kwaal zoals schurft, jicht, nierstenen, haaruitval, stuipen, zweren, plaste men in bed of kreeg men erge koorts, dan boden bepaalde heiligen hulp. Onze geneesheiligen. Dikwijls hadden ze een bedevaartplaats en ook bijbehorende rituelen. Vooral bij bedplassen van kinderen werd de hulp van Sintemetten ingeroepen. Waarom precies S. is niet erg duidelijk. Waarschijnlijk omdat hij toch samen met Sinterklaas de grote kindervriend is. Ook bij incontinentie bij volwassenen werd de heilige van Tours aangeroepen. Enkele bedevaartplaatsen: Aspe, Beveren, Peutie, Rijmenam e.a.. Vroeger dacht men zelfs dat de sint-maartensvuren dienden om het hemd van de sint te drogen, omdat hij de patroon van de bedpissers was. Soms werd hij ook vereerd als pestheilige. (Duffel.) De "zwarte dood" was in de middeleeuwen zeer gevreesd. (Tussen 1347 en 1720 was de bij vlagen optredende pest er de oorzaak van dat één derde van de bevolking stierf.) Men dacht ook dat sint-Martinus kon helpen tegen de Spaanse griep, tegen doofheid, alcoholisme, pokken, enz. De geneesheiligen waren zeer in trek. Door overlevering werd de "heiligenkennis" aan de volgende generatie meegegeven. Hadden de meestal arme gelovigen dan zo'n blind vertrouwen in de geneesheiligen, of was het omdat deze vorm van "genezen" de enige (betaalbare) was?
"Nativitas Caristi". Antwerps santje op perkament, met de hand ingekleurd. Cornelius de Boudt 1660-1735.
" ... zij baarde haar eerst geboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg."
Samen met de os en de ezel symboliseren de door de engel gewaarschuwde herders, de nederigheid en de universele boodschap van de mensgeworden zoon van God.
Uit: "Officieel Tijdschrift van het centraal uitvoerend comité van Winterhulp. Kerstnummer 1943." Ook deze speciale kerstuitgave werd "versierd" door st-Martinus te paard. (Beeld uit de sint-Martinuskerk te Aalst.)
P. Heymans, voorzitter van Winterhulp, schreef tijdens dit oorlogsjaar deze inleiding: "Wie zou, nu ik deze regelen neerschrijf, reeds den loop der geschiedenis kunnen voorzien en weten of dit jaar een Vredesengel ons de Kerstboodschap zal brengen, dan wel of wij, voor de vierde maal, de geboorte van het Goddelijk Kind en den aanvang van onze Christelijke Beschaving onder voortgezette oorlogsomstandigheden zullen moeten gedenken? België heeft in den loop zijner geschiedenis tal van beproevingen ondergaan, die het nochtans steeds te boven is gekomen, dank zij de ingeboren deugden zijner bevolking. Beste lezers, met voor ogen de edelmoedigheid waarmede U, tijdens deze jaren van beproeving, de Winterhulpactie hebt gesteund tot leniging van zoovele nooden en tot vrijwaring, voor de toekomst, van 's Lands levensbronnen, schroom ik niet deze Kerstboodschap te plaatsen in het teeken van een rotsvast vertrouwen zoowel in uw verdere edelmoedigheid als tevens in de continuïteit van de edelste deugden van ons geliefd Vaderland. Ditmaal weer zal België zijn kinderen en daardoor ook zichzelf hebben gered, dank zij de eensgezinde werking van alle menschen van goeden wil, zij, voor wie, bijna twintig eeuwen geleden, het Goddelijk Kind zijn Boodschap van Vertrouwen en Liefde bracht als een aansporing tot algeheele opoffering van onszelf voor het heil der anderen."
De boodschap van Sintemetten: het weinige dat we zelf hebben toch delen met de anderen, klinkt luid door in deze openingswoorden van de kerstuitgave Winterhulp 1943.
Jezus met een "vollaard" in Zijn armen. Burijngravure uitgegeven door Michiel Cabbaey (1660-1722). Antwerps nieuwjaarsprentje op perkament. Handgekleurd. Met zeer ruime boord met bloemmotieven. Op de krulkoek zijn duidelijk enkele patacons te zien. "O Jesus soet ghy zijt voorwaer, voor ons een saligh nieue jaer!"
De vollaard of krulkoek was een "gebak" uit vroegere eeuwen. Dit feestbrood werd gebakken in de periode rond Kerstmis en Nieuwjaar maar werd, verschillend van regio tot regio, bij uitbreiding aangeboden in een periode van sint-Maarten tot Driekoningen. Op plaatsen waar Sintemetten, als grote kindervriend, geschenken en zoet uitdeelde, heeft hij zeker ook deze grote koeken meegebracht. Ze werden dikwijls gedecoreerd met "patacons" of "schildekens", meestal in felle kleuren beschilderde schijfjes van gebakken pijpaarde. Het gebruik verspreidde zich over een gebied dat overeenstemt met het huidige Nederland, België en het noorden van Frankrijk. In diverse musea voor volkskunde zijn nog vollaard- of krulkoekvormen bewaard gebleven.
P. C. Soutman werd rond 1580 geboren in Haarlem en is er overleden op 16 augustus 1657. Deze Nederlandse grote schilder, kopergraveur en tekenaar was waarschijnlijk leerling van Jacob Matham te Haarlem. In 1619/20 ingeschreven als schilder-graveur in de liggeren van de sint-Lucasgilde te Antwerpen. In 1620 ook burger van de Scheldestad. Jaren later, in 1624, werkt hij aan het hof van de Poolse koning Sigismund III. Keert in 1630 naar zijn geboortestad terug. Graveerde veel naar werken van P. P. Rubens, waarschijnlijk heeft hij ook heel wat schilderijen samen met Rubens geschilderd. Volgens de één was hij een leerling van de Antwerpse grootmeester, volgens anderen was hij niet meer of niet minder dan een "medewerker". In 1650 verscheen van de hand van de graveur Cornelis Visscher en de tekenaar Pieter Soutman een reeks van veertien heiligenprenten. Eén daarvan is deze sublieme manteldeling van Sintemetten. Onder de gravure lezen we:
"Martinus é Pannonia, magni Hilarii in Gallia Discipulus, ac Turonensis Episcopus á S. Willebrordo in Totius Archi-Epis. Ultraiect. Patronum electus. Colitur XI. Novemb."
"Marten uyt Pannonien, in Vranckrijck een Diseipel van den grooten Hilarius, en Bisschop tot Tours, van den H. Willebrord tot Patroon des Aerdbisdoms van Utrecht verkosen. Wort geviert den II Novemb."
"P. Soutmanno Dirigente Corn. Visscher. Sculpebat. Cum Privilegio. ( l.o.) P. Soutmannus Inveniebat et Exudebat Harlemi 1650."( r.o.)
Werkelijk één van de meesterwerken uit de 17de eeuwse graveer- en tekenkunst! De atletische bedelaar, met zijn forse rug naar de kijker toe, doet denken aan het schilderij van van Dijck. Sintemetten is hier veel natuurlijker voorgesteld dan op het alom geprezen Zaventemse doek. Een juweeltje!
Gebrandschilderd glasraam. De manteldeling van sint-Martinus. Een zeer jonge Sintemetten in goudgele kledij, deelt zijn rode mantel met een op de grond zittende half naakte bedelaar. Zijn fier wit paard heft zijn rechter voorpoot. Het hele gebeuren speelt zich af in een open zuilenpoort met zicht op groene gegolfde velden. De poort is bovenaan versierd met musicerende engeltjes. Links onder tegen de voet van de zuil zien we een wapenschild met de Oostenrijkse kleuren. (Rood en wit.) Daarboven een kleiner schild met kroon en de tweehoofdige Oostenrijkse adelaar. We hebben hier inderdaad te doen met een Oostenrijks glasraam uit het midden van de negentiende eeuw. Niet erg groot, 40 cm bij 30 cm, maar gemaakt door een onbekende kunstenaar die zijn vak beheerste. Het raam is waarschijnlijk uit een groter geheel gesneden.
Eén van de meest ontroerende momenten van vele reizen was het bezoek aan oude kerken en kathedralen met hun kleurrijke gebrandschilderde glasramen. (B.v. de kathedraal van Chartres in Frankrijk.) In de koele duisternis en voelbare stilte van zo'n eeuwenoude gebedstempel ingetogen op een door gebed afgesleten bidstoel gaan zitten. Je ogen dicht om nog intenser van het moment te genieten. Dan, heel geleidelijk, je ogen openen en het spel van kleur en licht dat door de gebrandschilderde ramen valt op je laten inwerken. Hoe het antiekglas met zijn afwijkingen, zoals strepen, verschillende diktes en luchtbellen, de invallende zonnestralen in verschillende richtingen breekt en strooit met kleurschakeringen. Steeds opnieuw, steeds anders. Je geraakt er niet op uit gekeken. Adembenemend. Imense ramen, door kunstenaarshanden gevormd tot een onvergetelijk schouwspel van kleur, veranderlijk licht en perfecte vormen. Je voelt je nietig in die reusachtige holle ruimte bij het zien van zoveel moois.
Met dit kleine glasraam heb ik het gevoel steeds een beetje op reis te zijn. Met mijn ogen bijna dichtgeknepen, zit ik weer in die naar heiligheid riekende oude kerken, proef ik opnieuw de vakantiesfeer van vroeger. En geniet ik, zoals toen, van deze sfeervolle "glaskunst", ... met volle teugen!
Ook Eva van saint-Martin genoemd. Hier te zien op een gekleurde litho van de drukkerij "st-Augustin". Ze werd geboren in Luik op het einde van de 12de eeuw. Ze stierf daar rond 1265. Zij was een maagd die als kluizenares leefde bij de kerk van st-Martin te Luik. Ze was een vriendin van st.-Juliana van Cornillon en zette haar werk met betrekking tot de viering en verspreiding van Corpus Christi (61ste dag na Pasen) voort. Ze maakte nog mee dat het feest door paus Urbanus IV in 1264 voor de hele kerk werd ingevoerd. Eva's relieken, verheven in 1542, bevinden zich sinds 1622 in een schrijn in de genoemde st.-Martinuskerk. Ze werd heilig verklaard in 1902. De paters van het Allerheiligst Sacrament herdenken haar op 5 april, samen met st.-Juliana van Cornillon.
Met dank aan de heer Jos Heutinck, archivaris, die mij deze prachtige afbeeldingen van Sintemetten te Gaanderen bezorgde.
Houten schild van "St.-Martinus". Gaanderen. Zeer mooi uitgesneden manteldeling van Sintemetten. Met vermelding van het stichtingsjaar: 1871.
Ook bij onze Nederlandse buren is Sintemetten zeer geliefd. Zo bestaat er in Gaanderen, dat samen met Wehl en de stad Doetinchem, de gemeente Doetinchem vormt, een zeer beroemde schuttersgilde die sint-Maarten als schutspatroon koos. In de loop van de zestiende eeuw moesten schutters instaan voor de verdediging van eigen land, stad of dorp. Het waren in feite krijgers of soldaten die oorlog voerden tegen de vele belagers van buitenaf. Daar de naam Martinus afgeleid is van Mars, de Romeinse god van de oorlog, was het dan ook evident dat deze verdedigers kozen voor de heilige van Tours als beschermheilige. Ze moesten immers borg staan voor de veiligheid van de plaatselijke bevolking. Ze genoten daardoor groot aanzien. Langzaam werd de militaire taak echter minder en kreeg het begrip "schutterij" een heel andere betekenis. Rond 1870 waren er in Gaanderen al schutters. In die tijd werd de "Compagnie sint-Martinus" opgericht. Deze compagnie bestond ooit, volgens de overlevering, uit dertien onverschrokken, maar vooral ongetrouwde mannen uit Gaanderen. Wanneer één van hen trouwde moest hij zonder pardon als lid bedanken. In 1952 werd door het gilde de aansluiting gevonden bij de Gelderse Federatie van Schuttersgilden. Sindsdien heeft de sint-Martinusgilde in en om Gaanderen een vaste plaats verworven binnen de gemeenschap. De belangrijkste rol van de schutters is nu het organiseren van de jaarlijkse kermis, meedoen aan concoursen, opluisteren van jubilea, carnaval en andere feesten. Het heeft een eigen tamboer- en marjorettekorps, eigen vaandeliers en een hand- en kruisboogafdeling.
Een bijzonder actieve vereniging, de naam van sint-Martinus waardig!
Het wapen van Tessenderlo wordt als volgt omschreven: "In lazuur een sint-Maarten met een kreupele bedelaar geplaatst op een grond, het geheel van goud."
Men kon in Tessenderlo, dat zoals Retie, leeft onder de bescherming van Sintemetten, moeilijk op iemands anders dan op broeder, kunstschilder en historicus Broeder Max, beroep hebben gedaan om de gemeentegeschiedenis te schrijven. (Broeder Max - Victor Van Meerbeeck - Broeder van Liefde - werd geboren te Turnhout op 13 december 1903. In de congregatie van de Broeders van Liefde verbond hij zich aan deze gemeenschap op 8 sepember 1922. Hij overleed te Tessenderlo op 26 juni 1973 in het 51ste jaar van zijn kloosterleven.) Nooit zal ik dat gedeelte op zijn doodsprentje vergeten: "Misschien was wel het mooiste bij hem: niemand was hem te min. Iedereen was altijd welkom, ook als hij moe was en ziek. Nooit kon hij neen zeggen tegen het leven." Ik kende hem als kunstenaar, benieuwd las ik zijn boeken, natuurlijk op zoek naar stukje over sint-Martinus. In "Vroeger en nu" en in "Tessenderlo's kunstbezit" vind ik wel beschrijvingen van oude sint-martinusbeelden, maar zie nergens een afbeelding ervan. Vreemd. Als grafisch kunstenaar was Broeder Max toch een man van het beeld, van het visuele. Of ... vond hij de beelden niet waardevol genoeg? "Sint-Martinus te paard. XVIIIde eeuw. Beeldhouwwerk: eikenhout, hoogte 145 cm. Sint-Martinus te paard was de bekroning van het orgelfront dat in september 1719 werd opgericht door een zekere Van Roey, en dit voor 350 gulden. Het ging om eene casse tot de nieuwe orgelen te leveren met de posturen en alles wat daeraen soude moeten wesen. Orgel en orgelfront stonden opgesteld boven het noorderportaal waar tegenaan intussen het gebeeldhouwde doksaal was geplaatst. Het beeld heeft weinig waarde, het hoort meer tot de volkskunst, en staat thans opgesteld boven de toegangsdeur van de zijbeuk." In een ander hoofdstuk lees ik over het sint-martinus-, later sint-jozefaltaar: "Was er in 1659 een sint-martinusaltaar opgericht in de zuiderkruisbeuk, dan kreeg een nieuw en indrukwekkend sint-martinusbeeld zijn plaats in het portiekaltaar van het hoogkoor. Het oude sint-martinusaltaar werd ontmanteld, en sint-Jozef kreeg zijn kans." Ook hier geen afbeelding van het sintemettenbeeld te zien. Toch vond men het "indrukwekkend". Op zijn minst ... vreemd.
Miniatuur in een hoofdletter O, uit een zeer oud getijdenboek. We zien het lijk van sint-Martinus dat per schip over de Loire werd teruggebracht naar Tours. Op 11 november was de uitvaart. Er was een overweldige belangstelling. Ook mensen uit nabije steden wilden een laatste groet brengen aan Sintemetten. Vooraan in de stoet liepen 2000 monniken en zusters, tot aan het kerkhof van de voorstad, waar sint-Maarten tussen zijn gelovigen werd bijgezet. Het was een zeer eenvoudig graf, zoals hijzelf had gewild. Daar zou later een basiliek verrijzen.
Op 't einde van 397, Sintemetten was toen al boven de tachtig en al 26 jaar bisschop van Tours, begaf hij zich naar de plattelandsparochie van Condate (Andes) om daar een oplossing te zoeken voor een geschil tussen zijn geestelijken. Toen hij daar wou vertrekken was hij zo verzwakt dat hij de kracht niet meer had om naar Tours terug te keren. Hij voelde dat hij aan het eind van zijn krachten was en begreep dat zijn einde vlug naderde. Hij liet de monniken van Marmoutier en Ligugé bij zich komen en zei: "Ik ga u verlaten." Allen om hem heen smeekten hem te blijven. Maar sint-Martinus bad: "Heer, als U vindt dat ik nog nuttig kan zijn voor deze wereld, dan wil ik deze last nog dragen. Dat Uw wil geschiede!" Hij liet zich op een haren boetekleed leggen en op een bed van as. Hij verzwakte zienderogen. Vele dagen had hij hoge koorts. Toch deed hij niets anders dan bidden. Het werd een pijnlijke doodstrijd en op een bepaalde moment geloofde hij dat zijn oude tegenstander, de duivel, aan het voeteinde van zijn bed stond. "Welnu, bloeddorstig beest," riep hij hem toe, "waarom sta jij hier? Je zult in mij niets vinden dat van jou is, vervloekte!" Dan gaf hij nog één keer een eenvoudig overzicht van zijn leven. Na ook nog een laatste maal over de duivel te hebben gepraat verklaarde hij: "De schoot van Abraham staat op mij te wachten." In alle rust gaf hij daarna de geest. Men las op de kalender: 8 november 397.
Nico Bulder heeft maar een paar "vrije" prenten gemaakt, maar ze vormen hoogtepunten uit zijn oeuvre. Als rooms-katholiek had hij bijzondere belangstelling voor heiligenfiguren. Deze vrije prenten zijn van zo'n grote klasse dat ze gretig gekocht werden door particulieren en musea. Eén van zijn beste vrije prenten is zijn "Sint-Maarten" uit 1937. De kunstenaar toont hier zijn vakmanschap. De manteldeling buiten de stadsmuren van Amiens, in een bar koud sneeuwlandschap. De met sneeuw bedekte naakte bomen, de bedelaar op blote voeten, de donkere, zware sneeuwlucht, het doet je rillen van de kou. Ook het anders zo fiere paard van de heilige buigt hier in deze vrieskou zijn kop. Alleen Sintemetten schijnt zich in zijn zware soldatenmantel behaaglijk te voelen. Hij deelt bijna glimlachend zijn cape. Houtsnijwerk zoals je zelden ziet.
In het Groningse Hoogezand, ver van de grote culturele centra, werkte Nico Bulder (1898-1964) als houtgraveur in een bijna volstrekt isolement. Hij was begonnen met de houtsnede, de oudste der grafische technieken. Al heel vroeg leerde hij als timmermanszoon met hout en gereedschappen omgaan. Maar ook zijn karakter moet bij de keus voor het "xylograferen" een belangrijke rol hebben gespeeld. Hij was een typische zwart/wit figuur, rechtlijnig, direct. Hij dacht niet in kleur, maar was een Groninger gericht op nuttigheid. Al voor de Tweede Wereldoorlog werden zijn werken op internationale tentoonstellingen bekroond en onderscheiden en werd zijn werk door musea aangekocht. Nico Bulders prenten tonen een vaktechnisch kunnen, een compositorisch vermogen en een uitbeeldingskracht van een zo hoog niveau, dat hij beschouwd mag worden als één van de grootste houtgraveurs die Nederland ooit heeft gekend. Hij stierf in 1964 op 65-jarige leeftijd. Zijn heengaan drong amper in zijn thuisland door. In regionale kranten verschenen bescheiden bijdragen, in landelijke kranten werd in een summier bericht meegedeeld, dat het werk van de overledene in 1937 in Chicago werd onderscheiden en in hetzelfde jaar op de wereldtentoonstelling in Parijs met een gouden medaille was beloond. Werd Bulder als een figuur van hoogstens regionale betekenis beschouwd, zodat zijn verscheiden slechts met een kort bericht in de landelijke pers royaal was gehonoreerd? Het is waar dat de kunstenaar zich weinig buiten de grenzen van zijn eigen gewest heeft opgehouden. Zijn leven speelde zich hoofdzakelijk af in Hoogeland, het veen-koloniale dorp waar hij geboren en getogen was. Zou hij als graficus meer bekendheid hebben gekregen als hij in één van de grote culturele wereldcentra had gewoond? Waarschijnlijk wel. Of is: "Men is nooit sant in eigen land!" ook op hem van toepassing?
Kempisch volksverhaal, opgetekend door Herman Henot in zijn boek "Kempische Volksvertelsels." Illustratie door Karel Rosseeuw. Uitgave van de "Naaml. venn. Standaard - Boekhandel" te Brussel in 1926. Vertelsel overgenomen in de oude spelling, zoals Herman Henot het voor ons schreef. (Blz. 63/64 )
"Eertijds was't in de Kempen een algemeen gebruik op Sint-Maartensavond vreugdevuren te ontsteken ter eere van den grooten volksheilige Sint Martinus. De meeste menschen van een dorpswijk, ieder met een mutsaard rijshout op den schouder, kwamen alsdan bijeen op een bepaalde plaats en trokken altegader naar een nabijgelegen hoogte. Daar werd van het bijeengebracht hout een stapel getast, die aangestookt werd door middel van brandende wijpen. Terwijl de laaie vlammen van den vuurgloed den omtrek verlichtten, dansten oud en jong om den brandstapel een rondedans onder 't zingen van 't Sint Maartenslied. Het was weer eens Sint-Maartensavond. De vrome menschen van den Heikant, een verafgelegen plaats waar drij armzalige huttekens stonden, wilden ook den goeden heilige eer bewijzen. Zij hadden met dat inzicht hun houtstapel bijeengetast, maar elken keer dat de mannen het rijshout poogden aan te stoken met een brandende wijp, kwam er een nijdige rukwind,- de adem van de duivel -, het vuur uitblazen. De duivel is immers altijd afgunstig geweest, als er iets ter eere van Gods lieve heiligen gedaan werd. Gelukkig kwamen de vrouwen op een goeden inval; het schietgebedeken, dat zij prevelden, maakte de adem van de duivel machteloos. De woorden "Sint Maarten, sta ons bij!" waren nog niet koud of de houtstapel vloog in brand. Men hoorde een gedempt gezucht en in de verlichte omgeving zag men een kromme gestalte knarstandend over de hei vluchten naar de kant van 't moeras. De menschen van den Heikant zijn al lang dood, hun huizekens zijn van ouderdom ingevallen; maar bij elken Sint-Maartensavond dwalen nog altijd in den omtrek van de plaats, waar eens drij hutten stonden, drij brandende wijpen als dwaallichten over de heide rond. 't Zijn volgens het zeggen van de dorpelingen de zielen van de vroegere bewoners, die met hun brandende strooproppen naar een houtstapel zoeken om het Sint-Maartensvuur te ontsteken; zo'n stapel kunnen ze niet vinden, omdat er in die onbewoonde streek niemand is om hout bijeen te brengen. Bij de eerste morgenklaarte verdwijnen de wijpen en daarmee komt er een einde aan 't gedempte gezucht en het tandegeknars van den duivel."
Sint-Martinus mocht bij de uitgebeelde heiligen natuurlijk niet ontbreken. Deze prachtige sintemetttenkaars siert de sint-Martinuskerk te Gennep.
Kaarsen maken. Een beroep dat niet zo veel voorkomt. Weinig "kaars-kunstenaars" zijn beroemd geworden. Een uitzondering is Frits Spies. (1931 - 1979) Deze Nederlandse kaarsenmaker is bekend geworden door het creativiteitscentrum "Gouden Handen" in 's-Heerenberg. Het was het grootste creativiteitscentrum ter wereld voor amateurs, gelegen in de Gelderse Achterhoek en gevestigd in het voormalige klooster "Don Rua". Frits was een hobbyist. Boetseren in was was zijn ganse leven. Zonder een echte opleiding maakte hij de mooiste kunstwerken. Van beroep was hij hofmeester op de vliegbasis van zijn geboorteplaats Leeuwarden. In 1975 gaat hij in 's-Heerenberg wonen. Hij maakte kaarsen puur en alleen voor zijn geloof en niet voor de kunst. Hij beeldde dan ook enkel religieuze voorstellingen uit. Commerciële opdrachten heeft hij nooit willen aanvaarden. Zes keer werd hij door paus Johannes Paulus II in audiëntie ontvangen in Rome. Elke keer bood de Nederlandse kunstenaar de kerkleider een zelfgemaakte devotiekaars aan. Als dank kreeg Frits een zeer hoge pauselijke onderscheiding. Hij maakte enorme devotiekaarsen die elk hun eigen verhaal vertelden. "Het Laatste Avondmaal" van Leonardo da Vinci weegt liefst 200 kg, is 2,5 m breed en 1 meter hoog. Ook een zeer mooie "Pieta" van Michelangelo heeft hij onnavolgbaar uitgebeeld. Miljoenen hebben zijn werk bewonderd in "Gouden Handen". In 1993 moest hij daar echter vertrekken. Langs de brandtrap kon hij zijn kostbare kunststukken in veiligheid brengen. Zijn wereldberoemde kaarsen komen uiteindelijk terecht in de Belgische gemeente Baarle-Hertog. Vanaf 1997 zijn ze daar in het Baarle's Kaarsenmuseum te zien. Enorm veel volk komt ze bewonderen! Een echte aanrader! Frits Spies en zijn vrouw Netty van Nisselrooy woonden in Baarle-Nassau, het Nederlandse deel van Baarle. Ze zijn daar in dezelfde maand overleden: Frits op 3 juni en zijn echtgenote op 22 juni 1997.
Dag Register. Den H. Martinus. Bisschop. 11 November. "Waeckt, en bidt, op dat gy niet en valt in bekoringe; den geeft is wel vlytig, maer het vleesch is krank." Matth. 26.
Zo begint op blz. 346 van het "Dagh-register der Heyligen" eerwaarde pater Joannes Stephanus Grosez zijn "overdenking" over Sintemetten. Het tweedelige boek is gedrukt te Antwerpen door "Alexander Everaerts, Boeckdrucker op de Minderbroeders Ruy in S. Ignatius. Met Gratie en Privilegie." (1727 ?)
