De mens die vaststelt dat hij een plaat is die blijft hangen, weet hoe laat het is. Nota bene: met een 'plaat' wordt een 'grammofoonplaat' bedoeld waarvan de muziek gelezen wordt met een naald die een concentrisch geschikt spoor volgt dat bij beschadiging als het ware in een cirkelgang belandt waardoor steeds hetzelfde fragment zich blijft herhalen.
Van een mens van wie de plaat blijft hangen, zijn het meestal anderen die dat vaststellen - zou men dat van zichzelf vaststellen, dan zou men de herhaling verbreken. De problematiek van de zelfreferentie is analoog en zo ook is de bewustzijnsproblematiek.
Hetzelfde geldt voor andere gevallen waarbij het verstand het laat afweten want de plaat blijft draaien, zij het in steeds hetzelfde kringetje, omdat de mechaniek nog werkt: de naald is kaduuk alsook de groeven maar de motor werkt door en wordt blijvend gevoed met elektrische stroom.
Van hen die in herhaling vallen, werkt de stem nog en ook een deel van het verstand, maar zekere groepen zenuwcellen verantwoordelijk voor het kortetermijngeheugen zijn beschadigd ofwel dood en de spreker merkt het niet. Het grovere deel van de platendraaier is intact maar de fijnere technologie laat het afweten. En dat is meestal ook zo omdat de meest gesofisticeerde onderdelen ook de gevoeligste zijn, de meest kwetsbare.
Een tragedie ontstaat nu waar het meest kwetsbare dat ook het meest gesofisticeerde is, het begeeft terwijl het grovere, dat robuuster is, blijft doorwerken, want dan krijgt het grovere ook de leiding over al de rest. Het werktuig over zijn meester, het beest over de mens of beide gevallen tegelijk.
Een auto is een verfijnd instrument maar vergeleken bij zijn chauffeur blijft het een lomp ding: laat de bestuurder voor de duur van amper één seconde in slaap vallen en het tuig veroorzaakt een ongeluk met onbeschrijflijk menselijk leed. En dat is het geval voor elk instrument dat de leiding van zijn bestuurder overneemt.
Een kip zonder kop rent met een nek als een bloedfontein over het erf vooraleer zij neer stuikt en dood blijft liggen. Een auto zonder bestuurder knalt tegen een boom. Een onbewaakt huis wordt leeggeroofd. Een kind zonder ouders wordt een prooi voor criminelen. Een land zonder leider wordt aangevallen, zijn bevolking sterft of belandt in slavernij. Een mens zonder verstand begaat baldadigheden.
Soms gebeurt het dat een regering niet gevormd wordt door verstandelijk overleg maar door het noodlot of door een dom succes. Zij die kennis hebben, vormen uiteraard een minderheid maar belangrijke beslissingen worden genomen door een onwetende meerderheid. Zoals in het narrenschip van Plato komen dan lieden aan de macht die helemaal niet weten over wie en wat zij heersen, laat staan dat zij ook maar iets zouden afweten van bestuurskunde, maar heersen doen zij onverminderd.
Zij heersen over de massa die hen verkozen heeft maar ook over elke persoon afzonderlijk en dat is heel naargeestig. De massa immers is niet de optelsom van alle personen: de massa ontstaat pas nadat en doordat het bestaan van personen werd ontkend.
Personen hebben namelijk iets te vertellen als zij spreken; zij bedienen zich van de rede, die voor iedereen dezelfde is en goed verstaanbaar. Wat zij zeggen, wordt door iedereen gehoord en met ons gezond verstand kunnen we allemaal uitmaken of de waarheid wordt gesproken ofwel of de leugen haar kans aan het wagen is. De massa daarentegen produceert slechts een weliswaar luid maar compleet onverstaanbaar gebrul zoals dat opstijgt uit de buik van een wild dier en waarvoor men alleen maar op de loop kan gaan.
Een regering die niet gevormd werd door personen maar door een anonieme massa, kan derhalve ook niet uit personen bestaan: zij kan hooguit een spreekbuis zijn van de massa die haar in het zadel hees. Dat zadel ligt op de rug van een dol paard waarmee uiteraard geen land te bezeilen valt. Een regering die hooguit een spreekbuis van een massa is, kan ook helemaal niets te vertellen hebben, zij kan alleen brullen, zoals wilde dieren brullen.
Men moet dan ook niet proberen om te luisteren naar wat zij zegt, laat staan naar wat zij bedoelt, want zij kan helemaal niets te zeggen hebben omdat zij ook niet spreekt daar zij de rede missen moet die aan al wat anoniem is, vreemd is. Als zij haar muil opent, bestaat de enige zinvolle reactie hierop dat men zich zo rap als mogelijk uit de voeten maakt want trumpetteren is het enige wat zij kan presteren en dat voorspelt niets goeds.
Ja, een wild dier is zij: als het niet slaapt, dan wordt het gevaarlijk want het wil een prooi. En dit wilde beest is werkelijk onverzadigbaar, daar het een junkie is. Daar het voor god wil spelen, is het verslaafd aan geld en macht, het heeft reeds alles maar het voelt dat dit niets is en het wil daarom altijd meer. Op advies van de markies de Sade kan het dat alleen maar krijgen door te gaan vernietigen.
Ja, vlucht nu maar, want het maakt de dief niets uit wie hij besteelt: iederéén is doelwit.
(J.B., 22 juni 2025)
20-06-2025
Markies de Sade
Markies de Sade
Het soort blasé personen dat oorlog voert, maken er een spelletje van. Als kind kregen deze vetgesnoepte verwende lui van de sint oorlogsspelletjes cadeau om af te draaien met de pc op groot scherm maar die zijn ze nu uiteraard ontgroeid: kinderen wiens papa's en mama's immobiliën beheren, ziekenhuizen, politieke partijen, mediaconcerns en universiteiten, nemen geen vrede met tinnen soldaatjes, dat is speelgoed voor arme drommels. Gefortuneerden hebben andere verplichtingen jegens het kroost dat zich immers moet voorbereiden op leidinggevende functies en dat brengt ook verplichtingen mee inzake de aard van het speelgoed. Eenmaal zestien, een sportauto? Laat ons niet lachen, dat is gemeengoed voor jan met de pet: deze kinderen willen, eenmaal groot, speelgoed aangepast aan hun stand en weet je wat dat dezer dagen betekent? de Sade wist het al en schreef dat vanaf het moment dat men alles heeft wat men verlangen kan en men schijnbaar niet gelukkiger meer kan worden (of misschien is pret een betere term) er alsnog een vergrotende trap bestaat, om het zo te zeggen, en die houdt in dat eenmaal gekomen aan het plafond, en de wet indachtig dat geluk een kwestie van sociale vergelijking is, men zich nog verbeteren kan door al de anderen naar beneden te duwen.
Logisch toch? En ja, het werkt: wie alles hebben, verkrijgen nog meer door anderen alles te ontnemen, en dan gaat het uiteraard niet over speelgoed, want dat hebben ze al in overvloed: het gaat over het kostbaarste bezit van die anderen. Ja, je raadt het al: men wil die anderen het leven zelf ontnemen. En, neen, denk nu niet dat doden volstaat: een kogel jagen door het hart van een mens en gedaan, is helemaal niet leuk, vraag dat maar aan de kat die zich rot amuseert met de muis. Als het weerloze wezentje buiten adem is, laat onze kat haar weer op adem komen zodat ze kan herbeginnen, want het plezier moet worden gerekt, zij wil het laatste uit de kan vol pret, onze kat, die Trump heet, en zij houdt van spelen, spelen met muizen, en geen andere kat legt haar een haarbreed in de weg.
De aard van de oorspronkelijke werkelijkheid is chaos of leegte, een toestand zonder enig houvast, noch iets noch niets. Die toestand is onhoudbaar en smeekt om orde. In alle mythologieën ontstaat uit de chaos, orde doordat uit het Ene de tegenstellingen geboren worden: er komt licht en daardoor de tegenstelling licht en duisternis. Of in het begin is er het Woord waaruit alles voortkomt: het bevel of het gebod, de wet die goed van kwaad onderscheidt en die de regels bepaalt van het spel waarin de chaos getransformeerd wordt. De werkelijkheid is in wezen een spel. In zijn Homo ludens uit 19382 schrijft Johan Huizinga:
"Het is al een oude gedachte die getuigt, dat bij doordenken tot den bodem van ons kennen alle menschelijk handelen slechts een spelen schijnt. Wie aan deze metaphysische conclusie genoeg heeft, moet dit boek niet lezen. Mij schijnt zij geen reden, om de onderscheiding van het spel als een eigen factor in al wat in de wereld is, te laten varen. Sinds langen tijd ben ik steeds stelliger tot de overtuiging gekomen, dat menschelijke beschaving opkomt en zich ontplooit in spel, als spel."3
En over de aard en betekenis van het spel als cultuurverschijnsel schrijft Huizinga verder:
"Men kan bijna al het abstracte loochenen: recht, schoonheid, waarheid, goedheid, geest, God. Men kan den ernst loochenen. Het spel niet. Maar met het spel erkent men, of men wil of niet, den geest, (...). Het doorbreekt, reeds in de dierenwereld, de grenzen van het physisch bestaande. Het is ten opzichte van een gedetermineerd gedachte wereld van louter krachtwerkingen in den volsten zin des woords een superabundans, een overtolligheid. (...) Het bestaan van het spel bevestigt voortdurend, en in den hoogsten zin, het supralogisch karakter van onze situatie in den kosmos. (...) Wij spelen, en weten, dat wij spelen, dus wij zijn meer dan enkel redelijke wezens, want het spel is onredelijk."4
Deze tijd is onmiskenbaar een kantelpunt in de geschiedenis van de wereldcultuur. Tot op heden is de religie van cruciaal belang geweest voor de beschaving: zij was het toonaangevende spel. Maar sinds enige tijd lijkt het geloof te hebben afgedaan. De kerken lopen leeg als een van de resultaten van een lange strijd. Een strijd waarin beslecht wordt wat het spel van de nieuwe wereld zal worden. De wetenschappen, ooit zozeer bevochten door de kerk, werden pas heilig verklaard toen de kerk hun waarde niet langer kon loochenen. Aanvankelijk werden zij nog ondergebracht binnen de kerk, zij het ondergeschikt aan de theologie als hoogste vorm van kennis. Nog een geruime tijd werd het geloof door de sciëntisten geduld maar vandaag hebben zij zich radicaal tegen de religie gekeerd: zij verwerpen de spelregels van Rome - zij verbieden ze. De mensen vrezen niet langer de hel en hebben de hemel van het hiernamaals ingeruild tegen een aards-paradijs in het hiernumaals. Het spel van de mysteriegodsdiensten blijkt immers niet in staat om de honger te lenigen en de pijn te verlichten. En de vermommingen, eigen aan elk spel, wekken de lachlust: mijters en kazuifels, het onverstaanbare Kerklatijn, de groteske gebaren en de exuberante wonderverhalen blijken leugens die het niet langer doen in deze tijd. Een nieuw spel dringt zich op aan het toneel van de wereld en de spelers strooien met klinkende munt en met tastbare bewijzen het ontgoochelde publiek van weleer nieuw zand in de ogen. Politici, economen, fysici, fysiologen: zij steken de bisschoppen van weleer naar de kroon en creëren een nieuw theater. Niet langer de pastoor staat aan de wieg en aan het graf doch de dokter met zijn inentingen en verklaringen, de staat met haar paperassen en haar rechten en de banken met hun leuze van 'je bent wat je hebt'. Niemand kan er nog omheen hoe in deze coronapsychose de wereldbevolking massaal gehoorzaamheid biedt aan de WHO, de Wereld Gezondheids Organisatie, die het mensdom met haar inentingen zal beschermen tegen de hel van de pandemieën, terwijl met het Hoogfeest van Pasen de belangrijkste dag van het kerkelijk jaar zonder meer van tafel wordt geveegd, genegeerd wordt, ja, de viering wordt zowaar voor het eerst sinds haar tweeduizendjarig bestaan verboden en niet langer het altaar van de heilige mis staat centraal doch dat van het panel der virologen en politici. En dat op grond van een nieuw geloofspunt dat gammel blijkt omdat ook virologen niet in staat blijken om een pandemie een halt toe te roepen. Hun dagelijkse bezweringen van het nieuwe kwaad dat het hiernumaals bedreigt, hypnotiseren de massa's voor de televisieschermen niet langer want de mensen worden de loze beloften moe, zij vermoeden een bedrog, nog goedkoper en nog omvangrijker dan het godsdienstcarrousel van destijds, met nieuwe systemen van heropvoeding en conditionering, regeltjes die samenscholing moeten sanctioneren, communicatie aan banden moeten leggen en met harde straffen het nieuwe geweten van de wereld moeten vormen, dat alleen luistert naar de wetten van het gouden kalf. Nu reeds hoort men op de achtergrond het geruzie over patenten en remedies die al fel worden gegeerd door een hysterische wereldbevolking, men heeft het gewis over een gigantische miljardenbusiness. En op spelbrekerij staat derhalve zonder enige twijfel de doodstraf. Huizinga schrijft:
"Ieder spel heeft zijn regels. Zij bepalen, wat er binnen de tijdelijke wereld, die het heeft afgebakend, gelden zal. De regels van een spel zijn volstrekt bindend en onbetwijfelbaar. Paul Valéry heeft het terloops eens gezegd, en het is een gedachte van ongemeen verre strekking: ten opzichte van de regels van een spel is geen scepticisme mogelijk. (...) De speler, die zich tegen de regels verzet, of zich eraan onttrekt, is spelbreker. (...) De spelbreker is heel iets anders dan de valsche speler. Deze laatste (...) blijft den tooverkring van het spel in schijn erkennen. De gemeenschap van het spel vergeeft hem zijn zonde lichter dan den spelbreker, want deze laatste breekt hun wereld zelf. (...) Hij ontneemt aan het spel de illusie, inlusio, letterlijk ‘inspeling’, woord zwaar van beteekenis. Daarom moet hij vernietigd worden, want hij bedreigt het bestaan der spelgemeenschap. (...) De spelbreker breekt hun tooverwereld, daarom is hij laf en wordt uitgestooten. Ook in de wereld van den hoogen ernst hebben de valsche spelers, de huichelaars en bedriegers, het altijd gemakkelijker gehad dan de spelbrekers (...) De club hoort bij het spel als de hoed bij het hoofd. (...) De uitzonderlijkheid en afzonderlijkheid van het spel neemt haar treffendsten vorm aan in het geheim, waarmee het zich gaarne omringt. Reeds kleine kinderen verhoogen de bekoring van hun spel door er een ‘geheimpje’ van te maken. (...) Het anders-zijn en het geheim van het spel zijn samen zichtbaar uitgedrukt in de vermomming. Hierin wordt de ‘ongewoonheid’ van het spel volkomen. De vermomde of gemaskerde ‘speelt’ een ander wezen. Hij ‘is’ een ander wezen! Kinderlijke schrik, uitgelaten vermaak, heilige ritus en mystische verbeelding gaan in alles wat masker en vermomming is onoplosbaar dooreen."56
2Eigenlijk sinds 1903 en vooral in zijn oratio uit 1933: "Over de grenzen van spel en ernst in de cultuur" (Haarlem, Tjeenk Willink, 1933. [Verzamelde werken V, p. 3 vg.]).
3Huizinga, Johan (1950). Homo ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur, [In: Johan Huizinga, Verzamelde werken V. Cultuurgeschiedenis III (ed. L. Brummel et al.). H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V., Haarlem 1950, p. 26-246.]), pp. 26.
“Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europeesche menschheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken."2Dit is de openingszin uit een in 1935 verschenen boek van de Nederlandse historicus Johan Huizinga, getiteld: In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd. Wat verderop lezen wij: "De feiten overstelpen ons. Wij zien voor oogen, hoe bijna alle dingen, die eenmaal vast en heilig schenen, wankel zijn geworden: waarheid en menschelijkheid, rede en recht. Wij zien staatsvormen, die niet meer functioneeren, productiestelsels, die op bezwijken staan. Wij zien maatschappelijke krachten, die in het dolzinnige doorwerken. De dreunende machine van dezen geweldigen tijd schijnt op het punt om vast te loopen."3
Er zijn wel degelijk gelijkenissen tussen de crisis van de jaren dertig van de voorgaande eeuw en de huidige tijd. Het boek van Huizinga situeert zich middenin dezelfde crisis die ook Spengler tot cultuurpessimisme dreef en zij delen het wantrouwen in het vooruitgangsgeloof terwijl Huizinga elk optimisme aan onwetendheid wijdt: "Thans is het besef van midden in een hevige en met ondergang dreigende cultuurcrisis te leven tot in breede lagen doorgedrongen. Spengler’s Untergang des Abendlandes is voor talloozen in de geheele wereld het alarmsein geweest. Dit beteekent niet, dat al de lezers van het beroemde boek zich tot de daar geboden inzichten hebben bekeerd. Maar het heeft hen vertrouwd gemaakt met de gedachte aan mogelijkheid van daling der huidige cultuur, waar zij te voren nog bevangen waren in een onberedeneerd vooruitgangsgeloof. Een ongeschokt cultuuroptimisme is voorloopig enkel meer weggelegd voor hen, die of door gebrek aan inzicht niet kunnen beseffen, wat er aan de cultuur ontbreekt, dus zelf door het vervalsproces zijn aangetast, of voor hen, die in hun maatschappelijke of politieke heilsleer de komende beschaving reeds in den zak meenen te hebben, om haar aanstonds over de misdeelde menschheid uit te schudden."4
Het gaat Huizinga niet alleen om de economische crisis van die tijd want die is een teken van een cultuurcrisis: "Al is er geen terug, het verleden kan toch leering behelzen, ons ter oriënteering dienen. Zijn er historische gevallen aan te wijzen, waarin de beschaving van een volk, een rijk, een werelddeel, door even zware weeën ging als onze tijd?"5
De economische crisis van de jaren dertig was tevens een cultuurcrisis en hij is uitgemond in de tweede wereldoorlog. Het gaat om kenteringen die ook nu weer op til zijn en die zich in alle sectoren laten voelen. Huizinga bekijkt de geschiedenis. Ook vroeger hebben schokkende gebeurtenissen plaatsgehad, zo stelt hij, maar de huidige zijn van een heel andere orde: "Zie eerst naar 1500. De veranderingen zijn geweldig: de aarde ontdekt, de wereldbouw ontraadseld, de Kerk gespleten, de drukpers in werking om het woord in oneindig gestegen veelvuldigheid voort te telen, de middelen tot den krijg versterkt, credietwezen en geldverkeer uitbundig groeiende, het Grieksch hervonden, de oude bouwkunst versmaad, de kunst ontplooid in titanische kracht. Zie vervolgens naar 1789—'1815. Opnieuw klinkt ’s werelds gebeuren met het geluid van den donder. (...) In beide tijdperken schijnt op den eersten blik de seismograaf der historie even heftig bewogen als thans. (...) Peilt men echter dieper, dan blijkt toch spoedig, dat zoowel in het tijdperk van renaissance en hervorming als in dat van revolutie en Napoleon de grondslagen der samenleving minder zijn geschokt dan thans het geval is. En vooral: in de beide oudere kritieke tijdperken blijven hoop en idealen de algemeene cultuurstemming sterker domineeren dan thans het geval schijnt. (...) De grondslagen der samenleving, zeiden wij, omstreeks 1500 en omstreeks 1800, minder geschokt dan thans."6
Huizinga verwijst dan naar het opkomende atheïsme, naar de Eerste Wereldoorlog, naar de klassenstrijd, naar de beurscrash en naar de totale instorting van de economie en deze ontwrichting treft ook de kunst en het geestesleven: stevenen wij net zoals de Romeinen af op de barbarij?7 Huizinga: "Wij weten het ten stelligste: willen wij cultuur behouden, dan moeten wij voortgaan met cultuur te scheppen."8
Cultuur heeft te maken met een evenwicht tussen geestelijke en stoffelijke goederen maar is vooreerst een zaak van ethiek, zo zegt Huizinga. Vervolgens richt cultuur zich op een gemeenschappelijk ideaal of heil. Maar vooral is cultuur het beheersen van natuur9: "[De mens] heeft zich een stuk natuur dienstbaar gemaakt. Hij beheerscht de natuur, de vijandige en de schenkende. Hij heeft gereedschap verworven, hij is homo faber geworden. Hij gebruikt die krachten tot verwerven, van een levensbehoefte, tot vervaardigen, van een werktuig, tot beschutten, van zich en de zijnen, tot vernietigen, van jachtdier, roofdier of vijand. Voortaan verandert hij den loop van het natuurleven, want al de gevolgen, met zijn werktuig teweeggebracht, zouden zonder die macht niet zijn ingetreden."10 Toch kan men bij dieren niet spreken over cultuur, want er is nog iets nodig en dat is het vrije plichtsbesef en de dienstbaarheid. Immers, "de ontworteling van het dienstbegrip in den volksgeest is de meest verwoestende actie van het oppervlakkig rationalisme der achttiende eeuw geweest."11"Dan volgt nu de vraag: zijn in het tijdperk dat wij beleven de grondvoorwaarden van cultuur vervuld?"12
Huizinga stelt vast dat er wel beheersing is van de stoffelijke natuur maar niet van de menselijke. Bovendien ontbreekt ook het gemeenschappelijke streven: elkeen streeft slechts het eigen heil na. Alleen welstand, macht en veiligheid worden gemeenschappelijk nagestreefd: "(...) voortvloeiend uit het natuurinstinct, onveredeld door den geest.Reeds de holbewoner kende deze idealen."13 Er is een overproductie van zaken die eigenlijk niemand wenst te hebben, die overbodig zijn, en dit terwijl er nood is en werkloosheid; kunst wordt commercieel en ook het gezinsleven is ontwricht.14 De cultuur is met andere woorden inderdaad in verval.15
Vooruitgang?
