En dan eerst nog een detail. Zo oprecht als wij meenden dat het alleenrecht om te scheppen bij de Schepper zelf gelegen was en dat schepselen veroordeeld zijn tot handel drijven, zozeer hebben we ook zonder de waard gerekend. Immers, ook de vermeende goddelijke scheppingsdaden hebben veel weg van commerciële transacties: niemands naam wordt in het boek der levenden neergepend tenzij hij op dat eigenste ogenblik ook wordt opgeschreven ten dode. Of betekent dit dan dat hier helemaal geen god in het geding kan zijn? Wanneer Zarathustra zijn thuisland heeft verlaten en zich in het gebergte heeft begeven, ontmoet hij daar een heilige grijsaard die zijn misantropie uitspreekt en zijn lof voor god, en Nietzsche's gevierde profeet bedenkt een zin die onsterfelijk de wereld rond zal gaan: “Dieser alte Heilige hat in seinem Walde noch Nichts davon gehört, dass Gott todt ist!"1 Aldus een uitzondering creërend op de stelling van zopas, dat de onsterfelijkheid niet van deze wereld is.
God schiep de kosmos met centraal daarin het leven maar niet zonder in het midden van het bonte leven de mens te plaatsen, de hoeder van dat alles, die in de persoon van de verafgode Albert Einstein een atoombom uit zou vinden om met het alsnog opsplitsen van godbetert de vermeende allerkleinste deeltjes het allergrootste ooit gemaakt, in minder dan een oogwenk weg te wissen alsof het er nooit was. “Deus nobis haec otia fecit”: God schiep de tijd, het 'otium' van Vergilius, waarin wij ons kunnen vermeien, vermaken, vrij bewegen, maar dan wel in één enkele richting. Naar de toekomst toe, zo wordt het ons voorgezegd, maar in werkelijkheid verwijderen wij ons van onze oorsprong, van onze moeder, van onszelf. En de tijd, zich profilerend als de schenker van het leven, manifesteert zich niet anders dan als degene die het ons allemaal ontneemt, zonder verpozen. “Dat hebben wij dan toch gehad”, aldus praten wij elkander na – wij, die niet ophouden met na te praten doch die vergeten na te denken, en wij stoppen het in een album, wij bladeren erin, glimlachend, ja, gelukkig zelfs, helemaal verstoken van het besef dat alzo onze blikken vallen in een gigantische graf.
Over de doem van die tegendoelmatigheid in alle dingen is het dat zoals ook alle andere Helleense mythen het treurlied van Orpheus handelt en wat zijn lier doet, is de trilling, bron van alle leven, mededelen ten koste van zichzelf, daar zij al trillende haar opgespaarde kracht verliezen wil, zoals wie klaarkomen dat doen tegen de prijs van het eigenste bewustzijn. De dood lijkt het leven te overstijgen en tegen de overgave die hij opeist, wordt nimmer geprotesteerd.
Als uiteindelijk Orpheus toegang tot de onderwereld krijgt, kan dat alleen maar het geval zijn omdat geweten is dat dit vergeefs is; immers, ook vergeefse daden moeten worden toegestaan teneinde de dwang te onderstrepen die al het andere bestuurt. “Zie je wel!”, zo luidt dan de zedenles die ook de stoutste rebel terug in het gareel brengt en die zo de ijzeren orde van de dood herstelt.
De emotie die Hades tot de toegeving verplicht heeft, is deze die de grijsaard een traan van ontroostbaar verdriet doet plengen bij het zien van een boorling in zijn wieg of van een jaarling die leert te lopen tot jolijt van zijn luid applaudisserende voorzaten die, hem omringend, hem ertoe veroordelen voortaan het middelpunt te zijn van hun bestaan. In het gerimpelde gezichtje van de nog bijna blinde boorling is de niet langer ziende grijsaard te bespeuren waarvan hij wel een wederopstanding lijkt maar is reanamnese niet een wat goedkope illusie waarmee wij ons trachten te bevrijden van het onderhavige eeuwige juk? De lier van Orpheus legt Cerberus het zwijgen op en Charon vaart hem over nadat hij hem heeft betaald; een welgekende reis gaat onze held tegemoet, een lot dat alleen door de oudste dichters kon worden verwoord.
1.F.W. Nietzsche, Also sprach Zarathustra, Ein Buch für Alle und Keinen. Zweite Auflage, Leipzig, Druck und Verlag von C.G. Naumann 1893, pag. 8.
05-12-2025
Orpheus en Eurydicè (8)
Orpheus en Eurydicè (8)
Er bestaat geen troost voor wie beminden aan de dood verliezen en wie iets anders beweren, liegen ofwel houden ze zichzelf voor de gek. Erger nog: bepaalde lieden durven het zelfs aan om te handelen in troost en de meest bekenden onder deze beetnemers en dieven zijn de zogenaamde religieuzen. Ook voor Orpheus was er geen troost en de mythe zelf vormt het meest overtuigende bewijs daarvan. Orpheus en degenen die om hem gaven, hebben de arme man een tijdlang valse hoop gegeven, wellicht met de bedoeling om de tijd te rekken, om de kunstenaar wat tijd te gunnen en een genezingsproces op gang te laten komen maar zij wisten allen dat het allemaal tegendoelmatig zou zijn. Iedereen wist het maar in die omstandigheden zegt men algauw: we kunnen maar proberen, baat het niet, dan schaadt het ook niet en dan hoeven we achteraf geen spijt te hebben omdat we die kans lieten liggen. Edoch, een kans is het niet eens, het is een logische mogelijkheid: Eurydicè keert terug ofwel keert zij niet terug. Maar logische mogelijkheden zijn slechts mogelijkheden in ons hoofd, in de werkelijkheid bestaan ze niet, het is waanzin om er rekening mee te houden. Als ik op de lotto speel, zijn er twee mogelijkheden: ofwel win ik, ofwel win ik niet en elk van die mogelijkheden heeft een zekere waarschijnlijkheid die verschilt van nul. Maar de waarschijnlijkheid dat Eurydicè terugkeert uit de dood is nul. Er bestaat geen wereld waarin zij dat toch doet, die wereld moet nog geschapen worden, en hij zal niet geschapen worden omdat er slechts één wereld mogelijk is en dat is uiteraard de actuele wereld waarin de kans dat Eurydicè terugkeert uit de dood gelijk is aan nul. Ziedaar de feiten. Vergilius en Ovidius hebben een wereld geschapen waarin Eurydicè alsnog lijkt terug te zullen keren uit de Hades maar de beide dichters hebben verplichtingen aan hun muzen, zij kunnen niet ongeacht wat fabuleren omdat ook fabels aan wetten gehoorzamen. In Orpheus en Eurydicè lachen de dichters met ons.