"Den H. Martinus, noch zijnde een geloofsleerling, gaf een stuck van zijnen mantel aen eenen aermen; en Jesus Christus, vertoonde zig aen hem den volgende nacht, bekleet met dien mantel. Desen Heyligen weende, als men hem wilde Bisschop maecken. Vervolgt zijnde door een van zijne Priesters, genaemt Brixius; Waerom en wilt gy niet (seyde hy) dat ick lijde van Brixius? Jesus Christus heeft wel geleden van Judas? Wesende op zijn sterven, zeyde hy tot Godt; Heere in dien ick aen uw volck noch nootsaeckelijck ben, ick en weygere den arbeyt niet. Hy stierf in't jaer 397."
"Sint-Maarten reed door sneeuw en wind." Dat zingen de kinderen wanneer ze op het feest van Sintemetten met kleurrijke lampions en kunstig uitgeholde bieten door de straten trekken. Uit het Duits vertaald door Lutgart Debroey. Liedje gevonden in het prachtige kinderboek "Martinus van Tours." door Jozef Quadflieg, met verbazend mooie illustraties van Renate Fuhrmann. Uitgegeven voor België: N.V. Uitgeverij Altiora Averbode, 1995.
Sint - Maarten.
Sint-Maarten, reed door sneeuw en wind Zijn vurig paard droeg hem gezwind. Sint-Maarten reed met licht gemoed Zijn mantel dekt hem warm en goed.
Een oude man zat langs de baan En sprak de ridder smekend aan: O, help me toch in mijnen nood. 'k Vind in dees harde kou mijn dood.
Sint-Maarten, innig aangedaan Blijft voor den armen beedlaar staan, Hij trekt zijn slagzwaard uit de schee En snijdt zijn mantel glad in twee.
Sint-Maarten geeft vol medelij Hem 't grootste stuk en rijdt voorbij Door sneeuw en wind met licht gemoed Zijn halve mantel dekt hem goed.
Sint-Maarten, van zijn tochten moe Legt zich ter ruste, wel te moe Tot loon van 't geen hij heeft verricht Ziet hij des nachts een helder licht.
Een oude man verschijnt voor hem En spreekt met zoete hemelstem: "Ik ben uw Jezus, Mij gaaft gij Dees mantelhelft uit medelij."
Eén van de oudste voorstellingen van Sintemetten. De prachtig met de hand ingekleurde houtsnede is van uitzonderlijke kwaliteit en toont ons sint-Martinus in gewone kledij met een bedelaar. Deze prent komt uit "Liber chronicarum" van de Duitser Hartmann Schedel. (1440-1514) Dit boek, een incunabel of wiegendruk, werd gedrukt te Nuremberg in 1493. ( Het is dus een gedrukt boek, niet handgeschreven, van vóór 1501. Boeken gedrukt na 1 januari 1501 noemt men "postincunabelen".) Het werd gedrukt door Anton Koberger (1445-1513), één van de grootste drukkers uit de 15de en 16de eeuw. Hij drukte ook de beroemde Gutenberg-bijbel (1455). De "Liber chronicarum" is één van de meest populaire incunabels. De eerste editie werd gedrukt in het Latijn, een herdruk in het Duits volgde al in december van hetzelfde jaar. Niet minder dan 800 Latijnse en 400 Duitse copies werden reeds opgespoord. Het boek bevat meer dan 1800 houtsnedes van ongeziene kwaliteit. Zichten van steden en landen. Unieke voorstellingen van heiligen. Tekst en illustraties vullen elkaar wonderwel aan. Michael Wolgemuth en William Pleydenwurff, (vader en schoonzoon) maakten de houtsnedes. Ze behoorden tot de grootste kunstenaars van hun tijd, zelfs de grote A. Dürer was bij hen in de leer.
Onlangs kreeg ik van een goede vriend deze merkwaardige fantasie-kaart, met de opmerking: " Waar ze uwen Sintemetten al wel niet voor gebruiken!"
"Gebed ten gebruike der Jonge meisjes die wenschen te trouwen."
"Te herhalen des 's morgens en 's avonds, de handen gevouwen, de oogen ten hemel geslagen."
"Ik verzoek U, o, H. Mauricius, U Sint Martijn en H. Sulpicius De heiligen in 's hemelszaal en die er nog komen altemaal: Zoo rap het kan Schenk mij nen man ... Ik bid U, o, H. Hyacint, zeg mij waar ik hem vind ... Bidt voor mij, H. Leander, ook gij H. Alexander Op mijne knieën, bid ik U zoet, wees allen toch zo goed, Verheft gezamentlijk Uwe stem, met den H. Ephraiëm Opdat ik, nog voor Sint Niklaas, hebbe eenen braven baas ... Met hart en ziel en zinnen, zal ik hem eeuwig trouw beminnen Ik zal hem beminnen, hoe langer hoe meer ... En ... o groote heiligen, ik ... ik kan niet meer ..."
Sintemetten, bewijst deze kaart dat in het begin van de twintigste eeuw heel wat "jonge meisjes" het moeilijk hadden om aan een "braven baas" te geraken? Dat ze zelfs U inschakelden om toch maar een man te kunnen strikken? En ... grote heilige ... dat ze schreven tot ze niet meer konden?
Om de drie maanden krijg ik het tijdschrift "Aan de rand", een uitgave van het "Werk der daklozen", in mijn brievenbus. Ooit had ik over hun liefdadigheidswerk gelezen en een kleine bijdrage op hun rekening overgeschreven. In hun prachtige kerstnummer van 2007, Nr. 136, las ik met heel veel belangstelling het artikel "Van Amiens naar Antwerpen". Ik wou het jullie niet onthouden.
"In mijn beduimelde agenda zit reeds jarenlang een verkreukte prentkaart. Het is een reproductie van een meesterwerk van Antoon Van Dijck, dat te pronken hangt boven het rechter zijaltaar van de st.-Martinuskerk te Zaventem. Het stelt de befaamde st.-Martinus voor, die gezeten boven op zijn ros de helft van zijn mantel deelt met de naakte man aan de stadspoorten van Amiens. Sinds de oprichting van het "Werk der Daklozen" op 21 september 1939 is deze legendarische figuur de patroonheilige van het onthaalcentrum geworden. En reeds jaren prijkt zijn nobele figuur op een halfverheven beeldhouwerk boven de ontmoetingszaal. Martinus was een Hongaarse soldaat, die gedurende 2 jaar tegen wil en dank zijn "dienstplicht" diende te vervullen in het Romeinse legioen. Bij de verovering van Gallië in 332 ontmoette hij deze hulpbehoevende man. Heel merkwaardig is de vaststelling, dat hij slechts een gedeelte van zijn rode mantel aan deze schamele man bezorgde. Waarom niet gans zijn tuniek? Het resterende van zijn kostbare mantel behoorde immers toe aan het Romeinse legioen en mocht niet weggegeven worden. Kortom alles wat hij kon en mocht weggeven gaf hij zonder dralen af. Martinus is dan ook niet zonder reden de patroonheilige van het "Werk der Daklozen". Ook wij pogen dag-in, dag-uit de beschadigde thuislozen "opnieuw te bekleden met waardigheid". En zo is de "A" van Amiens ook de "A" van Antwerpen geworden! Reeds 68 jaar wordt de figuur van sint-Martinus de nodige luister bijgebracht op zijn feestdag: 11 november. Doch bovenal worden alle bewoners en ex-bewoners van het "Werk der Daklozen" met de nodige zorg omgeven."
Uit: "Geestelijken altytduerenden Almanach. By maniere van eene korte Legende der Heylighen. Door H. P. M. tot Brussel. By P. J. Lemmens, Boeck-drucker en Boeck-verkooper in de Bisschop-straet." 1727. "Met het kleet dat Sinte Merten Gaf aen d'arme uytter herten Heeft hem Christum snachts vertoont, Peyst eens hoe hij is geloont!"
Geheel biljet van de eerste schijf van 1944. De elfde schijf van 1944, trekking van 29 december, zou de laatste schijf zijn. Lithografie E. G. I., naar R. Warnotte. Eigen archief.
Zoals vroeger al gezegd: Winterhulp was een Duits en geen Belgisch initiatief. Het was opgericht om aan kinderen en behoeftigen soep, melk, vitaminen, versterkende middelen, steenkolen en kledingsstukken te bezorgen. Op 20 december 1940 gaat de Winterhulploterij van start met de verkoop van de eerste schijf. Het plan voorzag voorzichtig slechts 10 miljoen frank als objectief en een maandelijkse trekking. De verkoop viel zwaar tegen. Door een meer agressieve verkoopspolitiek, die in 1942 al zijn vruchten begon af te werpen, werd het plan verhoogd tot 20 miljoen, het ritme van de trekkingen werd opgedreven tot drie per maand en het aantal kleine loten ( vijfden ) werd aanzienlijk opgevoerd. Om het negatief (Duits) beeld van de Winterhulploterij om te buigen werden behendig vaderlandslievende en humanitaire organismen onder de arm genomen. Nieuwe groepen werden bij de verkoop van vijfden betrokken: Nationaal Werk der Oorlogsinvaliden, het Nationaal Werk voor Oudstrijders, de stichting "Pakket van de krijgsgevangene - Colis du prisonnier", het Nationaal Werk voor Tuberculose, het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, het Rode Kruis en het Vlaamse Kruis. De winst vergrootte met één derde. Deze opgaande trend zou zich blijvend doorzetten. Van het midden 1944 werd België opnieuw rechtstreeks in het krijgsgewoel betrokken. De mensen hadden geen geld meer voor enig gokspel. (Sommige postkantoren werden overvallen en de dieven gingen er bij voorkeur met biljetten van de loterij aan de haal.) Het eind van de bezetting kwam in zicht. Door een besluitwet van 5 mei 1944 werd het Nationaal Comité Winterhulp ontbonden. De elfde trekking op 29 december 1944 was de laatste schijf. Daarmee werd de Winterhulploterij afgesloten. Het bestuur diende niet te blozen om de balans die zij na vier jaar bezetting kon voorleggen. Op alle loten was de manteldeling van sint-Martinus te zien geweest. Sintemetten had zijn werk voortreffelijk volbracht!
Martinus Nijhoff (1894-1953), Nederlands dichter, toneelschrijver en essayist. Hij komt uit een familie van boekhandelaars, uitgevers en bibliografen. Studeerde rechten en Nederlands. Weet aangrijpende emoties in eenvoudige taal weer te geven. Kenmerkende motieven in zijn werk zijn het terugverlangen naar het ongerept kind-zijn, het zoeken naar intimiteit, de godsdienst, het met eerbied en liefde terugzien op zijn moeder. De vier dichtbundels die hij schreef: "De Wandelaar", "Vormen", "Nieuwe gedichten " en "Het uur U" behoren tot het beste wat er in de Nedrlandse poëzie verschenen is.
"Als ik uw snijdend beeld zie, denk ik schamper: Ook gij waart klein, want aan uw naaste in nood Gaaft gij een helft, geen ganschen mantel. Gij steegt niet af als goed Samaritaan, Gij bleeft te paard boven den man verheven, Toen gij uw zwaard greept, hebt gij willen slaan, Naar 't creatuur dat zat te beven."
Dit zijn de twee eerste coupletten uit het gedicht: "Martinus." van Martinus Nijhoff. De schrijver steekt hier op ironische wijze de draak met het beeld van Sintemetten, de barmhartige soldaat en met de manteldeling, de beroemste episode uit het heilige leven van sint-Martinus in het bijzonder.
"De papenspiegel. Het masker afgerukt, het ware gelaat van de rooms-katholieke kerk." door Corvin Wierbitsky. Libertas uitgeverij. Tweede druk: 1990.
"Dit boek wed in 1848 geschreven, maar heeft niets van zijn kracht ingeboet. Het is één lang polemisch schotschrift, gebald, trefzeker. De stijl is onverwacht modern, vlijmend scherp, met een bijtende humor. De inhoud is na bijna anderhalve eeuw meer dan ooit actueel."
Op blz. 31 schrijft Wierbitsky over Sintemetten:
"Gauw schoten er ook in Europa heiligen en kloosters op als paddestoelen. De heilige Martin stichtte het eerste klooster in Frankrijk. Hij zag het levenslicht in 316 in Panonië, en werd krijgsman van beroep. Hij was een brave borst want op een goede keer gaf hij de helft van zijn mantel aan een arme sloeber. Toen hoorde hij Christus zelf luidkeels roepen: "Wat ge anderen hebt gedaan, hebt gij mij gedaan." Op slag besloot hij zijn regiment in de steek te laten en als heilige door het leven te gaan. Hij bracht het tot aartsbisschop van Tours. Hij was niet van het nederige type. Integendeel, hij was zich bewust van zijn uitzonderlijke waardigheid. Toen hij bij keizer Valentianus op visite kwam, wilde die niet van zijn troon opstaan om st.-Martin te groeten. Slecht bekwam hem deze hoogmoed. Martin begon te bidden dat het kraakte, en op hetzelfde ogenblik sprongen knetterende vlammen uit de troonzetel op. En de keizerlijke majesteit moest bliksemsnel opwippen om te verhinderen dat zijn achterste geroosterd werd."
Johan Anthierens schreef ooit over dit boek: "Een boek waarin de religieus ingestelde en dweper met Jezus Christus Wierbitsky de tempelvloer aanveegt met pausen, monniken, celibaat, de complete rooms-katholieke handel." (uit "Gaandeweg", dec. 1986.)
"Op deze plaat wordt Sint Martinus' edelmoedigheid in beeld gebracht. Martinus, Romeinsch soldaat, reed op zekeren dag langs den weg, toen een arme halfnaakte bedelaar hem een aalmoes vroeg. Martinus ontdeed zich van zijn mantel en sneed dezen met z'n zwaard in twee stukken. De eene helft gaf hij aan den bedelaar. Den nacht daarop had Martinus een droom, waarin Christus hem verscheen, zeggend, dat Hijzelf de bedelaar was geweest, aan wie Martinus die weldaad had bewezen. Martinus is later priester gewijd en bisschop geworden. In de vorige eeuw was het een volksheilige, zooals nu Sint Antonius van Padua. Vele kerken in het Zuiden van ons land zijn hem nog toegewijd."
Is dit de Sintemetten op het paard met drie poten?
Overgenomen uit Oudheid en Kunst. Algemeen tijdschrift voor Kempische geschiedenis, uitgegeven door de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Brecht en Omstreken. 39e jaargang, 1956, aflevering 2 en 3. Blz. 88 schrijft E. Sneyers:
"Over dit doksaal moet men te Retie, een halve eeuw geleden, niets meer geweten hebben. Immers, waar in "de inventaris der Kunstvoorwerpen in de Openbare Gestichten der Provincie Antwerpen, 1902" genoteerd werd: "Rethy: .... in den tuin der pastorij verscheidene gedeelten beeldhouwwerk, zuilen en voetstukken, die uit den grond werden opgedolven" - kon niemand de experten mededelen dat dit alles voortkwam van het in 1716 afgebroken doksaal. Dat we dit "nu" weten hebben we te danken aan een betwisting tussen de wethouders van Retie en de toenmalige pastoor van de parochie, waarbij alles zwart op wit werd gezet. We kennen thans niet alleen het verloop der gebeurtenissen op de dagen van 16, 17 en 18 juli 1716, doch ook de nauwkeurige beschrijving van de materialen der afbraak, bij zover dat het een man van 't vak mogelijk is het kunstwerk in zijn grote lijnen in tekening te brengen. Het doksaal dat in onze kerk het koor scheidde van de beuk, was opgebouwd uit arduin en witte mergelsteen en had drie bogen gericht naar het schip van de kerk en een halve boog naar ieder der zijbeuken. Twee koordeuren, ieder 12 voet hoog en 3 1/2 voet breed, met traliewerk in gegoten koper, sloten het hoogkoor af van het schip. Op de kroonlijst stonden dertien grote kandelaars in gegoten koper. Een houten wenteltrap leidde naar het hoogzaal. Onder het stenen beeldhouwwerk vermeldt de inventaris tien posturen in witte steen, ieder omtrent 2 voet hoog, één postuur in witte mergel van Sinte Marten te paard, zijnde bruin geschilderd. Verder acht stukken beeldhouwwerk in witte steen, voorstellende het Lijden van Christus, n.l. het Hofken, de Geseling, de Kroning, de Kruisdraging, de Afdoening van het kruis, de Begrafenis, de Verrijzenis en de Hemelvaart. De nog bestaande overblijfselen van het doksaal zijn: de twee voetstukken van kolommen waarop thans de Lievenheer-op-de-koude-steen in het kerkportaal rust, verder enkele voetstukken en pilaren voor de pastorie en in de aanpalende tuin. En - wie weet - is de gammele Sinte Merten op een paard met drie poten, in de schemer van de raadzaal op ons gemeentehuis, niet de postuur die beschreven wordt in de opgave van de afbraak." ( Dit beeld van Sint Marten is niet vermeld in de Inventaris van de Provincie.)
Zondag 9, maandag 10 en dinsdag 11 november 2008. Telkens van 13 h tot 18h. Op de bovenverdieping van de eeuwenoude Retiese watermolen.
Tentoonstelling.
Naar aanleiding van de feestdag van onze Retiese patroonheilige Sint-Martinus, "Sintemetten" zeggen ze bij ons, stellen enkele grafische kunstenaars hun schilderijen, tekeningen, gravures en affiches tentoon, alle met het gemeenschappelijke thema:
"De liefdadigheid van Sintemetten."
De legende is bekend: "Aan de stadspoorten van Amiens (Frankrijk) deelde Martinus, een jonge legerofficier, zijn grote mantel (capa) met een schaars geklede bedelaar. 's Nachts ziet de Romein in een droom Christus die zijn halve mantel om heeft ... "
Vele kunstenaars hebben in de loop der tijden deze "manteldeling" uitgebeeld. Denken we maar aan het wereldberoemde schilderij in de parochiekerk van Zaventem door van Dyck. (Waarschijnlijk het meest gekopieerde doek van België.) Toch kennen we geen enkele voorstelling, (schilderij, tekening of beeldhouwerk) die indentiek is aan een andere. Deze kleine, pretentieloze tentoonstelling met werk van eigen Vlaamse kunstenaars illustreert duidelijk deze verscheidenheid. Zowel in voorstelling, gebruikte technieken en afmetingen. Zo zien we op zijn minst "merkwaardige" kunstwerkjes over onze Retiese beschermheilige. En ... betaalbaar voor ieders beurs! Met originele werken van Riet Anthonissen, Rik Peeters, Tine Spruyt en Chris Tackaert. Gratis inkom.
Vanaf de 4de eeuw tot in de late middeleeuwen vastte men in een groot deel van Europa, te beginnen op de dag na de feestdag van sint-Martinus. ( Dus op 12 november. ) Deze vastentijd duurde 40 dagen. Daarom werd deze periode in het Latijn "Quadragesima Sancti Martini" genoemd. Later werd het door de Kerk "Advent" geheten.
Martin Luther werd bij zijn doopsel genoemd naar onze heilige. Dat gebeurde op 11 november 1483 in de Petrus en Pauluskerk te Eisenbach. Veel Lutherse congregaties werden naar st.-Martin genoemd. Toch wel ongewoon als je bedenkt dat Sintemetten een heilige is die niet in de bijbel voorkomt.
Italiaanse staten. Lucca. Gouden dukaat uit de 17de eeuw. Voorzijde: gekroonde buste van sint-Vultus. Keerzijde: sint-Martinus deelt zijn mantel met een bedelaar.
Sint-Martinus in de numismatiek. (Info-folder op de tentoonstelling.)
Geachte bezoeker,
Waarom zoveel aandacht voor sint-Martinus? Gewoon omdat ik veel van mijn geboortedorp Retie hou en er ook alles over verzamel. Toevallig is sint-Maarten de patroonheilige van dit klein Kempisch dorp met zijn zeven Neetjes. Zoals vele verzamelaars van "Sintemetten" wist ik wel waar ik aan begon, maar niet waar ik zou eindigen. Op mijn speurtocht naar onze Franse heilige kwam ik een enorm aantal voorwerpen tegen die zijn beeltenis droegen. Te veel om allemaal op te noemen. Ook op munten, penningen, medailles en bankbiljetten kwam ik "sinte Metten" tegen. De historiek van sint-Martinus heeft niets te maken met numismatiek. Het verwonderde me dan ook dat er in de voorbije eeuwen echte munten zijn geslagen waarop onze heilige werd afgebeeld. Meestal zijn het zelfs geen alledaagse munten, maar uitzonderlijke stukken waarvoor nu een geïnteresseerde en gepassioneerde verzamelaar (te) diep in zijn geldgeugel moet tasten. Niet de numismatieke geschiedenis, noch de zeldzaamheid of de hoge waarde van deze stukken primeert voor mij, wel de artistieke schoonheid van de sint-Martinus beeltenis. Vaak gaan de twee natuurlijk samen. Zelf kan ik geen studie opzetten over Sintemetten in de numismatiek, daarvoor heb ik te weinig ervaring in de boeiende wereld van penningen en munten. Misschien voelt iemand uit deze Herentalse "muntenclub" zich wel geroepen. Op mijn medewerking kan hij rekenen. Waarom werd nu precies st.-Martin zoveel gebruikt op geldstukken, penningen en medailles? Waarschijnlijk omdat deze heilige tot de verbeelding spreekt van velen. De befaamde "manteldeling" aan de stadspoorten van Amiens is door de meesten gekend. Hierdoor staat hij dan ook symbool voor liefdadigheid. Mensen helpen en geld, de link is vlug gelegd. Tot ver over de Franse grenzen heen is zijn legende verteld. Vele kerken en parochies werden naar hem genoemd, in binnen- en buitenland. Ook in die vreemde en verre landen werden munten met zijn beeltenis geslagen: daalders, dukaten, guldens, thalers, scudo's, enz. Vele stukken waren in zilver, de meest gezochte zijn natuurlijk de kostbare munten in goud. Wat je hier ziet, zijn natuurlijk maar een miniem aantal munten, medailles en penningen uit de enorme aantallen die wereldwijd moeten bestaan. Het kleine aanbod en vooral mijn niet al te grote financiële middelen zijn natuurlijk de voornaamste oorzaken van de beperktheid van deze pretentieloze verzameling. Toch laat ik ze met veel fierheid zien.
Uit zijn "Catalogus Gemeentepenningen van België 2007" distilleerde mijn goede vriend Marc Willemans voor mijn "Sintemetten-blog" alle Belgische gemeentepenningen die ofwel de beeltenis van sint-Martinus dragen, ofwel versierd zijn met een sint-martinuskerk. Om dit artikel niet te groot te maken vermeld ik alleen het catalogusnummer en de naam van de gemeente. Alle bijbehorende informatie vind je in bovenvermelde cataloog.
Aalst / 100 jaar sint-martinusinstituut. Aalst / 500 jaar sint-martinuskerk. Herk-de-Stad. Biljet.
Ik hoop alle "Sintemetten-fans" hier een plezier mee te doen. Voor meer en andere weetjes over onze Belgische gemeentepenningen, mail: Marc.Willemans@telenet.be,
"Louange des Saints Populaires." door Camille Melloy. Illustraties van Felix Timmermans. Les éditions Jos. Vermaut.
Saint Martin.
Patron de quatre mille églises, Dans son armure de clarté, Saint Martin, soldat, symbolise Deux vertus que le peuple prise: La bravoure et le charité.
Vaillant comme un preux de la Geste; Bon comme un ministre de paix, Maint vitrail rouge et or atteste Résumés en un même geste Ses prouesses et bienfaits.
Lui que nul danger n'intimide, Fût-ce la gueule de Satan, A dégainer s'il se décide C'est pour partager sa chlamyde Avec un pauvre grelottant.
Moine pieux, évêque sage, Thaumaturge qui féconda Terres et coeurs sur son passage, Ce qu'aiment en lui tous les âges, C'est son aumône de soldat.
... Que de fois j'eus l'âme toucheé Par ce geste de la pitié Que, misère et gloire cachées, Vous, mes frères de la tranchée, Sans le savoir vous répétiez:
On ôtait, sans s'en faire gloire, La moitié du faix au copain; On lui donnait, s'il voulait boire, La moitié de la gourde, - voire, S'il voulait manger, tout de pain.
Pour ceux-là, grand Saint, je te prie: Morts, l'oubli tue encor leur nom, Ou s'ils vivent, âmes bannies, Déjà l'orgueilleux les renie, Et les lâches les railleront.
Si la terre leur est cruelle, Il leur reste ta gloire: celle D'avoir aidé plus pauvre qu'eux. Couvre leur âme fraternelle De ton manteau miraculeux!
In dit boek komen verder nog heel wat andere heiligen aan bod. Steeds met een afbeelding van Felix Timmermans. O.a.: O. L.V., sint-Jozef, sint-Anna, sint-Peter, sint-Eloi, sint-Franciscus van Assisi, sint-Antonius van Padua, sint-Christoffel, sint-Hubertus, sint-Rochus, sint-Godelieve, sint-Niklaas.
De Antwerpse bard Wannes van de Velde werd geboren in 1937 en bracht al in 1966 zijn eerste plaat uit. Hij werd vooral bekend als zanger van Antwerpse liederen in zijn dialect. Hij was ook aktief als dichter en beeldend kunstenaar en in het theater. Als muzikant vond hij zijn inspiratie in de traditionele folk, maar ook in de flamenco en jazz. Hij overleed op 10 november 2008. In 1967 bracht hij "Wannes van de Velde 2" uit. Hierop vond ik dit liedje over "Sintemetten"
Sinte Meerten.
Sinte Merte vandere genuchte ij meh' zijne grijzen baend juffrake wilde m'n kabasken is vulle en lot mij ni laenk ni miër staan want a ust, a eed een valling geft'em een pastilleke 't zal overgaan.
Sinte Merten oep de kruk gefd nen appel of een stuk gefd een peer of een smeêr Sinte Metten den bedeleêr.