Vervolgens bezint Huizinga zich over het problematische van de vooruitgang en laten wij hem hier zelf aan het woord [de boektekst werd hier sterk ingekort]: "Vooruitgang immers duidt op zichzelf enkel een richting aan, en laat in het midden, of aan het eindpunt van dien gang heil of verderf staat. Wij vergeten doorgaans, dat enkel het oppervlakkig optimisme onzer vaderen uit de achttiende en negentiende eeuw aan dat louter geometrische begrip ‘vooruit' de verzekering van het bigger and better heeft verbonden. De verwachting, dat elke nieuwe vinding of perfectie van de gegeven middelen de belofte moet inhouden van hooger waarde of meer geluk, is een uiterst naïef denkbeeld, erfstuk uit die bekoorlijke eeuw van intellectueel, moreel en sentimenteel optimisme, de achttiende. Het is volstrekt niet paradoxaal, te beweren, dat een cultuur aan een zeer wezenlijken en onbetwijf elbaren vooruitgang zeer wel te gronde kan gaan. Vooruitgang is een hachelijk ding en een dubbelzinnig begrip. Het kan immers zijn, dat er ietwat verder op het pad een brug is ingestort of een aardspleet ontstaan."16 Vooruitgang is er ontegenzeggelijk wel in de wetenschappen17 maar het is helemaal niet evident dat dit ook maatschappelijke vooruitgang en een steeds groter geluk zou betekenen. Is de wereld wijzer geworden? "Wij weten beter. Dwaasheid in al haar gedaanten, de beuzelachtige en belachelijke, de booze en verderfelijke, heeft nooit zulke orgieen over de wereld gevierd als heden ten dage."18"In een maatschappij met algemeen volksonderwijs, algemeene en onmiddellijke publiciteit van het dagelijksch gebeuren, en ver doorgevoerde arbeidsverdeeling, geraakt de gemiddelde mensch minder en minder aangewezen op eigen denken en eigen uitdrukking."19"De moderne organisatie van kennisverspreiding leidt maar al te zeer tot verlies van de heilzame uitwerking van zoodanige geestelijke beperkingen. (...) Enkel een drift tot eigen cultuur, op welk gebied ook en met welke voorkennis of middelen nagejaagd, kan hem boven dit niveau verheffen."20"De opdringing en weerlooze aanvaarding van kennis en oordeel beperkt zich niet tot het intellectueele gebied in engeren zin. (...) Daarbij komt nog een ander bedenkelijk en onontkoombaar feit. In oudere en engere gemeenschapsvormen schept en bedrijft het volk zelf zijn vermaak: in zang, dans, spel en athletiek. Men zingt, danst, speelt samen. In de moderne cultuur heeft zich dit alles voor het overgroote deel verschoven tot een: men laat voor zich zingen, dansen, spelen. (...) het passieve element neemt voortdurend toe in vergelijking met het actieve. Zelfs ten opzichte van de sport, dien machtigen modernen cultuurfactor, is het steeds meer geworden de massa, die voor zich laat spelen. (...) In dit alles ligt een zekere ontzieling en verzwakking van cultuur. Dit geldt van de filmkunst in het bijzonder (...) De kunst van het toeschouwen wordt omgeschakeld tot een vaardigheid in snel waarnemen en begrijpen van voortdurend wisselende visueele beelden. De jeugd heeft dien cinematischen blik verworven in een graad, die den oudere verbaast. Met dat al beteekent deze veranderde geestelijke ‘Einstellung’ een buiten werking treden van heele reeksen van intellectueele functies. (...) wat tot verzwakking van het oordeelsvermogen moet bijdragen. (...) De inkeer en de wijding ontbreken. Inkeer nu tot het diepste in hem zelf en wijding van het oogenblik zijn dingen, die de mensch om cultuur te bezitten volstrekt noodig heeft. De gereede visueele suggestibiliteit is het punt, waarop de reclame den modernen mensch aangrijpt en hem in zijn zwak van verminderde oordeelskracht tast. (...) 'Nog moeilijker te omschrijven is de werking der politieke reclame. (...) Zeker is, dat de reclame, in al haar vormen, speculeert op een verzwakt oordeel, en door haar buitensporige uitbreiding en nadrukkelijkheid de verzwakking zelf in de hand werkt. Onze tijd staat derhalve voor het benauwende feit, dat twee groote cultuurwinsten, waarop men bij uitstek prat ging: het algemeen onderwijs en de moderne publiciteit, in plaats van regelrecht tot verhooging van het peil der cultuur te leiden, integendeel in hun doorwerking zekere verschijnselen van ontaarding en verzwakking met zich brengen. (...) Onderwijs maakt onder-wijs. Het is een afschuwelijke woordspeling, maar zij bevat helaas diepen zin. Zal de samenleving aan dit proces van geestelijke vervlakking hopeloos overgeleverd blijven? Zal het nog steeds verder gaan? Of komt er een punt, waar bij volledige doorwerking het euvel zichzelf opheft? (...)"2122
2Huizinga, Johan. (1936). In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd. Vijfde druk 1936, H.D. Tjeen Willink & zoon n.v., Haarlem.). p. 1.
De verkoop van oorlogen aan het volk: desinformatie en nepbeelden
De verkoop van oorlogen aan het volk: desinformatie en nepbeelden
Manufacturing Consent1van Noam Chomsky en Edward S. Herman is een verslag uit 1988 met betrekking tot een onderzoek van de auteurs naar de methodes gebruikt door de machthebbers (de staat, maar in wezen: het geld of de multinationals) om via de massamedia oorlogen te verkopen aan het volk. Oorlogen zijn enorm duur, door, de wapenlobby gecompromitteerde regeringen kopen die met ons geld en vertellen ons dat ze noodzakelijk zijn voor onze veiligheid.
In feite is de benaming 'machthebbers' hier onterecht, rekening houdend met Hannah Arendts bedenkingen hieromtrent want oorlogen hebben te maken met geweld en men zoekt zijn toevlucht tot geweld pas wanneer de macht kwijnt om dan alsnog gehoorzaamheid te kunnen afdwingen. Geweld exposeert getaande macht en zoekt daarom naar een rechtvaardiging die de instemming van het volk zou kunnen wegdragen met een sowieso leugenachtige retoriek die met gepaai en snoepjes tracht te bekomen dat men bij het vertoon van onrecht met zijn allen prompt de andere kant op kijkt.
In deze verkorte weergave n.a.v. de grove medialeugens van de agressor die heden de ronde doen, kunnen we zeggen dat de media als propagandamachine de instemming met het beleid fabrikeert met wat een elite beslist die het volk minacht en het daarom beliegt. De censuur gebeurt middels filtering van de informatie op vijf niveaus zodat men zonder argwaan slechts afkooksels en verdraaiingen van feiten verneemt: overheidspropaganda. Zonder openlijke dwang weliswaar maar onderhevig aan de wetten van de markt wordt men opgevoed om zichzelf te censureren. Het dictatorschap in handen van de megasystemen waarover Jaap Kruithof schrijft in zijn boek over het neoliberalisme.2
De tactiek wordt geïllustreerd met onder meer de Vietnamoorlog die ons verkocht werd als een democratiseringsproces terwijl het ging om genocide. Hetzelfde gebeurt vandaag maar de betrokken potentaten hebben als troefkaart het ongemak dat gepaard gaat met de kennisname van de feiten achter de leugens die de massa dan maar verkiest boven de bittere waarheid.3
De media “verlenen diensten aan de machtige belangengroepen door wie ze gecontroleerd en gefinancierd worden om hun propaganda te verspreiden.”4“Er wordt personeel met de juiste signatuur geselecteerd” en er wordt gedefinieerd wat al dan niet nieuwswaardig is. 'Deskundigen' bevestigen de 'officiële visie' en de dominante ideologie. Van journalistieke vrijheid is geen sprake meer. “Het mooie van het systeem is dat (…) tegengeluiden en storende informatie beperkt en marginaal blijven.”5
“(...) Ruim twintig bedrijven bezitten vrijwel alle media waar de meeste mensen in de VS hun nieuws halen.”6 De rol van het individu lijkt uitgespeeld. De bedrijven die het nieuws maken distribueren het ook via de volkscultuurgiganten, geïnteresseerd in entertainment met hoge kijkcijfers. Mede door de explosie van nieuwe technieken is de mondialisering geëxplodeerd. “Beleidsmaatregelen van de overheid en de consolidatie van de neoliberale ideologie hebben ook een bijdrage geleverd. (…) De neoliberale ideologie vormt de intellectuele grondslag voor beleidsmaatregelen die het voor particuliere transnationale beleggers mogelijk maken om omroepen en kabel- en satellietbedrijven te kopen.”7
Inzake cultuur en ideologie gaat het om lifestyle en consumptie, commercialisering en sensatienieuws. Publieke omroepen vallen zonder geld en moeten ofwel commercialiseren ofwel verdwijnen. Het internet als democratisch medium wordt aan banden gelegd.8“(...) Nieuws over oorlogen in het buitenland of hervorming van de welzijnszorg wordt verwaarloosd of zelfs genegeerd.”9. “En zo is een wereld ontstaan van virtuele gemeenschappen die door de adverteerders zijn gecreëerd. (…) Deze op consumptie en stijl gebaseerde clusters vormen een schrijnend contrast met fysieke gemeenschappen die een sociaal leven en gemeenschappelijke belangen delen, en participeren aan een democratische orde. De virtuele gemeenschappen dienen om goederen te kopen en te verkopen, niet om een publieke sfeer te creëren of te ondersteunen.”10
Alles wordt entertainment en “entertainment (…) is ook een effectief middel om verborgen ideologische boodschappen te brengen”11 en politieke apathie op te wekken ter handhaving van de status quo.12 Het lijkt alsof het publiek vrijwillig voor entertainment kiest maar “de burgers in de VS hebben nooit de kans gekregen om zich uit te spreken over de grootschalige overdracht van uitzendrechten aan commerciële bedrijven in 1934.”1314
Bij het verslaan van de oorlogen in Indochina (Vietnam, Laos en Cambodja) worden, om het beleid te kunnen voortzetten, slachtoffers van de VS en bondgenoten worden zoveel mogelijk verzwegen terwijl door de vijand gemaakte Amerikaanse en Amerikaans gezinde slachtoffers in de verf worden gezet. Er wordt gegoocheld met woorden en zo veroorzaakten de 'massavernietigingssancties van de VS in Irak (1991-1998) de dood van een half miljoen kinderen maar minister Madeleine Albright zei op de televisie dat die kinderdoden 'het waard waren' zodat het woord 'genocide' hier niet van toepassing was.15
De mainstream media accepteren leugens met een verbazingwekkende goedgelovigheid.”1617 Komt het bedrog alsnog aan het licht, dan volgden geen excuses en de zaak gaat in de doofpot. Een voorbeeld. Na W.O.II steunden de VS tegen de wil van de bevolking in (en dus als agressor) een (anticommunistische) regering in het Zuiden van de toenmalige Franse kolonie Vietnam. “De media accepteerden probleemloos dat we bescherming boden aan 'Zuid-Vietnam' - een maaksel van de VS, met aan het hoofd een rechtstreeks uit de VS geïmporteerde dictator - tegen de agressie van een andere partij, waarbij die agressor soms Noord-Vietnam, soms de Sovjet-Unie of China was, of het verzet in Zuid-Vietnam zelf, dat 'interne agressie' pleegde!”18 De media hadden het echter nooit over Amerikaanse agressie. De oorlog (in 1975 gevolgd door een nog 18 jaar lange boycot) telde 3 miljoen Vietnamese doden, 4,4 miljoen gewonden en miljoenen vergiftigden door chemische wapens. “Niettemin bleef de visie van Amerikaanse functionarissen en de mainstream media dat de VS goed werk hadden gedaan in de oorlog en het slachtoffer[!] waren geweest van agressie”19 en in 1992 verklaarde president George Bush niet met vergelding te zullen dreigen!20 De dader-slachtofferrollen werden in de media gewoon omgedraaid.
Over wie zich kritisch uitlaten over de Vietnamoorlog wordt gezegd dat ze lijden aan het 'Vietnamsyndroom' en dat ze met hun onredelijk afwijzen van geweld (in de jaren zestig) de democratie schaden. De media die de elite vertolken noemen die jaren zestig 'een donker tijdperk' en ze blijven de VS verschonen, vooral als strijd (aldus The Washington Post d.d. 30 april 2000) tegen de opmars van het communisme.21 De VS mochten de Zuid-Vietnamezen niet in de steek laten. (!?)22 Edoch, zoals reeds gezegd, is 'Zuid-Vietnam' een louter bedenksel van de VS. De omkering van daders en slachtoffers gebeurt middels de media. De meeste publiciteit kreeg het boek van McNamara maar “hij komt niet met morele bespiegelingen of verontschuldigingen voor het feit dat zijn land Vietnam is binnengevallen, genadeloos heeft gebombardeerd en totaal verwoest, en miljoenen onschuldige mensen in een kleine verafgelegen samenleving van boeren heeft gedood en verwond om zijn eigen politieke doelen na te streven.”23 Nixon kwam bovendien aandraven met de leugen dat Vietnam vermiste Amerikanen krijgsgevangen hielden om de oorlog voort te kunnen zetten en dat alles werd de wereld ook nog eens opgedrongen in films (The Deer Hunter, Uncommon Valor, P.O.W.: The Escape en Missing in Action) “waarin Rambo-achtige helden kwaadaardige Vietnamezen afslachten, en onze verraden en gemartelde krijgsgevangenen redden. In deze films wordt de geschiedenis op haar kop gezet.”24 Echte foto's van afgeslachte Vietnamezen maken plaats voor gesimuleerde beelden van Amerikanen in de handen van wrede communisten.25 Die leugens rechtvaardigden na de oorlog nog eens achttien jaar economische oorlog tegen Vietnam. Vietnam and other American Fantasies van H. Bruce Franklin kwam nauwelijks aan bod in de pers; The Necessary War van Michael Lind daarentegen veroverde alle media. Ofschoon Vietnamoorloghistoricus Lloyd Gardner alle argumenten van Lind kelderde, bleef het boek overeind omdat het de versie van de elite weergaf.26
Omdat Nixon en Kissinger moeilijk hun bommenwerpers aan de grond konden laten staan, gooiden zij op het in de oorlog onbetekenende kleine landbouwstaatje Laos twee miljoen ton bommen die 353 dorpen wegvaagden, duizenden burgers doodden en de antipersoonswapens doden nog jaarlijks tot twintigduizend mensen of verminken hen, meestal kinderen.27
Het besluit luidt dat het propagandamodel nog steeds even actueel is als in 1988 (toen het boek daarover verscheen).28 De massamedia verzwijgen of accentueren, berichten met wisselende aandacht en toon volgens een zeker patroon; er wordt een vijandbeeld geconstrueerd dat het eigen geweld legitimeert, onder de dekmantel van een nobel streven.29 Wat de media verzwijgen, weet het publiek uiteraard niet.30 Er zijn vijf filters die bepalen wat nieuws is en die elkaar versterken: kapitaal, reclame, steekpenningen, censuur en demonisering (bijvoorbeeld onder invloed van anticommunisme). De vijf filters selecteren wat groot nieuws kan worden en de media aanvaarden dit zonder meer. Dissidente meningen gaan door voor ongeloofwaardig, ze zijn 'niet nieuwswaardig'.31
We onthouden de politieke terreur van de VS, de meedogenloosheid waarmee zich een politieke logica voltrekt die zich in de toekomst alleen maar lijkt te zullen bestendigen als een fatale 'vrucht' van een niets en niemand ontziend, blind kapitalisme. De actuele ontwikkelingen in de richting van een regelrecht totalitarisme en fascisme laten niets aan de verbeelding over. De oorlog wordt voorgesteld als een bevrijding door de staat Israël van door hun Islamitisch regime onderdrukte Iraniërs maar vandaag nog, 17 juni 2025, bericht de VRT dat onder meer de beelden die in de media circuleren over feestende Iraniërs, vals zijn.32 Zij dienen om de oorlog tegen het Iraanse regime te rechtvaardigen nu ook de V.S. op het punt staan om eraan te participeren.
(J.B., 17 juni 2025)
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 9. (Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.)
2Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000.
3Zoals wij eerder stelden, wordt het boek van Chomsky en Herman voorafgegaan door onder meer Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent ) uit 1928 van Edward L. Bernays (1891-1995), vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspropagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'. Nog een auteur is de beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the goodsociety uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton: “But what more oft, in nations grown corrupt,/ And by their vices brought to servitude,/ Than to love bondage more than liberty -/ Bondage with ease than strenuous liberty.” Zijn meest bekende werk heet Public opinion uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden staat voor 'desinformation'.
Vervolgens vestigt Hannah Arendt de aandacht op een punt dat de actualiteit in de VS maar ook die in onder meer Iran in een bijzonder licht stelt, aangezien parades waarop bij voorkeur door tirannen uitgepakt wordt met de nieuwste wapens van het allerzwaarste kaliber tot helemaal niets meer dienen van zodra het geweld niet langer gedragen wordt door macht en dus vanaf het ogenblik dat burgerlijke ongehoorzaamheid van de partij is en het volk revolteert. Over revoluties merkt Hannah Arendt op dat de staat weliswaar altijd beter bewapend is dan de opstandige burgers maar van zodra soldaten de bevelen aan hun laars lappen, gaan alras de wapens wisselen van drager.2 Als de draagkracht weg is bij het beleid, desintegreert de macht zelfs bij geweldloos verzet quasi onmiddellijk zoals ter gelegenheid van de studentenprotesten is gebleken. Geweld zonder macht rendeert alleen waar soldaten robots zijn.