Wat Hades aan Orpheus toestaat, is een geschenk dat gelijkt op het gif van de adder die aan zijn gade het jonge leven ontnam en aan hem zijn gade. De gift van Hades wordt immers vergezeld van een onvervulbare voorwaarde. Hades geeft en neemt in één en dezelfde beweging. Hij herhaalt wat hij voordien deed met Persephone toen zijn broer hem vroeg haar aan haar moeder terug te schenken. Dit verhaal is de confrontatie met het bikkelharde feit dat deze wereld het zogenaamde 'geven om niet' ten strengste verbiedt en dat verbod is strenger dan het verbod om terug te keren uit het dodenrijk, het is strenger dan ongeacht welke natuurwet. 'Geven om niet' is immers scheppen en alleen God heeft het recht daartoe. Zijn schepselen daarentegen zijn veroordeeld tot handel drijven. En dat is dan ook de inhoud, de essentie van deze mythe.
Orpheus en Eurydicè (7)
Orpheus en Eurydicè (7)
Als onze zielenroerselen authentiek zijn, hebben zij geen lier nodig om zich kenbaar te maken, het lichaam is de lier, het instrument van de ziel, en daarom ook kunnen ware gevoelens niet verborgen worden dan door klederdracht, burchten, handlangers of leugenachtige parabels. Echter, waar het een bard betreft, moet de lier zelf beschouwd worden als een lichaamsdeel, zoals een arm dat is, de stem of het hart. Er zijn violisten die hun instrument meenemen in bed en veel aandacht en tijd besteden zij aan de verzorging van hun bijzondere 'prothese', die in dit geval een 'correctie' is van bijvoorbeeld de stem, een verlengstuk van het lichaam zoals een voertuig dat is, een mantel of een huis. Zij praten er tegen, zij strelen het, gaan ermee naar de dokter, zij verzekeren het, inspecteren het en laten het geregeld herstellen. Het gaat deel uitmaken van het lichaam in die mate dat het lichaam mettertijd ook gaat vergroeien naar het instrument toe en zo ontwikkelen zich de vingers van een pianist of die van een bespeler van de lier, zoals het instrument dat wil. Maar niet alleen de vingers, de lippen, de armen en de andere zichtbare lichaamsdelen doen dat, ook het hele zenuwstelsel stemt zich af op het maken van muziek waarbij zich de 'prothese' ontwikkelt tot het centrale lichaamsdeel waar voortaan al de rest om draaien zal. Uiteindelijk is het de muziek die zoals de noordpool doet met elk kompas, alles naar zich toe trekt, ja, de muze regeert de muzikant zoals de ruiter met het paard doet, de muze heeft bezit genomen van zijn lichaam maar vooreerst ook van zijn ziel en wanneer de toehoorders maar aandachtig genoeg zijn, kunnen zij ook bespeuren dat op het podium niet een muzikant staat die muziek maakt want de vervoering waarin hij door de muzen wordt gebracht, transformeert zijn gedaante in die mate dat zij zich verwisselt voor de gedaante van de betrokken muze zelf. De toehoorders aanschouwen dan niet langer een medemens die speelt, maar het wezen dat van hem bezit genomen heeft en dat behoort tot een heel andere wereld dan deze waarin de bard zijn kunst vertolkt. Die kunst creëert meteen een gat in onze wereld waar doorheen wij kunnen kijken naar dat andere land, dat land dat veel fijnstoffelijker van aard is, want het is niet van stof gemaakt maar van trillingen en golven of, veel fijner nog, van gevoelens die zich zelfs onttrekken aan het bestaan van vlees en bloed.
Op die manier is het dat Orpheus met zijn instrument vergroeid was en zo ook bracht zijn verschijning bij alle wezens die ze aanschouwen mochten, een extase teweeg welke ons ervan verzekert dat de stoffelijke wereld wordt gedragen door een onvergankelijkheid, dat de tijdelijkheid zelf maar tijdelijk is en dat achter alle dingen een eeuwigheid schuilt die schoon en waar en goed is. Orpheus boezemde sinds hij op aarde was en speelde, ontzag in bij alle wezens, hij werd op handen gedragen en als hij de snaren van zijn lier aansloeg, beroerden in dezelfde beweging zijn handen de zielen van de geringsten onder Gods schepselen.
Derhalve, wanneer hij na het verlies van zijn gade treurde, treurde de hele natuur met hem mee. Eurydicè was niet zomaar de gemalin van een gewone mens, zij was de gelukkige beminde en de toeverlaat van een hogere entiteit en daarom ook was haar heengaan voor de wereld een catastrofe, die zich nu samen met de elegie als een donkere nacht neervlijde over de aarde, aldus herinnerend aan haar val van zo-even, veroorzaakt door het gif van de adder die haar in de hiel beet wijl zij door de lente van haar leven danste in het jonge gras, bezaaid met geurige bloemen in duizend kleuren.