En a ee' z'ne maentel deurgesneje oem on den aerme te geve dad ieder uit z'n oêge zag wa dat 'em on den aerme gaf dad ieder uit z'n oêge zag wa dat 'em on den aerme gaf.
Sint-Merten ad veul vrinde oemdad ij barmartig was a beloofden on z'n vrou dat'em koeke bakke zou in't vuur in't vuur dat'em koeke bakke zou.
Anciaux laat Sinterklaas en Sint-Maarten beschermen.
Uit: "De Morgen Kunst en Literatuur." Donderdag 11 juni 2009.
Anciaux laat Sinterklaas en Sint-Maarten beschermen.
Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux heeft beslist de Sinterklaas- en Sint-Maartengebruiken in Vlaanderen op te nemen in de inventaris van het immaterieel Cultureel Erfgoed Vlaanderen. Ze komen daarmee op een lijst van typisch Vlaamse gebruiken zoals de Heilige Bloedprocessie in Brugge en het carnaval van Aalst. Op termijn maken deze tradities kans opgenomen te worden op de Unescolijst van werelderfgoed. Voor de Sinterklaas- en Sint-Martinusgebruiken hadden het Sint-Nicolaasgenootschap en het Sint-Maartenscomité uit Beveren zich kandidaat gesteld samen met Toerisme Waasland en de Erfgoedcel Waasland. Dankzij beide genootschappen is de kennis over de gebruiken en het enthousiasme rond de figuren van Sinterklaas en "Sintemetten" in de regio erg groot. In de toekomst wil men ook nog kijken of er samenwerking mogelijk is met andere landen waar de traditie van Sinterklaas en Sint-Maarten voorkomt.
Heiligen in de kerk van het Heilig Hart te Turnhout..
In een zeer verzorgd, handig en met smaak uitgegeven "meeneemboekje" in de prachtige kerk van het Heilig Hart te Turnhout vond ik dit glasraam van sint-Martinus terug. Ik lees de summiere beschrijving bij deze afbeelding:
Martinus bisschop en belijder (11 november)
Linkerzijbeuk. Glasraam naar het schilderij van Antoon van Dijck in de kerk van Zaventem.
Geboren in 316 in Hongarije als zoon van een Romeins magistraat. Ging als 15-jarige in het Romeinse leger. Uit die periode is de scène bekend waarbij hij aan de poorten van Amiens een stuk van zijn mantel sneed en aan een bedelaar gaf. Liet zich op zijn 18de dopen en werd in 371 bisschop van Tours.
Hij wijdde zich vooral aan missionariswerk van het heidense Gallië (het huidige Noord-Italië, Frankrijk en België), en predikte o.a. in Wenen en Parijs, waar hij ooit een leprapatiënt wonderbaarlijk genas. Overleed in 397. Zijn begrafenis in Tours bracht een enorm grote mensenmassa bij elkaar. Patroon van o.a. soldaten en kleermakers.
Het 42 blz. tellende "Heiligenboekje" met zijn vele afbeeldingen (in kleur) en levensbeschrijvingen van de heiligen die in deze kerk nog te zien zijn werd gemaakt in Turnhout op 9 november 2005. Met dank aan: Guy De Kort, Herman en Lyie De Haes. Rob Koop, Griet Verwaest. Seppe Koop. Guy Van Beeck. Jos Van Bedaf. Opgedragen aan de honderden medewerkers in de parochie.
Egino Weinert. Geboren op 3 maart 1920 te Berlin-Schöneberg. Wereldberoemde Duitse kunstenaar. Een meester op het gebied van de goudsmeedkunst en de emailkunst. Schilder en beeldhouwer. Naast het creëren van vooral sacrale kunst voor kerken en kathedralen over de ganse wereld, heeft Egino Weinert ook een opmerkelijke verzameling kleine bronzen beelden ontworpen en geproduceerd. Vele van zijn oorspronkelijke emailwerken zijn te bewonderen in de Galleria Moderna van het Vaticaans Museum. Enkele opmerkelijke gebeurtenissen uit zijn lang leven: 1934 - Toegang als leerling tot het klooster van de Missionarissen Benedictijner Abdij Münsterschwarzach. 1941 - In de gevangenis voor het weigeren van de Hitler-groet in Würzburg. 1945 - Verlies van zijn rechter hand door een explosief in het ouderlijk huis in Berlijn. Toch blijft hij verder werken. Maakt nog alleen stukken die hij kan "hanteren" met één hand. 1951 - Huwelijk in Bonn, met Anneliese Leopold, moeder van zijn vier kinderen. 1985 - Na de dood van zijn eerste vrouw, tweede huwelijk met zijn huidige vrouw Waltraud Foerster.
Met dank aan Lowie Peeters voor het mogen gebruiken van zijn prachtige "Sintemetten op zijn rood paard"!
Op maandag 11 januari 2010, één van de vele strenge winterdagen met sneeuw en ijs, waagden wij ons op weg naar het verre Lommel. Via de media hadden we vernomen dat daar in het " Museum De Kolonie" een tentoonstelling over Sintemetten te bewonderen was. Na een uur over gevaarlijk gladde wegen, vonden we het mooie heemmuseum. Een vriendelijke dame liet ons binnen, niettegenstaande we buiten de openingsuren aanklopten. "We komen van ver, speciaal voor Sintemetten, zijn erge fans, weten echt de openingstijden niet". De warmte van het museum deed ons goed. Bij de ingang kregen we een zeer verzorgde "toegangskaart" met de afbeelding van onze favoriete heilige te paard. De manteldeling. Op de keerzijde lazen we:
"Op de tentoonstelling kan oud en jong, groot en klein, kennis maken met het beeld van Sint-Maarten in diverse materialen en vormen. Erfgoed Lommel heeft dankbaar geput uit de collectie van Tony Vaessen, die gefascineerd is door de figuur van Sint-Maarten. In de loop der jaren heeft hij een prachtige collectie rond de figuur van Sint-Maarten opgebouwd, beelden, santjes, medailles, tegels, ikonen, ... zeer vaak fraaie staaltjes van volksdevotie."
De tentoonstelling stond boven opgesteld. (Op het gelijkvloers bezochten we later de vaste tentoonstelling over het leven van onze voorvaderen in Limburg.) Groot was onze verwondering toen we de tentoonstellingsruimte zagen. We hadden iets groter verwacht. Even slikken. In enkele zeer mooie pronkkasten met beschermend glas zagen we slechts een klein gedeelte van een verzameling. Een paar gipsen beelden in het middengedeelte dienden als blikvanger. De enkele autentieke santjes, bedevaartvaantjes, vlagontwerpen, medailles en een fotokopie van El Greco vulden de rest van de beperkte tentoonstellingsruimte. Een beetje ontgoocheld dropen we af. Tijdens de terugtocht veel stilte in de kleine Micra. Was het de verplaatsing waard geweest? We genoten in ieder geval nog van het wijde ingesneeuwde Limburgse landschap. Ik hoop dat mijn commentaar niet te streng overkomt, ben erg veeleisend, het was tenslotte een tentoonstelling. Misschien waren mijn verwachtingen te hoog gespannen.
Schilderij van Pieter Balten. (1525-na 1598) Olieverf op paneel. 110 cm x 148 cm. Utrecht. Rijksmuseum Het Catharijneconvent.
Van overal zijn armen, kreupelen en bedelaars afgekomen om het sint-martinusfeest te vieren. Er wordt gratis wijn uitgedeeld. Op een verhoging ligt een enorm rood-wit wijnvat dat wordt bestormd door een haveloze menigte. Aan het vat zit een bezem vast met daaraan een vlag, waarop twee krukken te zien zijn. Het teken dat kreupelen en andere verschoppelingen van de maatschappij, hier hun dorst mogen komen lessen. Er wordt gedrumd om in de omgeving van het vat te geraken. Een reus van een vent, half naakt, heeft een goed plaatsje bemachtigd, hij houdt zijn mond vlak onder de wijnstraal! Uiterst links van hem staan enkele patriciërs, leden van de betere klasse, het hele gebeuren te bekijken. Sintemetten, op zijn schimmel, is helemaal rechts op het doek te zien, juist op het moment dat hij zijn fel rode mantel deelt met een man met een lier op zijn rug. (Straatzanger?) De manteldeling, één van de belangrijkste gebeurtenissen uit de legende van sint-Martinus, krijgt hier een ondergeschikte plaats. Zó ligt de nadruk vooral op de uitdeling van de wijn en het feestgedruis. Sint-Maarten dient hier alleen maar om aan te geven dat het wel degelijk over een sint-martinusfeest gaat.
Maerten van Cleef. (1527 Antwerpen 1581). Olieverf op paneel. 77 x 108 cm. Duinkerken. Musée de Beaux-Arts de Dunkerque.
Het sint-martinusfeest bood de behoeftigen onder de bevolking op 11 november de gelegenheid de ontberingen van de komende winter uitbundig te lijf te gaan. Op een dorpsplein dansen bewoners om het traditionele vreugdevuur van sint-Maarten. Rechts proberen enkele mannen een vlag, met de beeltenis van Sintemetten, te veroveren. Ook hier dient de wimpel, met de manteldeling, om aan te geven dat het wel degelijk over het feest van sint-Maarten gaat. Op de achtergrond rechts zien we nog een groepje zingende kinderen die van een gulle vrouw in een deuropening iets krijgen toegestoken. Links zien we een vrouw met witte hoofddoek die een deugniet een ferme oorvijg wil geven. Op de voorgrond een moeder met kind op haar schoot, gezeten op een tenen mand. Voor zich een mand noten. Ze geeft de bedelaar met de hoed enkele vruchten. Helemaal in de benedenhoek verkoopt een man appels, een aapje houdt hem gezelschap. Achter hem trekt een bedelkind met schoteltje aan de mouw van een oudere patricïer. Opvallend de vele schakeringen rood die de schilder heeft gebruikt. Of hij de gloed van het vuur wilde weergeven.
Jan of Lucas van Duetecum. Deventer (?) ca.1530-1608. Naar Hieronymus Bosch. Gravure en ets, 33,3 x 42,3 cm.
Bij de poort van een middeleeuwse stad waarvan de muren gedeeltelijk in zee staan, deelt Sintemetten, staande op een boot, zijn mantel met een groepje vreemde bedelaars. Op een bootje wat hoger in de gravure zien we weer een wijnvat met de gekende vlag met twee krukken. Duidende op het sint-martinusfeest. Met de wijnstraal uit het midden van het vat vullen enkele drinkebroers hun glazen. De ondankbaarheid van het "creupel vuyl arm gespuijs" wordt zowel in het Vlaamse onderschrift als in de voorstelling benadrukt. Terwijl Sintemetten zijn mantel gaat delen trachten andere bedelaars zich meester te maken van zijn paard dat even zonder berijder is.
Onder de gravure lezen we duidelijk: "De goede Sint Martenis hier gestelt; onder al dit Cruepel Vuyl arm gespuijs haer deylende fijnen mantele inde stede Va gelt; nou Vechtese om de proije dit quaet gedruijs.
Binnen en buiten. Nr. 7. Dertiende uitgave. Blz. 34. Leesmethode Van Hoof en Vermeulen. De Sikkel Antwerpen. 1955. Geïllustreerd door Elsa van Hagendoren. Spelling volgens de Woordenlijst van de Nederlandse Taal 1954.
7. Sint-Maarten.
"Stookt vier, maakt vier, Sint-Maarten komt alhier. Met zijn blote armen, Hij zou zich geerne warmen; Hij kroop al in het hoekske, En daar kreeg hij een koekske; Hij kroop al onder de tafel, En daar kreeg hij een wafel; Hij kroop al onder de zoldertrap, En wij gaven hem een schotel pap."
1. Eeuwen geleden leefde er een volk, dat meester was over bijna de gehele aarde, voor zover men die toen kende. Dat volk heette de Romeinen. Die Romeinen lagen ook met een groot leger in Frankrijk. Eén van de kapiteins heette Martinus. Martinus was zeer braaf, dapper en jonkman, die ook geen heiden meer was. Zonder dat zijn vader het wist, was hij christen geworden.
2. Eens beval zijn bevelhebber hem, zo spoedig mogelijk een boodschap naar een ver verwijderde stad over te brengen. Martinus sprong te paard en reed weg. Het was vinnig koud en de wind sneed in zijn gezicht. Zijn medelijdend hart deed hem telkens in de zak tasten om aan de armen, die hij ontmoette, wat geld te geven. Spoedig was al zijn geld op, en hij kon niet eens voor zichzelf een stuk brood meer kopen.
3. Bij de poort van de stad, waar hij wezen moest, zag hij een oude man half naakt aan de weg zitten. Martinus tastte in zijn zak, doch die was leeg. "Een aalmoes, edele heer!" smeekte de arme. Wat deed hij nu? Hij sprong van zijn paard, nam zijn zwaard, sneed zijn mantel in tweeën en gaf de ene helft aan de oude man, die het kleed dankbaar aannam.
4. In de stad werd Martinus uitgelachen om het korte manteltje, dat hij nog droeg. Het stond ook zo bespottelijk. Maar Martinus was zó gelukkig een half naakte te hebben gekleed, dat hij deed alsof hij die spotternijen niet hoorde. Later werd hij bisschop, en als je nu eens over "Sint-Maarten" hoort spreken, dan weet je, dat die heilige niemand anders was dan de brave Romein, die vol liefde alles aan de armen gaf, totzelfs de helft van zijn mantel.
Folkloristische sprokkelingen uit de kinderwereld.
Olie op doek. Von Marees Hans. 1869. " Saint Martin et le mendiant." Winterthour, Fondation Reinhart.
Rijmkes en Liedjes uit Kinderspelen. Te Turnhout verzameld door E. H. J. Nuyts. Turnhout. Drukkerij "Lumen" N. V. 1930.
Blz. 24. Hoofdstuk 3. Gelegenheidsliedjes.
"Bepaalde tijdstippen in het jaar hebben voor kinderen hun bijzondere vermakelijkheden met soms spel en lied. Buiten die gelegenheden hoort men die kinderen nooit."
Punt 7. "Op Sint-Maartensdag worden er 's avonds op den buiten vuurkens gestookt. De jongens van heel de wijk gaan dan samen op den bedel om bij elken boer brandmateriaal te vragen, en al wat branden kan, sleuren ze mee, soms op een hondenkar of op een stootwagentje dat ze zelf voortstooten: mutsaards, knuppels, spaanders, turf, enz... Ze bedelen al zingend en ... krijgen ze, dan zingen ze den lof van de goedhartige geefster, maar, krijgen ze niets: dan zingen ze bedreigingen en verwenschingen, en zullen toch wel zorgen dat ze er aan de mutsaardmijt of in't houtkot geraken."
"Vandaag is't Sintre Merten, en morge is't de kruk. Wij komen uit goeder herten. En helpt ons uit den druk. Wij zullen van ze leven van hier nie gaan, of wij hebben wat opgedaan: hout, hout, turven hout, kloere, kloeren haantje, een turfken of een spaantje. Hoe wijd zal da vliegen? Over de markt en over den dijk. 't Zal ne goeie Sintre Merte zijn. Krijg ik wat asteblieft? Daar is nog wel een goei vrouw, die ons nog wel wa geven zal. Hoe lank zal ze leven? Honderd jaar en eenen dag, zoo lank als ze 'n korstje brood mag."
Ofwel: "Ginder achter aan dat hoog huis, daar hangt ne zak me zemelen uit. Hoe menige zemel, hoe menige luis. Daar zit een gierige pin in huis."
Als het een boer is die nietgeven wil; dan verandert het laatste rijmke: "Schup den boer in 't schijthuis!"
Een gierige pin: iemand die heel gierig is, wordt soms wel een "pin" genoemd: daar is 't pinneken-dun, d.i. daar wordt niet veel opgeschept.
In dit boekje van de scouts: "De teervoeteisen." (v.v.k.s.- Uitgeverij st-Joris. Brussel.) zag ik op blz. 60, een afbeelding van de manteldeling van sint-Martinus. Onder het beeld een gedicht (gedeelte) van Alice Nahon.
"En vind ik in het huis mijns harten, de troost dat ik een wee genas, dat ik mijn armen heb gewonden rondom één hoofd dat eenzaam was. Dan voel ik op mijn jonge lippen die goedheid als een avondzoen. 't Is goed in't eigen hart te kijken en zo zijn ogen toe te doen."
Als geen ander kon A. Nahon het zalige gevoel verwoorden dat je krijgt als je een goede daad hebt gesteld. Ook Sintemetten moet zich na de manteldeling zo hebben gevoeld!
Deze koperen sierplaten met Sintemetten als onderwerp, voorstelling meestal naar het beroemde schilderij van van Dyck, komen nog veelvuldig voor in verschillende vormen en groottes, in geel of rood koper. Ze zijn ontstaan wanneer de koperslager een koperen plaat in een houten mal ( of vorm ) slaat ( of drijft) en die daarmee omvormt tot een echt siervoorwerp. Op deze manier konden deze grote sierplaten betrekkelijk snel in serie worden gefabriceerd, zonder gebruik te maken van speciale ovens. Tijdens de industriële revolutie is het ambacht van koperslager in onbruik geraakt door de opkomst van de persen. Die voerden het werk, waar een ervaren koperslager enkele uren over deed, uit in luttele seconden. Volledig machinale productie van deze koperen "Sintemettenplaten" vond vooral plaats door persen en stampen. Hierbij wordt een koperen plaat onder hoge druk tussen twee stalen modellen tot een sierplaat geperst. Sommige borden dragen de naam van de ontwerper, andere een merkteken van de werkplaats. Ben al lang op zoek naar informatie over fabrieken die deze sierborden hebben gemaakt. Wie kan me daarbij helpen?
In een eenvoudig boekje "Sint-Niklaas gevolgd door andere lezingen." door "Eenen priester", uit 1898, vond ik volgend stukje over Sintemetten:
"De H. Martinus, nog jong zijnde, diende in het Fransche leger, en was reeds alom bekend door zijne groote liefde voor de ongelukkigen. Op eenen kouden winterdag, door een woud rijdende, ontmoette hij eenen armen man die bijna naakt was, en hem om eene aalmoes smeekte. Martinus had reeds al zijn geld uitgedeeld, zoodat hij niets meer bij zich had, tenzij zijne kleederen en de wapens die hij droeg. Wat doet hij? Hij neemt zijnen sabel en snijdt zijnen mantel in twee stukken, waarvan hij het eene aan den bedelaar geeft, terwijl hij de andere helft zoo goed mogelijk rond zich draait. Eenigen, die getuige waren dezer edelmoedige daad, hielden er den spot mede, maar anderen, door dit schoon voorbeeld getroffen, waren beschaamd den noodwendige niet te hebben bijgestaan, en maakten goede voornemens voor de toekomst. Den volgenden nacht zag de H. Martinus in eenen droom, den Zaligmaker, bedekt met den halven mantel, terwijl hij zegde tot eene menigte hemelsche geesten die hem omringden: " Martinus heeft mij met dit kleed bedekt." Het goed, dat wij aan de armen doen, zal ons aangerekend worden als ware het aan God zelf gedaan: hebben wij dus altijd medelijden met de ongelukkigen."
Dit boekje van 48 blz. werd uitgegeven te Brugge, door A. J. Witteryck-Delplace, Nieuwe Wandeling 4. Ook de levens van andere heiligen worden summier in deze uitgave besproken. Zo komen sint-Niklaas, de heilige Antonius van Padua en de heilige Joseph aan bod.
"11 November! Sint-Maarten! Sint-Maarten, de patroon der ganzen en der drinkebroers! Hoe komt het dat Sint-Maarten, waarvan de eenvoudigheid legendarisch en de matigheid spreekwoordelijk is, de uitverkorene is der volgelingen van Coveces en van Bacchus? Luistert. Ziehier wat de overoude kronieken vertellen: Wanneer in 383, na zijn opstand tegen Gratiaan, Maximus, een Romeins generaal, Gallië, Engeland en Spanje bemachtigde, vestigde hij de hoofdstad van zijn keizerrijk te Trier. Sint -Maarten begaf zich er naartoe om er eenige gunsten te verkrijgen. Maximus ontving hem schitterend. Hij liet hem aan zijne eigen tafel mede eten, hem de eereplaats gevende tusschen de voornaamste en beroemdste mannen van zijn hof. Wanneer bij het einde van het eetmaal, de officier den wijnbeker aan Maximus bood, beval deze hem aan den bisschop van Tours te geven opdat hij hem daarna uit dezes handen zou kunnen ontvangen; maar de beroemde prelaat deed den beker doorgeven aan den priester die hem vergezelde. En dit gebaar voldeed om sint Maarten aan het hoofd der drinkebroers te plaatsen! Over sint Maarten als patroon der ganzen, vertelt de legende dat de duivel om sint Maarten te bekoren, hem eene fabelachtige gedekte tafel voorzette, maar sint Maarten keurde geen enkel gerecht waardig buiten de gans! Moet het bestaan der talrijke Sint-Maartensmaatschappijen in de omringende gemeenten van Brussel, zooals Molenbeek, Jette, Laeken, Koekelberg, Ganshoren, daaraan toegewezen worden? Te Ganshoren bestaat er eene kerk genoemd de St.-Maartenskerk. Zij werd gebouwd in 1369. Nu, volgens de waarschijnlijke gevolgtrekking van MM. de Graaf de Villegas en Van Leeuw, zou Ganshoren betekenen, een plaats gelegen in den vorm van een horen, waar het kweeken der ganzen op groote schaal plaats had in de oudere tijden. Vandaar de kerk van den omtrek (Ganshoren) toegewijd aan sint Maarten. Het dorp Ganshoren is ook nog steeds de bedevaartplaats gebleven der "chocheteiten" van St.-Maarten. Alle jaren op den Maandag volgende op 11 November, geven zij er elkaar afspraak en wonen er de mis bij die gezongen wordt aan het altaar van St.-Maarten. De St.-Maartensmannen zijn te paard evenals hunnen generalen staf, voor de gelegenheid, mannen gekleed in militaire uniformen, met de gestreepte broek der gidsen en de berenmuts der grenadiers van voor den oorlog. Over een vijftiental jaren geleden kwam sint Maarten en zijn gevolg nog te paard de kerk binnen, maar daar er dikwijls ongelukken voorvielen, zo is de gewoonte om met de paarden binnen te komen langzaam verdwenen. Na de mis gehoord te hebben, scheidde de stoet zich uit elkaar en ieder sint Maarten, gevolgd van zijne mannen, trok naar zijne eigene gemeente terug. En hier beginnen de omgangen en de ... drinkpartijen. Nochtans beoefent sint Maarten ook de weldadigheid. Hij snijdt wel zijn mantel niet in twee, maar werpt met volle handsvollen vijgen of noten tusschen de talrijke groepen die den stoet vergezellen. Bij het eindigen van den dag, heeft men het banket van sint Maarten. Ganzen worden er niet opgediend, maar uitmuntend vleesch wordt er gesmuld en buitengewoon veel gedronken, zoodat deze feesten soms in bloedige vechtpartijen uitlopen. Te Mechelen wordt sint Maarten gevierd door de kinderen. Men heeft het klein Sint-Maartensfeest op 11 November, en het groot Sint-Maartensfeest den daaropvolgenden Zondag.Jonge bengels gaan dan zingend van deur tot deur:
"Hij heeft zijnen mantel doorgesneden Om aan de armen te geven, Jufvrouw wil ons kabaske vullen En laat ons nie lang meer staan."
Op den Zondag van het Sint-Maartensfeest zijn de rondgaande kinderen-zangers gekostumeerd op de zotste wijze. Ze hebben dan kleine schoone papieren vlaggetjes en wandelen rond op een soort draagbaar, een St.-Maarten die getooid is met een mijter en gekleed in rok, met de eene hand houdt hij een staf en met de andere een scheel of bakje dienende om geldstukken te ontvangen. Deze met den schoonsten sint-Maarten komen dan zingen in de groote straten van het midden der stad, zij gaan ermede de koffiehuizen binnen en keeren terug naar huis, voorzien van lekkernijen en geld. In de omstreken van Hasselt en in zekere gemeenten van Vlaanderen, bestaat het St.-Maartensvuur. Van af den morgend van 11 November gaan de jonge lieden rond en bedelen droog hout, strooi en eikentoppen. Dit alles wordt dan op eene kar geladen welke geledigd wordt te midden een veld, waar het vuur aangestoken wordt. De jonkheid van het dorp voert daar rond dan de drolligste dansen en sprongen uit die er maar mogelijk zijn. Daarna houdt men eetmalen en drinkgelagen ter eere van St.-Maarten, patroon der drinkebroers en der ganzen." J.L.
Rijmgedicht over de H. Martinus in het maandschrift van de Engelbewaarder. 1897.
't Is snerpend koud, de winter zwaait Zijn staf meedoogloos rond; De noordenwind snijdt door de leën, De sneeuwjacht stuift verwoed doorheen En dekt den killen grond.
Een arme, naakt, verkleumd van kou, Ter poort van Amiensstad, Smeekt biddend om een bete brood; Maar niemand, die zich in zijn nood Erbarmde, hoe hij bad.
Martinus reed ter stadspoort uit; Ook hem vroeg de arme teër Erbarming, met gebroken stem, Erbarming in zijn nood met hem; Ter liefde van den Heer.
De krijgsman wierp een liefdeblik op d'arme bedelaar, Met schaam'le lompen nauw bedekt, Die biddend hem de handen strekt, Ter liefdegifte klaar.
Martinus' hart verteedert zich Bij de armoede in de nood; Zijn liefde had reeds al verdeeld, Niets had hij, wat hij bood.
Niets had Martinus, wat hij bood Den armen bedelaar; Zijn mantel, kleeding en zwaard Is 't enigst, wat hem rest op aard Ter gifte op 't liefdealtaar.
De krijgsman grijpt zijn glimmend zwaard, Wijl hij zijn mantel strekt; Hij houwt dien middendoor in twee, Deelt 't eene stuk den arme mêe, Wijl hem het andre dekt.