Geweld is altijd instrumenteel, het doel van oorlog is vrede maar op de vraag wat het doel is van vrede, is geen antwoordt, zegt Arendt, en zo ook is macht een doel op zichzelf, zij behoeft geen rechtvaardiging maar wel legitimiteit. Arendt geeft het voorbeeld van “de confrontatie tussen geweld en macht in hun zuivere vorm” in “de frontale botsing tussen Russische tanks en het totaal geweldloze verzet van het Tsjecho-Slowaakse volk”3 De loop van een geweer dwingt gehoorzaamheid af maar getuigt niet van macht. “In politiek opzicht gaat het erom dat machtsverlies een verleiding inhoudt om macht te vervangen door geweld (…) en dat geweld zelf eindigt in onmacht.”4 Zo is terreur geweld zonder macht.5“Het toppunt van terreur wordt bereikt als de politiestaat zijn eigen kinderen begint te verslinden, wanneer de beul van gisteren het slachtoffer van vandaag wordt. En dat is ook het moment waarop macht volledig verdwijnt.”6
Macht en geweld zijn dus tegengestelden. “Geweld verschijnt waar macht in gevaar is.”7 Waaruit volgt dat geweldloosheid niet het tegengestelde is van geweld. “Het is feitelijk pleonastisch om van geweldloze macht te spreken.”8 Geweld kan geen macht tot stand brengen. Het vertrouwen van Marx en Hegel in de dialectiek dat tegengestelden elkaar niet vernietigen maar in elkaar overgaan omdat contradicties de ontwikkeling bevorderen gaat terug op het oudere filosofische vooroordeel dat het kwaad een ontkennende modus is van het goede, m.a.w. “dat het goede uit het kwade kan voortkomen, (…) dat het kwaad slechts een tijdelijke manifestatie van een nog verborgen goed is.”9 Die opvattingen geven echter een verraderlijke hoop en zijn dus gevaarlijk, ze verjagen een legitieme angst. Om geweld te begrijpen, zegt Arendt, moeten we zijn wortels en zijn natuur onderzoeken.10
(Wordt vervolgd)
(J.B., 16 juni 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
3Hannah Arendt, o.c., pp. 75-76. Het betreft hier 'Operatie Doneau': de inval van de Russen en andere troepen van het Warschaupact in Tsjecho-Slowakije in de nacht van 20 op 21 augustus 1968, om de zgn. Praagse Lente te dwarsbomen.
Sommigen beweren dat alle oorlogen godsdienstoorlogen zijn en zij hebben een punt omdat in vele gevallen twisten te maken hebben met de pretentie de waarheid in pacht te hebben daar, eenmaal men erkend wordt als in het bezit zijnde van de waarheid, men alle macht, want goddelijke macht, kan uitoefenen over anderen. Vaak ontstaan (niet zelden bloedige) conflicten tussen totaal verschillende religies maar nog vaker betreft het innerlijke onenigheden binnen één en dezelfde godsdienst. Het christendom dat via de Romeinse overheersing het Westen ingepalmd heeft (en meteen zijn kolonies), heeft onder meer een katholieke, een orthodoxe en een protestantse vleugel, de islam is verdeeld tussen sjiieten en soennieten en ook bij de joden treft men allerlei variaties aan die te maken hebben met geloof zelf of met de relatie van de religie tot de politiek.
De oorlog tussen Israël en Iran zou een godsdienstoorlog kunnen genoemd worden en meer bepaald een strijd tussen religies die tot eenzelfde groep behoren - de 'religies van het Boek' - waarbij de joodse zweert bij de Thora, die ook wordt erkend door de christenen, en die twee zitten vervat in de islam die er bovendien Mohammed als profeet (bij uitstek) bij neemt. Edoch, het onderwerp van strijd is niet een of ander twistpunt inzake de dogmatiek, maar wel... de territorialiteit. Maar gevorderde historici begrijpen dat religie altijd al een instrument was van territorialiteit.
Nu is het zo dat het volk geen oorlog wil: het zijn de leiders die het met elkaar oneens zijn en zij gebruiken hun respectievelijke volkeren om elkaar te bekampen - ze spelen als het ware met het leven van hun onderdanen alsof dit hun eigen leven was maar ze zijn wel sluw genoeg om hun eigenlijke eigen leven niet in de waagschaal te gooien en derhalve houden ze het eigen vege lijf ver af van het oorlogsfront. Vandaar speelt het ook geen rol meer van betekenis dat de betrokken leiders quasi allemaal hoogbejaarden zijn, wat ook in de oorlog tussen Israël en Iran het geval blijkt: Benjamin Netanyahu van Israël is op zijn zesenzeventigste en Ali Khamenei is op zijn zevenentachtigste. Om er nog enkele te noemen die heden aan de touwtjes trekken en die wellicht betrokken zullen worden in de oorlog: Trump is sinds gisteren op zijn tachtigste (Biden regeerde tot zijn eenentachtigste), Poetin is op zijn drieënzeventigste, Erdogan is op zijn tweeënzeventigste en uitzonderlijk worden ze dit keer niet voorbijgestoken door de paus van Rome die pas negenenzestig is.
Maar daagt dan niet spontaan de opmerking van de door Hannah Arendt in haar On violence geciteerde Bertrand de Jouvenel, dat “een man zich [weer]1 meer mans voelt als hij zich als leider opwerpt en anderen tot instrumenten van zijn wil maakt?”2Het verschaft hem “onvergelijkbaar genot”, aldus Jouvenel.
Wat ons hier aanbelangt, is de achtergrond van de 'spelers' in kwestie want, zoals gezegd, wenst het volk de vrede maar zijn het zijn leiders die oorlog willen. En als we de betrokkenen in ogenschouw nemen, valt het op dat zij hun leven lang al oorlog hebben gevoerd, ja, het kan wel niet anders of zij kampen met zware trauma's en met paranoia. Laten we daarom besluiten met een samenvatting van het curriculum vitae van zowel de Israëlische als de Iraanse leider.
Benjamin Netayahu die eerder al premier was (van 1996 tot 1999, van 2009 tot 2021 en van 2022 tot heden) en die tevens talloze ministerposten bekleedde, is een rechtse neoliberaal die net zoals zijn vader (een professor geschiedenis en een Zionist met groot wantrouwen jegens Arabieren die van geen Palestijnse staat wil weten en die daarom de VN-resolutie 181 (met het tweestatenplan) verwierp). Benjamin verloor in 1976 in Oeganda een broer die daar gegijzelden trachtte te bevrijden3 Hijzelf werkte voor het leger in het Matkal Commando, een antiterreureenheid die onder meer in de strijd tegen de PLO actief was en verder was hij ook consultant en ambassadeur bij de VN. Hij geraakte verwikkeld in strafzaken en in november 2024 vaardigde het Internationaal Strafhof in Den Haag een arrestatiebevel tegen hem uit voor oorlogsmisdaden in Gaza, toen bovendien bleek dat hij jarenlang zijn aanklagers bespioneerd en bedreigd had.
Ali Khamenei is als 'levende martelaar'4 staatshoofd in het voor 98 procent sjiitische Iran dat een theocratie werd (met een gecontroleerd parlement) sinds in 1979 sjah Pahlavi (van wat toen nog Perzië heette) werd verdreven in de Iraanse Revolutie onder de leiding van de antiwesterse Ayatollah Khomeini die de sjah jarenlang bestookte vanuit de heilige Iraakse stad Najaf (heilig vanwege het graf van Ali die volgens de sjiieten de enige legitieme opvolger is van de profeet) die de Amerikanen tijdens de Irakoorlog van 2003 weliswaar omsingelden maar niet durfden te betreden. Khomeini was de zoon van een vermoorde vader, hij zat tien maanden in de gevangenis en zwierf vanaf 1964 tot 1979 rond in Turkije, Irak en Frankrijk.
Als er geen tragedies met onschuldige mensenlevens mee gemoeid waren, men zou het warempel zielig noemen maar gaat het hier om een heuse godsdienstoorlog of moet men het veeleer gaan zoeken bij middels parades en oorlogen te compenseren aperte doch obligaat te verstoppen psychische en fysieke impotenties van lui die niet kunnen aanvaarden dat zij aan het eind van hun Latijn zijn?
(J.B., 15 juni 2025)
1Het woord tussen vierkante haken is uiteraard ons eigen toevoegsel.
2Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004), pag. 60. (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.).
J.S. Mill stelt dat met de gehoorzaamheid als kern van de beschaving enerzijds de wil om macht over anderen uit te oefenen en anderzijds de afkeer om die te ondergaan, ons domineren maar, aldus Hannah Arendt: “het onderwerpingsinstinct, een brandend verlangen om te gehoorzamen en door een sterke man overheerst te worden, neemt in de menselijke psychologie minstens zo'n grote plaats in als de wil tot macht, en is in politiek opzicht misschien wel relevanter.”2 Tirannie en onderwerpingsdrang gaan vaak samen, alsook de afkeer van die twee. En niet onbelangrijk: “In een vertegenwoordigende regeringsvorm wordt het volk verondersteld te heersen over degenen die hem besturen.”3 Maar ook een monarchie behoeft de volkssteun. “Zelfs de tiran, de ene die over alle andere heerst, heeft bij zijn gewelddaden helpers nodig, hoewel hun aantal beperkt kan zijn.”4 Zo zegt Montesquieu dat tirannie de meest gewelddadige en de minst machtige regeringsvorm is; macht heeft een meerderheid nodig, geweld niet, en “zo kan een democratie zonder constitutie de rechten van minderheden op geduchte wijze onderdrukken (…) zonder ook maar enige vorm van geweld te gebruiken.”5
“De uiterste vorm van macht is allen tegen één, de uiterste vorm van geweld is één tegen allen. En dit laatste is nooit mogelijk zonder instrumenten.”6 Macht is pas mogelijk waar men gemachtigd is door een groep. “Het ligt in het karakter van een groep en haar macht besloten om zich tegen onafhankelijkheid, het kenmerk van individuele sterkte, te keren.”7 Autoriteit heeft geen dwang nodig, zij steunt op respect en wordt ondermijnd door minachting, “en de beste manier om haar te ondermijnen is gelach.”8“Geweld onderscheidt zich tenslotte door zijn instrumentele karakter.”9 Geweld is een laatste redmiddel om macht in stand te houden.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 15 juni 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
In het tweede deel van Hannah Arendts geschrift Over geweld1 merkt zij een bijzonder belangrijk feit op. Eerst heeft zij het over de relatie tussen macht en geweld waarbij zij aantoont dat talrijke uitspraken van filosofen van het ganse politieke spectrum eensluidend zijn en vervolgens wijst zij de bureaucreatie aan als de gevaarlijkste tirannie die uitmondt in oorlog.
Wat betreft het eerste punt verwijst zij naar Georges Sorel, C. Wright Mills, Max Weber, Karl Marx, Mao Tse-Tung, Bertrand de Jouvenel, Sartre, Voltaire, Clausewitz, Strausz-Hupé, Alexander Passerin d' Entrèves en nog anderen die het er eigenlijk al sinds de Oudheid allemaal over eens zijn dat geweld de manifestatie is van macht (en zo schrijft bijvoorbeeld Jouvenel “dat 'een man zichzelf meer mans voelt als hij zich als leider opwerpt en anderen tot instrumenten van zijn wil maakt', iets dat hem 'onvergelijkbaar genot' verschaft”2), om het dan te hebben over de nieuwe hedendaagse staatsvorm van de bureaucratie: “het bewind van een complex systeem van burelen waarin geen enkel mens, noch de eenling of de beste, noch de weinigen [elitarisme] of de meerderheid [democratie], verantwoordelijkheid draagt en dat terecht als niemandsbewind zou kunnen worden aangeduid.”3 En dan merkt Arendt op dat als tirannie een bewind is dat zich nimmer verantwoordt, een niemandsbewind wel de tirannie bij uitstek moet zijn. “Deze stand van zaken, die het onmogelijk maakt om de verantwoordelijken te lokaliseren en de vijand te benoemen, is een van de belangrijkste oorzaken van de huidige wereldwijde onrust, haar chaotische aard en haar gevaarlijke neiging om buiten haar oevers te treden en op onverantwoordelijke wijze tekeer te gaan.”4
Meteen weten wij hiermee, intussen meer dan een halve eeuw later - en wat betreft Sein und Zeit is dat welhaast een eeuw later! -, waar de huidige oorlog zijn wortels zou kunnen hebben. Het is immers duidelijk dat Arendt alludeert op 'das Mann' uit 'Sein und Zeit' uit 1927 van Martin Heidegger (1889–1976), haar leermeester met wie zij samenwerkte en goed bevriend was maar die zij in dit essay uit 1969 nergens citeert.5
(Wordt vervolgd)
(J.B., 15 juni 2025)
1Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
5Het moet gezegd dat Martin Heidegger zekere nazisympathieën had, dat hij misschien op de hoogte was van wat het toenmalige bewind van plan was met de joden en dat de 'verhouding' die Hannah Arendt met haar leermeester had er misschien ook een was van een joodse spionne die haar volk alsnog trachtte te beschermen maar daarover lijken om begrijpelijke redenen de meningen sterk uiteen te lopen.
Over het jodendom (J.B., november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 1: Beknopte historiek
Van oudsher hebben mensen zich gevestigd in vruchtbare gebieden, in streken waar water is en zon en zo ligt in de Oudheid, zo'n vier duizend jaar voor Christus, de wieg der beschavingen in drie stroomgebieden in het Midden-Oosten, de Levant of “het land van de opgaande zon”. Op de plek waar de delta van de Nijl gelegen is, situeert zich het oude Egypte. De Harappa of de Indusbeschaving ontwikkelde zich rond de Indus met zijn vele bijrivieren. En in het zogenaamde “land van melk en honing”, het tweestromenland of Mesopatamië waar de Tigris en de Eufraat lopen, was er de beschaving van Sumer of de Sumerische beschaving, de plek vanwaar de Joden stammen.
Volgens de Bijbelse ontstaansgeschiedenis van het jodendom schiep God Adam en Eva en zij hadden naast Kaïn en Abel nog een derde zoon, Set genaamd, die de vader werd van Methusalem, wiens zoon Lamech was en diens zoon was Noach. Naast Cham en Jafet was ook Sem een zoon van Noach - Sem zou zijn naam gegeven hebben aan de Semieten, zoals de Joden ook worden genoemd (ofschoon een andere uitleg aangeeft dat het Semitisch alleen maar naar een taalgroep verwijst). Sem was een voorvader van Abraham, de gemeenschappelijke stamvader van Arabieren en Joden.
De Joden kennen een lange, bloedige voorgeschiedenis van machtsstrijd om de troonsopvolging, te beginnen bij het Verenigd Koninkrijk Israël of het Twaalfstammenrijk dat gesticht werd door Saul in Kanaän in 1030 voor Christus. De zoon van Saul, Isboset, verloor de troon aan een hofdienaar uit de stam Juda, die koning David werd. Diens zoon werd koning Salomo die het Tienstammenrijk regeerde. Uit de overige twee stammen, die van Juda en Benjamin, ontstond het koninkrijk Juda.
Tussen 79 en 94 na Christus schreef Flavius Josephus in het Grieks de volgens hemzelf complete Joodse Geschiedenis (Ioudaïkè Arkhailogia of Antiquitates Judaicae). De oorlogszuchtige Joden zouden rond Palestina geleefd hebben tussen tussen 536 voor en 73 na Christus en in Judaea (toentertijd een Romeinse provincie) vanaf 44 na Christus. Over de jaren daarna (van 66 tot 73) vertelt Flavius Josephus in een ander werk, getiteld: De Joodse oorlog tegen de Romeinen.1 Dat werk handelt over de verwoesting van Jeruzalem en van de tempel.
Vooraleer zij tempels bouwden, kwamen de Joden onder Gods hoede samen in een verplaatsbare ontmoetingstent, de tabernakel, gebouwd rond een heilige kist, de Ark van het Verbond, waarin de twee stenen platen met daarop de tien geboden, door Mozes van Jahweh zelf ontvangen op de Sinaï tijdens de uittocht der Joden uit Egypte, bewaard werden. Op die uittocht en gedurende hun oorlogen droegen de Joden Jahweh met zich mee (als een licht dat boven de ark zweefde) om die desnoods naar het front te sturen in de hoop aldus te zullen overwinnen. Edoch, de Filistijnen maakten de ark buit en ofschoon aangenomen werd dat de ark nadien in de tempel werd bewaard, is het onduidelijk wat er verder mee gebeurde.
De eerste tempel werd gebouwd door koning Salomo tussen 1000 en 900 voor Christus en hij werd verwoest door de Babylonische koning Nebucadonozor II in 586 voor Christus. De tweede tempel, de tempel van Herodes, werd gebouwd in 515 voor Christus door de stadhouder van Jehud, Zerubbabel; hij werd pas in 64 na Christus voltooid en amper zes jaar later, in 70 na Christus, verwoest door de Romeinse keizer Titus - een overblijfsel daarvan is de Westmuur of de Klaagmuur.
De eredienst werd voortaan in de synagogen gehouden en men gelooft dat de resten van de tempel zich bevinden onder het tempelplein op de tempelberg waarop nu twee moskeeën staan: de zevende-eeuwse Rotskoepel (waar Mohammeds hemelvaart plaatsvond) en de achtste-eeuwse Al-Aqsamoskee. De tempelberg werd in de oudheid bovenaan vlak gemaakt om gebruikt te worden als dorsvloer en dorsen betekent dat het kaf van het koren wordt gescheiden, wat op deze plek ook zou gebeurden met betrekking tot het mensdom, na het armageddon, op het einde der tijden.
De Joden en de Mohammedanen vechten om Jeruzalem, op de dorsvloer die de tempelberg is, waar aan het begin der tijden het kaf gescheiden werd van het koren en waar dat aan het einde der tijden opnieuw gebeuren zou met betrekking tot het mensdom. En dat verschrikkelijke bijgeloof heeft ervoor gezorgd dat die bloedige strijd ook vandaag in alle hevigheid blijft doorgaan en zelfs nog uitbreiding neemt met slechts het uitzicht op een nieuwe wereldoorlog.
(J.B., 8 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 2: De atoombom, de nieuwe Ark des Verbonds
De Ark van het Verbond slaat op het verbond dat Jahweh via Mozes sloot met zijn volk dat onder de goddelijke gratie zou vallen mits het de wet van Mozes zou naleven - nadat het ten tijde van Noach gestraft werd met een zondvloed die, als wij de klimatologen mogen geloven, heel binnenkort aan een heruitgave toe is. Edoch, een herhaling van die ramp zou in tegenspraak zijn met de belofte dat dit nooit meer zou gebeuren in het zog van de goddelijke vergeving ten teken waarvan toentertijd aan de hemel voor het eerst een regenboog verscheen, vandaag symbool van de verdraagzaamheid jegens de verscheidenheid onder de mensen.
Dat dit alles beslist louter bijgeloof is, kan blijken uit het feit dat dergelijke verzinsels in geen geval kunnen stroken met de werkelijkheid maar het geloof is hardleers en om bijvoorbeeld te kunnen verklaren waar Adams zonen hun vrouwen vandaan haalden, (men kan het niet gekker bedenken), ontwikkelde men de theorie van de preadamieten, de mensen die geleefd moeten hebben voor Adam - hun bestaan moet immers verklaren hoe de zonen van de eerste mensen aan hun vrouwen kwamen.2 Zo ook waren de hemelvaart van de Heer en die van zijn (immers onbevlekt ontvangen) moeder verklaringen waarom niemand op aarde deze onsterfelijke mensen ooit nog tegen het lijf is gelopen.3
Zoals oorlogende primitieve stammen hun totem met zich mee droegen om hun veiligheidsgevoel te garanderen, zo werd met de Ark des Verbonds gezeuld van strijdperk naar strijdperk omdat men geloofde dat Jahweh zelf er op zetelde, dat Hij aldus zijn dappere soldaten vergezelde en bijstond: de Ark garandeerde de zege over de meest gevreesde vijanden en zij was aldus het geheime en het meest krachtige wapen van het uitverkoren volk. Vandaag wil men nog altijd de tempelberg innemen en de verloren geraakte Ark onder het graniet van de rots vandaan halen maar in feite koestert men een heel ander wapen, diep onder de grond, in de kelders waar geen mens mag komen - het wapen mede verzonnen door een man van joodse komaf die luistert naar de naam van Albert Einstein.
Zoals men de naam van God niet ijdel mag gebruiken, zo ook zwijgt men in alle talen over de bom die, eenmaal gelanceerd, er zal voor zorgen dat de Vierde Wereldoorlog met stenen zal worden uitgevochten, zoals Einstein zelf het stelde. De geleerde was overigens pacifist, socialist en antizionist en hij bedankte voor de eer toen hem het presidentschap van Israël werd aangeboden na de dood van Chaim Weizmann.
Weizmann, de eerste Israëlische president, was wel een zionist. Het zionisme is als ideologie en nationale beweging ontstaan op het einde van de negentiende eeuw vanuit een heimwee van de Joden naar een thuisland sinds zij ballingen waren reeds ten tijde van de Babylonische overheersing: zij wilden zich gaan vestigen waar ooit de stammen van Juda en Israël leefden, namelijk bij Jahweh zelf, waar koning David zijn graf heeft, waar het Laatste Avondmaal plaatshad en waar Maria stierf, namelijk in Jeruzalem op de Tempelberg, ook de berg Sion of Zion genaamd.