04-12-2025
Orpheus en Eurydicè (6)
Orpheus en Eurydicè (6)
Treurnis is geen ondergaan van leed, het is veeleer een verzet tegen de werkelijkheid: wie zich niet verzetten tegen wat hen overkomt, ondergaan gedwee de dingen maar wie zich verzetten, scheppen een kloof tussen de eigen wil en die van het noodlot en zo tarten zij het lot, zij bevechten het en de strijd die zij aldus voeren, brengt een leed teweeg dat nimmer zijn gelijke kent, het is een exponent van een door merg en been gaande frustratie.
Zij die, zoals de adepten van de Boeddha, beweren dat leed ontstaat uit gehechtheid en dat onthechting ons van leed bevrijdt, weten derhalve niet wat zij vertellen. Gevoeligheid voor leed is allerminst een zwakheid, zeer in tegendeel verraadt het de kracht van de betrokken ziel. Ongevoeligheid voor leed wordt verkeerdelijk geprezen als de capaciteit om zich boven de dingen te stellen maar aan onverstoorbaarheid is helemaal niets prijzenswaardigs, zij is verwant met de gewetenloosheid en dat is een kentrek van bloeddorstige dieren, van dictators en van afgestompte geesten. Het is de machowereld die dit onverstand viert en die de vrouwen, die om die reden vaker wenen, wegzet als het zwakke geslacht. Er is niets zwak aan gevoeligheid voor leed, het getuigt alleen maar van een hoog ontwikkeld bewustzijn.
En dan is er nog een theorie die in de jongste decennia veel opgang heeft gemaakt maar die de waarheid weer geweld aandoet: zij zegt dat emoties kunnen worden opgewekt door hun uitingen in plaats van andersom. Wie “hahaha” zeggen, zouden op den duur ook echt beginnen lachen en wie uien pellen totdat hen de tranen in de ogen komen, zouden daardoor verdriet uitlokken. Het is een theorie die wordt geloofd onder acteurs die immers middels mimiek, intonatie en verhaal, emoties moeten veinzen. Zij beweren dat het geen veinzen is wat zij doen, doch opwekken en sommigen houden voet bij stuk dat die emoties helemaal niet verschillen van de authentieke. Maar niets is minder waar. Wat opgewekt wordt door acteurs, romanschrijvers en dichters, zijn de authentieke gevoelens in de eigen ziel die immers een herkenningspunt beleven in de schouwburg, in de leeszetel of in de cinemazaal. Als die authentieke gevoelens er niet zijn, bijvoorbeeld omdat men (alsnog) de ervaring mist die aan de grondslag ervan ligt, kunnen ze ook helemaal niet tot stand worden gebracht door de nabootsing van hun uitingen.
De elegie van een bard mag niet opdringerig zijn want dan mist zij haar doel: zij moet eerst peilen of zij weerklank vinden kan en zij dient heel goed te weten tot wie zij zich richt, anders blijft zij even effectief als een toespraak in een wildvreemde taal of een kaars en een bril voor een uil die niet lezen wil. Orpheus die beslist van de geschiedenis omtrent Persephone gehoord heeft, weet dat Hades het gemis van de gade kent en daarom ook kan hij zich wenden tot de onvermurwbare of “Nil miserans” zoals Horatius hem ooit onterecht genoemd heeft, met alsnog de hoop hem te zullen vermurwen, hierin bovendien gesterkt door de zekerheid dat hij het spel van de lier als geen ander beheerst: het spel met de werkelijkheid van de resonantie die deze van de bijna onbemiddelde communicatie is.
Orpheus en Eurydicè (5)
Orpheus en Eurydicè (5)
De onderwereld moet wel een afgesloten ruimte zijn want Hades die daar regeert zoals zijn broers Zeus en Poseidon heersen over de luchten en de wateren, wil niet dat iemand van zijn onderdanen aan zijn greep ontsnappen kan. Uiteraard heeft de Hades een poort langs waar de overledenen het dodenrijk naar binnen komen maar zij wordt zwaar bewaakt om te verhinderen dat zij er weer uit weg kunnen komen. Aanvankelijk moet het de gedachte van Orpheus zijn geweest om doorheen die poort te gaan en aldus in de Hades zijn geliefde te gaan vervoegen, zoals velen doen wanneer zij hun beminde missen moeten maar om de reden die wij zo meteen vertellen, plande hij het anders: in plaats van zelf het dodenrijk naar binnen te gaan, wilde hij hartstochtelijk dat zij, Eurydice, terugkwam naar de wereld van de levenden en zo onderzocht hij dan de mogelijkheid om haar daar te gaan halen.
Orpheus immers zal geweten hebben dat een bestaan als schim aan de liefde helemaal geen kansen meer te bieden heeft. En bovendien geleek het lot van zijn ongelukkige gade enigszins op dat van Persephone, die Hades wegroofde uit de wereld via een gat in de aarde, om haar daarna te verplichten zijn vrouw te worden; de treurnis van haar moeder, Demeter, raakte de ziel van de natuur die antwoordde met een hongerwinter die veel mensen doodde, waarna Zeus zijn broer Hades beval om Persephone aan haar moeder terug te geven. Hades stemde daarmee in op voorwaarde dat ze nog eenmaal met hem at, terwijl een wet besliste dat voor wie ooit in de onderwereld voedsel hebben genuttigd, er niet langer een terugweg mogelijk is. Zes granaatappelpitten at Persephone aldaar, waaruit het compromis dat voor zij elke pit een maand terug moest naar Hades, en dan heerst hier de winter, de andere zes maanden van het jaar ontsprong zij de dodendans en maakte zij een 'anodos', gelijkend op een 'autochtonos', een sprong vanuit de grond, net zoals Aphrodite die opsprong uit de zee, om zo de lente in te luiden.