Nauw sliep dien nacht, ter ruste gevlijd, Martinus, of hij zag Den Heer, omringd door englenschaar, In 't kleed, dat hij den bedelaar Gegeven had dien dag.
"Martinus", sprak tot de englenschaar De Heer, en wees op 't kleed, "Martinus, nog katechumeen, Sloeg mij deez kleeding om de lêen, Toen ik in armoê leed".
De krijgsman door dit droomgezicht Vloeide over van genot; Met meerder vuur nog dan weleer Beminde hij zijn God en Heer En de armen om zijn God.
Uit: "Een jaarkring in legenden." Illustratie van Leon Holman. Utrecht 1948. Uitg. W. De Haan N. V. Blz.: 236-239.
"Op 11 November wordt er in Italië over het algemeen flink gedronken, maar in Sicilië moet men dien dag tenminsten den wijn gaan proeven, zelfs al zou men daar geen lust toe hebben. Doet men het niet, dan wordt de wijn in de vaten zuur. Maar wat erger is, zo zegt het volk, wie geen wijn drinkt komt niet in de hemel. De deskundigen beweren, dat op dien dag de most in wijn veranderd wordt. In Noord-Italië bewaren de boeren een tros druiven van den wijnoogst die ze dan op 11 November, als herinnering aan het mooie jaargetijde, opeten. De eerbiedwaardige bisschop Sint Maarten wordt in Sicilië als de patroon van de dronkaards beschouwd en zelfs gaat het volksgeloof zo ver, dat men deze Heilige, natuurlijk geheel ten onrechte, voor een onvervaarden wijndrinker houdt. Van hem is echter bekend, dat hij zo sober was, dat men in een door hem gesticht klooster, waar hij met tachtig leerlingen woonde, zelfs nooit wijn heeft gedronken. St. Maarten geldt trouwens algemeen als een voorbeeld van de meest onbaatzuchtige christelijke liefdadigheid. Deze deugd komt mooi tot uiting in een legende, die ons verhaalt hoe Maarten, toen hij eens een armen man zonder klederen op straat ontmoette, met zijn zwaard zijn mantel in twee gedeelten verdeelde en de ene helft aan den arme gaf. Den volgenden nacht zag hij Christus, gekleed met het deel van zijn mantel dat hij daags te voren aan den armen man geschonken had, terwijl Hij tot de rond Hem vergaarde engelen sprak: "Weet, dat Maarten, toen hij nog catechumeen was, mij met dezen mantel heeft gedekt!" Volgens een Noord-Italiaanse legende hadden St. Maarten en de duivel beiden een molen. Nadat de duivel eens de molen van St. Maarten had bezichtigd, vroeg de Heilige hem of hij ook eens zijn molen mocht komen bekijken. De duivel willigde den wens van den Heilige in onder voorwaarde, dat hij gedurende zijn bezoek geen kruistekens zou maken. Maarten beloofde dit, maar, toen hij voor den molen van den duivel stond, maakte hij toch kruistekens met gevolg, dat de molen plotseling onbruikbaar werd. "De molens;" zeide de duivel, "zullen voortaan aan U behoren, maar de molenaars aan mij!" Om niet in de handen van de duivel te vallen, vasten de molenaars op het vigilie van St. Maartensdag. Een Siciliaanse legende vertelt ons weer, dat de duivel, die de bijnaam Culicchia draagt, zich vermomde als een arm man, die op het punt stond van honger om te komen, en die aan de weg gezeten was, waar St. Maarten gewoonlijk voorbijkwam. De Heilige had die dag geen geld bij zich en zei tot den arme, dat hij hem niets kon geven. Maar de arme hield aan zeggende, dat hij sinds twee dagen niets gegeten had. Maarten kreeg medelijden, trok zijn mantel uit en gaf hem aan den arme met de woorden: "Ziedaar deze mantel, ik heb niets anders, neem hem en ga dan eten!" De duivel was zeer tevreden, dat hij Maarten had kunnen bedriegen, wierp zijn vermomming af en vertoonde zich in zijn ware gedaante. Doch Maarten liet zich niet uit zijn lood slaan en sprak tot de duivel: "Ik geloofde dat je arm was, daarom heb ik datgene gegeven dat ik bezat, maar nu, verachtelijk beest, verdwijn in de diepten van de hel!" Naar een andere versie gaf de heilige zijn mantel aan een armen man, die dronken aan den weg lag, om hem tegen de koude te beschutten. Aan deze daad van liefdadigheid is het waarschijnlijk te danken, dat men aan St. Maarten het niet bijzonder eerbiedwaardige beschermheerschap der dronkaards heeft toegedacht. St. Maarten heeft met dronkenschap niets te maken. Het ongelukkige toeval wil, dat zijn feestdag op 11 November valt, den dag waarop in Italië de wijn geproefd en de vaten aangebroken worden. Deze gewoonte lijkt de directe voortzetting te zijn van het oude wijnfeest der Grieken, dat in de eerste helft van de maand Anthesterion ter ere van Bacchus gevierd werd. Die dag wordt in Italië in vreugde, uitgelatenheid en braspartijen doorgebracht. Meestal begint het feestmaal op den Zondag na 11 November, wanneer een ieder vrij is. In Sicilië is het zede bij deze gelegenheid kalkoen te eten en natuurlijk wijn te drinken. Is er geen kalkoen dan mag varkensvlees niet ontbreken. De beschuiten, die men op dien dag eet en van welke reeds dagen te voren de etalages vol liggen, heten in het Siciliaanse dialect Viscotta di S. Martinu "St. Maartensbeschuit." en zijn werkelijk artistiek van vorm. De banketbakkers bereiden ook allerlei uit suiker vervaardigde gebakjes, die St. Maarten in een theatrale houding te paard voorstellen, zwaaiend met zijn zwaard. Het moet voor de kleine Italiaantjes een probleem zijn die gebakjes op te eten. Komt eerst het paard aan de beurt en dan de Heilige of omgekeerd? Op vele plaatsen is St. Maartensdag in Italië een intiem en gezellig familiefeest. Men ontvangt niet graag bezoek, aangezien de hele familie in de keuken bezig is om de feestmaaltijd klaar te maken en zij wenst daarbij niet gestoord te worden. De arbeiders en boeren haasten zich om zo vlug mogelijk thuis te zijn. Welk een drukte heerst er op de stations, waar de mensen zich verdringen om 's avonds zo vroeg mogelijk te Mestre of te Treviso bij hun gezin te kunnen komen! Terwijl in Noord-Italië op de bergen reeds de eerste sneeuw gevallen is, is het over het algemeen tegen St. Maartensdag in heel Italië zacht en mild weer: men noemt dan ook te Venetië de tien dagen die op 11 November volgen istadela de S. Martin "het St. Maartenszomertje." Juist omdat tegen 11 November voor een korten tijd de natuur ontwaakt, wensen de Sicilianen elkaar op dien dag, Bon Sammartinu "Goede St. Maarten.", d.w.z. overvloed van wijn, olie, melk, enz. Wanneer de bedienden hun St. Maartenswensen komen aanbieden, ontvangen ze enkele der voor St. Maartensdag gebakken beschuiten ten geschenke. Misschien staat met het mooie weer de minder mooie gewoonte te Venetië in verband om op St. Maartensdag te verhuizen. Dat onze Heilige oorspronkelijk soldaat is geweest, blijkt niet alleen uit de gebakjes, die hem te paard met het zwaard in de hand voorstellen, maar ook uit het feit, dat St. Maarten, te zamen met St. Joris, de beschermer is van de Italiaanse soldaten, die hem niet zelden met den omineuzen wijn, waarmee hij eigenlijk niets te maken heeft, vereren."
Uit "De Kempenaer." (Weekblad voor Arendonk, Dessel, Kasterlee, Retie.) Woensdag 15 september 2010.
11 november.
Reeds jarenlang viert Retie op 11 november zijn patroonheilige Sint-Martinus. Heel wat inwoners zijn een aantal weken van tevoren in de weer om een zo groot mogelijk Sint-Maartenvuur te maken. Het mag een groot vuur zijn, maar geen vuilnisbelt die wordt opgestookt. Om problemen te vermijden bij het opzetten van de vuren en het opruimen ervan, stelde de gemeenteraad een politiereglement op. Dit reglement werd goedgekeurd op 5 juli 2004. De tekst van het reglement wordt hieronder integraal gepublceerd.
Artikel 1: Elk jaar wordt op 11 november de patroonheilige Sint-Martinus gevierd.
Artikel 2: Het college van burgemeester en schepenen bepaalt de locaties in de gemeente waar de vieringen mogen plaats vinden. Deze locaties zijn minstens op 100 meter afstand gelegen van huizen, bossen, heiden, boomgaarden, hagen, graan, stro, mijten of plaatsen waar vlas te drogen is gelegd.
Artikel 3: Vanaf 15 september, en op de dagen en uren bepaald door het college van burgemeester en schepenen (woensdagnamiddag, zaterdag en tijdens de week van Allerheiligen), mag snoeihout, afkomstig van het onderhoud van de tuinen en eigendommen van de buurtbewoners, worden aangevoerd op de locaties. Het aanvoeren en verbranden van volgende producten is verboden (niet-limitatieve lijst): boomstronken, behandeld hout, huishoudelijk afval, oliën of benzines, autobanden, matrassen, ...
Artikel 4: Iedereen die snoeihout aanbrengt, staat in voor de goede opstapeling van het hout teneinde een stevig en compact vuur te verkrijgen.
Artikel 5: Het vuur wordt ten vroegste om 18.00 u. ontstoken. De buurtbewoners treffen de nodige maatregelen opdat het vuur niet uitbreidt en bewaken het vuur tot het gedoofd is.
Artikel 6: De locatie van de feesten wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk veertien dagen na 11 november opgeruimd en in zijn oorspronkelijke toestand gebracht. De kosten die ontstaan zijn bij het opruimen van de resten, worden gedragen door de organiserende buurt en kunnen in geen geval verhaald worden op het gemeentebestuur.
Artikel 7: Het niet naleven van de bepalingen van dit reglement wordt gesanctioneerd met politiestraffen.
Afwijkingen op de aanleverdagen worden enkel toegstaan door burgemeester en schepenen, na samenspraak met de contactpersoon van de desbetreffende Sint-Maartenhoop.
Kunstexperts van het Prado-museum te Madrid hebben een tot nu toe onbekend schilderij van Pieter Breughel de Oudere ontdekt. Volgens "El Pais" gewagen de specialisten van een "buitengewoon belangrijk werk". Het meesterwerk was door de huidige eigenaars naar het Prado gezonden voor restauratie. Daar ontdekten de experts dat het zeker om een originele Breughel gaat. Het doek heet "De wijn van het Sint-Maartensfeest." Het Prado, toch niet het minste museum, gewaagd van een buitengewoon belangrijk werk uit het oeuvre van de 16de-eeuwse Vlaamse schilder, zowel wat de thematiek als de compositie betreft. Het Spaanse ministerie van Cultuur zou het doek willen kopen van de huidige eigenaars. Onderhandelingen zijn al aan de gang. Het doek zou dan in al zijn glorie in het Prado worden tentoongesteld. Het ministerie wil tot zeven miljoen euro vrijmaken voor het schilderij. Op de vrije markt zou het meesterwerk 25 miljoen euro waard zijn. Het Madrileense museum heeft al een andere Breughel in zijn bezit, "De triomf van de dood."
Uit "Winterhulp". Officieele uitgave van het centraal uitvoerend comité. 2 Koninklijke Plaats Brussel. 11 november 1942. Blz. 33 en 34, door E. Vandenbroeck, Voorzitter van Winterhulp te Assche.
Hij maant ons aan een wintervoorraad op te doen.
"Sinte Maarten steekt er zijn staf in" zegt één van de vele spreekwoorden rond dezen zeer geliefden Volksheilige. Daarmee wordt bedoeld dat men ter plaats blijven wil waar een goede voorraad, hetzij eetwaren, hetzij van andere noodwendigheden is. Een legende uit het leven van sinte Maarten gewaagt van deze voorraad. Om zijn geschenken zoveel mogelijk aan de armen en misbedeelden te kunnen ronddragen bereed Martinus een mooi wit paard. Dit paard moest op tijd en stond zijn haver en hooi hebben. De heilige was echter de goedheid en de lankmoedigheid zelve en hij liet toe dat de maaiers zijn weide kwamen afmaaien wanneer het gras van de meerschen der naburige boeren reeds gedroogd en geschelfd was. Maar daardoor was het reeds laat op het jaar geworden. Het was volop Bâmis. En wie ziet men nu nog hooien gedurende de herfstdagen? Het regenachtige weer laat het hooi niet meer droog worden. De heilige bisschop vroeg dan ook Ons Heer nog drie dagen zonneschijn te verlenen; opdat het hooi voor zijn paard zou kunnen drogen. En alhoewel hij nu reeds lang in de hemel Allerheiligen meeviert, toch blijft hij bidden opdat de achterblijvers, de verstrooiden en nalatigen en de niet vooruitzienden een laatste kans zouden krijgen en hun voorraad zouden opdoen. En 't is of er Ons Heer mee gemoeid is, want telkenjare komt er een kentering in het weer. De boeren zeggen dan: " Sinte Maarten brengt ons zijn zomerken."
Vanwaar komt het Sint-Maartensvuur?
Sint Maarten had een ezel. Het wit paard, dat zijn herfsthooi moest hebben, is nu plots verdwenen. Zo zijn nu eenmaal de volkslegenden. De heilige kwam, gezeten op zijn grauwtje, op zekeren avond in een onzer kustdorpjes binnengereden. Als er te sermoenen viel was hij niet tegen te houden. Het volk stond naar hem te luisteren en hij predikte zoo schoon dat de honderden Vlamingen, ruwe visschers en keikoppige boeren niet moe werden zijn doorslaande bewijzen te aanhoren. Ze bleven luisteren ... maar het ezeltje van sint Maarten had zoveel geduld niet, het had meer werkelijkheids zin en meer honger naar distels en goede hapjes dan naar rechtvaardigheid. Het muisde er vandoor en deed zich tegoed aan de lekkere duindistels. Toen nu het sermoen ten einde was riep de heilige zijn ezeltje. Maar tevergeefs. Hij ging op zoek. De menschen zochten mee. En daar het reeds donker geworden was ontstaken de inwoners toortsen en licht. Het ging nu duin op duin af. Eindelijk vonden ze het ezeltje. Allen hadden er honger van gekregen en de vrouwen bakten gauw koeken onder de smeulende assche van de aangestoken vuren. Ten teeken van vreugde namen allen plaats aan denzelfden disch. Het werd een plezierig kampvuur. En jaarlijks werd aan dit feit herinnerd door een toortsengang in de duinen en 't verorberen van de eene of andere lekkernij, zoogezegd door sint Maarten gebracht. In onze gouwen zijn nu nog sporen te bekennen van den fakkelstoet, welke vroeger, op Sint-Maartensavond luisterrijk door de straten van stad en gemeente toog. Sommigen zien in de Sint-Maartensvuren een oeroud heidensch gebruik. Wat wel waar kan zijn. De evangelisatie heeft de heidensche gebruiken aangepast of omgevormd en de volksverbeelding doet dan de rest. Zoo het verband tusschen de heidensche vuurgebruiken en de hooger vermelden kampavond in de duinen. Deze Sint-Maartensvuren worden nog op tal van plaatsen ontstoken, o. a. te Genk, waar de kinderen het vuur aanbrengen op een hoogte, buiten het dorp. Dan wordt er gezongen:
Sint Marten heeft zoo groote kâ Hij zou hem wel warmen Als hij maar wa hâ.
In de Vlaanders heet het "Keerskensloopinge"; geen geregelde stoet of optocht. De kinderen gaan rond met keerskens, gestoken in flambeeuwen van uitgeholde beetwortels of rapen, grillig en koddig uitgesneden: een paar oogen, een neus en een mond. Onderin de beet hebben ze een gat gemaakt waardoor het kaarsje gestoken wordt op een koolstek, die tegelijkertijd als handvat dienst doet. Als het kaarslicht door de dunne wanden van de uitgeholde beet schijnt, maakt dat in den avond een fantastisch effect als van zwevende maskers. De kinderen dansen en zingen:
Stookt vier, stookt vier; Sint Marten komt alhier Met zijn bloote armen, Hij zou zich geerne warmen.
Ze gaan van deur tot deur en bedelen pannekoeken, galetten, lukken, wafels of andere lekkernijen of centen.
De vriend van de kinderen.
Door de verschillende legenden - dat van dien mantel, dat van dit herfsthooi en dat kampvuur met den laten koekenbak - werd sint Maarten evenals sint Niklaas den gullen kindervriend, die door de schouw van allerlei speel- en sneukelgoed werpt. Hij is de geschenkbrenger in Aalst, in Mechelen en op vele plaatsen in Vlaanderen, Brabant en de Kempen. De kinderen zetten 's avonds, vóór Sinte-Metten, hun korfje, of hunnen kloef of hangen de kous aan de schouw. Ze leggen er een raap, een wortel en wat hooi in. Dit voor den ezel van den braven man. Soms worden er de schrijfboeken uit de school bij gelegd of een briefje. 's Anderendaags vinden ze dan de lekkernijen of ... de roede!
Wanneer zal de heilige de kinderen weer dingen brengen zooals in onzen tijd: appelen, peertjes, nootjes, mispelen, muntebollen en speculaus?
Uit "Zonnige Jeugd". Reeks leerboeken voor de lagere school. 5de studiejaar. Blz. 32. Door L. Pissen en I. Van Goidsenhoven. 1931. Uitg. Procure. 161 Huidevettersstraat. Brussel.
"Die is vroolijk den hemel binnen gehaald! 'n Andere heilige heeft 't gezien: engelen vóór en rond en achter hem, en allemaal even blij, dat Martinus aankwam. Tachtig jaren hadden ze op hem zitten te wachten: 'n heelen tijd wel: maar in den hemel gaat alles veel gauwer, omdat 't daar zoo fijn is. En Martinus zelf? Och jong, die was zóó blij! Want nu zou hij O. L. Heer zien en nu veel mooier dan toen op aarde. En toen was 't al zo heerlijk. 't Kwam zoo: 'n keer, hij was soldaat in 't Romeinsche leger, reed hij te paard naar Frankrijk. Onderweg kwam hij 'n bedelaar tegen. Die zat langs de straat, heelemaal in elkaar. Mager was hij en bijna geen kleeren had hij aan. Toen hij den ruiter aan zag komen, stond hij op en stak zijn hand omhoog om 'n aalmoes. Martinus was al bijna voorbij. De bedelaar liep achter hem aan. - Die heeft het ook niet te warm, dacht Martinus, terwijl hij 't bibberlijf van den man achter hem bekeek. En zonder zijn eigen verder te bedenken, zwaaide hij zijn mantel af, sneed hem met zijn zwaard in tweeën en gaf een van de stukken aan den bedelaar. -Zoo, ieder de helft, zei hij, geld heb ik niet, maar hiermee zult ge ook wel tevreden zijn. Toen reed hij door en vergat verder den man en 't bibberlijf en den halve mantel. Maar 's nachts in zijn droom, verscheen hem O. L. Heer zelf, met 't stuk mantel van den bedelaar aan en Hij zei: Martinus, gij hebt Mij bedekt met dit kleed ... Was me dat 'n belooning! Jammer dat 't maar eventjes duurde. 't Was zoo gauw voorbij en Martinus had O. L. Heer graag nog veel langer willen zien. 't Zou hem niets verveeld hebben, al had O. L. Heer twintig keer achter elkaar gezegd: Martinus gij hebt Mij bedekt met dat kleed. Hé, 't klonk zoo heerlijk en 't was zoo mooi. Maar nu in den hemel zou het veel langer duren. Nooit meer komt daar 'n einde aan. Gij moogt er blijven voor altijd, bij O. L. Heer en bij Maria en bij al die witte blije engelen!"
Uit: "Voor hart en geest." Leesstof voor de lagere school. Teekeningen van Edmond VAN OFFEL. E. SNEYERS. "Schoolopziender." L. Opdebeek, uitgever, Antwerpen. 1924. Blz. 3 en 4. Deel III.
"Eeuwen geleden leefde er een volk, dat meester was over bijna de geheele aarde, voor zoover men die toen kende. Dat volk heette de Romeinen. Die Romeinen lagen ook met een groot leger in Frankrijk, en één van de hoofdmannen heette Martinus. Martinus was een vroom en dapper jonkman die, zonder dat zijn vader het wist, christen was geworden. Eens gaf zijn bevelhebber hem last, om zo spoedig mogelijk een boodschap naar een ver verwijderde stad over te brengen. 't Was in 't hartje van den winter en 't vroor dat de boomen kraakten. Martinus sprong te paard en zijn medelijdend hart deed hem telkens in den zak tasten, om zo aan de armen die hij ontmoette, eenig geld te geven. Spoedig was al zijn geld op, en hij had niets meer om voor zich zelven een stuk brood te koopen. Bij de poort van de stad, waar hij wezen moest, zag hij een ouden man half naakt aan den weg zitten. - Een aalmoes, edele Heer! smeekte de arme. Martinus tastte in den zak, doch hij had niets meer. Maar wat deed hij nu? Hij sprong van zijn paard, nam zijn zwaard, sneed zijn mantel in tweeën en gaf de eene helft aan den ouden man, die het kleed dankbaar aannam. In de stad werd Martinus uitgelachen om het korte manteltje dat hij droeg. Het stond ook zoo bespottelijk. Maar Martinus was zoo gelukkig, een arme geholpen te hebben, dat hij er niet aan dacht, kwaad te worden, omdat ze hem beschimpten. Den volgenden nacht, gedurende zijn slaap, had Martinus een visioen. Hij zag den Heere Jezus op een schitterende troon gezeten, en omringd, rechts en links, van heel het hemelsche hof. Eerst kon hij niets onderscheiden; zijn oogen schemerden van den glans en de klaarheid van het verschijnsel. Hij wreef zijn oogen en toen zag hij hoe Ons Heer bekleed was met de helft van den mantel, dien hij den vorigen dag aan den armen man had gegeven. En hij hoorde dat Jezus tot de gelukzalige hemelbewoners zei: "Martinus heeft mij dat kleed gegeven." Kort nadien verliet Martinus het leger. Hij werd priester en later bisschop van Tours, in Frankrijk."
Uit: "Ons Volk ontwaakt." Zesde jaargang nr. 45. 6 november 1920.
""Ons Volk" wijdde verleden jaar een artikel aan Sint-Niklaas, den grooten kindervriend. Sint Maarten is een niet min populaire heilige in Vlaanderen en zijn wonderbaar leven reeds alleen, waarover de legende ook rijkelijk haar goudstof uitstrooide, leent er zich bijzonder toe om de fantazie der kinderen te treffen. Onze Vlaamsche schilder Antoon Van Dijck vereeuwigde het edelmoedig gebaar waarmede hij, aldus de legende, nabij de poort der stad Amiens, zijn rijken krijgsmantel in tweeën kapte en de helft er van aan een naakten bedelaar gaf. Zulk een gebaar verovert onmiddellijk het volkshart. Het is ook onder de gedaante van een jeugdigen, fraaien krijger, die te paard zit en zijn fluweelen mantel met zijn zwaard doorhakt, dat ons volk den later zo beroemd geworden bisschop het liefst afgebeeld ziet. En in menige kerk in Vlaanderen staat hij aldus gestambeeld. Tot voor een vijftiental jaren prijkte boven het hoogaltaar der St.-Martenskerk, te Aalst, een reusachtige ruiter, gedrapeerd in een wijden mantel welke hij met de eene hand strak opengevouwen hield, terwijl hij met de andere, in een sierlijk gebaar, het zwaard in de hoogte hief, gereed om te kappen. Zijn gelaat, fijn getekend en aanminnig van profiel, wendde hij meteen naar den geknielden bedelaar onder hem. Bij feestdagen vooral rees de liefdadige krijger daar, als de verschijning uit een wonderwereld, majestatisch en glorieus, tegen den kleurigen gedempten lichtgloed der glasramen, in een apotheose van wierook en orgelmuziek. Onze kinderverbeelding omhing hem met een schoonheidstoover uit hemelsche landen, en toen de groote Sint-Maartensdag, 11 November naderde, dan werd het ruiter standbeeld in onze illuzievolle oogen iets ontzagwekkends en zalig-vreeswekkends meteen. Toen gebeurde het mirakel waarbij ons heerlijk kindergeloof zich geheel neerlegde: de ruiter daalde van zijn hoogen altaartroon en werd de stralende, witbebaarde bisschop, met gouden mijter en gouden staf, die des nachts met zijn knechten uitreed op paarden, met gouden hoefijzers beslagen, en door de schouw onze korven en mandjes kwam vullen met koeken en suikergoed uit 't paradijs. Den avond te voren hadden we een raapje en een worteltje voor 't paard van den heiligen man in den korf neergelegd, wij hadden hem een briefje geschreven waarin wij zegden dat we braaf geweest waren als Sanctjes, en bedelden om bergen van suiker en chocolade. en toen waren we met onze mandjes en paanders in triomfprocessie door het huis getogen, en hadden gekraaid met volle longen het refreintje dat de verfranschte "masoeurkes" (God vergeve 't hun!) ons aanleerden:
Sint Martin, mon bon ami, Descendez du paradis, Apportez de suite, Vite, vite, vite, Du bonbon, Et du macaron!
Waar haalt het feest, van Sinte Maarten zooals het vooral vroeger heel Vlaanderen door, en elders werd gevierd, zijn oorsprong vandaan? Vele gebruiken van het Germaansche kerstfeest, aan "Wodan" gewijd, houden hiermee verband. Onder de afgoden door onze voorouders aangebeden, stond op de eerste plaats Woen of Wodan, de machtige godheid die winden en wolken regeerde. De scheppingsgrage volksverbeelding stelde zich Wodan voor als een wilde jager, die des nachts op zijn stormros door de luchten draafde. De zwarte wolken waren zijn mantel. Bij oogsttijd lieten de boeren een schoof haver op hunne velden staan: dat was voor zijn paard. Hiermede hoopten zij de gunst van den machtigen god te winnen, en hun veld tegen alle rampspoed te beschutten. Weber rept hierover in zijn boek "Dreizehnlinden", (vertaald door E. De Lepeleer) waar hij zegt:
Jongens zoekt niet al te neerstig Ieder aarken voor den menner: Laat den laatsten schoof op 't veld voor Ouden Woên's gezwinden renner; Laat voor d'ouden Wodan zelve 't Laatste vruchtjen te uwen boome Dat om't jaar hij meer nog drage, en Geler nog uw tarwe kome.