De Zionistische Wereldorganisatie, gesticht door Theodor Herzl en Max Nordau, reageerde op het antisemitisme maar werkte het ook in de hand. Zij wilden een joodse staat oprichten en wat betreft de locatie dachten zij vooral aan “ons onvergetelijk historisch thuisland” Palestina en aan (het dun bevolkte) Argentinië. Herzl wilde de joodse huisvesting als een soort kolonie in een vreemd land omzichtig doen verlopen “want het komt regelmatig voor dat de regering, daartoe geprest door de zich bedreigd voelende bevolking, een verdere toevloed van joden verhindert.” Hij wilde het doen onder Europees protectoraat. "De Joden (…) zullen hun eigen staat krijgen (en) leven als vrije mensen op onze eigen grond, en vredig sterven in onze eigen woningen. De wereld zal bevrijd worden door onze vrijheid, verrijkt worden door onze rijkdom en versterkt worden door grootheid..."4
Met de 'utopische' roman Altneuland (1902) maakte Herzl het zionisme aannemelijk ("Wij zullen er voor Europa een bruggehoofd naar Azië vormen, een bolwerk van de Beschaving tegen de Barbarij"5) maar hij zag de autochtone Arabieren over het hoofd: "Men moet de plaatselijke bevolking geen werk geven" (tenzij:) "het droogleggen van moerassen en het uitroeien van slangen". (Daarna moet men ze) "ongemerkt over de grens zetten".6
Herzl kon Chamberlain winnen voor de idee om de joodse staat in Oeganda te vestigen maar hij overleed in 1904 en op zijn graf in Jeruzalem leest men: "Wenn ihr wollt, ist es kein Märchen". Het jaar daarop viel de keuze op het grondgebied Palestina dat in twee verdeeld werd. Maar sommige Joden veroordelen Herzl's droom als een dwarsbomen van Gods plannen met zijn uitverkoren volk.
Na het einde van W.O.II met de moord op zes miljoen Joden in de concentratiekampen en de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki op 6 en 9 augustus 1945 met een kwart miljoen doden en nog eens zoveel slachtoffers ingevolge de stralingsziekte, werd in 1948 Israël gesticht dat reeds in 1966 beschikte over atoombommen - vandaag zo'n negentig stuks. Momenteel positioneren zich naar aanleiding van de oorlog een aantal Amerikaanse vaartuigen in het oostelijk deel van de Middellandse Zee en dat zijn geen vissersboten.
(J.B., 8 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 3: Op weg naar het 'beloofde' land: utopie en werkelijkheid
Men zou het joodse volk doorheen de geschiedenis kunnen vergelijken met een thuisloos kind dat gedoemd is om op straat te leven, rond te zwerven en te leven van allerlei klusjes her en der waardoor het weliswaar behendig en zelfredzaam werd en heel wat kennis verzamelde over de vele plekken waar het geweest is maar tegelijk bleef kampen met een diepe heimwee. Het werd uiteindelijk door een rechter toegewezen aan een pleeggezin dat het stiefmoederlijk behandelde, of eerder nog: een placebo-thuis waarmee het in de clinch ging toen de jaren van volwassenheid het naar onafhankelijkheid en vrijheid deed verlangen.
Er zijn volkeren die van nature nomaden zijn en die ook niet liever willen dan rond te trekken, zoals bijvoorbeeld de Roma, de 'bohemiens' (i.e.: van Bohemen) die eertijds 'zigeuners' werden genoemd, trekkers van dorp naar dorp, begaafde muzikanten met huizen op wielen die tot voor kort als foorkramers onze kermissen opluisterden - nu stilaan overgenomen door grote bedrijven. Interessant is hier dat het woord 'zigeuner' verwant blijkt met het Engelse 'gipsy' en het Spaanse 'gitano', verwijzend naar het woord 'Egyptisch', waaruit etymologen afleiden dat de Roma wellicht verwant zijn met de (zeshonderdduizend of volgens de Bijbel twee miljoen) joden die in 1313 voor Christus na hun Exodus of uittocht uit Egypte (waar ze gedurende vier eeuwen gevangen waren) veertig jaar lang ronddoolden in de woestijn, op zoek naar het hun door Jahweh 'beloofde land'. De twee vrouwen met de witte hoofddoek ('bern' genoemd) links onderaan op het middenpaneel van 'De hooiwagen' van Jeroen Bosch uit 1515 (die daarmee Jesaja 40:6-7 illustreert) zijn Roma-vrouwen. Links naast de hooiwagen, achter de hoogmoed symboliserende paus en de keizer te paard, zijn overigens ook joden afgebeeld met in hun midden de Antichrist: ofschoon hij vereenzelvigd werd met de Romeinse keizer Nero, die 'zwanger was van een worm', geloofde men dat hij een jood moest zijn. Samen met de joden werden de Roma die het transport naar Polen misten waar zij als slaven werden ingezet, door Hitler in concentratiekampen in Bełżec, Sobibór en Treblinkauitgemoord. Dat lot deelden allen die niet beantwoordden aan het racistische ideaalbeeld van een waanzinnige utopie die aan zes miljoen onschuldige mensen het leven kostte.
De daadwerkelijke verwezenlijking van een (politieke, religieuze of nog andersoortige) utopie blijkt overigens doorheen de hele geschiedenis het recept bij uitstek voor het welslagen van gigantische catastrofen met in hun zog onnoemelijk menselijk leed, oorlogen en genocides maar kennelijk kan de mens het in zijn hoogmoed niet laten om aan de werkelijkheid zoals zij is, zijn waanzin op te dringen. De katholieke kerk met haar 'heilige' missies die het kolonialisme moesten verkappen en de door megalomanie gedreven rooftochten in alle continenten, sinds haar bestaan doorheen de ganse geschiedenis met als voorbeeld uit de eigen historie de droom van de door grootheidswaan gedreven vorst Leopold II met een Afrikaans land waarvan hij de bevolking decimeerde om zich eerst met ivoor en vervolgens met rubber persoonlijk onnoemelijk te verrijken; de moordenaars van de autochtone bevolking van het Amerikaanse continent in het zog van Christoffer Columbus; de fundamentalistische islam met haar zending die de onderwerping wil van alle mensen...
Plato's Republiek of ideale staat was een aristocratie - de ganse werkelijkheid was in zijn opvatting een schaduw van volmaakte (na te volgen) ideaalbeelden, een onderneming die uiteraard tot mislukking is gedoemd. Bij Plato gaat het om de verwezenlijking van een verstandelijk gepland ideaal zoals onder meer het communistische. In de vierde eeuw beschreef Augustinus' de ideale aardse staat (civitas terrena) naar het model van de godsstaat (Civitas Dei). Thomas Morus' Utopia uit 1516 is een fantasie van een collectivistisch ideaal land in de verwezenlijking waarvan hij uiteindelijk zelf niet geloofde. De utopieën die de revue passeren zijn niet te tellen, de dystopieën daarentegen verwezenlijken zich kennelijk met een verbluffende voorspelbaarheid - het best gekende voorbeeld is uiteraard George Orwells 1984. Maar we moeten bij het onderwerp blijven: ook Israël is een poging tot verwezenlijking van een utopie, zoals geformuleerd door Theodor Herzl, eerst in zijn essay Der Jodenstaat van 1896 en vervolgens in zijn roman Altneuland van 1902, geschriften die in het licht van de huidige opflakkering van de Israëlische kwestie enige aandacht verdienen.
(J.B., 13 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 4: “Der Judenstaat” (1896) van Theodor Herzl7
De ondertitel van Herzls opstel luidt: “Versuch einer modernen Lösung der Judenfrage” - in vertaling: “Poging tot een moderne oplossing voor het jodenprobleem.” Het was ongetwijfeld deze verzuchting die Hitler spottend parafraseerde met het gebruik van de term 'Endlösung' of 'Finale oplossing' waarmee hij niets minder bedoelde dan de 'Vernichtung' of de 'uitroeiing' van de joden.
Toen Herzl zijn essay schreef, was de Holocaust nog ver af maar de joden die toentertijd vooral in tsaristisch Rusland verbleven, waren (tussen 1881 en 1905) slachtoffer van de zogenaamde pogroms of een soort van vervolgingen of razzia waarbij bijvoorbeeld de huizen platgebrand werden, zoals ook gebeurde met de woningen van de zwarten, meer bepaald om hen te onderwerpen, ten tijde van het ivoor- en rubberschandaal in de Congo onder Leopold II.
In Rusland (vooral in Oekraïne) stierven duizenden joden en ook na de Oktoberrevolutie van 1917 werden in de Russische burgeroorlog honderdduizend joden vermoord door de anticommunisten - de 'Witten', namelijk de grootgrondbezitters en de adel die hun privileges niet wilden afstaan, precies zoals dat gebeurde in het verzet tegen de abolitionisten in de Amerikaanse burgeroorlog van 1861 tot 1865. Berucht is de pogrom van 1905 in Jekaterinoslav waarbij vele joodse kinderen werden omgebracht. Honderdduizenden joden emigreerden daarop naar de V.S.
De geschiedenis staat echter bol van de massamoorden op de joden: tijdens de Babylonische ballingschap vanaf 597 voor Christus werden de joden uitgemoord, in 1011 moorden de Moren hen uit in Córdoba, in 1033 en ook in 1276 in Fez in Marokko, in 1066 in Granada alsook tijdens de Kruistochten, in 1291 in Bagdad, in 1309 in het Nederlandse Born, tijdens de pestepidemie van 1348-'49 werden zij vals beschuldigd de pest te verspreiden met navenante vervolgingen in heel Europa (ook in Brussel), in 1465 werden àlle joden in Fez vermoord, in 1506 was er in Lissabon een pogrom tegen joden op bevel van Dominicanen met duizenden doden, in 1679 maakte een pogrom in Jemen tienduizend doden (de joden werden daar in de woestijn gedreven), in 1790 in Tétouan in Marokko, in 1819 in Duitsland, daarna in Odessa door Grieken en Russen, in 1834 in Safed in Palestina, in 1881-'84 in Rusland, in 1888 in Iran, in 1903 tot 1906 opnieuw in Rusland, onder meer in Odessa waarvan de latere Israëlische premier Golda Meïr als klein meisje een trauma opliep, in 1907 in Casablanca in Marokko, in 1910 in Iran, in 1912 in Fez, in 1919 in Catalonië en verder in Oekraïne (1919-1920), Palestina (1929), Turkije (1934), Duitsland (de Reichskristallnacht van 1938), de beruchte moordpartij op joden die met metalen staven de schedel werden ingeslagen in Litouwen (1941), Bagdad (1941), Polen (1946), talloze pogroms in de Arabische wereld na het uitroepen van de joodse staat van 1948 tot 1954. De verzuchting van Herzl, het verlangen naar een thuisland en een veilige haven, is meer dan begrijpelijk.
(J.B., 13 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 5: Theodor Herzls zionisme, het Russische antisemitisme en de geschiedenis van de “Protocollen van de wijzen van Sion”8
In West-Europa werden de joden vervolgd en zij vluchtten naar Rusland waar zij (geregelde vervolgingen ten spijt) thuis waren van in de vroege middeleeuwen en wel in die mate dat in de elfde en twaalfde eeuw een wijk van Kiev de “joodse stad” werd genoemd. Edoch in 1881 werden zij valselijk beschuldigd van de moord op tsaar Alexander II waarna zij vervolgd werden: hun huizen werden platgebrand, zij werden vermoord, niet toegelaten tot scholen en hogere beroepen, in 1886 uit Kiev verbannen, in 1891 uit Moskou verbannen en in 1892 kregen zij ook nog verbod op verkiezingsdeelname. Toen de communistische revolutie broedde, gebruikte de geheime politie van de tsaren, de ochrana, met de bijstand van de Russisch-Orthodoxe kerk, het antisemitisme als wapen tegen de revolutionairen die zij ervan beschuldigden een complot te smeden tegen de christenen en dat trachtten ze te bewijzen middels een geschrift, de zogenaamde “Protocollen van de wijzen van Sion”.
Het gaat om een fictief verslag van een vergadering in Bazel in 1897 van complotterende zionisten die het christendom zouden willen vervangen door de joodse wereldheerschappij.
Het jaar voordien, in 1896 publiceerde de zionist Herzl inderdaad zijn essay “Der Judenstaat” en daar omtrent plande hij ook vergaderingen met gelijkgezinden maar dat handelde helemaal niet over een joodse wereldheerschappij doch over de zoektocht naar een joods thuisland teneinde eindelijk komaf te kunnen maken met de (in de voorgaande aflevering van deze reeks vermelde) lange geschiedenis van wereldwijde vervolging.
Dat de Protocollen een vervalsing waren, bleek vrijwel onmiddellijk: iedereen kan nagaan dat zij een quasi letterlijk plagiaat zijn van een oudere tekst gericht tegen Napoleon III waarin deze keizer werd vervangen door 'de joden' en Frankrijk door 'de wereld'. De vervalsing gebeurde door de ochrana, de geheime politie van de tsaren.
De hocus pocus of hoax zat, meer in detail, als volgt in elkaar. De oudere tekst waarvan zij geplagieerd werden, dateert van 1864 en is van de hand van Maurice Joly (1829-1878). Volgens Umberto Eco is die tekst op zijn beurt een afschrijfsel van een werk van Eugène Sue (1804-1857) dat tevens andermaal geplagieerd en aangepast werd, namelijk in 1868 door Herman Goedsche. Over de authenticiteit van deze ontmaskerende bronnen kan men overigens alle info vinden op het internet.
Niettemin ging deze tekst een eigen leven leiden en werd hij wijd en zijd vertaald en uitgegeven door antisemieten, vooral Islamieten en zo bijvoorbeeld wordt ernaar verwezen als naar een 'historisch document' in het handvest van de Palestijnse terreurbeweging Hamas. De Duitse uitgave van 1922 kwam Hitler en zijn NSDAP goed van pas en vanaf 1967 verspreidden onder meer antisemitische islamitische fundamentalisten zoals Faëz Ajjaz in Libanon, Syrië en Saoedi-Arabië de tekst om de Jodenhaat aan te wakkeren. Faëz Ajjaz zou ook banden hebben met extreemrechts in Vlaanderen, waar in 1941 Lannoo in Tielt de Protocollen uitgaf.
De vervalsing wordt tevens benut in de New Age-beweging door de fantast-evangelist Robin De Ruiter met onder meer zijn in 2017 verschenen trilogie “De 13 satanische bloedlijnen: de oorzaak van veel ellende en kwaad op aarde”, een fantasie over de Illuminati of de op wereldmacht beluste, complotterende joden en vrijmetselaars, veelvuldig vertaald in het Engels, Duits, Frans, Spaans, Turks en Russisch. Zij worden vaker geïdentificeerd met de bankiersfamilie Rotschild die Hitler nog zou hebben geholpen met zijn Holocaust. Naar deze potentaten werd ook verwezen in de zogenaamde complottheorieën naar aanleiding van de politieke perikelen omtrent de coronapandemie.
(J.B., 14 november 2023)
Over het jodendom
Aflevering 6: Der Judenstaat
De oorspronkelijk titel van Herzls “Der Judenstaat” luidt: “Gericht aan de familie Rothschild” maar de Rothschilds verwierpen Herzls plan. Het pamflet is een basistekst van het Zionisme en betreft de stichting van een onafhankelijke joodse staat in de twintigste eeuw in Palestina waar de joden vandaan komen. Dit vanuit de noodzaak om aan de joden die dat wensen een thuisland te geven waar zij in vrijheid en vrede kunnen leven op hun eigen grond in plaats van in Europese ghetto's, wat niet anders kan in gevolge het antisemitisme. Maar Herzl voorzag dat het inplanten van een joodse kolonie weerstand zou oproepen bij de autochtone bevolking van Palestina en achtte het daarom noodzakelijk om deze onderneming te laten plaatsgrijpen onder Europees protectoraat teneinde de soevereiniteit van het joodse volk te kunnen verzekeren. De Engelsen wilden zich inzetten om de stichting van Israël te steunen, wat vastgelegd werd in de “Balfour Declaration” van 1926, waarin staatssecretaris Arthur Balfour zijn steun betuigt aan Lord Rothschild van de Brits-Joodse Gemeenschap. Nadat zich in de jaren dertig al joden waren gaan vestigen in Palestina met inderdaad de voorziene Arabische revolte van 1936-'39 tot gevolg, moesten de Britten de verdere instroom van joden afremmen. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1948 volgde de daadwerkelijke stichting van de staat Israël.
2Deze theorie werd ontwikkeld door Bijbelcriticus en Hugenoot Isaac La Peyrère (1596-1676) die zich hiervoor baseerde op "Thesaurus temporum" van de Franse protestantse humanist Josephus Justus Scaliger (1540-1609).
3Dat Onze-Lieve-Vrouw onbevlekt ontvangen is, betekent dat immers zij niet bevlekt was met de erfzonde die volgens het eerste Bijbelboek Genesis de mens sterfelijk heeft gemaakt.
7Voor de oorspronkelijke tekst, zie: THEODOR HERZL, DOCTOR DER RECHTE, DER JUDENSTAAT. VERSUCH EINER MODERNEN LÖSUNG DER JUDENFRAGE, LEIPZIG UND WIEN 1896, M. BREITENSTEIN’S VERLAGSBUCHHANDLUNG, WIEN, IX., WÄHRINGERSTRASSE 5: https://de.wikisource.org/wiki/Der_Judenstaat
In de afgelopen dagen heeft Israël (niet voor het eerst en ook niet als eerste) het gedrocht van de zogenaamde 'preventieve aanval' - vaker beschouwd als 'de beste verdediging' - uitgevoerd op het als zijn aartsvijand gebrandmerkte Iran en alras hebben talloze rechtsgeleerden in Iran maar ook in het Westen zich bijzonder afkeurend uitgelaten tegenover deze handelwijze van de agressor om de heel eenvoudige reden dat volgt uit tot de grondslagen van het recht dat het toestaan van vergeldingen van misdaden die niet eens werden begaan, ons op staande voet naar Absurdistan zou katapulteren: een preventieve aanval kan niets anders betekenen dan verkapte agressie.
Uiteraard zijn dit soort van absurditeiten vandaag schering en inslag maar als toegestaan wordt dat mensen, mensengroepen of volkeren bestraft worden vooraleer zij ook maar iets mispeuterd hebben en derhalve in casu alleen maar op grond van de vrees dat zij dit ooit wel eens zouden kunnen doen, dan is dat een vrijbrief voor ongeacht wie om naar eigen goeddunken alle anderen aan te vallen.
Ik heb meneer N. vergiftigd, aldus legt meneer P. aan de rechter uit, omdat ik ervoor vrees dat hij mij bij de volgende verkiezingen stemmen zal afsnoepen. Ik heb alle inwijkelingen het land uitgezet, aldus meneer T., omdat ik vrees dat zij ons, alle statistieken ten spijt, wel eens zouden kunnen aanvallen. De mensen moeten hun rechten worden afgepakt omdat gevreesd wordt dat zij er wel eens misbruik zouden kunnen van maken. We sluiten onze grenzen voor mensen afkomstig uit de helft van de wereld om aldus de kans dat we door mensen aangevallen worden, te halveren. We euthanaseren alle gehandicapten, geesteszieken en ouderen zodat zij het peil van onze volksgezondheid niet langer in gevaar brengen.
Apert absurd doch dagelijkse kost.
De wens om zich tegen onheil te verzekeren kan uiteraard bezwaarlijk worden veroordeeld maar als de middelen daartoe (bij anderen) onheil aanrichten, gaat het om een handelwijze die identiek is aan diefstal en in dit geval diefstal van het goed dat de naam 'veiligheid' draagt want men beveiligt dan zichzelf ten koste van andermans veiligheid en dit kan niet anders worden omschreven dan als diefstal, oneerlijkheid of lafheid.
De grootste industrie op aarde draait om een leugen en meer bepaald is het de industrie van de verzekeringen want zij dankt haar succes aan onze angst voor uitgerekend het minst betwijfelbare van alle dingen, zijnde de dood, wat wil zeggen dat zij gedijt op het slijten van een product dat niets anders inhoudt dan de valse hoop alsnog aan het aller zekerste lot te zullen ontsnappen.