Dit moet Orpheus ervan overtuigd hebben dat ook zijn ongeluk misschien te herroepen was, aangezien deze verhalen een gevoeligheid verraadden van de goden voor het leed van derden. En daarop vermande hij zich, de edele bard, hij nam zijn lier, deed haar snaren trillen, een elegie ontvouwde zich, zij benam de winden van hun adem.
Orpheus en Eurydicè (4)
Orpheus en Eurydicè (4)
Behalve Orpheus en Odysseus daalden ook Theseus, Pirithoüs en Heracles tijdens hun leven in de onderwereld af maar of hun reis aldaar voorafging aan die van Orpheus, moet misschien wel in het ongewisse blijven daar hun leven zich afspeelt in een verleden dat zich in feite in zekere zin bevindt buiten de tijd zoals alle niet-mythologische figuren die beleven.
Er wordt gezegd dat de avonturen van de mythologische figuren zich afspelen of zich afgespeeld hebben in wat men het mythologisch tijdperk noemt en wat anders kan men zich daaromtrent herinneren dan de verhalen die daarover de ronde doen en die elkaar soms tegenspreken omdat er vaak meer versies zijn waarover de vertellers alle eensgezindheid moeten missen? Het mythologisch tijdperk is met alle andere era's slechts semi-compatibel. Het heeft met het 'echte' verleden het feit gemeen dat het er niet is maar het verschilt daarmee in het even sterke feit dat het 'echte' verleden er niet meer is of er geweest is. Dat is het mythologisch tijdperk tot op zekere hoogte eveneens, in die zin dat een volgorde der gebeurtenissen daarin onafwendbaar blijft: Odysseus heeft zijn moeder overleefd en Theseus de Minotaurus die hij immers doodde maar het lijkt er heel sterk op dat het weefsel van verhalen niet dens genoeg is om helemaal uit te kunnen maken in welke volgorde de Helleense helden dan hun daden pleegden. Bepaalde mythen hebben betrekking op historische gebeurtenissen en zo gaat de joodse mythe van de zondeval uiteraard vooraf aan de geboorte van Jezus Christus, gesteld dat dit laatste een historisch feit zou zijn, maar verder lijken alle 'feiten' waarover de bewuste verhalen handelen, veroordeeld om tot in de eeuwigheid te blijven zweven.
Dat er een essentieel verschil is tussen het 'niet zijn' en het 'niet meer zijn', lijkt aannemelijk maar anderzijds maken sommigen zich sterk dat, als de dood het definitieve einde van het leven is, het er ten langen leste helemaal niet toe doet of men echt bestaan heeft van zodra men er niet meer is en als men dat aanneemt, is in dat opzicht inderdaad elk verschil zoek tussen 'niet zijn' en 'niet meer zijn' van zodra abstractie wordt gemaakt van wie zich het verleden nog wél kunnen herinneren. Voor degenen die het zich niét kunnen herinneren, om wat voor reden ook, zijn er alleen verhalen en of die ook waar gebeurd zijn of dus waar zijn, kan door hen niet worden uitgemaakt. Spreken over zijn herinneringen met betrekking tot feiten is iets anders dan het zich herinneren van verhalen en wat dat kan betekenen met betrekking tot het mythologisch tijdperk, is niet zo heel direct te zien en zeker niet voor wie over de bewuste verhalen slechts heel gedeeltelijk hebben gehoord. De specifieke welwillendheid van wie over het mythologisch tijdperk spreken, impliceert een zekere bereidheid om aan te nemen dat er uiteindelijk geen vaste grens bestaat die de fictie scheidt van de realiteit; met andere woorden beamen wie de mythologie genegen zijn, de waarheidswaarde van zekere geschiedenissen waarvan iedereen weet dat zij niet plaatsvonden in 'onze' tijd. De zaak is heel wat ingewikkelder dan in deze schamele zinnen voorgesteld maar het gaat er om aan te tonen of tenminste aan te geven dat er goede redenen bestaan om ook aan mythen een werkelijkheidswaarde toe te kennen, zoals trouwens aan vele belangrijke zaken die zich bevinden in gebieden die geen uitstaans hebben met de tijd zonder meer en dikwijls ook niet met de ruimte.
De wereld waarin de mythen bestaan, is pas incompatibel met de 'onze' op voorwaarde dat wij weten wat wij zeggen als wij over 'onze' wereld spreken want het daaraan inherente thuisgevoel is vals en dat beseft men meestal pas waar ons de in “Ein Deutsches Requiem” van Johannes Brahms opgenomen verzen uit de Heilig Schrift te binnen schieten: “Wir haben hier keine bleibende Statt”, met andere woorden waar men geconfronteerd wordt met de eindigheid van het leven, met de dood. En het is uitgerekend die meestal zo keurig verdrongen onzekerheid en onwetendheid die zo belangrijk is in het licht van het alsnog opperen van een mogelijkheid om van de ene wereld naar de andere te reizen of, om tot de kern van de zaak te komen, om zichzelf ervan te overtuigen - en hier wordt uiteraard Orpheus geviseerd - dat er misschien een mogelijkheid bestaat om wie als dood geboekstaafd staan, alsnog te gaan terughalen in de Hades.