Toen de eerste geloofszendelingen als Sint Eloy, Sint Amand en Sint Omaars in onze streken belandden, om er het licht van het Evangelie te brengen, gingen zij aanstonds het heidendom te keer. Om het volk des te gemakkelijker tot de nieuwe leer over te halen, schaften zij hunne gebruiken en feesten niet af, doch zij beijverden zich om ze te "verchristelijken". In plaats van Wodan stelden zij Sinte Maarten, den grooten apostel van Gallië die de wereld vervuld had met de faam zijner mirakelen. Geen heilige paste beter om den wintergod onzer heidensche voorouders te vervangen. Zijn sterfdag werd ook bij wintertij gevierd. Hij reed ook te paard en had zijn mantel met den arme gedeeld. Sinte Maarten werd eertijds gevierd met een niet te zeggen uitbundigheid en geestdrift. Zijn feest was het volksfeest bij uitnemendheid. Eenige dagen te voren reeds liepen de jongens te schooien achter hout voor het Sint Martensvuur. Bij 't vallen van den avond waren zij nog op de baan, en zongen dat het kletterde, met brandende fakkels in de hand:
Stookt vier Maakt vier Sint Maarten komt alhier Met zijnen blooten arme Hij zou hem geern warmen.
In Limburg zongen de knapen die van deur tot deur hout bedelden:
Sint Maarten heeft zoo 'n groote kou, geef ons maar zoo groot als een boone Onze lieve Heer zal 't in den hemel loonen.
Des avonds ontstak men groote vreugdevuren, en dan vingen de rondedansen aan bij luid gejoel van liederen. In de "Anthologie Belge" par Amélie Struman et Godefroid Kurth, blz. 200, vinden wij daarover de volgende verzen:
"Lorsque la brume était venue, On allumait un grand foyer, La flamme montait vers la nue, Le vent la faisait tournoyer. Et puis, quel plaisir d'être au monde! Chaque enfant, gai comme un lutin, Dansait et chantait à la ronde Près des feux de la Saint Martin."
Enkele schrijvers beweren dat de Sint Maartensvuren, evenals deze van het "groot carnaval" ontstoken werden om het begin van den vasten aan te kondigen, want de vasten van den advent, die ook genoemd werd "de vasten van Sint Maarten" duurde eertijds zes weken. Karl Simrock schrijft er over in zijn "Deutsche mythologie": "Die Martinsfeuer sollten vielleicht die wiedergeburt des jezt verdunkelten sonnenlichts verheiszen. Wie hernach der Advent, so scheint diese zeit schon den Heiden eine vorbereitung auf das Julfest, wo die Sonne sich verjüngte und nun auch das natürliche Neujahr eintrat." Deze openbare vreugdevuren werden naderhand verboden, omdat er brand of andere ongelukken van voort kwamen. Dit was o. m. het geval te Kortrijk waar ten jare 1736 eenige vuurvonken, door den wind voortgeblazen, brand veroorzaakten in het college der Jezuïeten en andere huizen. Naar aloud gebruik doorliepen de kinderen op den vooravond van Sinte Maarten, de straten van Kortrijk met zwaaiende wierookvatjes, wijl ze riepen om ter luidst:
Sinte Maarten avond Den torre ga meê naar Gent En als mijn moeder wafels bakt, Ik zit er zoo geern omtrent, Stokt vier, Makt vier, Sinte Maarten komt alhier; Al met zijnen blooten arme, Hij zou zoo geren warmen, Warmen tot den vieren; 't Is van dage Sinte Liere 't Is morgen Sint Lap, Eet uwen buk vul zoetepap.
Bij onze voorouders was het gebruik in zwang op Sint Maartens-avond feestmalen te houden, waarop de arme geburen uitgenoodigd werden. Te Gent en in de omstreken van Brussel kende men in de laatste jaren nog de "St. Maartens wafels of koeken". Te Bergen in Henegouwen vergaderden 's avonds de huisgezinnen en er worden gestoofde appels met worsten gesmuld. In Brabant bakte men koeken, en in de omgeveing van Venloo kregen de dienstboden een goed en lekker avondmaal. Of dit nu nog gebeurt? Eertijds, in België zoo wel als in Duitschland at men de "Sint-Maartens gans". Ten onzent komt die niet meer op tafel. Langs de boorden van den Rijn werd er van de "Sint Maartens gans" druk gezongen in liederen. Van zingen heeft ook ons volk immer veel gehouden, en in vele dier oude Sint-Maarten-deuntjes ligt er een naïeve, gemoedelijke poëzie, terwijl zij tevens vroegere zeden en gewoonten op heel karakteristieke wijze belichten. Te Leffinghe, Middelkerke, Mariekerke, en langs de zeekust van West-Vlaanderen klonk het op den vooravond van de geliefden feestdag, terwijl de jeugd met allerhande lichten in de hand door de straten stoeide:
Sinte Maartensavond Den torre gâ meê naar Gent, En als mijn moeder koeken bakt Ik zit er zoo geern omtrent Ik zit al in het hoekske, Ik krijg daar een koekske, Ik zit al onder de tafele, Ik krijg daar ne wafele, Ik zit al onder den zoldertrap Ik krijg daar nen scheutel pap.
Origineel "Ontwerp der Sanctuarium Vensters van de Kerk van Rethij. April 1873." Met drukstempel atelier: "Samuel Coucke Peintre Verrier Rue courte des Foulons 53 Bruges." Grootte: 29 cm x 47 cm. Dik papier. Tekeningen met de hand ingekleurd.
Dit ontwerp van een bijzonder mooi brandglasraam voor de sint-Martinuskerk te Retie, ( één van de negen) werd door de zeer gekende en alom geprezen glaskunstenaar SAMUEL COUCKE getekend en geschilderd. S.Coucke (Brugge, 1 oktober 1833 - 7 november 1899) was een glazenier en keramiekschilder in Brugge. Hij was één van de Belgische kunstenaars die zich de kunstrichting bekend als neogotiek eigen maakte. Deze kende in Brugge tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw zijn grootste bloei. Voor zijn glasramen spande Coucke zich in om te werken met aangepast glas (" verre antique" en " verre cathédrale") teneinde het coloriet en de kleurenwarmte uit de glorietijden van de glazenierskunst te evenaren. Dat ook de brandtechniek op punt stond zie je aan de frisheid van zijn glasramen, honderdveertig jaar na hun fabricatie. De negen Retiese glasramen zijn daarvan een goed voorbeeld. De Brugse kunstenaar deed ook duidelijke inspanningen om iconografisch correct werk af te leveren ( juiste attributen bij de juiste heiligen bv.) en om heraldisch juist te zijn. De mecenas wenste meestal zijn familiewapen vereeuwigd te zien. In zijn kleuren, houdingen, klederdrachten van zijn personages, trachtte hij de middeleeuwse voorbeelden na te volgen. De productie van zijn atelier in de Korte Vuldersstraat was aanzienlijk. Honderden glasramen werden geleverd, zowel in België als in het buitenland. Heel wat ontwerptekeningen van het atelier worden bewaard door het Provinciaal archief van West-Vlaanderen en door musea in Brugge. Een belangrijke collectie van ontwerpen werd door een particulier aangeboden aan deze instanties, die ze echter niet wilden. Deze omvangrijke verzameling werd dan in de loop van 2009 door het veilingshuis Van de Wiele (Brugge) verkocht. Mijn zeven (van de negen) originele ontwerpen van de negentiende eeuwse Retiese glasramen komen waarschijnlijk uit deze veiling. Gelukkig zijn ze opnieuw in Retie.
Beschrijving van het ontwerp voor het glasraam in het hoogkoor, midden boven het hoofdaltaar van de sint-Martinuskerk. Het hoge glasraam is verdeeld in twee smalle delen met daarboven een "klaverblad" met het Lam Gods of Agnus Dei. (Een lam dat een kruisstaf met wimpel draagt.) In het neogotisch ontwerp zijn vier heilige figuren verwerkt: sint-Martinus, sint-Philipus, sint-Josephus en sint-Boudewijn.
Links boven: De heilige Martinus, patroonheilige van deze parochiekerk. Afgebeeld door Coucke als staande bisschop van Tours in vol ornaat met rode bisschopsmantel, met bisschopsstaf en mijter. Een bedelend kind aan zijn voeten. (Het leven en werk van Sintemetten zijn voldoende bekend.)
Links onder: Sint-Philipus. Eén van de eerste apostelen , vriend van st.-Andreas en leerling van Johannes de Doper. Afkomstig uit Betsaïda (Galilea.). Predikte in Hiërapolis in Frygië, waar hij ca. 80 gekruisigd werd met het hoofd omlaag. Attributen: op blote voeten, met volle baard en kruisstaf. Boek in linker hand. Patroonheilige van o.a.: Brabant, Luxemburg, banketbakkers, marskramers en winkeliers.
Rechts boven: Sint-Josephus. Bruidegom van de maagd Maria en voedstervader van Jezus. Zoon van Jacob, stamt af van David. Attr.: Hier in een paars kleed, als oudere man met baard en met een bloeiende staf. (Symbool van zijn kuisheid.) Patroon.: België, echtelieden, schrijnwerkers, aanroepen bij oogziekten, enz.
Rechts onder: Sint-Boudewijn. De hier afgebeelde kruisridder is Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen, held van de vierde kruistocht. Overleden in 1205. Merk het geweldige slagzwaard op, de kroon op zijn hoofd als teken van zijn adellijke stand, het schild met kruis van de kruisvaarders. In harnas en maliënkolder.
Dit sprankelend neogotisch gebrandschilderde glas-in-loodraam is van hoge kwaliteit en werd geschonken door Filips, graaf van Vlaanderen, broer van koning Leopold II en vader van koning Albert I. De wapens van deze grafelijke familie zijn onderaan aangebracht, samen met hun wapenspreuk (in een banderol ): "L'union fait la force." Het raam werd geplaatst in 1875. Kostprijs 1500,00 frank.
Dit schitterend (voorlopig) ontwerp uit 1873 is nooit uitgevoerd. Het was inderdaad slechts een ontwerp. Vooraleer de brandglasramen gemaakt en geplaatst mochten worden, moest het ontwerp met omschrijving aan de toezichtscommissie van het bisdom gezonden worden. Dikwijls vroeg deze commissie om wijzigingen aan te brengen. Er zijn dan ook grote veranderingen te zien bij de definitieve uitvoering. Op het 19de eeuwse ontwerp is met potlood bijgeschreven: " Bovenaan; Salvator Mundi en Philippus Apostel" en "Onderaan; Martinus en Balduinus"
En inderdaad, bij de plaatsing in 1875 van dit prestigieuze glasraam, op de belangrijkste plaats van de sint-Martinuskerk, vlak midden boven het hoofdaltaar, zien we dat Sintemetten met zijn bedelaar naar rechts onder is verplaatst. Links van hem schittert de kruisridder sint-Boudewijn. De apostel sint-Philippus verhuisde op zijn blote voeten naar rechts boven. En links boven heeft sint-Jozef moeten plaats ruimen voor "de Verlosser van de wereld".(Salvator mundi.) Samuel Coucke was echter sint-Jozef niet vergeten en heeft de voedstervader een plaats gegeven in een glasraam van de sint-Luciakapel (samen met st.-Cornelius, st.-Joanna en st.-Theresia.) en ook in het linker glasraam van het hoogkoor. (Samen met O. L. V. en Kind.) Zie:"Ontwerp der Vensters van de transeph kapellen van de Kerk van Rethij. Januarij 1886." en " Ontwerp der Sanctuarium Vensters voor de Kerk van Rethij. April 1873. B" De kleurrijke taferelen op de brandglasramen, in voege vanaf de late middeleeuwen, waren net zoals de talloze devotieprenten, een essentieel element in de catechese van de ongeletterden.
Plechtige vergadering in de Koninklijke Vlaamsche opera ter gelegenheid van de eerste viering der stichting van Winterhulp.
Zondag 14 december 1941.
Opgeluisterd door een koper-ensemble onder de leiding van meester Jef Van Hoof.
Programma: Feestklanken door Karel de Schrijver.
Spreekt: De heer J. Grauls, voorzitter van het Provinciaal Comité, Gouverneur a.i. der Prov. Antwerpen. De heer P. Heymans, voorzitter van Winterhulp.
IIde Scherzo door Paul Gilson.
Spreekt: De heer De Pooter, Provinciaal Secretaris van Winterhulp. De heer T. De Backer, burgemeester van Mol.
Miniatuurmarsch door Jef Van Hoof.
Spreekt: De heer F. Timmermans, letterkundige.
a) Alva's intocht door Peter Benoit. b) Beiaardlied door Peter Benoit.
Op de voorkant van dit programmablaadje prijkt een "gewassen" sint-Martinus te paard. De manteldeling, door niemand minder dan Alfred Ost getekend. De kunstenaar hanteerde hier, helemaal in zijn eigen krachtige stijl, de techniek van de "gewassen pentekening". Meestal zet de tekenaar met pen de contouren van de tekening op papier. Met het penseel kan hij vervolgens lijnen accentueren of vlakken in verschillende tinten aanbrengen. Het met penseel bewerken van een pentekening wordt ook wel "wassen" genoemd. Ost gebruikte deze techniek heel vaak. Zo werden zijn tekeningen nog forser en sterker. Uit deze manteldeling straalt één en al kracht. Een topwerk van de zo fel besproken artiest. De figuur van Sintemetten, symbool van liefdadigheid, was het boegbeeld van Winterhulp. Geen ander kunstenaar had de heilige van Tours beter kunnen uitbeelden. Een prachtwerk.
Dieven gaan aan de haal met "Sintemetten" - vlaggen!
Op vrijdagavond, 2 maart 2012, hebben de Retiese handelaars uit de Sint-Martinusstraat een zeer gesmaakt gemeentefeest gegeven naar aanleiding van de heropening van het kruispunt met de Nieuwstraat. Na maanden van verkeers - en financiële ellende, was iedere winkelier (en met hen elke Retienaar) in de wolken dat eindelijk alles weer normaal zou worden. Maar ... dieven (?), misschien wel sint-martinusverzamelaars, gooiden de daaropvolgende nacht roet in het eten. Ze stalen twee ferme vlaggen die het Retiese handelaarscomité had laten maken met de afbeelding van de heilige sint-Martinus, hun patroonheilige. De prachtige vaandels kondigden de acties aan van de maand maart en symboliseerden het einde van de nodige maar toch vervelende wegwerkzaamheden. De uitbaters van babyspeciaalzaak "Villa Kakelbont" en "Drukkerij Feyen" waren de gedupeerden. Tot op heden is er van de daders, noch van de gegeerde sint-martinusvlaggen geen spoor. Dat dit juist gebeurde in het dorp van de "Kortoren" (*) is toch wel erg toevallig.
* "Kortoren" is de spotnaam van de Retienaren. Lang geleden was het in het graafschap Vlaanderen en in het hertogdom Brabant (waartoe Retie behoorde) gebruikelijk het oor af te snijden, of het tenminste in te korten, van dieven die voor een tweede diefstal werden veroordeeld.
San Martino di Tours: l'Esempio sublime e la nobile Essenza della Chàritas Cristiana.
SINTEMETTEN - SAN MARTINO DI TOURS.
Museale, meravigliosa Immagine devota "habillée" di preziose sete, velluti e broccati policromi sulla base di un'incisione a bulino su rame stampata su pergamena. Il nome dell'Artista-Incisore è rimasto celato dal lavoro conventuale che ha "vestito" l'Immagine.
Un pezzo UNICO.
Anversa, Fiandre - Secolo XVIII.
Collezione privata Dr. Theo Breugelmans.
Sono trascorsi 1700 lunghissimi anni dall'alba annunziatrice del nuovo giorno che diede a Sabaria, nella regione di Pannonia-oggi attuale Ungheria-i natali a un bimbo consacrato con orgoglio dal padre, Ufficiale dell'esercito Imperiale Romano, a Marte, potente dio italico della guerra e delle Legioni. Nato, e, con gli auspici paterni ed il nome di Martino, quasi segnatamente predestinato ad un brillante "cursus honorum" nell'invincibile Esercito di Roma, poco più che adolescente, iniziò una breve e travagliata esperienza militare nelle privilegiate ed ambite fila della Cavalleria della Guardia Pretoriana: a protezione della Sacra Persona dell'Imperatore Costanzo II, figlio dell'Illuminato Cesare, Constantino, che primo riconobbe e sanci la libertà di Culto per i Cristiani, e quindi di Giuliano. Martino, Uomo dalla sensibilità Nobile e Generosa, direttamente da Dio designato a percorrere con Onore, senza medaglie, i gradi della Spiritualità più sublime, ben lungi dalle Glorie effimere del Mondo, compi il suo primo Miracolo vestendo la ricca uniforme militare di Roma; l'antica città di Poitiers fu teatro del mirabile evento e vide un anziano catecumeno, a lui sinceramente devoto, defunto per una febbre maligna, risuscitare, per intercessione dello Spirito Santo inviato da Dio ad esaudire le preghiere di Martino. Esaudito da Dio; lui, figlio e rappresentante dell'élite di Roma nella provincia di Gallia, cosi Umile e semplice, servitore modestissimo dell'unico schiavo che possedeva. In un inverno particolarmente rigido, di gelo e di copiosa neve, Martino, a cavallo, incontra Dio in persona sulla sua strada: lo incontra in un povero, da tutti deriso e allontanato, coperto da pochi, miseri stracci. La sua spada lucente senza esitare un solo istante divide allora in due l'elegante mantello indossato sulle spalle e ne dona la metà al mendico, per non fargli patire il freddo. In sogno, la stessa notte, gli appare Gesù, Figlio di Dio, coperto dalla metà del suo mantello donato al povero. Martino, cosi come meravigliosamente descritto dal sue biografo Sulpicius Severus nella sua Opera Vita Martini, è l'incarnazione della Chàritas Christi, come Francesco di Assisi, quintessenza incantevole della Vita, dono supremo di Dio, al servizio, in abnegazione totale, ai poveri e ai dimenticati.
SINTEMETTEN.
L'Immagine devota protetta dallo spesso vetro e dalla pregiata cornice in legno coevi.
Martino di Tours viene acclamato Vescovo dell'omonima città Francese nell'anno 371. Fino a quel momento, come Francesco di Assisi, aveva evangelizzato le campagne e una miriade di piccolissimi, sperduti villaggi di poveri contadini, percorrendo a piedi distanze incredibili. Giusto, difensore dei diritti calpestati della Povera Gente, muore a Candes - cui verrà aggiunto in suo onore - Saint Martin - il giorno 8 novembre dell'anno 397. La Chiesa lo ricorda l' 11 di novembre, giorno della sua sepoltura. Nel secolo XXI un Esempio sublime, come Francesco di Assisi, per portare Luce e Amore in un Epoca- la nostra che viviamo, appunto- fatta del Nulla assoluto; falsi e vacui valori, rara Moralità, ma, ciò che è ancor più deplorevole, senza alcuna Carità nei confronti del Fratello che Dio, a Martino e a Francesco, cosi come a noi tutti, ha insegnato con il suo Esempio ad Amare, con autentica Generosità. Il caro e stimato Amico Dr. Theo Breugelmans, devoto al grande Santo sin dall'infanzia e raffinato Estimatore e Cultore della sua iconografia nelle antiche Immagini devote, con generosità condivide oggi con tutti noi un autentico Capolavoro: un prezioso manufatto di provenienza conventuale Fiamminga del secolo XVIII.
Un Pezzo UNICO.
Realizzata sulla base di un'incisione a bulino su rame stampata su pergamena, con lavoro paziente e minuzioso di Suorine delle antiche Fiandre, l'Immagine sacran nella sincera celebrazione del grande Vescovo di Tours, Protettore degli oppressi e dello stesso Villaggio natale dell'Amico - Retie - nel cuore delle Fiandre, è un trionfo di preziosi broccati, velluti, piccole scaglie di mica applicati sull'incisione à collage e completati da una cornice di elaborati, mirabili intrecci di fili d'oro e d'argento, intercalati con eleganza da fiori in carta policroma. Protetto, infine, da uno spesso vetro coevo che pur non ne mortifica la Bellezza, e da una massiccia cornice in legno pregiato, Martino - SINTEMETTEN -in esso ancora una volta da compimento all'insegnamento di Cristo silbolcamente offrendo con generosità una moneta al Povero che a lui si appressa supplichevole: Martino di Tours, la nobile, autentica Essenza della Chàritas Christi!
Paola Galanzi.
Vertaling door mijn goede vriend Edwin De Bie, bedankt!
Sintemetten - Martinus van Tours.
Een echt museumstuk, deze schitterende afbeelding van de heilige, in zijn kostbare met zijde, fluweel en kleurrijk brokaat versierde mantel. Het betreft een kopergravure op perkament. De naam van de kunstenaar heeft men niet kunnen achterhalen omdat de originele afbeelding door monniken teveel werd bewerkt.
Privécollectie Dr. Theo Breugelmans.
1700 lange jaren zijn voorbij gegaan sinds de geboorte in Sabaria, in een landstreek die de Romeinen Pannonië noemden, ongeveer het huidige Hongarije, van een jongentje dat door zijn vader, officier in het Romeinse leger, trots werd toegewijd aan Mars, de machtige Italische god van oorlog en legioenen. Door dit initiatief van zijn vader, die hem bovendien de naam Martinus gaf, leek hij wel voorbestemd tot een briljante carrière in het onoverwinnelijke Romeinse leger. Als jongeling begon hij aan een korte maar intense militaire loopbaan in de felbegeerde rangen van de ruiterij van de pretoriaanse garde. Deze stond in voor de bescherming van de goddelijke persoon van keizer Constantius II; deze was de zoon van de verlichte keizer Constantijn die als eerste keizer de godsdienst van de christenen erkende en hun vrijheid van eredienst verleende. Later diende Martinus onder keizer Julianus. Martinus was edelmoedig en genereus van aard en helemaal niet geïnteresseerd in het vergaren van rijkdom en roem die toch maar vergankelijk zijn. Hij was door God geroepen voor andere dingen. Nog als soldaat in het Romeinse leger deed hij zijn eerste mirakel. Het wonderlijke voorval speelde zich af in de oude stad Poitiers. Martinus wekte er een oude geloofsleerling, die hem zeer genegen was en die aan hevige koorts was bezweken, weer tot leven nadat hij met grote vurigheid en aandrang tot de Heilige Geest had gebeden. Zo werd door God zelf het gebed verhoord van een bescheiden en eenvoudige zoon en vertegenwoordiger van de Romeinse elite in de provincie Gallië, de nederige dienaar van de enige slaaf die hij bezat. Tijdens een winter die veel strenger was dan gewoonlijk met veel vrieskou en sneeuw, had Martinus te paard, een ontmoeting met een oude bedelaar, slechts gekleed in een paar oude vieze lompen. Iedereen lachte met hem en liep hem voorbij. Martinus begreep dat hij iets moest doen. Zonder aarzelen trok hij zijn zwaard en sneed zijn mantel doormidden. Een helft gaf hij aan de bedelaar. 's Nachts had Martinus een droom. Daarin zag hij Jezus, de zoon van God, voor zich staan, Hij droeg het stuk mantel dat hij aan de bedelaar had gegeven. Toen begreep Martinus dat hij God op zijn weg had ontmoet. Zoals prachtig beschreven door zijn biograaf Sulpicius Severus in zijn werk "Vita Martini", wordt Martinus zo de incarnatie van de Charitas Christi, die net als Franciscus van Assisi zijn leven, het hoogste geschenk van God, totaal in dienst stelt van de armen en miskenden.
Sintemetten - De vrome afbeelding achter dik glas en in een houten kroonlijst uit dezelfde periode.
In het jaar 371 wordt Martnus tot bisschop gekozen van de Franse stad Tours. Daarvoor had hij net als Franciscus van Assisi rond getrokken op het platteland, langs ontelbare verafgelegen dorpjes om er aan de arme boerenbevolking het woord des Heren te verkondigen. Te voet legde hij zo ongelooflijke afstanden af. Zo leeft hij opkomend voor de rechten van de armen en voor rechtvaardigheid. Martinus sterft op 8 november 397 in Candes dat voortaan ter zijner ere Candes-Saint-Martin zal worden genoemd. De Kerk herdenkt hem op 11 november, de dag dat hij begraven werd. Net als Francicus van Assisi is Martinus voor de mens uit de 21ste eeuw een brenger van Licht en Liefde in een tijd vol onechte en zielloze waarden waarin de leegte overheerst en moraliteit steeds zeldzamer wordt. Nog betreurenswaardiger is het stuitend gebrek in onze tijd aan wat God aan Martinus, aan Franciscus en aan ons allemaal heeft getoond door zijn voorbeeld: onvoorwaarlijke liefde voor de medemens. Onze dierbare en geachte vriend Dr. Theo Breugelmans is al sinds zijn jeugd gefascineerd door deze heilige. Hij is inmiddels een gewaardeerd kenner van diens iconografie in oude vrome afbeeldingen geworden en deelt nu met ons een authentiek meesterwerk, handgemaakt en afkomstig uit een Vlaams klooster uit de 18de eeuw. Een uniek stuk. Dit "monnikenwerk" van oud-Vlaamse kloosterzusters, waarop de heilige in volle glorie staat afgebeeld als de grote bisschop van Tours, beschermheilige van al wie wordt onderdrukt, èn van het dorp waar onze vriend Theo werd geboren (Retie, gelegen in het hart van Vlaanderen), is een ware triomf van kostbaar brokaat, fluweel, micaschilfers die in collagevorm op de met een burijn in koper ingeëtste en op perkament afgedrukte afbeelding werden aangebracht. De omlijsting bestaat uit een prachtig vlechtwerk van goud- en zilverdraad, afgewisseld met uit veelkleurig papier vervaardigde bloemen. Tenslotte bevindt het werk zich achter een dikke glazen plaat, uit dezelfde tijd, die als bescherming dient - de schoonheid van de afbeelding wordt er gelukkig niet door geschaad - in een massieve en waardevolle houten lijst. In dit werk brengt Martinus-Sintemetten nog maar eens de les die hij van Christus heeft geleerd in de praktijk door op een symbolische manier en met grote vrijgevigheid een geldstuk aan te bieden aan de arme die hem met smekende blik benadert: Martinus vanTours, de edele en authentieke verpersoonlijking van de Caritas Christi.