Het verhaal van de straatbende die geld vraagt in ruil voor het aanbod van bescherming is niemand onbekend die ervaren heeft dat het afwijzen van dat voorstel een aanval van de would-be beschermers uitlokt want de beschermer is de bedreiger; de aanbieder of de gever van het product is de dief (van de winst); hij die (zichzelf) geeft (aan de ander), is dezelfde als hij die (de ander tot zich) neemt. En zo ook brengt de geboorte onherroepelijk de dood mee en de gezondheid de ziekte, de vriendschap de vijandigheid, de hoop de wanhoop, de verzadiging het tekort, de dag de nacht. Herakleitos, de allereerste wijsgeer en daarom ook de allerlaatste, zegde het al: de weg naar boven is de weg naar beneden.
Het wordt heel vroeg zomer in het Westen en er komen hittegolven aan. Jaap Kruithof zegde toentertijd in zijn colleges dat wij blij zouden mogen zijn indien de wereld verging door een natuurramp, omwille van het geweten, want de opwarming der aarde die ook in 1990 al besproken werd, is wellicht een ramp van menselijke makelij, een uitvloeisel van de hebzucht en de navenante consumptiecapaciteit waarmee men zich onderscheidt van zijn concurrenten in de beruchte pikorde die gestalte kreeg in een genosuïcidaal1 kapitalisme. En alsof men bang is dat de milieuverloedering niet zal volstaan om de wereld om zeep te krijgen, wordt daar ook nog het spook van de oorlog uit de kast gehaald, want hij is het spreekwoordelijke verlengstuk van de economie in dit afschuwelijke systeem.
In het artikel “macht en geweld”2werd reeds verwezen naar Hannah Arendts essay uit 1969, getiteld: Over geweld3, waarin zij opmerkt dat ingevolge de ontwikkeling van nieuwe wapens het niet langer zo is dat macht in termen van rijkdom gemeten kan worden.4 In dat licht werd de nucleaire wapenwedloop geproblematiseerd.5 De realiteit dreigt Arendts stelling te zullen illustreren daar de Israëlische aanval van afgelopen nacht van Israël op Iran, veroordeeld wordt door het arme buurland Pakistan... dat echter een kernmacht is...
“We hebben te maken met een generatie die absoluut niet zeker is dat ze een toekomst heeft”, aldus citeert Hannah Arendt George Wald.6 De toekomst is een tijdbom en de nieuwe generatie zijn zij die het tikken horen, zo schrijft zij, verwijzend naar de dichter Stephen Spender7 ten tijde van de wereldwijde studentenopstanden in 1969. Niets nieuws onder de zon want toen reeds kon Arendt schrijven over “de belangelozen die door een hartstocht voor rechtvaardigheid werden gedreven”8 dat “het establishment (…) morele argumenten als 'emotionalisme' afdoet.”9
Dat alles heeft volgens haar te maken met het vooruitgangsgeloof dat pas in de achttiende eeuw het licht zag en een eeuw later het grote dogma werd met “Lessings “Erziehung des Menschengeschlechts” waarvan het einde zou samenvallen met de volwassenwording van de mens”10 - een geloof zoals elk ander want de enige zekere toekomst is de dood.11
Bijzonder cynisch is wel dat Arendt moet vaststellen dat in deze wereld geweldloosheid gelijk is aan krankzinnigheid: toen tijdens onregelmatigheden in het volkspark in Berkeley de politie traangas inzette tegen ongewapende studenten en een agent zijn wapen neer wierp, roepende dat hij er niet meer tegen kon, werd dit uitgelegd als krankzinnigheid: “[de agent] werd aan een psychiatrisch onderzoek onderworpen en gediagnosticeerd als lijdend aan 'onderdrukte agressie.'”12
Het vooruitgangsgeloof is een bijgeloof en, heel anders dan gesteld in de Verlichting, lijkt de vooruitgang van de wetenschap af te steven op het einde van de mensheid.13 Dit terwijl het er bovendien sterk op lijkt dat het proces van de (destructieve) vooruitgang alleen met geweld kan onderbroken worden...14
(Wordt vervolgd)
(J.B., 13 juni 2025)
1Als het woord 'genosuïcide' nog niet bestond, dan bestaat het nu en uiteraard betekent het 'volkszelfmoord'.
3Hannah Arendt, Over geweld, Atlas Contact, 2009 (2004). (Oorspronkelijk: On violence, 1969 Harcourt.)
4“Macht en geweld”, Tisallemaiet d.d. 5 mei 2025. “De hoeveelheid geweld die een bepaald land ter beschikking staat [zou binnenkort weleens niet langer] een betrouwbare garantie [zijn] tegen vernietiging door een aanmerkelijk kleinere en zwakkere mogendheid.” Hannah Arendt, o.c., pag. 36.
5Macht en geweld”, Tisallemaiet d.d. 5 mei 2025. “In 1949 doet Rusland zijn eerste kernproef, in 1952 volgt Engeland. In 1950 waren er op de wereld al 304 kernwapens. In 1956 (1960?) ontwikkelde Frankrijk een kernbom, Israël volgde in de jaren '60. In 1964 werd China een kernmacht. Toen Arendt On violence schreef (1969), waren er wereldwijd al meer dan 38.000 kernkoppen. India werd een kernmacht in 1974, Pakistan in de jaren '80, Noord-Korea in 2006. Het aantal kernwapens bereikte een piek in 1985 toen er 63.632 waren, waarna het arsenaal werd afgebouwd tot 12.121 in 2024. De Russen hebben momenteel 5500 kernkoppen, Amerika heeft er 5400, gestationeerd in de VS, Turkije, Italië, België, Duitsland en Nederland.”
6George Wald (1906-1997) Nobelprijswinnaar Geneeskunde (1967) en activist tegen nucleaire wapenwedloop.
“Wanneer zullen we getuige zijn van de val van het Amerikaanse imperium?”2 De Zweedse historicus Dick Harrison werpt de vraag op in de inleiding tot zijn nieuwste boek, Gevallen grootmachten. Die inleiding heet 'Tekens aan de wand' en start met een profetisch verhaal uit het Bijbelboek Daniël; op een glamoureus feest van de Babylonische koning Belsassar verschijnt uit het niets een hand die vreemde tekens op een muur schrijft en die na ontcijfering het einde van het rijk aankondigen; diezelfde nacht wordt Belsassar vermoord.3 Gelijkaardig is het verhaal over de machtige Nebukadnessar die in een visioen te horen krijgt dat zijn rijk een kolos op lemen voeten is; de ondergang volgt spoedig op die droom.4
Ofschoon historisch zeer twijfelachtig blijft men die verhalen vertellen om zich ervan te verzekeren dat God zijn volk beschermt en dat de ondergang van een rijk morele gronden heeft. Maar men weet uiteindelijk niet waarom grote mogendheden gevallen zijn: het Romeinse Rijk, de Chinese keizerrijken, de islamitische kalifaten, de Indiase rijken, die van de Mongolen, het Heilig Roomse Rijk, de Sovjet-Unie en ooit valt ook het Amerikaanse imperium.
Echter, dat de ondergang van al die grootmachten morele gronden zou hebben, is een uitleg die Harrison afwijst wanneer hij lessen trekt uit het verleden in het laatste hoofdstuk5 van zijn boek: dat decadentie de ondergang van rijken wordt, zoals in Oswald Spenglers “Der Untergang des Abendlandes” uit 1918-1922, blijkt volgens de analyse van Harrison een romantische leugen: “Dit is allemaal verkeerd. Zowel de romantische visie op onheil als de imperialistische rechtvaardiging van oorlog en bezetting is een mistgordijn, het zijn valse aanwijzingen die onze gedachten verleidelijk in een dwaze richting leiden. (…) Zoals (…) geïllustreerd, werden imperiums gecreëerd, in stand gehouden en ten val gebracht tegen de achtergrond van militaire en machtspolitieke omstandigheden en redeneringen.”6
Om te overleven moeten rijken een gezonde economie hebben, zo betoogt Harrison, er moet geld zijn voor het militaire apparaat en voor het omkopen van functionarissen: “Geen berg zo steil of hoog, daar een ezel, met goud beladen, niet opklimt”, zo citeert hij uit de Moralia van Plutarchus m.b.t. de vader van Alexander de Grote, de bedrijver van 'realpolitik', koning Philippus II, die ook het 'verdeel en heers'-principe volgde. “Door gunsten te verspreiden en mensen verschillende uitlaatkleppen te geven voor klachten en initiatieven, leg je obstakels in de weg van collectieve protestacties.”7 Eigenlijk wordt de hele cultuur daartoe aangewend.
Een tweede les die Harrison aanhaalt: “De geschiedenis van rijken gaat vaak over individuen (…), hun lot werd vaak bepaald door een klein aantal mensen met dictatoriale macht”8 die maatschappelijk overleg en media buiten werking stelden. “Het ligt in de aard van imperiums dat ze precies het soort individuen aantrekken dat zich gemakkelijk ontwikkelt tot dictators, krijgers en moordenaars. Vanuit dat perspectief bezien is het imperium, zelfs als model, een latent ziektesymptoom in de menselijke samenleving.”9
Harrison besluit zijn boek met het benadrukken van de “surrealistische onvoorspelbaarheid van de geschiedenis van imperiums.”10“Het is onmogelijk de(ze) [historische] kennis te gebruiken als een kristallen bol.”11
(J.B., 12 juni 2025).
1Dick Harrison, Gevallen grootmachten. Van het Akkadische Rijk tot de Verenigde Staten, Omniboek, Utrecht 2024. Oorspronkelijk: Imperiernas fall. Från Akkad till USA, Ordfront Förlag, Zweden 2022.
„De duale samenleving is werkelijkheid: arbeidenden en werklozen, participanten en uitgeslotenen staan tegenover elkaar.”
(Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, 2000)
De waarschuwing die de grote Duitse dichter op zesentwintigjarige leeftijd gaf naar aanleiding van de verbranding van allerlei ketters geachte geschriften waaronder de koran tijdens de Inquisitie in de tragedie Almansor1, moest in de jongste jaren jammer genoeg vaker geciteerd worden, wat een graadmeter mag heten voor toenemende onverdraagzaamheid.
Opvallend genoeg kentekent intolerantie niet zozeer de armen maar wel degenen die leven in overdaad, de zogenaamde welgestelden, zij die geen tekorten moeten lijden. En de onverdraagzaamheid blijkt de kop op te steken wanneer de rijken er gaan voor vrezen dat hun voorrechten op de helling komen te staan.
Vanzelfsprekend kan de welstand niet eeuwig blijven toenemen omdat nu eenmaal alles eindig en uitputtelijk is maar toch is het uitgerekend die waan welke de suïcidale economie van de ongeremde groei die het kapitalisme karakteriseert, op het oog heeft.
De verwende burger van het rijke Noorden heeft geen oren naar de waarheid dat welvaart fluctueert en van zodra de onverzadigbaren geconfronteerd worden met de grenzen aan de groei, schudden zij de schuld die zij daar wegens hun hebzucht aan hebben, van zich af en gaan zij duchtig op zoek naar zondebokken bij de zwaksten en de armsten in de samenleving omdat die nu eenmaal de gemakkelijkste prooien zijn.
Wij zien het gebeuren in de eigen contreien: voor economische stilstand, recessie en achteruitgang van de werkgelegenheid en de koopkracht, worden de eerste slachtoffers, die de werklozen zijn, beschuldigd en gestraft terwijl de schuldigen, degenen die verantwoordelijk zijn voor de werkgelegenheid die nota bene een mensenrecht is, niet alleen vrijuit gaan maar bovendien wegkomen met de rol van rechter die zij zich prompt aanmatigen.
“Er zijn mensen die meetellen en er zijn er ook die helemaal niet van tel zijn”2: zo besluit Simone Weil (1909-1943) nadat ze in 1936 een jaar lang als fabrieksarbeidster aan de slag was geweest. Maar nog belangrijker is de geheel onverwachte en bittere levensles die zij moet trekken: “eenmaal de limiet voorbij, leidt verdrukking niet tot revolte maar tot een bijna onweerstaanbare neiging tot absolute onderwerping.”3 Het gaat om de toestand van versuffing of apathie waarin men tegen wil en dank gebracht wordt eenmaal men geen kant meer uit kan en het lijden eigenlijk lijkt opgehouden te hebben.4 Ook Jaap Kruithof wijst op deze apathie bij de slachtoffers van de werkloosheid als mondiaal probleem, een apathie die maakt dat slachtoffers zich tot daders laten brandmerken: “De structurele werkloosheid wordt (…) als onoverkomelijk aanvaard. De duale samenleving is werkelijkheid: arbeidenden en werklozen, participanten en uitgeslotenen staan tegenover elkaar.”5
In het Amerika van Donald Trump, representant bij uitstek van de verwende en verwaande burger uit het rijke Noorden worden, het vrijheidsbeeld in de baai van New York dat mensen van over de ganse wereld verwelkomen moet6 ten spijt, uitgerekend diegenen verjaagd die de States sinds de trafiek der slavenschepen7 met vele generaties van zweet, bloed en tranen zo welvarend maakten. De blasé generatie blijkt niet te beseffen dat zij aldus haar eigen rijkdom wegjaagt want het zijn de hekken die de slaven fabriceren daar zij al wie erover of eronder klauteren, tot 'illegalen' maken en derhalve tot hun geheel rechteloze medeburgers die voor hun levensonderhoud tot uitzichtloze slavernij gedoemd zijn om aldus ongewild de bankrekeningen van de rijken te spekken.
En sinds ook in Europa het kwaad van het nationalisme is gaan huishouden en het egoïsme de zwenking naar extreemrechts heeft bereid, aapt het onverstand dat onze regeringen treft, de oppermammon na en doet de ene knieval na de andere om, wars van alle grootspraak over moraliteit, de god van het geld ter wille te zijn. De schuld wordt gelegd op de schouders van wie te oud geworden zijn om nog te reageren en het moorddadige regime biedt hen, net zoals bijna een eeuw geleden, de Endlösung aan: de systematische vernietiging van het volk op een verkapt mechanisch-industriële wijze middels euthanasie als holocaust. "Holocaust", uit het Oudgriekse "holokauston" (ὁλόκαυστον) betekent "geheel verbrand" en verwees oorspronkelijk naar het brandoffer aan de godheid - vandaag de god van het geld, mammon.
En laten we het hierbij houden, enkel nog opmerkend dat de opstanden die het rijke Noorden treffen en die enkele dagen geleden van start gingen in L.A., exact dezelfde waarden in hun schild voeren als deze die de Amerikaanse Burgeroorlog ontketenden die vier jaar duurde, van 1861 tot 1865, en die een half miljoen doden maakte en evenveel gewonden. Een voorafspiegeling van het actuele scenario, dat echter de hele wereld overspant.
(J.B., Pinkstermaandag 2025)
1De tragedie loopt omstreeks 1500 in het toenmalige emiraat Grenada waar eeuwenlang moslims, christenen en joden in vrede samenleefden totdat de Inquisitie 5000 joodse en islamitische boeken liet verbranden, waaronder de koran. 500 jaar eerder liet in Andalusië een naamgenoot van Almansor antieke boeken verbranden, doch die gebeurtenissen hebben niets met het toneelstuk van Heine te maken. Zie: https://de.wikipedia.org/wiki/Almansor_(Heine)
2Costica Bradatan, Christ at the Assembly Line. How a year of factory work transformed Simone Weil, gepubliceerd in: In Praise of Failure: Four Lessons in Humility, Harvard University Press 2023 en weergegeven in: Commonweal Magazine d.d. 8 januari 2023, par. 34: “When Weil summarized her factory experience, she singled out two lessons she had learned. The first, “the bitterest and most unexpected,” was that oppression, beyond “a certain degree of intensity,” does not generate revolt, but “an almost irresistible tendency to the most complete submission.” The second was that “humanity is divided into two categories”: those “who count for something” and those “who count for nothing.” Both these lessons would stay with her for the rest of her life.” Zie: https://www.commonwealmagazine.org/simone-weil-slavery-capitalism-revolution-christ
Zie ook: Jan Bauwens, Cryptofascisme, Serskamp 2025, pp. 342-343.
3Costica Bradatan, o.c., par. 33: “L’année d’usineallowed Weil to make some important observations about what happens to human beings as they are reduced to a cog in a social machine. “Nothing is more paralyzing to thought,” she would write in 1936, than “the sense of inferiority which is necessarily induced by the daily assault of poverty, subordination, and dependence.” If you happen to be assigned to a cog’s position, you eventually become a cog—not just in others’ eyes, but also in your own. The most difficult thing to retain in the factory, she discovered, was a sense of human dignity; everything there conspired to keep you in a “state of subhuman apathy.” Once you’ve surrendered to this state, anything can be done to you. You are no longer a person, but an object at anyone’s disposal.”
4Costica Bradatan, o.c., par. 31: ““After a few years, or even a year, one no longer suffers, although one remains in a sort of stupor.” [aldus deelde een medearbeidster van S. Weil aan haar mede] Weil found that intolerable. “This seems to me to be the lowest stage of degradation.”” Zie ook: Jan Bauwens, Cryptofascisme, Serskamp, 2025, pp. 342-343.
5Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Epo, Berchem 2000, p. 66. Zie ook: Jan Bauwens, Cryptofascisme, Serskamp 2025, pp. 399.
6Zie: Wikipedia: “Vrijheidsbeeld (New York)”: “Het beeld staat symbool voor de vrijheid, een van de kernwaarden van de Verenigde Staten, en geldt bovendien als een teken van verwelkoming voor iedereen: terugkerende Amerikanen, gasten en immigranten.” Cf.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Vrijheidsbeeld_(New_York)
De protesten tegen het verjagen van de immigranten in Los Angelos door de regering Trump zijn niet alleen slechts het prille begin van een opstand die zijn gelijke niet meer zal kennen maar ook en vooral zijn ze peanuts vergeleken bij wat er momenteel wereldwijd gaande is op het vlak van mensenrechten en dan moeten we het andermaal hebben over de hier doodgezwegen zwenking van de mondiale economie die het einde van het rijke Noorden binnen de kortste keren tot een onomkeerbaar feit zal maken.
De derde aflevering, getiteld De nieuwe wereldorde1 van onze driedelige tekst Over macht handelt over de zich gestaag vormende vereniging van alle eeuwenlang onderdrukte ontwikkelingsgebieden.2 Reeds op 30 november 2001 verscheen met het artikel Building Better Global Economic BRICs3een studie van de hand van de Britse econoom Jim O'Neil van de investeringsbank Goldman Sachs, waarin de opkomst van het betrokken nieuw economisch blok werd aangekondigd en waarin meteen het einde van het monopolie van de G7 werd voorspeld, wat inmiddels een feit is, daar het grootste stuk van de wereldeconomie reeds aan de BRICS-landen toebehoort: 41 pct. van de wereldomzet in november 2024, vertegenwoordigd door zowat de helft van de wereldbevolking.4
De G7 wordt gevormd door de EU plus de zeven industrieel rijkste landen, zijnde de VS, Canada, het VK, Frankrijk, Duitsland, Italië en Japan.5 Van 2007 tot 2014 (de annexatie van de Krim) bevatte de groep ook Rusland dat nu deel uitmaakt van de BRICS-landen: Brazilië, Rusland, India, China en Suid-Afrika... intussen aangevuld met Iran, Egypte, Ethiopië, de Verenigde Arabische Emiraten en Indonesië. Argentinië was bijna lid van de BRICS maar heeft zich teruggetrokken sinds extreemrechts er aan de macht kwam en Saoedi-Arabië twijfelt nog. Verder staan nog veel meer landen op de wachtlijst voor toetreding, waaronder Maleisië, Bangladesh, Thailand, Mexico, Algerije, Azerbeidzjan en Turkije en de groep wordt ook gesteund door Bolivia, Wit-Rusland, Cuba, Kazachstan, Nigeria, Oeganda, Oezbekistan, Thailand en Vietnam.6
De Goldman Sachs Group kan het weten: anderhalve eeuw geleden opgericht, werken zij voor multinationals, voor regeringen wereldwijd en voor de allerrijkste families met vooraanstaanden zoals de gewezen Italiaanse premier en voorzitter van de ECB, Mario Draghi, wiens handtekening op de Europese bankbiljetten prijkt en wijlen de Nederlandse prins Friso.7
Aangezien winst het ultieme motief is in de wereld der bankiers en in de kapitalistische economie tout court, heeft de politiek zich te schikken naar de grillen van die markt en de overgang van G7 naar BRICS wordt heden bespoedigd middels een uitgekiende oorlogseconomie waaraan alle wereldleiders braaf gehoorzamen op straffe van hun eigen ondergang.