Zoals het mythologische tijdperk er een is dat zich bevindt tussen zijn en niet-zijn en dat er in geslaagd is om alvast het statuut van niet-zijn van zich af te schudden, zo ook moet er een gebied zijn dat zich bevindt tussen het leven en de dood, een gebied waar een wereld die niet langer bestaat, wedijvert met een wereld die nooit heeft bestaan, maar het zijn beide werelden waarvan wordt aangenomen dat ze bestaan hebben. De twijfel en de onzekerheid die hier opdoemen zijn uiteraard heel kostbaar in de ogen van Orpheus die immers met zijn wanhoop vecht en die het onmenselijke dragen moet terwijl wij willen aannemen dat hij een mens was, of is.
03-12-2025
Orpheus en Eurydicè (3)
Orpheus en Eurydicè (3)
Resonantie is een natuurverschijnsel waarvan reeds gewag gemaakt wordt in de Veda's; zij spreken over de trilling als de essentie van alle leven en als één ding trilt, dan trillen daarmee alle dingen mee; wat het ene voelt, maakt vibraties die zich voortplanten zoals ook zaden doen, en die in de omgeving alles aansteken, zoals ook ziekten doen. Het geheim van de resonantie is dat van de verbondenheid tussen al wat is, het is de communicatie die een oneindig aantal vormen heeft waarvan mensen er slechts enkele kennen, evenwel zonder ze helemaal te beheersen.
Vandaag lacht men met de zogenaamde toverformules uit de middeleeuwen en uit nog vroegere tijden; de woorden, muzikaal van klank en vorm, welke niet zozeer een betekenis herbergen maar vooreerst een gevoel en, veel meer nog dan dat, een waarheid. En waarheden bezweren; als zij uitgesproken worden, treedt een verandering in de orde van de dingen in en wel met dwingende kracht, zoals dat het geval is in de rechtspraak.
Wanneer een zaak in de openbaarheid wordt gebracht, spreekt een rechter zich daarover uit en niemand zal betwisten dat zijn woorden meer dan louter woorden zijn, dat zij meer zijn dan de namen en de betekenissen die zekere dingen begeleiden: de formule die een rechter uitspreekt met betrekking tot een zaak, gebiedt wat ogenschijnlijk puur natuurlijk is en wat alleen volgens de wetten van de natuur lijkt te verlopen, om te gehoorzamen en zij doet dat alleen omdat zij berust op waarheid. Ja, de formule die door de rechter uitgesproken wordt, dwingt de natuur zich aan haar te onderwerpen en zij slaat wie zopas nog op vrije voeten was, in de boeien op het ogenblik zelf dat zij weerklinkt.
Want de woorden van de rechter zijn niet zomaar woorden, zij zijn geladen met betekenis, en niet alleen geladen met betekenis maar tevens met gebeurtenis in de betekenis van geboortenis, geboorte: zij bevelen het ontstaan van zekere dingen die er voordien niet waren omdat zij verborgen bleven zoals de waarheid nog verborgen was, bijvoorbeeld door de werkzaamheden van de leugen, maar die door het proces van wording van de waarheid, de gebeurtenis waarbij de waarheid in deze wereld wordt geboren, ontsluierd worden, van de sluier van de leugen worden ontdaan en nu verschijnen in het volle licht dat aan de rede toegeschreven wordt maar dat van veel hoger komen kan, zodat een formule, uitgesproken door een rechter, meer kracht kan hebben dan wij, stervelingen, ooit voor mogelijk zouden houden.
De formules waarvan sprake worden gekend door de muzen die ze influisteren aan wie zij tot een veel zwaarder werk dan de meesten onder ons aankunnen, hebben veroordeeld. Want het instrumentschap van de muzen is een labeur dat het heetste hartebloed verbrandt, dat dichters kaal vreet tot op het bot en dat hen geen uur van rust gunt in de honderdduizend nachten van het leven als alle anderen in vrede slapen. Ware oorlogen voltrekken zich wanneer uit Plato's vormenwereld zich de gestalten een weg trachten te banen naar het tranendal dat anders zonder remmen gewis afglijdt naar de bonte hel.
Alleen jubel was tot nog toe aan het instrument van de Rhodopische bard ontsprongen en het woord jubel verwijst naar Jubal, een afstammeling van Kaïn en “de voorvader van alle muzikanten die de lier en de fluit bespelen”1, zoals het Boek der Wording leert.
De lier is een raam met daarop strak gespannen en gestemde snaren die men met de vingers kan doen trillen en die op een klankkast staan welke de geluiden versterkt en hoorbaar maakt. Orpheus was niet de eerste en de enige die de lier bespeelde: volgens het boek Samuel beval Koning Saul een man te zoeken die de lier bespelen kon om uit hem de boze geesten te verdrijven en zo kwam David naar hem toe en hij werd zijn wapendrager: “(...) David nam de harp, en hij speelde met zijn hand; dat was voor Saul een verademing, en het werd beter met hem, en de boze geest week van hem.”2
Dat de snaren op de lier strak gespannen en gestemd staan betekent dat er aan de beide uiteinden aan getrokken wordt door krachten die in onderling exact tegengestelde richtingen werken. De opgewekte spanning wordt gedragen door het raamwerk en is eveneens aanwezig in de snaren; zij verraadt zich bij het aanslaan van een snaar omdat die dan haar spanning omzet in een trilling, welke een ontlading is, die zich voortplant in een wijdere omgeving waarvan ook onze trommelvliezen deel uitmaken, waardoor wij die trilling registreren als geluid. Ook wezens ofwel dingen die het wrede lot delen om oren te moeten missen, worden gered van een algehele doofheid doordat ook zij middels hun stoffelijk omhulsel de trilling ondergaan welke zich voortplant door de lucht of door het water, door de grond of ongeacht welk ander midden. Alles in de omgeving wordt door de trilling aangedaan, gaat meetrillen en ondergaat de spanning uitgezonden door de bard middels zijn lier - een spanning die haar eerste oorsprong bij de muzen vindt, voor wiens muziek zij hun uitgelezen dichters een heel bijzonder oor hebben aangenaaid in het begin der tijden, toen het lot bezegeld werd van de geringste van de stervelingen.