Uit: "Herfst." Het vierde boek in de reeks: "Dit nieuw seizoen". Oogstmaand 1946. Drukkerij-uitgeverij J. Lannoo, Meulebeekse Steenweg 641 te Tielt.
"Terwijl de christenheid van de eerste eeuwen alleen de Martelaren vereerde, is St Maarten de eerste belijder geweest die door de Kerk in het Westen werd herdacht en nog wel zóó feestelijk, dat zijn naamdag als een echte heiligdag met vroolijke volksfeesten werd gevierd in Frankrijk, waar hem nu nog bij de 4000 kerken toegewijd zijn en 485 gehuchten en dorpen zijn naam dragen, werd zijn graf tot een nationaal heiligdom; het woord "kapel" waarmede wij kleine heiligdommen aanduiden, zou zijn oorsprong danken aan de "capa" van St Maarten, die vroeger in oorlogstijd vóór de Fransche legers uit gedragen werd, in vredestijd diende om er de plechtige eeden op af te leggen, en aldus het symbool was van St Maartens bescherming over Frankrijk. St Maarten werd in Pannonië (Hongarije) geboren uit heidensche ouders, maar liet zich op twaalfjarige leeftijd doopen. Nog heel jong door zijn vader; een Romeinschen tribuun, bij het leger ingelijfd, rukt hij mede op naar Gallië, waar hij te Amiens gedurende een strengen winter aan een halfnaakten bedelaar de helft van zijn soldatenmantel, dien hij met zijn zwaard doorsnijdt, wegschenkt en dan 's nachts met een verschijning van Christus wordt begunstigd die het ontvangen kleedingstuk op den schouder draagt. Hij wint aller genegenheid door zijn reine zeden en zijn koenen moed. Wanneer hij den krijgdienst wil verlaten om zich aan God te wijden, en de Keizer spot met zijn lafheid die den nakenden veldslag tracht te ontvluchten, zal hij in het eerste gelid, alleen met het kruis gewapend, stoutmoedig tegen den vijand opstappen ... maar de volgende dag komen gevolmachtigden om den vrede smeeken. Uit den dienst ontslagen, vertoeft hij eenigen tijd bij St Hilaar, bisschop van Poitiers, reist dan naar Hongarije, waar hij zijn moeder bekeert maar er niet in slaagt om de ketters op de boorden van den Donau te winnen. Vervolgens keert hij naar Gallië terug, sticht er het eerste klooster en wordt door het volk en den clerus tot bisschop van Tours verkozen. Onvermoeibaar verspreider van het Geloof, vernielt hij de afgodentempels en gelukt er tenslotte in het heidendom in zijn diocees uit te roeien. Hij stak door vele hoedanigheden hoog boven zijn tijdgenoten uit, en werd trouwens zoo algemeen bewonderd, dat de roep, die van hem uitging, talrijke scharen aantrok. Daarom zonderde hij zich af in een eenzame cel nabij Tours, die de bakermat werd van het later vermaarde klooster van Marmoutier. Hij stierf den dood der zaligen in het jaar onzes Heeren 399. Hoe algemeen ook hij bij ons gevierd werd, getuigen nu nog onze talrijke volksgebruiken: de St Maartensvuren, de kaarsjesprocessie, het van deur tot deur rondgaan, het "rijden van St Maarten" enz."
Uit: "Wapens, vlaggen en zegels van Nederland." Door T. Van Der Laars. Drukkerij "Jacob van Campen." 1913.
Het wapen van de stad Utrecht stelt voor: De Barmhartigheid, sint-Martinus halven mantel. "Armahairtitha viljace, gah ni hunsl." ("Barmhartigheid wil ik, maar geen offerslagt.")
Sint - Martinus is de schutspatroon van de stad Utrecht. Waarom men juist deze heilige heeft gekozen, kan blijken uit het volgende: Waar het christendom zegevierde, werden de vroegere heidense- of natuurgoden van hun voetstuk geworpen of zonken zoals Ullre diep in de vergetelheid terug. Zo was ook krijgsgod Mars in sint- Maarten overgegaan. Sintemetten werd door zijn vader, een Romeins krijgstribuun aan de god Mars, wiens naam hij draagt, gewijd. Hij werd een held, doch de invloed van het christendom wijzigde naam en karakter. Van heidense afkomst uit de Marsdienst ontsproten, leidt sint-Martinus een christelijk heldenleven, en wordt in elk opzicht de middeleeuwse christenheld, wiens grootste roem zijn geloofsstrijd en barmhartigheid zijn. In die zin werd hij dan ook schutspatroon van Utrecht, waar hij de oude boogschutter of de god Ullr verdrong. Eén van de vele legenden van hem luidt aldus:
"Op enen winter so voer hi te Ambianen in die stat doer die poerte en hem quam een arm man te ghemoete. Ende doe desen armen man daer van nyemant aelmissen ontfinc, so verstont Sinte Martinus dat dese ghesonden was ende hi toech doe syn sweert uyt ende deylde sinen mantel, die hi boven droech, ende dat een deel gaf hi dien armen man en dat ander deel dede hi weder aen. Ende op ten nacht daerna scoe sach hi dat Cristus ghecleet was met den stucken van den mantel, dat hi den armen gegheven hadde. Ende hi hoerde hem segghen, totten enghelen, die bi hem stonden:" Martinus, die noch Cathecumenus is, die heurt mi gedecket mit dezen cleden." De moraal hiervan is: dit deed een heiden; hoe moet dan een Christen wel handelen? Als christenheld passen paard, mantel en zwaard zeer goed bij hem. Mars reed een dubbelspan voor zijn strijdwagen. Odin als krijgsgod zijn achtbenig ros. Het ros Beiaard van de Vier Heemskinderen, de schimmel van sint-Niklaas; het Saksische ros en het paard van sint-Joris zijn bewijzen dat paarden in mythen en legenden lang niet vreemd zijn. Zo ook het zwaard. De aartsengelen, van wie het tweesnijdend zwaard gewijd was. Het zwaard Durendael van Roland, het zwaard Florenberge van de vier heemskinderen, het zwaard van Petrus, het zwaard der gerechtigheid. Ook de mantel is voor de christelijke held een bijdrage, een attribuut om zijn voortreffelijkheid als weldoener te doen uitkomen. We hebben slechts te denken aan de mantel der liefde, aan de tabberd van sint-Niklaas, aan de bisschopsmantel, aan de sneeuwmantel of wollenmantel van Ullr en Siegfrieds tovermantel. "Zo iemand twee klederen heeft, schenke hij één aan een arme!" Doch sint-Maarten ging verder, hij deelde zelfs zijn enige mantel met de bedelaar. Zo wordt die halve mantel op het wapen van Utrecht het symbool der christelijke milddadigheid en liefde. Sint-Maarten heeft als vertegenwoordiger van een christelijke deugd diepe indruk nagelaten in de gemoederen van de Utrechtse burgerij. In vroegere tijden werden er aan de Wittevrouwenpoort op sint maartensdag wollen dekens, brandstoffen en brood uitgedeeld aan de armen. Nog steeds is de spits van de domtoren versierd met het symbool van liefdadigheid, sint-Martinus. De Utrechtse bisschoppen dragen nog steeds met veel trots de naam van "Sint-Maartensmannen"!
Nederlandse glazenier. Cornelius van Straaten stamt uit een zeer beroemde kunstenaarsfamilie, van Straaten, uit Utrecht. Daar is hij geboren in 1883. Hij zette zijn eerste stappen in de glasschilderkunst in het befaamde atelier van Pierre Cuypers te Roermond. Studeerde daarna aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Al heel vlug begon hij een eigen atelier voor gebrandschilderd glas te Utrecht (1898), nog maar 15 jaar oud, onder zijn eigen naam: "Atelier van Straaten." In 1912 ging Cornelius een vennootschap aan met Hendrikus Antonius Marie de Vos, ook een glasschilderkunstenaar, die zijn ervaring had opgedaan bij Heinrich Geuer. Ze noemden het bedrijf: "De Vos en Van Straaten." In 1920 echter adverteerde Cornelius regelmatig in "Het Gildeboek", uitsluitend onder de naam "van Straaten". Waarschijnlijk was de samenwerking met De Vos toen ten einde. Tot in 1957 ondertekende hij zijn prachtige werken met " Corns van Straaten". De uitgevoerde glas-in-lood-ramen, meestal van religieuze aard, zijn gewoonlijk in neo-gotische, zeer realistische, traditionele stijl. Zijn schitterende ramen getuigen van een verbluffend technisch vakmanschap en van zijn kennis van de bijbel. Zijn atelier vervaardigde ook glasramen naar ontwerpen van andere kunstenaars: G. van Geffen, A. Hermans, en N. Poland. In 1957 vestigde van Straaten zich in Venlo, waar hij in 1964 overleed.
Men treft nog heel wat gebrandschilderde ramen van Corns van Straaten aan in Nederland. Onder meer te: Amersfoort, 's-Hertogenbosch, Montsfoort, Gaanderen, IJsselstein, Breukelen, Woudsend, Vinkeveen, Oirschot, Schiedam, Venlo en Sittard. Waarschijnlijk zijn er nog meer.
We zien hier een glas-in-lood-raam, bestaande uit twee afzonderlijke delen. Samen stellen ze de manteldeling van sint-Martinus voor. Elk deel is ongeveer 60 cm breed, één (met sint-Maarten) is 127 cm hoog, het andere (met de bedelaar) is slechts 75 cm hoog.
Linker raam. Onze heilige te paard. Op zijn hoofd een groen bevederd hoofddeksel. (Hoed?) Hij draagt een gele metalen borstplaat met daaronder een paarse korte rok of broek, tot boven de knie. Met Romeinse sandalen in de stijgbeugels. Warme donkerrode mantel om de schouders. Houdt met zijn rechterhand zijn zwaard bijna verticaal hoog geheven. Gezeten op een fier wit ros, rechter voorpoot geheven. Op de achtergrond een pilaar. (Gedeelte van een poort?) Getekend rechts onder: CORNS V. STRAATEN UTRECHT 1935 Geheel afgeboord met rechthoekige stukjes bruin glas.
Rechter raam. Veel kleiner; waarschijnlijk maar een restant van het oorspronkelijk glasraam. (Onderste gedeelte vernield tijdens de oorlog?) Een halfnaakte, kaalhoofdige bedelaar met volle baard, zit met zijn rug naar de toeschouwer. Neemt met zijn rechter hand de gedeelde mantel aan. Links zie je nog een gedeelte van de linker hand van sint-Martinus die de rode mantel vast heeft. Plantenformaties op de achtergrond geven het geheel een landelijk karakter. Geheel ook afgeboord met bruin glas. (Niet getekend)
Waar komen deze glasramen vandaan. Uit een kapel? Ze zijn niet groot genoeg om ooit te "stralen" in een kerk, denk ik. Wat is er met het "bedelaar-gedeelte" gebeurd? Vragen waarop misschien iemand het antwoord weet ...
Henricus Schoonbrood. (Maastricht 28 juli 1898 - 10 november 1972.) Nederlandse kunstschilder, glazenier, boekbandontwerper en mozaïekkunstenaar.
Henri was slechts zes jaar oud toen zijn ouders overleden. Als tweede uit een gezin van zes kinderen had hij het niet gemakkelijk. Hij begon als huis- en decoratieschilder. Pas in 1925 (tot in 1929) begon hij schilderlessen te volgen bij Henri Jonas. Gelijktijdig volgde hij kunstonderwijs aan de Middelbare Kunstnijverheidsschool in Maastricht. Hij was lid van de Limburgse Kunstkring en was vaak te gast in het Maastrichtse café "Suise". In 1926 nam hij deel aan een wedstrijd van "Arti et Amicitiae" (Willink van Collewedstrijd ) te Amsterdam. Een concours voor schilders onder de 35 jaar. Met zijn schilderij "Het geitje" werd hij samen met Charles Eyck ex aequo primus. In 1930 studeerde hij samen met H. Levigne, P. Kromjong en C. Stauthamer aan de Rijksacademie van beeldende kunsten te Amsterdam. Hij volgde "monumentale kunst" onder de leiding van professor Richard Roland Holst. Na zijn opleiding keerde hij terug naar Maastricht. Hij werkte er een tijdje als leraar aan de Middelbare Kunstnijverheidsschool. "De Emmausgangers" uit 1929, een topwerk uit zijn aanzienlijk oeuvre hangt in het Museum Catharijneconvent te Utrecht. In Amsterdam kreeg hij zijn eerste opdrachten. Vele andere zouden volgen. Hij maakte meer dan 100 glas-in-loodramen voor kerken, openbare instellingen en particulieren. Vervaardigde ook vele muurschilderingen en mozaïeken. (Zijn muurschildering in de stationrestauratie te Maastricht werd spijtig genoeg overschilderd.) In het muziekconservatorium te Maastricht en in het kantoorgebouw van de Koninklijke Luchtmacht te Den Haag zijn zijn prachtige mozaïeken nog steeds te bewonderen.
Henri woonde het grootste deel van zijn leven in een statig herenhuis in het centrum van Maastricht. Hij overleed in 1972, een jaar na de dood van zijn vrouw Greet en liet een groot aantal werken na. De kunstenaar was een veelzijdig iemand die steeds zijn eigen weg van vernieuwing zocht.
We zien hier een prachtig aquarel van deze begaafde kunstenaar. De manteldeling van Sintemetten! Het werk is getekend "H. Sch." in de rechter benedenhoek. Sint-Maarten als Romeins officier met helm, borstharnas en korte rok. Blote benen. Een mantel die echt aan een "cape" doet denken. Gezeten op een eenvoudig paard dat een knielende bedelaar aankijkt. Deze behoeftige ziet er vrij fors uit, draagt een doek op zijn schouder en is gekleed in een soort lange rok. Op de achtergrond een stadspoort met torens en een vage burcht op een hoogte.
Een aquarel zonder franjes. Henri Schoonbrood laat hier zien dat hij een groot kunstenaar is. Een palet van allerlei schakeringen grijs, blauw en groen, een vleugje diep rood. Het gebruik van zware zwarte omtreklijnen geeft het geheel een rustige, doch monumentale indruk. Het werk doet echt "modern" aan. Ik weet niet goed waarom, maar het geheel doet mij onwillekeurig denken aan een andere "grote" van bij ons: Alfred Ost.
Karl Friedrich Boehle werd geboren in Emmingen (Duitsland) op 7 februari 1873. Hij stierf in Frankfurt am Main op 20 oktober 1916. Schilder, tekenaar, etser, beeldhouwer.
Reeds één jaar na de geboorte van Fritz in Emmingen verhuisde de familie Boehle naar Frankfurt. Zijn vader werkte daar als koopman. In 1886 volgde de jonge Boehle lessen aan het "Städelsche Kunstinstitut", dat nog altijd bestaat. Een medeleerling was Rudolf Yelin, de oude. ( Schilder en vooral bekende glasschilder). Rudolf noemde de bijna tien jaar jongere Boehle :"Iemand die belangrijke invloed had op zijn werk." In 1892 werkte Fritz even in München, maar keerde al snel naar Frankfurt terug. Van zijn beschermheer, Conrad Binding, oprichter van de brouwerij met dezelfde naam, krijgt hij heel wat opdrachten. Dikwijls bezoekt de kunstenaar zijn grootouders in Emmendingen. Ze zijn eigenaars van het"Gasthof Zum Lamm." Daar tekent hij naar hartelust de gasten en ... rare bezoekers!
Fritz Boehle overleed in 1916 te Frankfurt aan de gevolgen van een toen nog niet behandelbare ziekte: diabetes. Hij werd op het "Hauptfriedhof" begraven. Opmerkelijk, op zijn eigen ontworpen zerk staat een prachtig half reliëf van sint-Martinus.
In zijn tekeningen zie je duidelijk de invloed terug van één van de allergrootsten: Albrecht Dürer. Mensen en dieren, vooral dan paarden, waren zijn geliefkoosde onderwerpen. Hij was ook een begaafd etser, een groot graficus! Maakte ook heel wat ontwerpen voor schitterende standbeelden. "Schreitende Stier" te Frankfurt en een groots ruiterstandbeeld op het Winceslasplein te Praag getuigen van zijn grote kunnen.
Sint - Maarten en de bedelaar. Litho, zwart - wit, uit 1908. Gehandtekend : F. Boehle 1908. (Rechtsonder.) Sintemetten met baard in volledige Romeinse wapenuitrusting. Gezeten op een fors, bijna monumentaal paard. Halfnaakte bedelaar rechts op het voorplan. Het tafereel speelt zich buiten af, bladerloze bomen, grauw grijze donkere lucht, guur weer. En toch sint-Martinus met blote armen en benen. Je voelt de bijtende koude! Deze "manteldeling" met een ongekende virtuositeit getekend in zware potloodlijnen straalt een ongekende kracht uit. Bijna monumentaal. Paarden en mensen, de geliefkoosde onderwerpen van deze tekenaar. En 't is er aan te zien! De invloed van die andere "grote", Albrecht Dürer, is duidelijk merkbaar.
Een onvolprezen kunstwerk van Fritz Boehle, een interessante kunstenaar, die bij het grote publiek te weinig gekend is.
Moge ik met dit stukje een klein steentje hebben bijgedragen om deze Duitse "vakman" beter te leren kennen. ...
Sint-Maartenviering te Mechelen. Frans Perckmans 1945.
"Sinte Metten oep de kruk!"
Ontmoeting met de bedelaar in een bos?
"De heilige Martinus was bekend om zijn groote liefde voor de ongelukkigen. Op zekere dag, toen het fel gevroren had, en hij, in krijgsgewaad door een woud op zijn sneeuwwit paard reed, ontmoette hij een arme, halfnaakte kreupele, die hem om een aalmoes smeekte. ..."
Speciale kinderrondgang.
"Een maand voor de viering reeds, brengen de kinderen het noodige bij mekaar: ze koopen papier en karton voor mantel, hoed en kroontjes. De hoed wordt gemaakt in de vorm van een bisschopsmijter; de mantel bestaat uit twee bladen blinkend gekleurd papier, beplakt met vergulde sterretjes; daarbij wordt een draagberrie of "KRUK" om Sinte Mette te dragen, samengetimmerd uit een eenvoudige zeep- of suikerbak, waaraan twee panlatten of bezemstokken worden bevestigd.
Op Sint Maarten, 11 November en den Zondag daarop, dat men groote Sinte Mette noemt, halen ze de kruk, mantel, kroontjes en mijter voor den dag. Wat blink en roodsel om het gezicht te sminken, een prop watten voor den baard van den "Sinte Mette oep de kruk", en klaar zijn ze! Vier bengels met holleblokken zetten de kruk, waarop Martinus gezeten is, op de schouders. De "Heilige" houdt een pollepel in de hand, vangt daarin de "suskens" (centiemen) en lekkernijen op, die hem worden gegeven en legt ze in een groote kabas, (korf), die aan de kruk hangt te zwieren.
De snaken bellen overal, aan burgershuizen, kloosters, begijnhof, pastoorswoningen, herbergen en winkels. Maar het liefst gaan ze bij de suikerbakkers en snoepwinkeltjes of aan de "krommekens" (kraampjes), ze zingen dan liedjes in 't sappig Mechelsch dialekt, zooals ze het van hun ouders hebben afgeluisterd... "
"Sinte Mette oep de kruk, Ik geef oe îen stuk; Gef me nen hiele,
Ik zal hem diele, Gef me nen halve, Ik zal hem dalve, Gef m'ien kwartier,
Ik goei het in't vier."
De kleuters met de schoonste kruk, bijzonder die welke 'n "baldekijn" rijk zijn, oogsten den meesten bijval. Sint Maarten wordt ook zonder kruk gevierd, doch dit is minder interssant! ...
Ook in Retie zingen de kinderen over "de kruk"?
"Vandoag is't Sintemetten en mergen is't de kruk!"
Maar hier krijgt "de kruk" een heel andere betekenis!"
Ongewone voorstelling in reliëf van de manteldeling van Sint-Martinus. Naar het meesterwerk van Antoon van Dyck te Zaventem: "Sint-Maarten zijn mantel delend." Het enorme werk (152 cm X 132 cm) werd "geschilderd" door M. Laermans in 1950. Waarschijnlijk uit de omgeving van Tienen. Pogingen om meer te weten te komen over de schilder en zijn werk bleven zonder resultaat. Toch wilde ik jullie in dit jubeljaar het opvallende schilderij niet onthouden. Het is nu te bewonderen in de sfeervolle brasserie "Klynhoeve" te Retie. Deze prachtig gerenoveerde tiendenschuur bevindt zich naast het domein van het voormalige "Kasteel du Four".
Standaard uitgeverij. Eerste albumuitgave in 1963.
Korte inhoud:
Door een vergissing van professor Barabas met zijn Teletransfor (Uitvinding waarmee hij beelden kan opnemen en tot leven brengen.), wordt het wit paard weg geflitst uit het schilderij "Sint-Maarten zijn mantel delend". Het dier komt zo terecht in onze moderne wereld. Een wonderpaard dat vliegt, in rijmen spreekt en dat bij elke hoefslag een bloem uit de grond tovert! Het schuwe dier is wanhopig op zoek naar zijn meester, Sint-Martinus. (Ook Sint-Maarten genoemd.) Suske en Wiske, in dit spannend verhaal fervente paardenliefhebbers, trachten het wit paard te helpen. Een meester-misdadiger Krimson, hier voor het eerst te zien in een Suske en Wiske album, wil het dier vangen om het voor zijn eigen louche praktijken te gebruiken: de botersmokkel. Ook de verstrooide professor Barabas probeert het paard te pakken te krijgen om zijn fout te kunnen herstellen. Krimson verliest de strijd en onze vrienden slagen in hun opzet. Uiteindelijk komt het bijzonder paard, na heel wat boeiende avonturen, terug op zijn plaats in het beroemde 17de eeuwse meesterwerk van Antoon van Dyck. (Nog steeds te bewonderen in de parochiekerk van Zaventem.)
Enkele Sintemetten-weetjes:
- Willy Vandersteen leende veel uit de legende van Sint-Martinus. Hij laat professor Barabas op een heel eenvoudige, speelse manier de legende uitleggen aan Suske, Wiske en Lambik. Verduidelijkt het begrip: liefdadigheid. - Hij gebruikt het gekende schilderij van Antoon van Dijck. Het tableau is zeer herkenbaar getekend. - Hij noemt nergens Zaventem, de gemeente waar het kunstwerk nog steeds te zien is in de parochiekerk. - Op zeven verschillende plaatjes wordt het schilderij geheel of gedeeltelijk afgebeeld. - Op vijf plaatjes is Sintemetten te zien buiten het schilderij. - Vandersteen laat de heilige zelf aan het woord in drie plaatjes.
Citaat Sint-Maarten: "1500 miljoen mensen lijden honger! Wie NU niet helpt, WIL niet helpen en is zijn eigen welvaart niet waardig!"
"Het rijmende paard" is één van de beste Suske en Wiske albums, spannend, humoristisch, goed getekend en ... met een duidelijke boodschap!
"De legende van Sint Maarten in de Kunst, de Folklore en de Philatelie."
Drukkerij "De Vlijt", Nationalestraat , 46, Antwerpen.
Boekje van 16 bladzijden, geschreven door Ateleia. (Zonder jaartal.)
"Het verschijnen van de nieuwe postzegels ten voordele van het Winterhulp-werk en gewijd aan St. Maarten, deed bij ons de gedachte opkomen dit onderwerp wat nader te beschouwen."
"Het is niet enkel die eenvoudige beeldjes die we in deze nieuwe Sint-Maarten-reeks moeten zoeken, maar wel het nauwe verband met onze folklore, onze kunst, onze geschiedenis."
Inhoud.
Voorwoord.
Geschiedenis, aardrijkskunde, heraldiek, munten.
Kunsten.
Folklore.
Philatelie.
Afgebeelde postzegels.
Op de kaft, zegel Winterhulp 1941. 3,25 F + 3,25. Met afbeelding sint-Martinusbeeld uit de kerk van Beek.
Op eerste bladzijde, zegel Winterhulp 1941. 5 Fr + 5 Fr. Met afbeelding sint-Martinusbeeld uit de kerk van St.-Truiden.
Blz. 9, "Caritas"-zegel 1910 van 1c. Afbeelding naar het schilderij van Van Dyck door H. Lemaire.
Blz. 14, zegel Winterhulp 10c + 5c, met de afbeelding van het sint-Martinusbeeld uit de kerk van Onhaye bij Dinant. Zegel Winterhulp 35 c + 5 c , met afbeelding sint-Martinusbeeld uit de kerk van St. Maartens-Lennik.
Blz. 15 zegel Winterhulp 60 c +10 c , met afbeelding van het sint-Martinusbeeld uit de kerk van het Waalse Dave. Zegel Winterhulp 1,75 Fr + 50 c , met afbeelding van sint -Martinusbeeld uit de kerk van Hal.
Redactie en beheer: V. K. S. J. Jozef II straat . 173. Brussel. November 1955.