(J.B., 8 juni 2025)
1Zie de artikelenreeks Over macht, meer bepaald de derde aflevering, getiteld:
Het voorwaardelijk karakter van de vriendschap tussen Donald Trump en Elon Musk blijkt pas op het ogenblik dat zij ter ziele gaat in het uitbreken van een ruzie die met die voorwaarden te maken heeft en dat lot delen alle op de proef gestelde kameraadschappelijkheden met uitzondering van de onvoorwaardelijke of de genadige band waarbij onvermijdelijk het kostbare bezit van het eigen leven de inzet is. Is dat niet het geval, dan wordt er beslist door alle betrokken partijen duchtig gerekend hoe ver men kan gaan, in acht genomen wat er allemaal op het spel staat en een voorbeeld daarvan zijn de huwelijken die zich voltrekken met het oog op de rechten en de plichten van de betrokken partners met inachtneming van wat de wetten daaromtrent bepalen.
De enige onvoorwaardelijke en genadige band waarbij aldus het kostbare bezit van het eigen leven de inzet is, is die tussen moeder en kind, en wel in de richting van moeder naar kind en dat geldt niet alleen voor de menselijke soort, al is wellicht exclusief daar deze band meestal voor het leven: het geldt ook voor de kattenmoeder en de hondenmoeder, het geldt voor de moedermuizen, de moedervliegen, de moedermuggen en ga zo maar door.
De vaders hebben met hun kroost lang niet dezelfde band, getuige al dan niet gewilde experimenten waaronder een voorval dat enkele jaren geleden het nieuws haalde: in een drive-in park met tijgers verlieten een niets vermoedend gezin bestaande uit een man, een vrouw en twee kinderen, de auto en toen na een poosje een van de tijgers naar de kinderen toe begon te sluipen, was het de moeder die zich 'vermande', het wilde dier verjoeg en haar kinderen in veiligheid bracht in de wagen waarin haar man al had plaatsgenomen. Het werkwoord 'zich vermoederen' ware meer op zijn plaats maar men begrijpt alras waarom ook de 'bemanning' van taalcommissies vaker gespeend blijft van leden van het zwakke geslacht. Ook de getuigenissen over de bemanning van de reddingssloepen bij het zinken van hetRoyal Mail Ship Titanic hebben zo mogelijk nog minder lof over de moed en het altruïsme van mannen, al gaat het daar vooral om 'heren' (mannen uit de 'eerste klas'). En in tijden van oorlog zouden waarschijnlijk maar bitter weinig frontsoldaten komen opdagen als, in weerwil van wat de opschriften op de monumenten der gesneuvelden ons willen laten geloven, desertie niet gesanctioneerd werd met enerzijds de schande en anderzijds de dood met de kogel. Al betreft het tekort in dezer niet zozeer moed doch verstand.
Dat moeders ook vaker beslissen om bij moeilijke geboorten met hun leven te betalen voor de redding van hun kind, is geen geheim maar men zou versteld staan als zij met heldendaden van een nog heel ander kaliber in het daglicht konden treden - men moet nog maar denken aan de mogelijke criminele uitbuiting van deze hechtste band op aarde. De in deze tijden toepasselijke oratorische vraag van Augustinus indachtig, namelijk of koninkrijken waarin het recht zoek is, nog een andere naam verdienen dan die van grote roversbenden1, hoeft men alleen maar na te gaan hoe in de meeste staten de vrouw door politici bejegend wordt - met op kop Vaticaanstad met zijn, laat ons niet lachen, mannelijke God. Al hult de clerus zich eendrachtig in vrouwengewaden om daar de schijn van het martelaarschap hoog te houden.
(J.B., 7 juni 2025)
1Aurelius Augustinus (375-430), De Civitate Dei, IV.4.: “(Zonder de rechtvaardigheid), wat zijn koninkrijken anders dan grote roversbenden? Want ook roversbenden zelf, wat zijn ze anders dan kleine koninkrijken?”
In verscheidene culturen in alle uithoeken van de wereld spreekt (en schrijft) men al duizenden en duizenden jaren over fijnstoffelijke lichamen die de stoffelijke begeleiden en ervan scheiden bij de dood zonder zelf te moeten sterven maar de mensen van de wetenschap vertellen ons dat die dingen allemaal niet kunnen bestaan.
Het fijnstoffelijke dubbel van wie slapen en lucide dromen hebben gaat gelijk een veldleeuwerik of een torenvalk hangen boven het door het stoffelijke lichaam beslapen bed en in de vertrekken van de intensive care zijn zij kind aan huis bij reanimaties.
Enkele uitzonderingen zoals Pim Van Lommel en Raymond Moody niet te na gesproken, vinden artsen echter dat dit alles inbeelding moet zijn omdat wij die fijnstoffelijke lichamen en alles wat ermee samenhangt nu eenmaal helemaal niet kunnen zien.
Edoch, Marie Curie, die de met het oog onzichtbare elementen Polonium en Radium ontdekte, won honderdentweeëntwintig jaar geleden de Nobelprijs voor de Natuurkunde voor haar onderzoek naar het fijnstoffelijke verschijnsel van de straling, waarvoor zij bovendien betaalde met haar leven, waardoor ook nog eens op wrede wijze de echtheid van het fenomeen werd onderstreept.
De genoemde wetenschapster bezocht seances waar geesten werden opgeroepen en waar zich fantomen openbaarden in de vorm van quasi-lichamen uit een melkachtige, plastische substantie die men betitelde als 'ectoplasma', een term uit de celbiologie. Ectoplasma wordt uitgescheiden door een medium - een midden tussen deze en de 'andere' wereld - voor de vorming van spoken en het daaraan verwante 'ideoplasma' slaat op het gevormde evenbeeld van het lichaam waardoor het wordt uitgescheiden.
De enige reden waarom wij geneigd zijn om dergelijke zaken als waanideeën van de hand te doen, ligt in het feit dat wij precies ingevolge waanzin (sic!) voor de werkelijkheid als zodanig stekeblind geworden zijn: ieder van ons, zonder uitzondering, kwam dit vermeend louter stoffelijke bestaan naar binnen als ideoplasma want als evenbeeld van het moederlichaam waardoor hij of zij gevormd en uitgescheiden werd.
(J.B., 4 juni 2025)
04-06-2025
Bekwaamheid
Bekwaamheid
Met voertuigen van zwaar kaliber achtervolgen politiemensen minderjarige snelheidsduivels op de step maar zij slaan op de vlucht voor zware criminelen. Schooldirecties beschouwen de leerlingen als cliënteel dat zij geloven te kunnen werven met gemak in plaats van met kennis. Heel wat aanstaande leerkrachten halen de eindtermen voor het lager onderwijs niet meer, zo berichten vandaag vol schrijffouten de media. De betrokken ministers die geloven hun prestaties nog te kunnen verbeteren met de parlementaire harddrug alcohol, achtten zichzelf heel stichtend met schoolbezoeken in pyjama en heel grappig vinden ze eveneens hun analfabetisme: “the emmer is full”, aldus de arrivisten: zij arriveren niet bij de basiskennis van 's werelds voertaal maar gaan wel de NAVO leiden en de Derde Wereldoorlog en zij die op de thuisbasis worden weggefloten, kandideren prompt voor hoge postjes in het hol van Trump en compagnie die dansen naar de pijpen van wraakzuchtige mensenmassa's. De wereldeconomie stort in, de superrijken maken er een oorlogseconomie van en verveelvoudigen hun gigantische fortuinen.
In de middeleeuwen tot de achttiende eeuw (maar ook reeds bij de oud Romeinse collegia en, nog vroeger, bij de Vedische Shreni in India) werd door de gilden voor de uitoefening van ambachten een Proeve van Bekwaamheid vereist na een opleiding van negen jaar of langer bij een meester in het vak. Vandaag vindt men alras een job als wereldleider op grond van alleen maar de stem van de massa welke middels reclameleugens gekocht wordt met van armelui gestolen geld.
(J.B., 4 juni 2025)
03-06-2025
De wreedheid van de dictator
De wreedheid van de dictator
Wie met vuur spelen, verbranden zich en via de projectie van de sociale conditionering op het natuurlijke gebeuren, zou men gaan geloven dat de natuur die straf uitdeelt om ons te leren (wat mag en wat niet), waarmee de zaken op hun kop worden gezet omdat sociale conditionering van het gedrag middels sanctionering het natuurlijke nabootst en niet andersom. De natuurwetten zijn onbuigzaam en het consequent met sancties afdwingen van gewenst gedrag zorgt ervoor dat de manipulator wordt gezien als even onbuigzaam en gevoelloos als de natuur, als even machtig, als goddelijk of dan toch als hoger geplaatst dan degenen die hij zodoende manipuleert.
Hij heeft het van de natuur geleerd om met het uitdelen van beloningen en straffen anderen aan zijn wil te onderwerpen maar de prijs die hij daarvoor betaalt, is van bij het begin zijn eigen ontmenselijking omdat zijn spel pas werkt waar hij onbuigzaam blijft. De onbuigzaamheid die hij voorwendt, wordt een deel van zijn wezen dat hij inruilt tegen macht; de meedogenloosheid die hem verhardt en ontmenselijkt, is de tol voor het daadwerkelijke doch tijdelijke voordeel dat hij haalt uit het onderwerpen van anderen aan zijn wil.
En die tol is niet gering, zij wordt pas geopenbaard aan de betrokkene van zodra die in de hel belandt, wat hier betekent: vanaf het ogenblik dat zijn daden onomkeerbaar zijn geworden, omdat hij dan moet inzien dat hij iemand is die wordt gevreesd, wat anderen ervan weerhield hem te beminnen, zodat een absolute eenzaamheid zijn deel wordt.
Bovendien maakt de macht die hij zich aldus toe-eigende hem verantwoordelijk voor het lot van wie hij aan zich onderworpen heeft, wat betekent dat hij verantwoording moet kunnen afleggen tegenover al wie hij aan zich onderschikt heeft gemaakt en die verantwoording zal van hem afgedwongen worden vanaf het ogenblik dat degenen die hij tot zijn minderen heeft gemaakt, sterker zijn geworden dan hem zelf, wat betekent: vanaf het moment dat hij verzwakt zal zijn en de nazaten van zijn onderdanen, die hun voorzaten eren, zich met hun vraag om uitleg boven hem verheffen.
Het lot van de dictator over wie wij het hier hebben, wordt bezegeld door de toekomst die hij zelf bereid heeft voor zijn slaven en daarom kan hij geen andere weg meer op dan die van de wreedheid, die van het monddood maken en vervolgens het fysieke moorden. Omdat de natuur genadeloos is, zit het in de aard van de mens verantwoording te eisen en waar degene die een antwoord geven moet, faalt, wordt hij ontmaskerd als een pseudo-God, wat wil zeggen: als de duivel zelf.
En wij weten het: terwijl ongeacht wie om genade kunnen smeken en die ook kunnen ontvangen, vormt alleen de duivel een uitzondering op deze regel en tevens zal ook omgekeerd iedereen voor de duivel een uitzondering maken: de duivel smeekt niet, hij smeekt ook niet om genade, en mocht hij dat alsnog doen, dan zou ook niemand die bij zijn zinnen is, hem die schenken omdat hij nu eenmaal de duivel is.
Uitgerekend dit wrede lot zorgt ervoor dat in de sterren geschreven staat dat een dictator nooit zal buigen. In deze wetenschap heeft men dan ook de heilige plicht om er rekening mee te houden dat voor een dictator nimmer een andere keuze rest dan zijn oorlogen door te drijven tot het bittere eind.
Voor de Olympische Spelen van 2024 in Parijs werd op de Place de la Concorde de 33 meter hoge door Napoleon in Egypte begeerde en in 1830 aan Frankrijk geschonken obelisk van stellingen voorzien, wat de Franse Egyptoloog en professor aan de Sorbonne, Jean-Guillaume Olette-Pelletier, in staat stelde om de cryptografie te ontcijferen die hij daar wandelend tijdens de coronalockdown in 2020 had ontdekt en die kort daarop het volgende devies prijsgaf: “Kalmeer de energie van Amon” - wat volgens Egyptologen betekent dat men de goden met offers tevreden moet houden.1
De boodschap is van Ozymandias, de grootste onder de farao's en bekend als Ramses II (1300-1213 A.X.) van wiens reusachtig beeld een stuk in het British Museum tentoon staat en naar aanleiding waarvan de poëten Purcy Shelley en Horace Smith in 1818 elk een romantisch gedicht schreven over hoogmoed en vergankelijkheid, zoals door menigeen gesuggereerd werd: een lot waaraan ook Londen niet ontsnappen kan.2
Alle goden eisen offers en zo offerden de Azteken jaarlijks 20.000 mensen aan hun zonnegod3 terwijl de joodse Jahweh tot bij Abraham het leven eiste van de eerstgeborene uit elk gezin. Maar in de christelijke theologie plaatst met het Lam Gods de mensheid zich hoogmoedig boven de godheid. Immers, niet de mens brengt daar een offer aan God maar, geheel andersom, offert de god van het christendom zijn eniggeboren zoon, het Lam Gods, aan de mensheid.
De bedoeling van het offer is iets terug te krijgen: met betrekking tot de offers die de mensen aan hun goden brengen, is dat klaar maar wat kan dan de zin zijn van het goddelijke offer aan het mensdom? Volgens de theologie gaat het om een offer als genoegdoening aan de duivel waarmee de godheid de mensheid die door zijn zonde de onsterfelijkheid verloor, vrijkoopt. Maar wie dat aannemen voor waar, erkennen dat de duivel niet zomaar een abstractie is, een verpersoonlijking van het kwaad, dat volgens Augustinus alleen maar een tekort is aan het goede, maar een persoon met rechten en plichten.
“(Zonder de rechtvaardigheid), wat zijn koninkrijken anders dan grote roversbenden? Want ook roversbenden zelf, wat zijn ze anders dan kleine koninkrijken?”
Aurelius Augustinus (375-430), De Civitate Dei, IV.4.
'Teamwork' is een welluidend begrip (maar volgens sommigen een modewoord) met betrekking tot menselijke samenwerking, vooral in de (team)sport en in de zakenwereld en het feit dat de sport maar eveneens onze kapitalistische manier van handeldrijven verschijningsvormen zijn van de jacht, laat in dat begrip al meteen de dissonanten klinken.
Jacht is per definitie het opsporen van wilde dieren om die te doden maar ook op soortgenoten wordt jacht gemaakt, met name op de vogelvrij verklaarden, met andere woorden de 'wilden' onder ons, en het 'wilde' is het niet gecultiveerde, het niet gedomesticeerde, het ongetemde en derhalve datgene waarop men geen vat heeft, datgene waarmee men geen banden heeft, dat wat niet aan banden ligt, wat aan de greep van de groep ontsnapt en wat derhalve ongebonden is of vrij.
Reeds verschijnt hier de paradox in vol ornaat: 'teamwork' is gericht op de maximalisatie van efficiëntie en dus op het vergroten van de vrijheid, welke echter beknot wordt door 'kuddegeest', wat nota bene quasi een vertaling is van 'teamwork'. En uiteraard situeert zich het probleem bij de kwestie wiens vrijheid hier in het geding is.
Waar de vrijheid van enkelingen het voortbestaan van de groep bedreigt, verdient die slechts de betiteling van 'willekeur' maar steeds vaker zijn groepen (naties, unies...) verworden tot instrumenten van potentaten en waar aldus een groep de belangen van een elite dient, en dus de belangen van enkelingen, wordt de vrijheid van alle (niet-elitaire) enkelingen willekeurig beperkt.
In niet-democratische regimes is het probleem helder maar democratieën hebben nood aan dissidenten en aan figuren zoals Noam Chomsky om de onkiese gang van zaken aan het licht te brengen. Dat deze laatste nog geduld wordt, vindt zijn reden alleen hierin dat, wegens het intellectueel niveau van zijn protest, de getalsterkte van zijn publiek vooralsnog danig beperkt blijft dat zij in een democratie (waar de meerderheid beslist) voor de machthebbers geen direct gevaar kan betekenen.
De kwestie wie van de twee, de burger of de staat, de voorrang moet genieten, verdeelt niet alleen de partijpolitiek maar ook de wereld en het is allang niet meer zo duidelijk in welke maatschappijvormen de vrijheid triomfeert of, in wat andere bewoordingen, waar en hoe het cryptofascisme zijn slag thuis haalt.
Bibliotheken zijn reeds gevuld met de navenante problematiek en hier willen we slechts wijzen op een gedrag op microschaal waarbij groepen enkelingen viseren of er jacht op maken want dit gedrag neemt toe in gelijke tred waarmee de angst toeneemt om uit de toon te vallen, een angst waarvan de vreesachtigheid getuigt waarmee men zich paradoxaal genoeg vaak ten koste van zichzelf naar trends en modes schikt.
Wat eerst mondialisering en dan globalisering is gaan heten, verkapt in feite het gebrek aan sociale cohesie op microniveau, wat concreet inhoudt dat asociaal gedrag sowieso niet langer 'not done' is waar algemeen aanvaard wordt dat socialiteit door naties overkoepelende wetten wordt gegarandeerd. Ik hoef mijn buren niet langer uit de nood te helpen want de staat zorgt ervoor dat iedereen een uitkering krijgt, mensen moeten elkaar niet meer groeten want de 'social media' komen tegemoet aan ieders nood aan aandacht en op cultureel vlak is meewarigheid het gepaste antwoord op alle eigen initiatieven die immers verbleken in het licht van de megamanifestaties en de internationale culturele headlines. Kunst is wat als zodanig erkend wordt door Big Brother, ook als het een uitgestalde urinoir is of een strontmachine en romanschrijvers die niet moeten onderdoen voor Dostojevski blijven nitwits totdat een Nobelprijs ervoor zorgt dat zij door iedereen voor genieën zullen worden gehouden.
De kuddegeest berust op de angst om uit de groep gestoten te worden, een angst welke zoals bekend de doodsangst naar de kroon steekt als ze die al niet overtreft. Wie zich door hun gedrag van de groep distantiëren, vormen derhalve een wezenlijke bedreiging die door de kudde steeds feillozer wordt gedetecteerd en bestreden, vaak zonder vorm van proces of middels schijnprocessen, zoals ons bekend uit de geschiedenis van de heksen van Salem. Maar waar dit in de middeleeuwen gebeurde op microschaal, voltrekt de jacht op dissidenten zich vandaag op wereldvlak en in dezer wordt ook preventief te werk gegaan zodat een deel van de bevolking als 'potentieel dissident' zal gebrandmerkt worden en bijgevolg een veroordeling ondergaat waar geen rechters meer bij te pas komen omdat zij resulteert uit door algoritmen gestuurde automatismen en structuren.
Het volstaat voortaan dat de centrale macht een gedragscode ontwerpt en dat ze die via de media die zij bezit verspreidt middels influencers, opdat jan met de pet zich ten volle engageert om elk daarvan afwijkend gedrag op te sporen en te sanctioneren. Merk nu op dat zo doende de aangifte van het gedrag in kwestie, het onderzoek, het proces, de veroordeling en de bepaling van de strafmaat geheel overbodig worden: deze stappen die de rechtsstaat van weleer kenmerken, worden prompt overgeslagen en het lugubere van de hele zaak is dat geen haan er zal naar kraaien omdat wie kraaien, zichzelf veroordelen tot een vorm van medeplichtigheid waardoor zij zich eenzelfde lot toebedelen.
Het geloof in de verrijzenis van het vlees kan niet zomaar afgedaan worden als onzin op grond van wat het zogenaamde 'gezond verstand' daarover te zeggen heeft waar dat 'gezond verstand' niets anders is dan de waan het bij het rechte eind te hebben vanwege het vanzelfsprekend geachte gelijk van een fysicalistisch wereldbeeld.