Op die wijze wordt de inhoud van de hemel of althans een deel daarvan, naar de wereld van de levenden overgeplant en naar dat model heeft Orpheus gewerkt om wat de wereld van de levenden beweegt, over te hevelen naar het rijk der doden dat immers zijn Eurydice in zijn greep hield nadat zij door de adder was gebeten in de hiel terwijl zij op de tonen van de lier van haar uitverkoren gemaal, zong en danste in de lente van het leven.
De snaar welke Orpheus aansloeg, moest de juiste zijn, want zij moest de gevoelige snaar van niet alleen de levenden maar ook die van de doden kunnen raken en wat trillen gaat wanneer zich vibraties voortplanten doorheen de ruimte en de tijd, zijn niet alleen de trommelvliezen, de huid en de haren van de levenden, de takken en de bladeren der bomen, het lover en het gras, de bloemen, het wateroppervlak, de aarde en de wolken: meetrillen doet ook de essentie van al wie 'ik' kunnen zeggen, een essentie die zich in onze ruggengraat bevindt welke de spanning draagt tussen de twee polen die het leven in zich vatten en die het kloppen van het hart besturen, het ritme van de ademhaling en de wakkerheid van de gedachten. De ziel van een levend wezen zit binnenin het merg verborgen dat door de schelpen van de wervels wordt omgeven en beschermd, het gebeente dat een thuis biedt aan de ziel, dat tot niets anders van nut is en dat daarom wordt begraven van zodra de ziel wijkt uit het lijf en zijn verblijft moet verderzetten in een ander rijk waar eigenlijk geen levende naar binnen gaan kan. Edoch, precies omdat de ziel kan overgaan van deze aarde naar de Hades, moet er wel een weg daarheen zijn en dus ook een mogelijkheid voor trillingen om tot op die zo goed verborgen plek te komen.
Het snarenspel van de geoefende bard is niet alleen een zaak van fysische spanningen, trillingen of geluiden want deze zijn op hun beurt slechts de instrumenten van de muziek, de taal der muzen, die middels deze golven die de stof beroeren, op hun beurt ook het onstoffelijke in beweging zetten en het aldus van de verstarring van de dood bevrijden. De trillingen zijn de dragers van de ziel, datgene waarmee de ziel zich kenbaar maakt aan al het haar omringende dat het tot medeleven en op die manier ook tot leven wekt.
1Genesis 4:17-21: “Kaïn en zijn vrouw kregen een zoon en noemden hem Henoch. Daarna bouwde Kaïn een stad en noemde die naar zijn zoon. Henoch had een zoon genaamd Irad, de vader van Mehujaël, en Mehujaël had een zoon genaamd Metusaël, de vader van Lamech. Lamech had twee vrouwen, Ada en Zilla. Ada bracht Jabal ter wereld, de voorvader van hen die vee houden en in tenten wonen. Zijn broer was Jubal, de voorvader van alle muzikanten die de lier en de fluit bespelen.”
21 Samuel 16:14-22: “En de Geest des HEEREN week van Saul; en een boze geest van den HEERE verschrikte hem. Toen zeiden Sauls knechten tot hem: Zie toch, een boze geest Gods verschrikt u. Onze heer zegge toch tot uw knechten, die voor uw aangezicht staan, dat zij een man zoeken, die op de harp spelen kan; en het zal geschieden, als de boze geest Gods op u is, dat hij met zijn hand spele, dat het beter met u worde. Toen zeide Saul tot zijn knechten: Ziet mij toch naar een man uit, die wel spelen kan, en brengt hem tot mij. Toen antwoordde een van de jongelingen, en zeide: Zie, ik heb gezien een zoon van Isaï, den Bethlehemiet, die spelen kan en hij is een dapper held, en een krijgsman, en verstandig in zaken, en een schoon man, en de HEERE is met hem. Saul nu zond boden tot Isaï, en zeide: Zend uw zoon David tot mij, die bij de schapen is. Toen nam Isaï een ezel met brood, en een lederen zak met wijn, en een geitenbokje; en hij zond ze door de hand van zijn zoon David aan Saul. Alzo kwam David tot Saul, en hij stond voor zijn aangezicht; en hij beminde hem zeer, en hij werd zijn wapendrager. Daarna zond Saul tot Isaï, om te zeggen: Laat toch David voor mijn aangezicht staan, want hij heeft genade in mijn ogen gevonden. En het geschiedde, als de geest Gods over Saul was, zo nam David de harp, en hij speelde met zijn hand; dat was voor Saul een verademing, en het werd beter met hem, en de boze geest week van hem.”
Orpheus en Eurydicè (2)
Orpheus en Eurydicè (2)
Niemand voelt de pijn die zijn hart doet breken als was het een ei, de inhoud loopt eruit, in de dooier is wat het begin van leven worden moest, alsnog te ontwaren. Een koppel vogels die hun nest zien roven, de eieren worden kapot gepikt, de kinderen opgevreten, zij vliegen buiten zichzelf in het rond met veel lawaai en gevleugelden van alle soorten voelen met hen mee en schreeuwen het uit, de hele omtrek wordt gealarmeerd, zij vliegen kriskras zenuwachtig schichtig door het gebinte van de bomen die getuigen zijn maar die niet spreken kunnen, nochtans doen zij hun takken waaien als wilden zij de ongelukkigen een helpende hand toesteken. Edoch, tegen de grote zwarte rovers valt weinig te beginnen, het kwaad is al geschied terwijl zij net nog plannen maakten voor de toekomst die nu dicht gaat zoals de poorten van een burcht, de ophaalbruggen werden al gehesen.
