Dag 64:
Niet zo ver meer naar het bekende ijzeren kruis. Mijn steentje had ik klaar in mijn broekzak. De traditie wil dat je aan het ijzeren kruis een steen of kei legt die je hebt meegebracht van thuis. Dit simboliseerd de zorgen. je legt de steen op de hoop aan de voet van het kruis en je zorgen zijn verdwenen. Ik heb eigenlijk geen zorgen, maar doe zoals iedereen en pas me aan.. We zitten op bijna 1500 meter hoogte en moeten nu gedurende 25 km dalen. Staat zo in de gids. Ja mijn voeten. Er zijn veel bulten en bergjes die niet in het boekje staan, en je moet erover. Dat ventje die dat boekje heeft geschreven is nooit van achter zijn bureau gekomen. De luiaard.
Meestal wandelen op smalle geitepaden, vol los liggende stenen en keien. Lastig voor de knieen en enkels. Maar hetgaat en ben in goede konditie.
In Acebo eet ik wat en rust een half uur. Terug verder en weer erg scherp naar beneden. Op de straat is het nog erger en moeten voortdurend afremmen en zigzaggen of anders lopen we te vlug en kunnen struikelen of nog erger, vallen en iets breken. Gedaan met de camino. Dat voortdurend afremmen vreet aan je spieren en pezen.
Een kilometer of 5 voor Ponferada voelde ik de bui al hangen. Pijn in de beenspieren en en pezen boven de rechter voet. Toch naar de albergue gesukkeld en mijn bedje geklaimd. De pees was wat gezwollen maar niet rood en voelde niet warm aan. Een goed teken. Behandeld met zalf en geen meter meer wandelen is de remedie.
De keuken van de elbergue was maximaal bezet. In de file staan om een pan en pot te mogen gebruiken. Pasta gekookt en schijfjes chorizoworst gebakken en samengevoegd in een lekker bordje.
Eeen glas wijn maaktehet af.
Nog eens de spieren goed ingesmeerd en naar bed.




|