In het huidige westen zijn wij aan een fysicalistisch wereldbeeld gewend geraakt precies zoals Boeddhisten aan de idee van reïncarnatie of nationalisten aan de overtuiging dat het eigen volk beter is dan ongeacht welk ander. Zo vindt de egoïst het vanzelfsprekend dat hij voorrang krijgt, zo is de zwarte eraan gewoon dat hij voor de blanke een stap opzij zet, zo wijkt de vrouw spontaan voor de man, het kind voor de oudere, de homo voor de hetero, de gediscrimineerde voor de bevoorrechte, de vreemdeling voor de autochtoon, het dier voor de mens en aan een boom wordt niet gevraagd of hij omgezaagd wil worden.
Er zijn daarentegen culturen waar bomen en dieren vereerd worden als goden, waar gastvrijheid een heilige plicht is en vreemdelingen daarom voorrang krijgen op autochtonen; er zijn culturen die de vrouw vereren in plaats van haar opzij te duwen omdat zij ons het leven geeft en voedt en culturen die hun kinderen op handen dragen; culturen waarin homo's functioneren als tovenaars of priesters aan wie belangrijke taken van de gemeenschap worden toevertrouwd. Het 'gezond verstand' is een alles behalve gezonde fictie en wie zich erop beroepen, verkeren in de gevaarlijke wanen die het onverstand vergezellen.
Maar dat alles betekent uiteraard nog helemaal niet dat wie geloven in de verrijzenis van het vlees, het bij het rechte eind hebben. Het betekent alleen dat mensen het recht hebben op een eigen wereldbeeld zolang dat geloof geen schade toebrengt aan andermans belangen. Dat is echter wat het fysicalisme wél pleegt te doen van zodra het zich profileert als de waarheid zonder meer en dus als vanzelfsprekend of als gefundeerd op 'gezond verstand'. Het wordt dan een opgedrongen geloof, een geloof dat van ons een belijdenis vergt en handelingen die daarmee in overeenstemming zijn: het vergt dat wij ons gedrag laten dicteren door derden die ons manipuleren, ons van de vrijheid beroven, ons verknechten. Precies zoals dat het geval is in een theocratie.
Dat zich uit de dood nieuw leven ontwikkelt, zou veeleer vanzelfsprekend moeten klinken dan vreemd omdat het leven zelf ons onafgebroken met de neus op deze feiten duwt. Levende wezens vormen vaker vooraleer zij sterven vrijwel uit het niets verschillende evenbeelden van zichzelf die zij dan grootbrengen en die hen overleven, waardoor het leven zich vernieuwt en standhoudt en op die wijze alles doorgeeft wat van waarde is. Nog vooraleer zij sterven, worden levende lichamen in hun kroost herboren zodat het lijkt alsof de stammen die zij vormen, gewoon vervellen. Na een periode van zeven jaar is geen enkele cel van ongeacht welke man of vrouw nog in zijn of haar lichaam aanwezig en toch leven de betrokkenen door alsof er met hen helemaal niets gebeurd is en op dezelfde wijze vernieuwen zich de lichamen in de genen. Wat er met de geest gebeurt, ontsnapt vooralsnog aan onze blik maar de tekenen die pleiten voor zijn onsterfelijkheid zijn legio. Edoch, we moesten het hier hebben over de individuele dood en meer bepaald over de dood van de ander, in verband waarmee we tot de conclusie komen dat die in wezen de eigen dood betekent.
(J.B., 24 mei 2025)
26-05-2025
Over de dood - Aflevering 6.
Over de dood
Aflevering 6.
En laten we hier het voorbeeld van zoëven nog eens bekijken. Het Vermoeden van Goldbach is een algebraïsche 'stelling' die niet bewezen is en die derhalve vrede moet nemen met de titel van 'vermoeden'. Het Vermoeden werd neergeschreven door de wiskundige Christian Goldbach (1796-1860) uit Koningsbergen waarvan tussen haakjes ook Immanuel Kant afkomstig is - toen Kant stierf, was Goldbach acht jaar oud. De formulering is verraderlijk simpel en heeft al menig wiskundige op het verkeerde been gezet - ze luidt als volgt: “Elk even getal groter dan 2 kan geschreven worden als de som van twee priemgetallen.”
Naast pogingen om het tegendeel te bewijzen, heeft men ook de meest gesofisticeerde computers ingezet om na te gaan of er niet ergens een even getal te vinden is dat niet beantwoordt aan die eis maar tot vandaag geheel vergeefs en men vermoedt dat zo'n even getal ook niet bestaat. Toch heeft nog niemand kunnen bewijzen dat dit waar is.
Het lijkt er derhalve heel sterk op dat er waarheden bestaan die onbewijsbaar zijn. Meer nog: in acht genomen de definitie van 'bewijzen', is dat niet eens zo verwonderlijk. In de eerste paragrafen van zijn Topica definieerde de Helleense filosoof Aristoteles 'bewijzen' als het aanvaardbaar maken van nieuwe dingen door ze te plaatsen in een context van reeds aanvaarde dingen en wel op zo'n manier dat het aannemelijk wordt dat die nieuwe dingen uit de reeds aanvaarde voortvloeien. Nu bestaat een wiskundig systeem zoals de algebra op grond van enkele axiomata of dus vooropgezette stellingen die worden aanvaard zonder bewijs omdat men nu eenmaal stoot op zaken die men wel verplicht is om aan te nemen, wil men überhaupt tot stellingen kunnen komen. Trekt men nu het voorbeeld van de 'simpele' algebra open tot de gehele werkelijkheid, dan moet men niet lang zoeken om te vinden wat men dan wel zonder bewijs moet aanvaarden, aangezien het zich spontaan en onafwendbaar aan ons opdringt en dat is het 'banale' gegeven van de pijn.
Wij hebben immers helemaal geen behoefte om voor onszelf te kunnen bewijzen dat we pijn hebben als we die hebben omdat de overtuigingskracht van een rationeel bewijs zelfs niet in de buurt komt van de overtuigingskracht van pijn. Ik ben de pijn die ik heb omdat ik mij daarvan niet kan distantiëren. Zo simpel als dat. Wij stoten hier op de grens van alles wat bestaat, met name in het eigen levende lichaam. Voor onszelf wensen we de pijn die we hebben niet te bewijzen omdat we die onwillekeurig hebben maar tegenover anderen zouden we dat soms willen doen maar we kunnen het niet, we kunnen slechts vertrouwen hebben in het inlevingsvermogen van die anderen en in hun goede wil.
Meteen mag duidelijk worden hoe vreselijk een wereld is waarvan het de leiders ontbreekt aan het inzicht dat 'onmiddellijke waarheid' of empathie de voorrang verdient op bewijsbaarheid omdat het eerste het laatste fundeert en niet andersom. Dat soort leiders stellen de eis van de bewijsbaarheid voorop, alsof de waarheid van de dingen van hun bewijsbaarheid afhankelijk was, net zoals zij menen dat het mens-zijn een product is van het burgerschap en dat sans-papiers derhalve geen burgerrechten kunnen genieten en dus ook geen mensenrechten, zodat zij zonder meer vogelvrij kunnen worden verklaard, wat inhoudt dat men er mag op jagen zoals er gejaagd mag worden op wild.
En uiteraard ligt de hoogmoed van de cultuur waarin dit kwaad gedijt aan de bron van de navenante onbeschrijflijke ellende. Andermaal: de jammerlijke 'vergissing' situeert zich uitgerekend daar waar zich een misprijzen voordoet met betrekking tot de ware aard van de werkelijkheid, die men dan ziet als vergelijkbaar met de menselijke wereld en derhalve daardoor beheersbaar.
De natuurwetenschap beschrijft de dingen van buitenaf en zij maakt daarbij abstractie van de onderzoeker zelf, de waarnemer of het subject: zij beschouwt hem als een deel van de natuur die hij aan zijn onderzoek onderwerpt. Maar waar hebben we dat nog gehoord? Herinneren we ons de volgende zin uit de eerste paragraaf van dit artikel:
“De wereld in ons hoofd is niet dezelfde wereld waarin ons hoofd bestaat. Anders uitgedrukt: de wereld die een ding is in ons hoofd is niet dezelfde als de wereld waarin ons hoofd een ding is. Nog anders uitgedrukt: als A een deel is van B, dan kan B geen deel zijn van A, tenzij A gelijk is aan B. En dat laatste betekent dat de gedachte moet samenvallen met hetgeen gedacht wordt, wat onmogelijk is omdat gedachten aan dingen verschillen van die dingen zelf.”1 De dingen en de gedachten behoren elk tot een andere wereld.
Derhalve bekijkt de natuurwetenschap de dingen niet ten gronde: zij objectiveert omdat kennis nu eenmaal objectiveert; zij maakt de dingen tot een voorwerp van de kenner en de kenner is dan iemand die buiten de werkelijkheid zweeft; men moet eigenlijk doen alsof hij er niet is. Aan kennis en aan wetenschap is helemaal niets mis zolang men de genoemde beperking in rekening brengt. Doet men dat niet, dan beschrijft men een wereld die helemaal niet kan bestaan.
Het logisch positivisme zegt dat uitspraken pas zin hebben als een experiment ze kan verifiëren maar dan heeft het ook geen zin om nog te spreken over het aandeel van de beschrijver in de beschrijvingen die wij wetenschap noemen: metafysica wordt onmogelijk waar zij zichzelf moet verengen tot uitspraken die alleen in de fysica als zinvol worden beschouwd. Men doet dan alsof de (wetenschappelijke) beschrijvingen van de wereld in dezelfde wereld bestaan als de wereld zelf maar dat is uiteraard niet zo want de afbeeldingen van de dingen vallen helemaal niet met die dingen zelf samen. Inkt en papier maken deel uit van een totaal ander universum dan dat van de woord- en zinsbetekenissen. Wat in de natuurwetenschap miskend wordt, is de geest en dat is een paradox omdat natuurwetenschap pas door de geest tot stand komt. De pogingen om de geest te beschrijven als een onderdeel of een product van de stof (met name als een hersenwerking) zijn gedoemd om volkomen inconsistent te blijven.
Maar keren we nu terug tot ons onderwerp: de werkelijkheidsbeschrijving van de fysica (of: het fysicalisme) verengt de werkelijkheid tot dat gebied ervan dat onderzoeksonderwerp is van de fysica. Het is dan ook evident dat het onmogelijk is om binnen die perken ook maar iets te zeggen over wat buiten die perken ligt. En het is volkomen onterecht om dan te concluderen dat er buiten de perken van de fysica helemaal niets meer bestaat. Zo simpel als dat. Wie eisen dat wat bestaat aantoonbaar dient te zijn, identificeren wat is met wat bewijsbaar is, maar reeds de eenvoudige algebra toont de onzinnigheid van dat uitgangspunt aan - zo bijvoorbeeld in het Vermoeden van Goldbach dat immers onweerlegbaar is doch tevens onbewijsbaar.
Als een piste het onderzoeken waard is, dan wel deze die belooft ons enige hoop te bieden en zodoende ook enig soelaas. Uiteraard moeten wij de dingen uiterst streng benaderen en van zodra in wat wij onderzoeken ook maar iets opduikt dat ruikt naar leugens of bedrog, moeten we ons te vierklauw uit de voeten maken.
Echter, dat is wat degenen allerminst doen die, schermend met hun 'gezond verstand', met de mond vol tanden staan als hun gevraagd wordt uit te leggen hoe het leven tot stand is kunnen komen als het luistert naar de wetten waarvan zij beweren dat het de natuurwetten zijn. Kennelijk strookt de beschrijving die zij van de werkelijkheid geven helemaal niet met de feiten, anders zouden zij in staat zijn om het leven te verklaren en ook na te maken maar zij blijken geen van beide taken tot een goed eind te kunnen brengen.
Zij geloven dan weg te kunnen komen met het antwoord dat het welslagen van hun project alleen een kwestie is van tijd. Geef ons nog een beetje krediet, zo zeggen zij: u zult zien, binnen de kortste keren bestaan er geen mysteries meer; wij, wetenschappers, staan daar borg voor. Maar de goede verstaander ziet direct dat daar waar deze klokken luiden, louter beloften in het geding zijn en wie geloof hechten aan die beloften, zoveel is zeker, zullen kunnen fluiten naar hun geld. Want lui die aan anderen beloften doen in ruil voor krediet, zijn van hetzelfde pluimage als de leugenaars: zij zullen nooit toegeven dat zij liegen en zij kunnen doorgaan met hun bedrog zolang van hen aanvaard wordt dat zij de dingen op de lange baan schuiven - het is immers geen geheim dat de massa wil bedrogen worden, zo groot is nu eenmaal de nood aan redding uit dit tranendal.
Uiteraard worden ernstige wetenschapsmensen hier niet geviseerd want het leeuwendeel onder hen weten best hun werk te relativeren. We hebben het alleen maar over lui die geloven dat de natuur in elkaar zit net zoals de wereld: zoals de wereld een constructie is van architecten allerhande, zo ook heeft een opperbouwmeester de natuur ineengezet - dat is wat zij bepleiten.
Hun kijk op de werkelijkheid heet microreductionistisch te zijn en dat wil zeggen dat zij denken dat alle dingen opgebouwd zijn en meer bepaald opgebouwd uit kleinere dingen - vandaar de term: 'micro-reductionisme', wat betekent: (het grotere) herleiden tot (een samenstelling van) het kleinere. Op die manier geloven zij immers dat zij op den duur stuiten op de allerkleinste want niet meer deelbare deeltjes waaruit de gehele werkelijkheid zou zijn opgebouwd. En eenmaal zij over die allerkleinste deeltjes beschikken - u raadt het al - kunnen ze daarmee àlles maken, ja, precies zoals God, de opperbouwmeester, het ooit deed. En wie zou geen krediet geven aan lieden die morgen, of dan toch overmorgen God zelf zullen geworden zijn?
Wie ervaring hebben met handeldrijven, zullen opmerken dat hier beslist winstgevende zaken worden gedaan en zij die zich aldus voordoen als de goden van morgen of dan toch van overmorgen, doen warempel denken aan de commerce van de clerus in de betere tijden van de kerk. Ja, hun aanpak lijkt wel op dezelfde leest geschoeid. Steun ons, zeggen zij, zo komt gij onder onze paraplu te zitten en het hoeft niet gezegd dat de menigte aan fans die dan zullen opduiken, gigantisch zal zijn.
Geef toe, het is zeker niet slecht gevonden: wij doen een greep in de grabbelton van de werkelijkheid, we houden een stuk daarvan in het vuistje en we begeven ons naar het laboratorium van professor Gobelijn. Aldaar delen we ons stukje werkelijkheid in kleinere stukjes en dan weer in nog kleinere stukjes, totdat we niet meer verder kunnen en dan zien we dat alles wat bestaat, bestaat uit allemaal dezelfde elementaire deeltjes, deeltjes die niet meer deelbaar zijn, atomen als het ware.
Uiteraard duiken zodoende allerlei problemen op: het mes waarmee wij kleinere stukjes maken, blijkt op den duur veel te grof; het vergrootglas waarvan we ons bedienen, is bestoft en wat al niet meer. Kortom: wijzelf blijken veel te groot en te lomp om ooit bij de verhoopte allerkleinste stukjes te kunnen komen en alsof dat nog niet erg genoeg was, blijken vanaf een zeker ogenblik de stukjes niet langer van stof te zijn. Ja, de minuscule deeltjes veranderen gedurende dit moeizame proces ook nog in louter veronderstellingen!
Wie beloften doen en dingen op de lange baan schuiven, zullen hun krediet verliezen als zij niet op tijd en stond met enig resultaat op de proppen komen en dat is wat die wetenschapslui ook doen. Zij publiceren met telescopen gemaakte foto's van het heelal zoals zij beweren dat het eruit ziet ver voorbij ons zonnestelsel en die foto's gaan de wereld rond maar eens de navenante subsidies buit gemaakt zijn, blijkt niet de kosmos op het lichtdrukmaal te staan maar wel een schijfje salami. De pret kan niet op, een mens mag ook al eens lachen en wie zou niet lachen: met de miljarden die het onderzoek gekost heeft, kunnen deze narren leven zoals heuse prinsen.
En nu we dan toch van het grootste naar het kleinste afdalen: een andere frats herinneren we ons van niet zo heel lang geleden uit de tijd dat men de hele wereldbevolking bang gemaakt heeft van een virus. Niemand kan een virus zien, men moet beschikken over heel speciale microscopen en nog zoveel meer. Om een lang verhaal kort te maken: men moet beschikken over een gigantisch kapitaal om dat vervolgens ook nog eens te kunnen verveelvoudigen. Een derde frats, en dan houden we ermee op: Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen. Men maakt het volk bang van de dood met de oorlog en het verandert prompt in de spreekwoordelijke ezel die aan de lopende band via zijn achterpoortje klinkende munten produceert. Dat maakt muziek, maar enkel voor de rijken - de ezel zelf transformeert meteen naar vel over been.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 mei 2025)
23-05-2025
Over de dood - Aflevering 3.
Over de dood
Aflevering 3.
Uiteraard rijst dan de vraag of hetzelfde gezegd mag worden over God: is ook God een knooppunt van relaties en verdwijnt ook Hij als Hij geen respons (meer) krijgt? Friedrich Nietzsche heeft gezegd dat God dood is, wat eigenlijk betekent dat deze wijsgeer wel erkent dat God ooit geleefd moet hebben. Een bijzonder netelige kwestie.
Het katholieke geloof dat hier sinds eeuwen werd verbreid, vertelt dat wij de dood heel ernstig moeten nemen. In tegenstelling tot de leer van Boeddha en die van de Veda's die de ziel zien verhuizen en ook geheel anders dan in de beschrijvingen van de Hades van de Hellenen die door schimmen wordt bevolkt, is er volgens het katholicisme in de periode dat wij dood zijn helemaal niets en kunnen wij slechts eenmaal leven en sterven (- de zogenaamde 'tweede dood' betreft de dood van de ziel, namelijk van degenen die zichzelf veroordeeld hebben tot de hel). De dood scheidt het lichaam van de ziel totdat bij de verrijzenis God de ziel opnieuw verenigt met - dit keer - een onvergankelijk lichaam, op voorwaarde dat wij in Gods genade zijn. Die leer is niet van Christus zelf afkomstig maar van de kerk die zich veel later heeft gevormd in samenspraak met de toenmalige politiek van de Romeinse keizers.
Veel dichter bij de waarheid staat wellicht de opvatting dat wij na onze dood tot schimmen worden: lichaamsloze geesten die, omdat zij het houvast van het lijf moeten missen, rondzweven en transparant zijn zoals gezegd wordt over de spoken uit de sagen van over de hele wereld.
De doden leven weliswaar niet meer maar ze zijn ook niet helemaal weg omdat zij echt geleefd hebben en een spoor nalaten in de herinnering van velen. Men kan altijd en overal aan de doden denken en vandaar lijken zij ook helemaal ongebonden aan een plaats of aan een tijdstip. In onze gedachten zijn zij ook niet even afgelijnd en duidelijk als toen zij nog in leven waren en echt aan ons verschenen. De doden gelijken daarom veeleer op degenen die aan ons verschijnen in een droom: als we ontwaken kunnen we ons hen herinneren als bijna echte wezens.
We kunnen dromen over de doden maar ook over hen die nog in leven zijn, wat ons kan doen vermoeden dat het de geest is die ons in de droom verschijnt, het bijna lichaamsloze dat nog een beeld weerspiegelt van het lichaam zoals een foto dat doet of een herinnering. Wanneer wij dromen, hebben we trouwens zelf ons lichaam achter ons gelaten want wij dromen met de geest nadat de slaap lichaam en ziel van elkaar ontkoppeld heeft, zoals ook de dood dat doet maar de slaap doet het omkeerbaar. In de droomwereld zijn geen lichamen maar wel bijna-lijven, verschijningen of beelden van mensen die echt hebben bestaan ofwel nog steeds bestaan.
De droomwereld is niet de echte wereld maar hij gelijkt erop, al is hij minder vast, minder betrouwbaar als het ware, plastischer ook en bijna helemaal onttrokken aan de wetten die de wereld van de wakkeren aan banden leggen. En zoals de droomwereld gevuld is met de geesten van zowel levenden als doden, zo is ook de schimmenwereld waar wij misschien heen gaan na de dood, gevuld met geesten van mensen nadat de dood die van hun lichaam heeft gescheiden.