Vermannen deed hij zich, Orpheus, nadat hij overvloedig had geweend bij het dode lichaam van zijn gade, zo schoon nog zoals zij daar lag, het gelaat in een vredige plooi, de handen uitgestrekt nog om in het geliefde gras de geurende bloemen te plukken, een glanzende kever kroop niets vermoedend over haar zo jong gelaat.
Orpheus, als een halfgod richtte hij zich op, zijn rijzige gestalte was een pekzwart silhouet tegen het vuurrood van de avond want zovele uren waren reeds verstreken sinds het noodlot hen getroffen had, het wordt gezegd dat dan de tijd gaat stilstaan, jaren lijken niet langer meer te duren dan minuten, er is een stilte waarin niet meer wordt geteld, geen klokken luiden en geen stemmen zijn er nog die zich verheffen, alles zwijgt en het blijft zwijgen, in de gesloten monden werden alle tongen stenen.
Hoorde hij daar haar adem wederkeren? Of was het de verre wind die zuchtte? Hij speelde door haar haren gelijk toen zij nog ronddanste en jubelde onder de zon. De aarde koelde af, in het rimpelende water van een vijver zwom een kikker weg, insecten vormden zwermen maar hun gegons was zachter nu, het leek of zij het hele gebeuren in zich op hadden opgenomen en hun vlucht had iets meer traagte dan anders, wie het gewoon waren om hier 's avonds te vertoeven konden het heel duidelijk zien.
Orpheus wierp nog een laatste blik naar zijn geliefde, dan nam hij het lichaam dat al stijf werd, op en bracht het weg, hij deed niet wat alle mensen met hun doden doen en hij dacht anders: een vreemd scenario kreeg gestalte in zijn hoofd, hij nam zijn lier en slenterde zo door de nacht, biddend bij zijn muzen om hun wijze raad en dan, gelijk een ster aan 't firmament weerklonk één snaar, zij opende een elegie die zich ontvouwde zoals zwarte bloemen doen als zij, gewekt door de klaarte van een volle maan, tot leven komen.
Wat daarna gebeurde is niet langer voor woorden vatbaar, zeker is dat het gezang dat opsteeg uit de keel van de getroffen god, de oren van alle wezens op deze aarde naar de plek van het ontzaglijk onheil toe deed draaien; nooit luisterden de vinken en de raven, de vlinders, de everzwijnen, de herten en de konijnen met meer aandacht naar de verten want dit had geen van hen ooit gehoord en niemand, niets op aarde zou dit gezang na die noodlottige dagen ooit nog bespeuren. Het was zoals het sissen van het gas uit een vulkaan die open is gebarsten en die vuur de hemel in wil jagen, die alle wolken wil verbranden, schaaldieren, otters en ook vissen doet stranden en rood rijzen de gestalten van de goddelijke zuchten op tegen pekzwarte luchten.
02-12-2025
Orpheus en Eurydicè (1)
Orpheus en Eurydicè (1)
De onbezorgdheid en de vrijheid, het teugelloze van de jeugd die het landschap, de hele aarde en de wereld betovert met de lente van het leven, de bloesems en de duizend kleurige geuren die de hemelen zalven tot hoog in het blauwste.
Zo gaat het verhaal van start tussen dansende nimfen en muzikale faunen in bossen vol zwammen, maretakken, bessen en frambozen. Maar de adder. De adder onder het gras. De adder, altijd weer de adder.
Een adder verleidde de eerste vrouw om van de appel te eten van de boom van de kennis en zij gaf ook haar man ervan te eten en de hele mensheid werd erdoor vergiftigd. De adder maakte van het mensdom adderengebroed.
Zij trapte achteloos op een adder wijl zij zwierig door het hoge lover liep en zong en danste, tot jolijt van alle nimfen die haar met liederen omkringelend haar gestalte tooiden als met een levende kroon, een wolk van engelen.
De adder beet haar in de hiel, in de Achilleshiel, zij viel, de wielen van de zonnen in de lucht stopten met draaien, alle haaien haastten zich naar de diepste diepten van de oceaan, als wilden ze zeggen: wij hebben het niet gedaan!
Zij kwam ten val, in het hoge gras, zij riep nog de naam van haar geliefde, de echo van haar stem werd door de verste verten koud weerkaatst, Orpheus snelde toe, te laat, hij boog zich over zijn gade, legde haar bleke hoofd in zijn schoot en door de luchten sneed op haar beurt nu zijn stem: Euridicè! Euridicè! Mijn Euridicè!
Vruchteloos wachtte hij op een antwoord en hij besefte nu dat het van gene zijde niet langer tot bij hem kon komen. Hij boog het hoofd, kuste haar op de bleke lippen, koud, de ogen open, glazig, starend in het niets. Mijn Euridicè.
Maar zij was er niet meer.
Tallozen hebben over de dood gefilosofeerd maar de dag dat het leven hen confronteerde met de wegnemer ervan, verstomden zij en dat deden zij voor immer. Nevermore, aldus weerklinkt de roep van de grote wiskundige en kosmoloog, Edgar Allan Poe, in zijn verstikkende gedicht uit de bek van de pekzwarte raaf in The Raven. Nevermore, u hoort het goed en het is geen vergissing, geen zweem van twijfel over de waarheid van dat oordeel, van die kwalijke veroordeling. "Lord, help my poor soul", zo klonk het uit zijn stervende mond in 1849.
Euridicè stierf nog lang voor de tijd van Ovidius en voor die van Vergilius die beiden tijdgenoten waren van Jezus Christus. Zij gaf derhalve ongedoopt de geest en belandde aldus onder het gezag van Hades of, zoals de Romeinen het verwoordden, in het hol van Pluto.