"We volgen de grote betonweg van Houthalen naar Zonhoven, die met een machtige boog dwars door de oude Kempen heenrukt langs langgevelhoeven als een gordel van kostbaarheden neergezet op de rand van de heide. Onze aandacht wordt getrokken door een hoog oplaaiend vuur dat waarschijnlijk op "Den Teut" is aangestoken. Deze ronde heuvel ligt daar als een reuzenaltaar op de vlakte. Het lijkt wel of er vuur uit de hemel is gedaald om het altaar tot altaar te maken... Doch tijdig herinneren we ons dat het vandaag 11 November is: de dag der St. Maartensvuren...
Welk volk kon beter doorheen de loop der eeuwen haar oeroude zeden en gewoonten bewaren als de arme, stille lieden der Kempen? Hier volgt het opstelletje van een tienjarig knaapje uit Zonhoven dat de volledige beschrijving geeft van de St. Maartensvuren of de Hololool-pret.
"Met ongeduld verwachten we elf November, want op die dag is het Sint-Maartensvuur stoken, en hier wil zeker ieder van ons bij zijn. Lang voor dat deze dag is aangebroken, hebben we ons geweerd om maar een grote houtstapel te hebben. Van zodra wij enige uren vrij waren gingen wij het bos in, en haalden hier al het droge hout dat er maar te vinden was. Andere jongens gingen dan dorre varens afsnijden en zo ging onze stapel steeds de hoogte in. We deden ook dennenspelden (naalden) bijeen, omdat het beter tegenhield doordat het vaster ineen viel. Op de dag zelf gingen we heel vroeg met stootkar en kruiwagen naar het bos om alles wat we daar vergaard hadden naar het gehucht te brengen. Iedere gemeente of gehucht had haar eigen stapel en wij mochten niet op het andere gehucht komen om iets te vragen. Bij de boeren zongen wij: "Hololool, geef ons ne kool, om Sint Merten zijn tiën te wermen." Dan gaf de boer een bussel stro of een mutsaard. Als het een goede was gaf hij beide. De mensen die geen boeren waren gaven ons wat geld. Hiervoor werden sigaretten en snoep gekocht. We zorgden er ook voor wat oude fietsbanden vast te krijgen omdat deze zo flink sissen en stinken konden. Op het laatst hadden wij een stapel zo hoog als een stromijt. Het was heel lastig te wachten tot het donker was met het aansteken. Doch dan zou de pret maar klein geweest zijn, want dan gaf het vuur geen schijn in het daglicht en zo was het dan een mislukt Sint Maartensvuur. Soms gebeurde het ook dat de jongens van een ander gehucht, die jaloers waren omdat wij een zo grote stapel hadden, beproefden de onze nog voor de avond in brand te komen steken. Als Indianen slopen zij dan naar onze stapel. Als deze dan gesnapt werd kreeg hij een flink pak slaag en kon hij afdruipen. Als dat alles goed was afgelopen en indien de stapel er nog stond kon de pret beginnen. Doch eerst en vooral moest er nog een oude man gehaald worden. Dit was een boeremens, die veel werk had en altijd moest gehaald worden, want anders zou hij het zeker vergeten. Dan eindelijk was hij daar, samen met de andere mensen van het gehucht die het spektakel niet wilden missen. Op een gegeven teken van de omstaanders werd dan de stapel ontstoken. Hoge vlammen laaiden op. Eerst stond men in stille bewondering voor de hoge vlammen. Doch dan kwamen wij allemaal los. Brandende fietsbanden werden de hoogte ingeslingerd, die dan sissend terug neerkwamen. Anderen begonnen de oude man te pramen, dat hij een liedje zou zingen en lang duurde het niet of hij begon. Het ene liedje na het andere met daartussen wilde kreten; als een Indiaanse stam op oorlogspad. Als dan de stapel kleiner werd en er hier en daar wat verbrande stokken vrij kwamen begon men met elkaar het gezicht zwart te maken. Zwart als negers rolden en tuimelden ze dan rond het hoopje smeulende asse. Dan door de donkere avond op huis aan; waar ze nog een flinke wasbeurt zouden moeten ondergaan en dan het bed in waar we nog droomden van de pret, die weer voor een jaar voorbij was. Op sommige plaatsen liet men daarna een vlieger op met aan zijn staart een venetiaanse lantaarn met kaars. Elders ging men van huis tot huis met een uitgeholde pronkappel of suikerbeet op een stok met vier gaten die ogen, neus en mond moeten verbeelden en erin een brandende kaars."
Het zijn deze oeroude gebruiken die elk jaar terug keren, die onze boerenmensen zo dicht bij elkaar brengen.
"Voorstellende ideren Dag des Jaeres en verdeylt in twee delen, verciert met figueren. Schoesetters J.S. (Drukker) 1790 Antwerpen."
"11 (November). Het leeven van den H. Martinus.
Martinus is in Hongaryen gebooren, wierd in het Geloof onderwezen; op eenen tyd als hij nog soldaet was, heeft hy voor de poort van Amiens eenen naekten bedelaer bedekt met de helft van zynen mantel, die hy hem, niets anders hebbende, gaf. Dit was aen Christus zoo aengenaem, dat hy hem daerom in den nacht is verschenen met dien halven mantel, zeggende aen de Engelen: Dit kleed heeft my Martinus, nog een leerling, gegeéven. Hierom ontfong hy terstond het Doopsel, den wereldlyken kryg verlaeten hebbende, is geworden Bisschop van Tours. Alsdan liet hy blyken synen groote iver tegen de ketters, en stigtende een groot Klooster, daer hy onder de Monikken als Monink leefde, met zeer groote strengigheyd, hier by vuerig in 't gebed, waeken en vasten, zeer mild tot de arme menschen, hier by was hy vlytig tot een-ieders hulp, en verwekte dry dooden. Met deéze en nog meer andere deugden heéft hy zynen tyd van tagentig jaeren overgebrogt, en is met eenen koorts bevangen; hierom liet hy niet agter zyn godvrugtige werken te doen. Den duyvel is aen hem verschenen, tot den welken den H. Man zeyde: Wat staet gy hier te doen, gy bloedige beest? gy moorder, zult aen my niets vinden; in Abraham zynen schoot zal ik ontfangen worden. En is met deéze woorden uyt deéze wereld gescheyden in 't jaer ons Heere dry honderd negen-en-negentig. Zyn H. Lichaem is met groote eer in de Stad van Tours begraven."
Approbatie.
Vidit et Approbavit Egbertus Spitholdius S. T. L. Can. Pleb. Antv.
Zeldzaam Vlaams suffragieboekje uit de 18de eeuw. ( Kleine afbeeldingen zijn houtsneden.)
Suffragiën zijn dag- of maandprentjes, de kerkelijke kalender volgend. Iedere dag (365) een afbeelding van een heilige die meestal voorzien is van een korte levensbeschrijving. In 1594 verschenen de eerste. Men kon zelf een prentje kiezen. Vandaar de naam "suffragie" afgeleid van het latijn SUFFRAGARE, wat "kiezen" betekent.
Sint-Maarten was de patroon van heel wat bevolkingsgroepen, zoals de ridders, soldaten, schutters, hoef- en wapensmeden en dit omwille van zijn connecties met het soldatenleven. De kleermakers en de wevers kozen hem tot patroon vanwege de mantel die hij doormidden had gesneden en aan een bedelaar gegeven. Om diezelfde reden werd hij ook patroon van de armen en de bedelaars. Omdat hij op een bepaald ogenblik uit Poitiers moest wegvluchten om niet in de handen te vallen van de ketterse arianen, werd hij tot slot ook verkozen tot patroon van de vluchtelingen."
Gezien in het Snijders-Rockox Huis. Jan Brueghel de oude.
De manteldeling van Sint-Martinus, door Jan Brueghel de oude. 1611. Het gekende verhaal van de manteldeling wordt kleurrijk tot leven gebracht in het schilderij uit de "Lobkowicz Collections". Een opmerkeleijk verschil met de oorspronkelijke legende is dat de manteldeling zich niet afspeelt aan de poorten van de Franse stad Amiens, maar midden in een Vlaams boerendorp uit de 17de eeuw.
Sint-Maarten zit op zijn wit paard, te midden van een grote groep arme, kreupele en zieke dorpelingen. Hij snijdt zijn rode legermantel doormidden en geeft een helft ervan aan een kreupele bedelaar. Andere dorpelingen bekijken het gebeuren van uit de verte. Op de achtergrond zie je boerderijen en hun bewoners.
Schilderijen met scenes uit het leven van Sint-Martinus waren zeer populair. Zij vestigden de aandacht op de grote armoede en de erbarmelijke toestand van velen in heel wat Vlaamse dorpen tijdens de 16de en de 17de eeuw.
Jan Brueghel de oude (Brussel 1568 - Antwerpen 1625) schilderde dit tafereel op een koperplaat. (20,5 cm x 33,5 cm). Zelfs binnen deze beperkte afmetingen was J. B. in staat om zijn moeilijk onderwerp tot in de kleinste details uit te beelden. Hoewel dit een "klein" werk is, behoort het schilderij tot de grootste schatten van de wereldberoemde Praagse collectie.
Dit jaar geen sint-maartensvuren in Retie. "Zo'n volksfeest in coronatijden organiseren gaat niet!"
In Retie zullen dit jaar de traditionele sint-maartensvuren niet branden. Normaal gezien komen de inwoners van de gemeente op 11 november samen om aan verschillende vuren hun snoeihout te laten branden. "Maar dit jaar zal dat door de coronacrisis niet kunnen doorgaan", klinkt het bij burgemeester Patrick Geuens.
In veel gemeenten in de provincie Antwerpen is 11 november sint-maartensdag. Overdag zingen de kinderen van deur tot deur en in Retie komt daar s'avonds nog de traditie van de sint-maartensvuren bij. Dat zijn vreugdevuren waarbij mensen hun snoeihout kunnen laten verbranden.
"Maar voor de verschillende comités die de feestelijkheden organiseren, is het niet te doen om alles goed geregeld te krijgen. Het is een echte volksbijeenkomst, waarbij mensen verbroederen en iets drinken. Dan moet je al gaan werken met strenge horecaregels met onder andere de registratieplicht en moeten we de nodige afstand tussen bubbels kunnen garanderen, maar dat gaat niet."
Voor de zangtraditie is de gemeente op zoek naar een coronaveilig alternatief. Wie door de afgelasting plots met een overschot aan snoeihout zit, kan vanaf januari gratis terecht in het containerpark.
"Voor de groote snoepwinkels en peperkoekbakkers bleven ze het graagste staan en zongen 't liefst hun liedje. Bij de bakkers kregen ze speculoos, boterkoeken, mariekenskoeken of nopjes met gekleurde suiker erop: in de snoepwinkels gaf men hun plakkende bollen, pepermuntjes, siroopstekken en half gesmolten chocolade.
In de straten was nu heel wat gewoel opgekomen: haastige menschen, zingende kinderen op Martinusronde en hobbelende paardenkarren. De zon strooide wat poover licht op de toppen van de gevels. De beiaard rinkelde. De Rosse luisterde meer naar 't aardig klokgeschel dan naar den valschen zang van z'n dragers. Hij hield van den beiaard en zijn beiaardier, die nu ook op zijn beurt "Sinte Mettelied" gillen deed. 't Gaf de Rosse 'n ongekend gevoelen. Voor iederen winkel, ook voor elk gesloten burgershuis, werd stilgehouden. Algemeen verrasten hen de menschen met allerlei zoetigheid: koeken en appelsienen, appelen en peren. Waar de inwoners geen buit in huis hadden, ontvingen ze 'n nikkeltje of 'n koperen cent. Martinus glansde van pret, z'n lippen plakten van 't bollen-knauwen, welke hij heimelijk uit de "provisie" pikte. De dragers hadden den diefstal van de Rosse gauw in 't snuitje. Michiel was er zoo door verontwaardigd, dat hij met zijn eigen geen weg meer wist en de Rosse toeschreeuwde: "As g'er nog iene kie aanzit, dan smaat ik a 't ondersteboven!" "Kunde da wee ni oatstaan da 'k maan heitteke deugd doen?" weerlegde Martinus bekoorlijk-fijn. "Mutte ga dan het water in onze mond doen kome, sloekker! Ge zou ne mensch doen vier spave," meende Michiel. Hierop zei de Rosse geen woord, en voort gingen de knapen. Martinus had echter dorst gekregen van al die flauwe zoetigheid: "Ik stik van de dorst!" kloeg hij. "Ha, leût ons na ien heirbeirg trekke," stelde de Fonne voor. "Waar ieverans?" vroeg de Rosse. "Nar de Tent!" besloot Michiel. Zoo gezegd , zoo gedaan. verleden jaar hadden ze daar ook gezongen, toen hadden ze van 't bazinnetje 'n pint bier gekregen die ze onder hun vijven verdeelden. Ze hielden stil voor de herberg. Als gewoonte stootten ze deur open en begonnen te kelen dat het klonk tot in de buurt.
"Sinte Mette, Sinte Mette reed door sneeuw en wind,
Zijn vurig paard droeg hem gezwind
Sint Mette reed met 'n licht gemoed,
Zijn mantel dekt hem warm en goed!"
"Kom is veu! riepen ze luid. 't Was de baas die zich vertoonde. " Niks te geve!" zei hij barsch en wou de deur al sluiten. "Meuge me dan astemblieft is drinke?" smeekte Martinus. "As ge nog eens zingt!" Ze schreeuwden dat hooren en zien vergingen:
"Sinte Mette van de ruggenuchte
Ha mee zane grazen baard
Uffran wild'ons kabaske is vulle
En leut ons ni mi staan
En ha lust en ha lust is vuule
Houwe tot de vrouwe tot te neuste jaar
Ha-j-ei zane mantel deurgesné-é-je
Oem aan den eirreme te gé-e-ve
Dat ieder oat z'n oege zag
Wat dat hem aan den eirreme gaf,
Dat ieder oat z'n oege zag
Wat dat hem aan den eirreme gaf!"
De herbergier hield woord en haalde 'n emmer gevuld met allerhande kletskes bier: drijdraad, stout, faro, ster, uitzet ... . De Rosse mocht er 't eerst z'n keel aan deugd doen. Hij smakte en vond er zooveel in, dat hij niet meer dronk ... maar ... zoop! Zijn maten reklameerden , waarop Martinus als antwoord gaf: "Iest den halige en dan zaan knechte!" "Ha nemt goed in." spotte Michiel. "Ha heet den aard na ze vader!" De herbergier die zag dat de Rosse bleef drinken greep hem bij zijn kraag: "'t Is na al genoeg, Martinus, let d'andere joengens na oek nog ien sloekje drinken." Nu de Rosse toch z'n bekomst had overhandigde hij 't glas aan Michiel. Schoon was het, hoe broederlijk de drank werd verdeeld. Het glas werd telkenmale in den emmer gevuld en rondgegeven, altijd hetzelfde glas waaraan ieder zijn "toot" had gestoken. Om de baas te bedanken voor z'n vrijgevigheid zongen de knapen nog 'n straatdeuntje en trokken er met 'n "merci en tot de neûste jaar" vandoor. Martinus wezen was intusschen gerood en uitgeslagen als 'n stuk gebraden ossenvleesch, de drank steeg hem reeds naar 't hoofd. Toch gevoelde zich de Rosse kloek en "zitvast"! In de Keizerstraat schooiden ze van deur tot deur. Aan O.L.Vrouwbeeld van 't stedeelijk gasthuis werd halt gehouden. De "Sinte Mettekensvierders" vormden een soort eerewacht voor het wit Heilig Moederbeeld, dat in de steenen nis van den straatmuur prijkt. Het rust daar op 'n heemelsmollige blauwe wolk, gedragen door glimlachende serafijntjes, die met hun lelie-witte vleugels de wolk nauwelijks raken. O.L.Vrouw houdt het naakte Jezuskindje gedeeltelijk verdoken onder haar mantel, als om het te beschutten tegen de slang die ze onder haar linkervoet in bedwang houdt. De bengels bekeken het beeld precies of ze hadden het nooit gezien, en ze gluurden naar de Latijnschen tekst waar ze geen snars van verstonden, gelukkig dat er ook 'n vertaling was te lezen:
"Langs dezen weg stel geenen voet
Of zeg Maria Weesgegroet!"
Toen stampvoetten ze voort. Martinus wezen werd van rood ... blauw van de kou, die zich leelijk deed gevoelen. Af en toe biggelde 'n waterbelleke aan 't tipke van zijn neus, welke hij vergenoegd wegblies. Ze passeerden 't stadstheater en naderden de monumentale pomp, verbeeldend den god "Neptunus", gezeten op 'n gereepte ton, gehouden door blaaskakende dolfijnen: het geheel gedragen door 'n arduinen voetstuk, dat het vloeiende water moest verbeelden. In de wandeling wordt dat beeld "Vadderik" genoemd, zinnebeeld van vadzigheid. De bengels dronken aan de pomp en zwierden dan hand in hand in 't rond voor den steenen Vadderik al zingend 't alom gekende deuntje:
"Van Beneden was oep de lappen
Met Magrit, met Magrit
En met Sinte Vadderik,
Uffra wilt ons kabaske is vulle
En leût ons ni lang mier staan
En ha hust, ha hust, ha hei ien valling
Geft hem ien pastilleke 't zal wel overgaan!"
De Rosse zong daarna nog 'n paar strophen van 'n heel oud liedekijn, dat zijn vader had meegezongen in de beroemde Mechelsche cavalcade:
"Al die daar zegt : de reus di komt
Zij liegen daarom
Keere weerom Reuske
Reuske keere weerom, Reuzegom!"
Zo kuierden ze terug door de Befferstraat om te rusten voor 't beroemde "Hof van Beffer". 'n Lekkere rosbiefgeur waaide hen uit het portaal tegen. De gadders voelden zich week worden, kreegen 't water in de oogen en 't zilt in de mond. Ze werden echter jammerlijk op de vlucht gedreven door 'n blaffende poedel, dewelke hun broekspijpen bedreigde. De Rosse was van 't verschieten van zijn kruk gesprongen, zijn mijter hing naast van zijn lijf. Als een achtervolgde dief rende hij over de straat. Aan 't museum werd beraadslaagd de Vleeschhouwerstraat te bezoeken, vermaard om haar lekkere vleezen. Tegen de groote vleeschhalle bevonden zich oude winkeltjes, genaamd "penskraampjes" waar er longen en nieren, lever en zoom, kalver en varkenskoppen verkocht werden. Ze waren het schuiloord van arme drommels die een leege maag hadden. De kornuiten hoopten daar hun buit te krijgen. Belust op vettige pensen kraamden ze van winkel tot winkel:
"Had ik een appel
'k Gaf a ien stuk
Had ik ien peir
'k Gaf a ien smeir
Sinte Mette den babbeleir!"
Bij sommige verkoopers kreegen ze zwarte en witte pensen, anderen gunden hen 'n schelletje lever, dun als papier. Nog anderen gaven hen varkenspooten, varkensooren, varkensblazen ... . Zo stonden ze voor 't laatste "penskraampje". 't Was bij een oud goedhartig bazinneke, die 'n fijn kanten muts droeg met toze lintjes aan, 'n geweldige snuifster, dat was te merken aan haar snuifdoos die op den toog openstond, en aan haar bebruinde bovenlip. De bengels kraaiden:
"Geft nen appel, geft ien stuk,
Geft ien peir en wa smeir,
Sinte Mette den beideleir!"
wijl ze begeerig oogden naar de rode hartekens, de fijn nieren en de geurige levers. De Rosse bekeek smeekend de oude vrouw, die schreeuwend meezong. "Awel, roodje, wa denkt ge zoeal van maan stem?" "Dar meuge we nog ien puntje aan zôage!" fleemde hij haar, en hij merkte dat ze er fier om was. "A propos," hernam het vrouwtje, "kende gale het Sint Mettelied van Borgerhaat?" Het vijftal als van de hand Gods geslagen die dachten dat er nergens 'n Sinte Mettenlied bestond dan te Mechelen, schuddebolden beschaamd ... neen! " 'k Zal ik het is veur zinge," zei het bazinneke "en die ma kan nazingen, hawel, die kreit ne halve kalfskop!" Met bibberende schille stem, sopranoboog, galmde het:
"Oat, oat Borgerhaat
M'n vutjes zen zoe kaad,
'k Zou zoe geire vuurke stoke,
Mar 'k hem gien haat,
Gien gelang, geen gelang,
Oat de gave leire mand,
Oat de gave leire kist,
Da 'k wist, da 'k wist,
Dat het Sinte Mette is!"
De Rosse en Michiel zongen het liedje na, de anderen doddelden mee, maar bij de laatste strophe "Da 'k wist, dat het Sinte Mette is!" was Pitje Snot onovertrefbaar. Ze zaten op de stoep van het "Oud Museum", met hun halven kalfskop. Ze wisten niet wat er mee aanvangen, verdeelen was moeilijk, vermits ze geen beenhouwersmes hadden, en hem rauw afpeuzelen op volle straat ging niet. De Rosse stond met vooruitstekende armen voor het steenen O.L.Vrouwenbeeld dat boven de hespbruine poort van 't Museum in 'n gotische nis staat. "Schoe lief Livrake kunde ga ons astemblieft van de kalfskop ni afheulpe?" "Das ien steenen beeld, da kan oemmes ni antwoorde." stotterde Pitje Snot. " 't Kan toch mirakele doen!" snauwde de Rosse. O.L.Vrouw scheen de Rosse te beloonen, 'n bleeke magere vrouw, die op boodschappen uit was, wou den kalfskop koopen. "Veur ne zilvere kop!" zei de Rosse."
Frans Pelckmans.
Integraal overgenomen uit "Ons Volk." (Ontwaakt) 5de Jaargang. 1919.
Fromista. Beeld van sint-Maarten uit de 12de eeuw.
Voorbeelden van mechanisch kantwerk!
Op ieder wijk wordt het brandhout aangesleept voor de "brandstapel."
"Boeren, we zullen van hier nie goan of we hemme wa opgedoan", zo zingt de Retiese jeugd aan ieders deur.
Sint-Martinus eet de eerste pannenkoek!
Verticale binnenzichten. Begin twintigste eeuw.
Onze parochiekerk, ongewoon in het blauw.
Het monumentale praalgraf van dichter Lodewijk De Koninck voor de sint-Martinuskerk te Retie. ( Twee Retiese kinderen stonden model voor het kunstwerk. )
Schoonbroek. Parochiekerk sint-Job.
Parochiekerk en pastorij van Schoenbroek.
Martinus Maria Peeters. Geboren te Rethy. 20 september 1889. Op het veld van eer gevallen te Cappelle den 12.02.1916.
Marten Karel Cox. Desschel 05. 02. 1893 Eervol gesneuveld voor het vaderland den 15de oktober 1918 te Iseghem( West-Vlaanderen)
Martinus Victor Adriaensen. Soldaat 10 linie regiment. Geboren te Rethy 22.07.1887. Voor de verdediging van ons vaderland gesneuveld op het veld van eer bij Nieuwpoort in maart 1915.
Martinus Dirken. Echtg.A. M. Van Dael. In Rethy overl. 1890, 77 jaar oud.
Martinus Rommens. Rethy 1856 - 1900.
Martinus Michielsen. Echtg. A. M. C. Seuntjes. Rethy 1858-1907.
Martinus Slegers. Deken van de sint-Sebastiaangilde. Weduwnaar M.B.Wynen. Rethy 1834-1911.
Martinus Jozef Smets. Echtg. A.M.Van Mechgelen. Rethy 1861-1919.
Martinus Bertels. Weduwnaar A.E. Engelen. Rethy 1834-1915.
Martinus Slegers. Echtg. M.C. Lemmens. Rethy 1871-1912.
Martinus August Hermans. Rethy 1890-1912.
Marten Van Gompel. Echtg. A. E. Luyten. Rethy 1850-1923.
Marten Van Loy. Echtg. M.C.Van Gansewinkel. Rethy 1849-1923.
Uitzonderlijke voorstelling van de manteldeling. De bedelaar hier afgebeeld is duidelijk een kleurling.
Martinus Van Herck. Weduwnaar M.E.Deckx. Rethy 1830-1917.
Martinus L. De Bie. Echtg. P. Borgers. Rethy 1852-1915
Zuster Maria Agnes. Geb. Barbara Auwerkx. overleden te Rethij de 18 Mei 1820, in den ouderdom van 30 jaren, 5 maanden en 14 dagen.
Zeer oud Reties doodsprentje. Een Antwerps santje uit de 17de eeuw. In de 19de eeuw gebruikt als drager voor dit Reties overlijdens- bericht. Op de voorkant is de heilige Maria Magdalena afgebeeld, met haar attributen: Wierookvat, zalfpot, gesel, crucifix. In deze vroege periode delen alleen geestelijken en adelijken doodsprentjes uit. Te duur voor de gewone man!
Doodsprentje uit Reeth. P. G. Nagels. Weduwnaar A. Coveliers. Echtg. E. R. Van Hoof. Overleden 1870.
Loterij Winterhulp 1942. Nationaal Werk voor Oorlogsinvaliden. (N.W.O.I.) Nationaal Werk voor Oudstrijders en ...(N.W.S.O.) Hulp- en Informatiebureau voor Gezinnen en .. (H.I.B.) Manteldeling vaag in het midden.
Lot Winterhulp 1942.13de schijf. Het vijfde:11 fr. Trekking november. "Het roode kruis." "Het Vlaamsche kruis." "Het Nat. Werk v. Kinderwelzijn." "N.W.B. Tuberculose." Vrouw met twee kinderen. Sint-Maarten op de achtergrond.
Loterij Winterhulp 1942. Het vijfde: 10 fr. Derde schijf. Groene kleur. Een kleermaker met een rol geruite stof en schaar. Kledingbedeling? Sintemetten centraal in onderste "balk".
Ganshoren. XVII de eeuw. St.-Martinus.
St.-Martinus. XVI de eeuw. Wasmes-Aud.-Br.