De dodenwereld gelijkt een beetje op de wereld van de droom en de geesten daarin gelijken op de geesten die wij zien in onze dromen. Daarom ook kunnen wij zeggen dat de menselijke geest zowel tot de wereld van de levenden behoort als tot de wereld van de doden. Onze geest behoort tot drie werelden: tot de wakkere wereld, tot de wereld van de slapenden ofwel de droom en tot de wereld van de doden.
Als iemand overlijdt met wie wij nauw vervlochten waren, blijft er iets voortduren van die vlecht. Enerzijds trekt de overledene de ander een beetje naar de onderwereld toe en anderzijds trekt de levende de dode nog een tijdje in het leven met zich mee. Om die reden zegt men soms over stervenden dat ze met één been in het graf staan - met het andere nog in het leven.
Volgens de katholieke leer zal bij de verrijzenis niet alleen de geest herleven maar tevens zal het stoffelijke lichaam opnieuw tot leven worden gewekt en dan onsterfelijk zijn. Dat is niet het geval in het geloof van de Hellenen: de Hades is er voor altijd, de schimmen keren nimmer naar het licht terug.
Er valt iets te zeggen voor de katholieke leer van de verrijzenis van het vlees en het is niet min wat er voor te zeggen valt. In de meeste gevallen wordt het verrijzenisgeloof een beentje gelicht door het zogenaamde 'gezond verstand' dat ons zegt dat de tweede wet van de thermodynamica of de entropiewet, de wet van het verval, verbiedt dat wat tot stof en as vergaan is, weder zou keren naar zijn vroegere toestand van hoge orde die eigen is aan alle leven. Opdat dit zou kunnen lukken, moet beslist de tijd kunnen worden omgekeerd en, nogmaals, het 'gezond verstand' schiet in een lach als iemand met die zaken op de proppen komt. Maar daar staat tegenover dat het 'gezond verstand' wel aardig met de rug tegen de muur staat waar het geconfronteerd wordt met het feit dat alle leven zich geheel wars van de genoemde natuurwet een weg gebaand heeft van het niets dat wij, waarheen wij onze blik ook richten, alom in het heelal ontwaren, naar een bestaan dat ons onnoemelijk ter harte gaat en waarvan wij bezwaarlijk kunnen zeggen dat wij het alleen maar dromen. Of heeft het 'gezond verstand' dan een uitleg die hout snijdt voor het zich in een mum van tijd en bovendien triljoenen keren ontwikkelen van cellen tot wezens die kunnen wuiven naar elkaar en via die weg, kinderen krijgen, maar die elkaar ook kunnen doden?
(Wordt vervolgd)
(J.B., 23 mei 2025)
22-05-2025
Over de dood - Aflevering 2.
Over de dood
Aflevering 2.
Dat de dood van de ander niets anders is dan het eigen levenseinde is een realiteit die even moeilijk te bevatten is als waar.
De mens is een knooppunt van relaties, wat wil zeggen dat er bij het verdwijnen van die relaties helemaal niets meer overschiet. Nu heeft elke mens meerdere relaties maar door de band is er slechts één relatie die werkelijk van tel is voor het eigen bestaan: deze met degene met wie men zijn leven deelt.
Iemand kan door de massa op handen gedragen worden maar toch heel eenzaam zijn en een ander met 'slechts' één geliefde kan de ontelbare menigte van fans die een popster verafgoden missen als de pest: zolang zijn geliefde er is, kent hij geen eenzaamheid. Zo kan een monnik een relatie onderhouden met een al dan niet bestaande God en daardoor in het leven vast verankerd zijn. Of een miskend kunstenaar kan een band hebben met een onbestaand publiek waarvan hij hopen mag dat het tot stand zal komen in de toekomst, gebeurlijk na zijn eigen levenseinde - wie zal het hem verbieden?
Onze afhankelijkheid van anderen die bestaan, bestaan hebben, zullen bestaan of misschien (zullen) bestaan tekent ons eigen leven als een onzeker bestaan, een bestaan als louter mogelijkheid. Ons bestaan blijft onzeker totdat het 'vastgesteld' wordt, wat eigenlijk betekent: totdat het in een relatie staat. Een subject is nodig om dat vast te stellen en gebeurlijk is dat het eigen subject maar dat is in zijn bestaan dan weer afhankelijk van relaties.
De identiteit of het zichzelf-zijn volgt op het anders-zijn, het verschillen van de anderen. De aap die in de plas kijkt, weet pas dat hij daarin zijn eigen spiegelbeeld ontwaart nadat hij wat verderop een andere aap bemerkt bij een plas waarin deze weerspiegelt. Het eigenste denken volgt op het gesprek met anderen dat men nu gaat voeren in zichzelf en met zichzelf nadat men zich virtueel ontdubbeld heeft.
Wie het essentialisme aanhangen, vergeten dat het 'ik' het resultaat is van een proces, een gebeuren dat zich afspeelt in de tijd en dat zonder de activiteit van dat proces helemaal niet tot stand kan komen. Het 'ik' is niet maar het wordt tot stand gebracht, het wordt (met veel inspanningen) in leven gehouden en vergt aldus veel energie om zijn bestaan te kunnen bestendigen: van zodra die energie is opgebruikt, stort het 'ik' dan ook in. Zoals ook het leven zelf, dat op een bijzonder voorwaardelijke wijze, precair en broos, als het ware hangend aan een zijden draadje, zich zeer tijdelijk en evenzeer plaatselijk manifesteert in een samenloop van bijzonder toevallige omstandigheden, waaronder een uitgelezen plek in het heelal, het vlies van een atmosfeer omheen een planeet met de vereiste verhoudingen aan nodige stoffen, de juiste temperatuur en noem maar op.
Viel de context weg, dan bleef van het 'ik' in kwestie helemaal niets meer over. Wie zijn leven in dienst gesteld heeft van anderen, ziet de zin ervan vervluchtigen van zodra die anderen er niet langer zijn en dat is de tragedie van ouders die door hun kinderen gedumpt worden nadat die zijn opgegroeid en uithuizig werden.
Dat ons bestaan samenvalt met de zin ervan, betekent dat het ophoudt waar die zin vervalt en omdat die zin in betrekking staat tot anderen, betekent het verdwijnen van die anderen niets minder dan het eigen einde. Maar het gemis aan de ander is allerminst een door het verstand getrokken logische conclusie. Het gaat om een besluit dat ons voor is, dat zichzelf gevormd heeft nog vooraleer wij het vermoeden koesteren dat iets wezenlijk veranderd is. Het gemis is in de eerste plaats een pijn, geheel fysiek, ofschoon niet makkelijk aanwijsbaar zoals dat het geval is met een hand of met een been dat door een accident verloren ging. De pijn betreft het gehele lichaam dat men is en blijft daarom ook zo lastig om te detecteren.
Het gemis is het kwijt zijn van het gehele eigen lichaam en derhalve van zichzelf, het langzaam tot ons doordringen daarvan: dat wat wij zien en horen, voortaan nog slechts een schimmige versie zal zijn van wat het eenmaal was. Het geleidelijk en bijzonder lastig tot ons wezen komende besef dat wij zoals Orpheus na het onherroepelijke heengaan van zijn gade, voorgoed een schim zullen geworden zijn.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 22 mei 2025)
21-05-2025
Over de dood
Over de dood
In principe wordt hier niet de eigen dood beoogd omdat wij die sowieso niet kunnen ervaren maar wel die van anderen. Niet de dood van vreemden met wie wij geen of nauwelijks banden hebben maar die van degenen met wie wij verbonden zijn. En hun dood is voor ons bijzonder problematisch omdat de gedachte dat de scheiding die de dood teweeg brengt definitief is, een 'ondraaglijke' gedachte is.
Een oplossing van het probleem zou kunnen zijn dat we die gedachte dan maar niet meer moeten hebben, dat we ze moeten weren of ontkennen. Wat uiteraard geen oplossing is maar een vorm van zelfbedrog. Dat bedrog kunnen wij niet definitief realiseren maar wel zeer tijdelijk, bijvoorbeeld door te vluchten in dromen of in allerlei vormen van verdoving.
Een andere oplossing kon luiden dat we het beschreven lot dan maar moeten aanvaarden. Maar ook die oplossing kan niet ernstig worden genomen omdat zij van ons vraagt dat we iets aanvaarden wat we niet willen. Omdat aanvaarden, willen is, zouden we dan iets moeten willen wat we net niét willen en dat is onmogelijk. A en niet-A kunnen niet beiden het geval zijn, dat is nu eenmaal logica.
Berusten in een lot dat we niet willen, is een onmogelijke opgave maar het alternatief is dat we ons verzetten tegen iets dat werkelijk is. Echter, wat werkelijk is, kunnen we niet ontkennen. Het enige wat we dan nog kunnen doen, bestaat erin dat we onze toevlucht nemen tot het fenomeen van de vergissing. En dan moeten we geloven dat de werkelijkheid anders is dan we tot dan toe hadden gedacht. De scheiding is niet definitief, zo moeten we dan denken: het lijkt alleen maar zo.
Die uitweg echter is niet zo simpel. Want als de werkelijkheid schijn is, dan kan die schijn alleen maar worden verklaard door de oorzaak daarvan bij onszelf te leggen: de dingen zijn niet zoals we ze zien omdat we niet goed kijken; de dingen zijn niet zoals we denken dat ze zijn omdat we niet goed denken. Er is een kloof tussen onze gedachten en de werkelijkheid die wij overdenken.
Trouwens, de genoemde kloof kan geen mens ontkennen: de gedachte aan bijvoorbeeld een stoel, is immers geen stoel. En dat geldt voor alles wat we denken. De wereld in ons hoofd is niet dezelfde wereld waarin ons hoofd bestaat. Anders uitgedrukt: de wereld die een ding is in ons hoofd is niet dezelfde als de wereld waarin ons hoofd een ding is. Nog anders uitgedrukt: als A een deel is van B, dan kan B geen deel zijn van A, tenzij A gelijk is aan B. En dat laatste betekent dat de gedachte moet samenvallen met hetgeen gedacht wordt, wat onmogelijk is omdat gedachten aan dingen verschillen van die dingen zelf.
Rest dan nog die ene oplossing dat wij besluiten dat de scheiding niet ondraaglijk is: dat lijkt alleen maar zo. In werkelijkheid is de scheiding bijna ondraaglijk en zij wordt mettertijd, beetje bij beetje, wat draaglijker dan eerst gedacht.
In feite is ook de laatst genoemde oplossing er geen. Er bestaan immers mensen voor wie de scheiding die de dood teweeg brengt, echt ondraaglijk is: zij kunnen niet verder leven met die gedachte en als zij al niet onmiddellijk ophouden met leven, genezen zij er niet van, worden zij steeds zieker en zij sterven er ook aan. Maar de meeste mensen blijken mét de ondraaglijk lijkende gedachte verder te kunnen leven. Echter niet meer zoals voorheen.
Sinds oudsher wordt gezegd dat niemand zijn eigen dood kan ontmoeten: zolang ik er ben, is de dood er niet en van zodra de dood er is, ben ik er niet meer. Maar de toestand waarin men verder leeft met de bijna ondraaglijke gedachte (van de definitieve scheiding) is er een van voortdurend lijden. Nu is het leed per definitie datgene wat wij niet willen terwijl we er toch mee samenvallen: ik ben de pijn die ik heb omdat ik mij er niet kan van distantiëren daar zulks uiteraard mijn eigen einde zou betekenen. Maar dat wil niets anders zeggen dan dat de dood van de ander, hoe dan ook wezenlijk niets anders is dan het eigen levenseinde. Het lijkt er dan op dat wij alsnog verder kunnen leven maar dat leven is slechts schijn. Orpheus gelooft dat hij zijn Euridicè alsnog terughaalt uit de schimmenwereld maar van zodra zij in hetzelfde licht belanden, wordt hij de schim.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 21 mei 2025)
20-05-2025
Dovemansgesprekken - Aflevering 2.
Dovemansgesprekken
Aflevering 2.
Het eindeloze gepalaver van de dovemansgesprekken dat dagelijks de hoofdpunten in de nieuwsberichten haalt en dat van elke burger de aandacht, de tijd en de gemoedsrust steelt, is de hedendaagse manifestatievorm van het maatschappelijke steekspel van de pikorde dat sinds het begin der tijden aan de gang is en dat zal doorgaan tot het bittere einde.
Het spel is een gevecht dat in de genen zit in alle levende wezens die op de een of andere manier in groep leven en het is gericht op de eigen soort met het oog op het elimineren van de zwakkeren in functie van het determineren van een leider omdat een kudde geen rust kan vinden totdat zij haar leider kent. Die bepaalt dan in de plaats van alle gemakzuchtige leden de koers en hij draagt de verantwoordelijkheid, in ruil waarvoor men hem gehoorzaamheid verschuldigd is en navolging.
Een geheel natuurlijke zaak, zo zou men oordelen, maar dan wel natuurlijk in de betekenis waarin ook het recht van de sterkste dat is. En zoals het recht van de sterkste vloekt met de mensenrechten, evenzo is het beschreven steekspel van de oorlog onverenigbaar met de humaniteit.
Wie daar anders over denken, richten een bloedbad aan met onoverzienbare gevolgen, zoals ook rijkelijk geïllustreerd wordt doorheen de hele geschiedenis van het mensdom. Hitler is het typevoorbeeld van de leider die de natuur een handje wilde helpen in het elimineren van de zwakkeren en met de ernst die de waanzin kenmerkt werden vanuit een logica waaruit a priori elk gevoel wordt gebannen, miljoenen onschuldigen op industriële wijze afgemaakt - naast het inpalmen van hun bezittingen, incluis schoenen en valse tanden, werden ook hun stoffelijke resten nog benut voor de fabricage van zeep, lampenkappen en noem maar op.
Hun geld verhuisde naar gerenommeerde Zwitserse banken die er decennia lang over zwegen totdat niet zo lang geleden nazaten het onverhoopt terugvorderden van de bandieten die nog steeds het schone weer maken en alom de lakens uitdelen. In het in 1990 verschenen boek La Suisse lave plus blanc beschrijft Jean Ziegler hoe Zwitserse banken met namen als klokken de jaarlijkse opbrengst van 300 tot 500 miljard dollar aan bloedgeld van onder meer de drugshandel prompt weten wit te wassen dankzij de omerta met de respectabele benaming van 'bankgeheim'.
We onthouden dat het beschreven spel vloekt met de mensenrechten. Maar men herinnert zich tevens de niet mis te verstane en ontnuchterende conclusies uit de massapsychologie: dat de kudde gehoor geeft aan de minst intelligente van haar leden. Het narrenschip van Plato is daarvan een verontrustend maar allerminst verwonderlijk en dwingend resultaat.
(J.B., 20 mei 2025.)
Dovemansgesprekken
Dovemansgesprekken
Een dovemansgesprek wordt gedefinieerd als een gesprek waarbij de gesprekspartners elkaar niet willen of niet kunnen begrijpen. Als zij werkelijk doof zijn of als zij elkanders taal niet verstaan, dan is er sprake van niet kunnen maar als zij elkaar kunnen horen en elkaars taal wél verstaan, is er sprake van onwil.
Een bijzonder geval van een dovemansgesprek is een gesprek waarbij één van de partners gewillig is om te communiceren, zich verstaanbaar te maken en begrip op te brengen terwijl de andere bewust en dus met voorbedachten rade voor doveman speelt.
In dat bijzondere geval kunnen de motieven van degene die voor doveman speelt, legio zijn: hij kan de bedoeling hebben om de tijd te rekken, het gesprek te saboteren of zijn gesprekspartner voor de gek te houden, te irriteren of te pesten.
Omstandigheden kunnen zich ertoe lenen dat bepaalde mensen aldus langere tijd voor de gek gehouden worden en sommigen vinden er dan ook een sadistisch genoegen in om dezen te pesten en hen van de wijs te brengen.
Als de leden van een grotere groep samenzweren om een enkeling op die manier voor de gek te houden, kan het resultaat nefast zijn. Soms is de groepsgeest dermate verrot of gecorrumpeerd dat de genoemde vorm van pesten gedeeltelijk onbewust gebeurt maar met de vaste bedoeling om iemand volledig uit te schakelen.
Een historisch voorbeeld is de veroordeling van en de moord op de zogenaamde heksen van Salem die, elk apart, de ene na de andere, werden aangepakt door een substantieel deel van een gemeenschap, zo niet door de voltallige gemeenschap, nadat het slachtoffer telkenmale monddood werd gemaakt. De realiteit van de kuddegeest biedt de garantie dat de gruwel die een dergelijke aanpak wezenlijk is, zich zonder problemen kan voltrekken en ook onbestraft zal blijven.
In nog meer schrijnende gevallen wordt gespeeld met een paradox die erin bestaat dat de berekende redeloosheid van wie zich van de domme houden en aldus voor doveman spelen, tot doel hebben om een slachtoffer dat zich aan de rede vastklampt, van redeloosheid te kunnen beschuldigen en via die weg te kunnen uitschakelen. De redeloosheid triomfeert dan over de rede die zij in haar slachtoffers tot voorwerp maakt van spot.
Dovemansgesprekken worden systematisch gevoerd als een gesofisticeerde methode om mensen het zwijgen op te leggen maar tegelijk om de rede te doen verstommen en die methode wordt gretig aangewend in de politiek waar behalve de rivaliserende partijen ook nog een publiek aanwezig is waarbij de 'acteurs' of degenen die voor doveman spelen, niet alleen hun slachtoffer dat in het gesprek verwikkeld wordt, in de maling nemen maar ook het publiek.
Een actueel voorbeeld hiervan speelt zich af op het wereldtoneel waar enerzijds, in de schijnwerpers, de rivaliserende partijen optreden en acteren en anderzijds, het publiek van de quasi voltallige wereldgemeenschap - meestal via het televisiescherm - het spel van de demonstranten volgt zoals supporters een voetbalmatch volgen.
Want het gaat om een spel vergelijkbaar met het voetbal maar dan minder onschuldig, alles behalve sportief en geheel zonder vaste regels - een spel dat de aandacht moet weten te trekken en vast te houden en dat daarom grote middelen zal inzetten om het publiek erbij te betrekken. Meer bepaald door het spel dermate te organiseren dat daarbij het leven van allen die behoren tot het publiek, op het spel wordt gezet.
Wij noemen dat oorlog en we doen alsof we het niet willen terwijl in feite niemand nog kan willen dat het ophoudt. Elk spel immers is verslavend en dat is het ultieme spel van de oorlog des te meer. Maar tevens kan het spel niet worden gestopt omdat de essentie ervan ons blijkt te ontgaan.
Het spel deelt immers de mensen op in, enerzijds, degenen die op het theater paraderen en die niets liever willen dan dat allen vol belangstelling naar hen kijken en met spanning volgen wat ze zeggen en doen en, anderzijds, degenen die veroordeeld zijn om voor toeschouwer te spelen, te applaudisseren, aandacht te geven, toe te kijken en toe te horen, al hun zinnen daar op te zetten, zich angst te laten aanpraten ofwel sympathie, kortom: zich te laten bespelen, met als eindspel, het moordspel, waar zij zich uiteindelijk van het leven moeten laten benemen.
In het westen, de vertechniseerde wereld, werd het oorlogsspel, dat in wezen 'de ultieme show' is, decennia lang vervangen door de optredens op de wonderlijke televisie. Want veel beter dan op een slagveld kon de strijd tussen degenen die het voor het zeggen hebben daar rechtstreeks en door iedereen gevolgd worden. Op televisie zijn de machthebbers goden want alomtegenwoordig en almachtig. De kijkers zijn onderdanen die letterlijk niets te zeggen hebben en die alleen maar kunnen slikken wat hun voorgeschoteld wordt terwijl men er wel voor zorgt dat ze dat ook moeten doen. De belangrijkste reden waarom na een lange vredestijd de oorlog in het westen weer ten tonele verschijnt, ligt alleen hierin dat het medium van de televisie (en geef toe, het heeft héél lang mogen duren) nu zijn beste tijd gehad heeft.
Ja, het wonderlijke medium is versleten, het wonder is eraf, de pausen en de koningen lopen er voor spek en bonen bij, ze zijn impotent om nog langer de aandacht van de mensen te trekken, de fictie presteert beter dan het echte. Alleen de dovemansgesprekken van bommen en granaten kunnen de show nog stelen.