Dion le Val. ( Grez Doiceau ) Verstuurde fotokaart, met zegel Winterhulp. Links de parochiekerk en rechts het antieke sint-Martinusbeeld. Identiek beeld op zegel en kaart. Afgestempeld in 1944.
Fotokaart met zegel Winterhulp. Martinuskerk te Dion-le-Val en Martinusbeeld op de zegel. ( 35c + 5c toeslag) Op de kaart alleen het beeld. Beeld uit de 16de eeuw. Afstempeling onleesbaar.
Twee grootformaatzegels uit 1944. Nr. 639. ( 10 fr. + 30 fr. ) De heilige met het dal van de Maas op de achtergrond. Nr. 640. ( 10 fr. + 30 fr. ) Martinus met de stad Brugge in de verte.
Sint-Martinuszegels uit: La République Rwandaise, Kathiri State of Seitun, Ludwigshaven en Republica Argentina.
Sint-Martinuszegels. Volkshilfe - Saargebiet. Drie verschillende kleuren en waarden. 1f.,40c. en 60c.
Belgica 72. Magyar Posta 10fr.
Gekleurde tekening uit: "Van nieuwjaar tot oudejaars- avond." Met bijbehorende tekst:
"Stookt vier, maakt vier: Sinte Maarten, komt hier, Sinte Maarten is zo koud. Geeft hem 'n turfjen of een hout, hij zou zich geren warmen met zijn blote armen."
(Sint Maarten, 11 november.)
Deze boekillustratie lijkt op het eerste zicht op de originele tekening hiernaast. Bij nader toezien vallen echter heel wat verschillen op.
Martinus als bisschop met bedelaar. Kerk van Guerlange. (prov. Luxemburg.)
Processievaandel van Wezenmaal met Sintemetten. (Begin vorige eeuw.)
Uit het gebedenboek van Michelino da Besozzo. (rond 1440) Pierpont Morgan Library. New York.
Recent dubbelprentje. Ludovicus Luyten. Echtg. A.M. Leeuw. Maastricht 1911-1985. Op de voorkant van dit doodsprentje een afbeelding van een mooi sint-Martinusbeeld.
Franse litho. Met de hand ingekleurd. Deeltje uit een groot blad met veel heiligen.
VII St. Maarten aarzelde geen ogenblik, sneed zijn eigen mantel doormidden en gaf de helft aan de ongelukkige.
VIII Winterhulp koos St. Maarten als symbool voor zijn acties van solidariteit. Steun Winterhulp! Ge zult dan zelf een soort mirakel doen.
Sint-Martinus. Achterglasschildering. Waterverf. Twintigste eeuw. Naam van de heilige is niet vermeld. De manteldeling.
Sint-Martinus en st.-Catharina. Achterglasschilderingen. Duits. Laat 20ste eeuw. Waterverf. Matige kwaliteit.
Sintemetten. Achterglasschildering. Duits. Laat 20ste eeuw. Waterverf. Manteldeling met bloemmotieven op de achtergrond.
Oude Franse medaille. Voorkant: Manteldeling. "Martin priez pour nous." Keerzijde: Bisschop. Zelfde tekst.
Martinus als bisschop. Steekt met zijn staf door de tongen van twee honden. Kathedraal van Chartres. Rond 1220.
Bijna twee identieke Italiaanse prentjes.
De manteldeling. "Bassenheimer Reiter." Reliëf in Bassenheim. 13de eeuw.
Luikse volkskunst. Geschilderd hout. 18de eeuw. Villers-le-Peuplier. Hoogte 60 cm.
Martinus als bisschop met bedelaar. Sint-Martinuskerk Aalst. J.F. Berlo. Brussel. 1701 Verguld beeld.
De manteldeling. Gepolychromeerd houten beeld. Tweede kwart of midden van de 16de eeuw. Seilles, kapel "Saint-Martin de Reppe".
De manteldeling. Henegouwen of Brabant. Rond 1480. Gepolychromeerd eikenhout. 76 cm hoog.
Sint-Martinus als bisschop. Met bedelaar en engeltje. Antwerps uit 1698-1699. Ludovicus Willemssens. Gepolychromeerd hout. 138 cm hoog. Kontich. Sint-Martinuskerk.
Tekening. Sint-Maarten geneest een bezetene. Antwerps, rond 1628-1630. Jacques Jordaens. Aquarel. Stedelijk Prentenkabinet. Antwerpen.
Staande sint-Maarten, die een zittende bedelaar een geldstuk geeft. Melchior Binder. Begin 17de eeuw. Riedlingen.
De wijdse mantel en op de voorgrond, de zittende bijna naakte bedelaar.
Algemeen zicht op de preekstoel, met zijn twee trappen en het losstaande sint-Maartenbeeld.
De driehoekige draperie omhoog gehouden door naakte engeltjes. De Heilige Geest in de vorm van een duif.
Bronzen reliekhouder. 19de eeuw. Bezet met edelstenen.
En men begon onmiddellijk de enorme boom om te hakken, waaronder sint-Martinus stond.
Nog bij zijn dood.
"Hij is nu bij God!" "Hij gaat het paradijs binnen!" "Hij verdiende zijn rust!"
Simone Martini. "The dream of st. Martin."
Simone Martini. "St. Martin is knighted."
Simone Martini. "St. Martin renouncing the sword."
Simone Martini. "The death of st. Martin."
Martinsbräu. ... aus Liebe zum Bier. Privatbrauerei seit 1883 Marktheidenfeld.
Sint-Martinusvaandel. De manteldeling. Westminster Abbey. Rev. Edward Dorling. 1921.
Sint-Martinusreliëf. Noordportaal van de kerk in Heilbad Heiligenstadt.
Moderne versie van de manteldeling. Verschillende tegels.
Perkamenten prent uit een oud getijdenboek. Bedelaar met twee geamputeerde benen.
Prachtig, vrij modern glasvenster van de manteldeling.
Oud houten drieluik. Centraal een sculptuur van de manteldeling. 2 geschilderde zijpanelen. O.L.V. met kind. St.-Joris met de draak.
Sint-Maartenzegel. 10 c. Malta.
Twee Sintemettenzegels. Oostenrijk.
Oud ruiterbeeld van de heilige Martinus. De manteldeling, met een volledig naakte bedelaar.
Bronzen reliëf. Münsterkirche in Bonn. Ernemann Sander.
Houten altaarbeeld. De manteldeling. Kloosterkerk st.-Lambertus. Düsseldorf.
"Sint-Maarten doopt een ongelovige." Perkamenten blad uit een getijdeboek.
Glasraam. Sint-Martinus geneest een zieke.
Sint-Maarten als bisschop. Houten gepolychromeerd beeld. De heilige van Tours geeft een geknielde bedelaar een aalmoes.
De manteldeling. Glasraam.
Het doopsel van sint-Maarten. Glasraam.
De manteldeling. Dubrovnik. Triptiek. Detail.
De manteldeling. Gepolychromeerd hout. Ambo. 1677.
De manteldeling. Schilderij. Sassetta.(1392-1450)
Belgische postzegel. Detail uit het sint- Job-retabel van Schoonbroek. Retie.
Zegel van Jaques d'Arfeuille. XVde eeuw.
Montpezat-de-Quercy. Wandtapijt. (16de eeuw.)
Italië. Lucca. De manteldeling. "Il duomo" Stenen ruiterbeeld tegen buitenmuur. (13de eeuw.)
"Het spel der wonderen van sint-Martinus." Foto op de kaft van het boek van Henri Ghéon. Toneelspel uit 1942. Uit het Frans vertaald door Jozef Boon. Uitgegeven door "Opbouwen." Toneeluitgaven. Desclée, De Brouwer Houtkaai 22 Brugge.
Postkaart J.Meuleman. Geschreven in 1919. Links de Molsebaan. Onder de lindeboom kruiwagens vol met boeken. Was Retie zijn tijd ver vooruit? Boekenverkoop of eerste bibliotheek?
Ingekleurde zichtkaart. J.Meuleman, 1908. Onder de linde door zien we de voorkant van het "huis met verdiep" van de weduwe Mermans.
Zichtkaart J.Meuleman. Geschreven in 1907. Links de Molsebaan. Achter de linde zien we: "Hotel de Keizer", "Lindebloem" en "In't Lam".
Zichtkaart van J.Meuleman. " De stoomtramstatie." Zelfde cliché als gekleurde kaart. Grotere en dikkere tekst. 1907 afgestempeld.
Zichtkaart "Meuleman Rethy". Zelfde cliché als hierboven. Hotel de Keizer. Tramstatie.- Arrêt du tram. Afgestempeld in 1907.
Zichtkaart van J.Meuleman. Rond 1930. Links de sint-Martinusstraat. Rechts het grijze burchtje, dat in de jaren twintig in de plaats kwam van de herberg "In't Lam".
Lodewijk De Koninck in de fleur van zijn leven. Foto getrokken door R. Morren te Mechelen.
"Weinig vrienden en vereerders waren op zijn uitvaart aanwezig, Kanunnik Vosters las bij zijn graf deze laatste wilsbeschikking voor, het geestelijk testament, waarin de dichter het ideaal van gans zijn leven had vastgelegd."
"Aan den Z. E. Heer Janssens, Pastoor te Rethy.Uit gansch bijzondere genegenheid en zeer eerbiedige hoogachting. Rethy, 30 October 1899." Get. L.D.Koninck.
1. Rethy. "Steenweg op Postel- Chaussée de Postel." Uitgave Meuleman; Rond 1905. Niet verzonden.
2. Rethy. "Het klooster." Uitgave Meuleman. Rond 1905. Niet verzonden.
Rethy. De hoeve. Rond 1905. Uitgave Meuleman. Rechtsonder handtekening L. De Koninck.
Rethy. De pastorij. Rond 1905. Uitgave Meuleman. Rechtsonder handtekening L. De Koninck.
Doodsprentje van Edgard De Vel.
Mini-filmaffiche uit 1939. Deze prenten werden uitgedeeld aan de cinema- bezoekers.
Destijds één van helden van het witte doek: Roy Rogers op zijn paard Trigger. Vele malen gezien in de "Roxy"!
Achterkant doodsprentje. Rustend hoofdonderwijzer. Orgelist. Schatbewaarder vd kerkfabriek. Schrijver van het st.-Vincentius-genootschap. Enz.
Voorkant doodsprentje. "Ter nagedachtenis van Mijnheer Cornelius Joseph Graulus echtgenoot van mevrouw Anna Paulina Willekens."
Een dynamische onderpastoor. E.H.Van Hoof. Bezieler van de K.A.J. in de zestiger jaren.
In de jaren zestig zijn de paarden al vervangen door lawaaierige tractoren.
Dubbel doodsprentje. Aloysius Johannes MELIS. echtgenoot van Maria Seuntjes. (1897-1960) Voorzitter van de kerkfabriek Sint-Martinus. "Bestuurder van de Zuivelfabriek St-Martinus s.v., lid van de Boerengilde."
Antwerps santje op papier. De heilige Catharina in een ovaaltje. Weer met palmtak, zwaard en rad. Prentje van mindere kwaliteit.
Antwerps santje op perkament. Buste van de heilige Catharina in een ovaaltje. Een rijkelijke dame met een kroontje op haar hoofd en een zwaard in haar hand.
Foto uit de oude doos. De parochiekerk van Arendonk vóór 1900. De O.L.Vrouwkerk uit het Centrum. Ze werd in de loop van de tijden dikwijls beschadigd, maar telkens weer opgebouwd. In 1901 werd ze afgebroken. Wanneer deze kerk werd opgericht is niet geweten.
Houten beeld. Sintemetten en de bedelaar. Rond 1850.
Inkom-ticket. Musée des beaux-arts. Tours. Musée Saint-Martin. Tours. Stenen beeld. De manteldeling.
Reliekhouder van sint-Martinus. Tours.
Stenen sint-Martinusbeeld boven de centrale poort van " Collégiale Saint Martin" te Colmar. Frankrijk.
In een verordening van 10 maart 1943 eiste de Duitse bezetter de kerkklokken op in de Kempen. Ondanks een herderlijke veroordeling op15 maart, ging de klokkenroof gewoon verder. Troosteloze aanblik van de sint-Martinusklok op de trappen van de Retiese sint-Martinuskerk. De kleine sint-Jozefklok mocht blijven hangen. Een "geste" van de Duitsers?
Twee Retienaren die van dichtbij de honderd- jarige sint-Martinusklok vol aandacht bekijken. Het was inderdaad bijna honderd jaar geleden dat deze "tiendenklok" feestelijk werd ingehuldigd. Een stukje eigenheid werd zomaar meegenomen, veel erger dan het verlies van kilo's metaal! Retie treurde niet alleen, heel wat Kempische dorpen moesten tegen hun zin hun klokken aan de Duitsers afstaan.
Vlak na het neerlaten van de klokken. Iedereen die maar even tijd had kwam naar de kerk om het hele gebeuren van dichtbij te volgen. Kinderen in korte broek, vrouwen met blote armen, een warme nazomerdag. Voor velen was het de eerste keer (en ook de laatste) dat ze van zo nabij die enorme klokken konden zien en zelfs betasten. Ze konden toen niet beseffen dat Retie lange tijd het zonder " bronzen stem" zou moeten stellen. Alleen het "schelleken" zou blijven klepperen.
Een ogenblik oponthoud tijdens de optocht. Vlak voor het huis van Van Gansewinkel. Merk op dat het marktplein nog vol ligt met kasseien. De zon was die dag, 1 juli 1962, spijtig genoeg, niet van de partij!
Dit instructieboekje over de wijding van een klok, werd aan iedereen gegeven die de plechtigheid bijwoonde.
Doodsprentje. 1922. Karel A. Van den Eynde.
Doodsprentje. 1960. Octavie Van Ballaer. Wed. Karel Van den Eynde. Ere-voorzitster van de Boerinnenbond.
Sint-Martinus. Bruin sierbord. Gemeente Tessenderlo. De manteldeling in een soort schild, midden in het bord.
Sint-Maarten. Oude druk uit 1880 Berlijn. Zeldzame voorstelling. Blauwe mantel. Geheel met goudpapier versierd. Kloosterwerk?
Houten gepolychromeerd beeld. Sint-Martinus als bisschop. Geeft een aalmoes aan een arme. Een engel is bij hem.
Schildering op papier. De heilige als bisschop van Tours.
Sint-Martinus. Spits-ovale zegelplaat. Messing. De manteldeling met daaronder een schild. LVGDVN= Lugdunum = Leyden.
Zeldzame voorstelling. Sint-Martinusbeeld uit een oude abdij. De heilige, als bisschop van Tours, met een kerk (of is het de abdij?) in zijn rechter hand.
Eindblad van de "Schat-kiste der Litanien." Brugge 1778. Houtsnede. Maria en Johannes aan de voet van het kruis. "Aenmerckt lieve bruyd t'aenzicht van Jesus voor u gekruyst."
Litanie van de heilige Begga van Andenne. Patrones van de begijnen, hakkelaars en stotteraars.
Litanie van de vijf bloedige wonden. Houtsnede.
Litanie van de heilige Victor van Marseille. Patroonheilige van molenaars en van zeelieden.
Litanie van de heilige Isidorus van Madrid. Patroonheilige van arbeiders, boeren en landbouwers. Aangeroepen tegen droogte en voor een goede oogst.
Litanie van de heilige Helena. Aangeroepen bij depressies. Patrones tegen brand, onweer en vuur, voor het vinden van verloren voorwerpen.
Heilige Martinus. Sint-Martinuskerk te Basècles. België.
Manteldeling op Golgotha. Julius Paul Junghanss, 1925. In privaat bezit.
De manteldeling van sint-Martinus. Julius Paul Junghanns. 1930. Stadsmuseum Düsseldorf.
De manteldeling. Houten paneel uit de zestiende eeuw. Richterich.
Reties doodsprentje. Ontwerp Jos Speybrouck. Karel Melis. Echtg. Barbara Van Herck. Overl. 14 juni 1944. Tekst geschreven door de pastoor-dichter Jozef De Voght.
De manteldeling. Zeer kleurrijke middeleeuwse miniatuur.
Duits prentje uit de 19de eeuw. De manteldeling. "Alles was ihr dem Geringsten euer Mitmenschen thut , das thut ihr mir." Carl Poellath, Schrobenhausen.
Postkaart Duitsland. Achterglasschilderij van J. Weber. Met eerste-dag afstempeling. 11. 11. 1984. Drie keer de manteldeling. Op de kaart, op de zegel en op de stempel.
Postkaart Oostenrijk. "25 Jahre Diözese Eisenstadt." 8 november 1985. Zelfde afbeelding van de manteldeling op de kaart en de zegel.
Simone Martini. Italiaans kunstschilder. (Gotiek.) 1284 Siena - 1344 Avignon. Bekend om zijn altaarstukken en andere religieuze schilderijen. Fresco: "De manteldeling van sint-Martinus." Kapel van sint-Martinus in de basiliek van sint-Franciscus in Assisi.
Franse postkaart. Afbeelding op kaart en zegel identiek. Manteldeling uit een getijdenboek uit de 14de eeuw. Met eerste-dag-afstempeling 05 - 07 - 1997 Tours. Uitgegeven ter gelegenheid: " 397 - 1997 "
De manteldeling. Volkse voorstelling. We zien een derde personage: een biddend kind vlak voor het paard.
"Steenweg op Rethy." Rond 1930. Richting Retie. Deze provinciebaan snijdt Schoonbroek doormidden. Links zien we nog het oude tramspoor. De dubbele houten telefoonpalen, oerdegelijk! Een boerenkar ratelend op de oneffen kasseien. Links achter de herberg zien we nog een gesloten tramwagon staan op "de wissel".
Rond 1930. De jongensschool in Schoonbroek. Rustig keuvelend in kleine groepjes voor de schoolpoort! Allen in korte(?) broek. Stress om het behalen van een diploma bestond nog niet. "Stress" was zelfs nog niet uitgevonden!
De meisjesschool te Schoonbroek rond 1930. Ook hier straalt de rust zo van de kaart af. Zalig in het gras zitten, zomaar ...
Emiel Van Hemeldonck woonde een paar jaar in de Peperstraat te Retie. Twee van zijn zonen werden er geboren. Hij schreef heel wat V.F. Slechts één onder zijn eigen naam. "Het gulden zwaard." Nr. 16 van de vooroorlogse reeks.
Onder "H. Van der Schelden" schreef E.V.H. Nr. 203. "Het lied van de Schelde."
Onder de pseudoniem "Joan van der Sande" schreef E.V.H. Nr. 200. "De cirkusjongen."
Ook "De heks van Spiekelspade", Nr 157. door Fonske Reusen is aan E.V.H. toegeschreven.
Vlaamsche Filmkens. "Van den fellen met den rooden baarde." Door P. Van Der Venen. ( pseudoniem E.V.H.) Nr. 118.
Nog meer Retiese gesneuvelden uit de eerste wereldoorlog.
Franciscus Josephus Wens. Vrijwilliger in het Belgisch leger. Geboren te Schoonbroek 25 december 1892. Heldhaftig gesneuveld op fort 8 te Wilrijk den 5 oktober 1914.
Petrus Franciscus Victor Mariën. Geboren te Rethy op 19 januari 1891. De heldendood gestorven op het slagveld te Moorslede, 28 september 1918.
Augustinus Verhappen. Echtg. van J. Meurs. Soldaat der lichting 1909, 5de linie. Geboren te Rethy op 24 oktober 1889. Eervol voor het Vaderland gesneuveld in de loopgraaf, op 12 juli 1915. Begraven te St.-Jacobs-Capelle.
Duitse postkaart. De manteldeling op een achterglasschilderij. Met een zegel van st.-Maarten en een eerste-dag-afstempeling.
Antonius de Grote van Egypte. (Antonius Abt.)
Antwerps santje op papier. Met de hand ingekleurd. Graveur: M.G. (?) 18de Eeuw.
A. was kluizenaar in de woestijn van Thebe en aartsvader der monniken. Ook Antonius Abt, Antonius de kluizenaar en Antonius met zijn varken genoemd. Werd verleid door de duivel vermond als naakte vrouw of als varken. Hij woonde 35 jaar in een grafspelonk en 20 jaar op een berg. Was de eerste christen die zijn leven doorbracht in afzondering. Hij kreeg enorm veel navolging. Hij overleed op zeer hoge leeftijd. Meestal afgebeeld als oudeling met een lange baard. Ook hij behoort tot de pestheiligen, tot de veeheiligen en is één van de drie vriesheiligen. Ook heel wat schuttersgilden kozen st.-Antonius als beschermheilige.
Eenvoudig volks santje. Antwerpen. Papier. Handgekleurd. Th. van Merlen. 1609-1672.
Afbeeldingen van sint-Niklaas met engelen die hem mijter en pallium brengen, komen eveneens voor.
Antwerps santje, papier. Weer van Th. van Merlen, nu een "rijkelijk" prentje. Met bloem-en plantmotieven. Twee engeltjes houden een gouden kroon boven het hoofd van Sinterklaas. Met de hand ingekleurd.
Zijn gebeente zou in de late middeleeuwen zijn verkocht aan kooplui uit Bari door een klooster uit Constantinopel en de volgende dag aan handelaars uit Venetië. Als door een wonder lag echter zijn gebeente nog geheel in het schrijn.
Wij vieren sint-Nicolaas op 6 december. Dat is niet zijn verjaardag, wel zijn sterfdag.
Sint-Rochus. Met de hond aan zijn voeten die hem voedsel bracht. Eén van de pestheiligen.
Sint-Sebastianus. Hier aan een boom gebonden en met pijlen beschoten. Een andere pestheilige.
"Epiphania Domina." Antwerps zwart-wit santje. Kopergravure op perkament. Cor. van Merlen. (1654-1723) De aanbidding van de 3 wijzen. Van een stal of grot is niets te bespeuren.
"Nativitas Christi." Ingekleurd Antwerps santje. Kopergravure op papier. Cor. de Boudt. (1660-1735)
Sint-Martinus als bisschop van Tours. In groot ornaat, met mijter en staf. Hij legt een muntstuk in de bedelschaal van de arme. Duitse prent met tekst door prof. Gerhard Eis. München, 1950.
Museum van Folklore. Antwerpen.
Voedsel en drank. "Speculatie-greef en greevin van halfvasten, prentkoeken en voldaars, harten van biskwiet, roggen Adam en Eva, kannen, liters, kappers en borrelglazen."
Ook op deze krulkoek duidelijk de letters I.H.S. te zien. Deze lekkernijen werden in vroegere eeuwen aan de stadskinderen gegeven met nieuwjaar.
Gelukkig zijn ze nu nog te zien in enkele Vlaamse musea.
Frans prentje. De manteldeling.
"Heureux celui qui s'intéresse au pauvre, au jour du malheur le Seigneur le délivrera."
Sint-Martinus als bisschop van Tours, die een geknielde bedelaar een geldstuk geeft. Houten beeld. Melchior Binder. Begin 17de eeuw. St.- Georgeskerk. Riedlingen.
Miniatuur uit een Hongaars getijdenboek. Rond 1335 - 1340. Bibliotheek Apostolica Vaticana.
Zilveren Italiaanse munt. Lucca. Scudo 1754. Voorkant: Manteldeling van sint-Martinus. "Santus Martinus" Achterkant: Schild met kroon "Lucencis Respublica" 1754.
Houten sint-Martinusbeeld. Prachtige oude voorstelling van de manteldeling. Sint-Martens-Lennik. Ook hier is sint-Martinus de patroonheilige van de gemeente.
Duits bierviltje. ... aus Liebe zum Bier. Martinsbräu. Privatbrauerei seit 1883. De manteldeling van sint-Martinus siert dit viltje. De voorstelling in een cirkel zou een ontwerp voor een glasvenster kunnen zijn.
St.-Martinus. Duits prentje.
Spijtig genoeg knipte iemand er een "mooie" gegolfde rand aan.
S.Martin. Der hl. Martin.
Duits prentje.
Benziger & Co.
Middeleeuwse miniatuur. In een hoofdletter O. De dood van Sintemetten.
Duitse suffragie.
"den 11 November. h.Martinus. Brüder, last mich lieber gegen Himmel als auf die Erde schauen, damit meine Seele beim hinscheiden die rechte Richtung nehme. Der sterbende hert. Martin.
Gesteres Andenken an den Tod.
Bitte Gott um die Gnade, nichts zu thun was Dich in der Todesstunde reuen würde.
Lith. Joh. Kravugl in Innsbruck."
(Einde 19de eeuw.)
De manteldeling. Prentje toont veel gelijkenis met een werk uit 1957 van Lioba Munz. Duitsland.
H. Martinus. Patroon van Weerde. Bid voor ons. Steendruk. Em. Lombaerts-Van de Velde. Deurne-Antwerpen.
Duits prentje. De manteldeling. Staande heilige met bedelaar aan zijn voeten.
H. Martinus. Manteldeling zonder bedelaar. Houten gepolychromeerd ruiterbeeld uit de 14de eeuw. Sint Martinuskerk. Te Eindhoven-Tongelre.
Prentje uit het begin van de twintigste eeuw. De manteldeling aan de stadspoort.
Gele briefkaart. Met reclame van "Winterhulp". Afbeelding van de manteldeling in het loterijbiljet van 50 fr. Naast de zegelafstempeling een stempel van de loterij.
"Deux millions pour 50 francs. Loterie Secours d'hiver. Loterij Winterhulp Twee miljoen voor 50 frank."
2 novembre 1943.
De manteldeling. Prachtig ruiterbeeld van st.-Martinus. Tourinnes-la-grosse. Frankrijk. Uit de romaanse st.-Martinuskerk. Houten, gepolychromeerd beeld uit de 16de eeuw.
Frans machinaal kantprentje. Einde 19de eeuw. Sint-Martinus die zijn mantel doormidden snijdt. Het geheel in een ovaaltje gezet.
De liefdadigheid van Sintemetten. "La charité de Saint Martin." Basilique Saint Martin. Tours.
Litanies de Saint Martin. Basilique Saint Martin. 7, rue Baleschoux. Tours.