Eens verdwaalde de grote dichter Dante, gekomen in het midden van zijn leven, in een duister woud en vond daar prompt een poort onder het opschrift: “Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!” Hij trad naar binnen, naar beneden, in het gezelschap van Vergilius, de dichter die zijn raadsman was omdat die ooit van Orpheus moet vernomen hebben, wellicht in een lucide droom, hoe men doorheen de hel kan waren zonder door haar vuur verteerd te worden.
Alleen Odysseus deed het hem voor, voor zover ik mij herinner, Odysseus in de Hades, ver van huis, zag daar plots zijn moeder en hij schrok omdat hij nu begrijpen moest dat zij niet langer tot de wereld van de levenden behoorde en dat hij haar bij zijn verhoopte thuiskomst na zijn zwerftochten, niet meer zou terugzien, nevermore.
Het moet allemaal door Orpheus' hoofd zijn gegaan toen hij met het hoofd van zijn geliefde in zijn schoot, de wanhoop alsnog wilde afwenden, vastberaden als hij was, en machtig want begiftigd door de goden met die bijzondere gave van de muzen die het mensen mogelijk maakt om het onmogelijke te zien, te horen en ook te betrachten. >
01-12-2025
Pas verschenen
Pas verschenen:
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 7: De rijkdom, het 'Dritte Reich' en Wilhelm Reich
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich?
Aflevering 7: De rijkdom, het 'Dritte Reich' en Wilhelm Reich
Het Sacrum Imperium Romanum Nationis Germanicae of het Heilig Roomse Rijk was in feite een multinational avant-la-lettre met onder zijn door kerk en staat gelegitimeerd gezag een aantal Westerse landen, geordend door het leenrecht, dat in wezen het privaatrecht is, het recht op bezit en op het vergoed worden van het uitlenen ervan, de basis van het bancair systeem, het kapitalisme. Het Heilig Roomse Rijk verenigde in de keizer de macht van kerk en staat, twee handen op één buik; het ontstond ongeveer duizend jaar geleden en hield stand tot 1806 toen Napoleon, die zichzelf tot keizer had gekroond, het met een veldslag beëindigde. Napoleons keizerrijk zou bijna tien jaar standhouden. Het Heilig Roomse Rijk werd in 1871 opgevolgd door een tweede rijk, het Duitse Rijk, een soort grondwettelijke monarchie, die sneuvelde toen Duitsland in 1918 de Eerste Wereldoorlog verloor. Duitsland werd een democratie, de zogenaamde Weimarrepubliek, die standhield tot het aantreden van Adolf Hitler die in 1933 het zogenaamde Derde Rijk stichtte: Nazi-Duitsland. En voor de derde keer op rij was de macht in handen van het kapitaal, nu met een leenrecht dat enigszins verkapt was.
Hitler vertegenwoordigde het kapitaal dat hem aan de macht hielp en dat hij ook verdedigde: de grootbezitters, de beleggers en de industriëlen, de 'werkgevers' (en als dat geen raak eufemisme is!) en die hebben arbeiders (lees: loonslaven) nodig om hun investeringen te laten renderen want alle rijkdom is uiteindelijk de vrucht van arbeid. Maar niemand zal een ander die hij van haar noch pluimen kent met zijn zweet rijk maken als hij daar niet toe gedwongen wordt en zo wordt arbeid afgedwongen met de dreiging van geweld, ontberingen, en... een gepaste moraal: de onontbeerlijke slavenmoraal.
Het is geen sinecure om een ganse bevolking een slavenmoraal door de strot te rammen maar wereldlijke heersers maken met dat opzet gretig gebruik van de religie en met name van het christendom zoals het geboetseerd werd door het Romeinse Rijk dat aan de grondslag lag van de drie hoger genoemde wereldrijken. Het inpassen van een slavenmoraal, of dus een ethiek van zelfbestraffing en zorg voor derden, in een kapitalistisch systeem met centraal daarin de daaraan tegengestelde 'deugd' van egoïsme en hebzucht, mag gerust een huzarenstukje heten maar het wordt alsnog verwezenlijkt middels wat men noemt een extreemrechtse politiek.
Die mikt er op om het volk zodanig te frustreren dat het tegen de eigen belangen in gaat handelen en dat is pas mogelijk door het institutionaliseren van een extreme vorm van hypocrisie die moet maken dat mensen belijdenissen gaan afleggen die in strijd zijn met wat zij echt geloven. George Orwell is er (in 1948) met zijn 1984 in geslaagd om die vierkant draaiende doch effectieve moraal onder woorden te brengen: men heeft iemand in zijn macht als men hem kan doen zeggen dat twee opgeteld bij twee gelijk is aan vijf, dat vrede oorlog is en oorlog vrede.
En gaat er nu geen belletje rinkelen want krijgen wij dan met zijn allen geen oren naar het devies dat momenteel de hele wereld overspoelt, het devies dat luidt dat, als wij vrede willen, wij ons moeten voorbereiden op de oorlog?
De Oostenrijkse psychiater Wilhelm Reich werd in zijn psycho-analytische praktijk geconfronteerd met aandoeningen die door zijn leermeester Sigmund Freud werden verklaard middels allerlei afwijkingen waarvan de oorzaak in de zieke zelf gesitueerd moesten worden maar Reich ontdekte het oneigenlijk karakter van die verklaringen. De mensen worden ziek omdat zij tegen de natuur in hun eigen seksualiteit onderdrukken en zij doen dat omdat het hen zo wordt opgelegd. Teneinde een moraal die deze perversies beoogt te realiseren, kracht bij te zetten, wordt gebruik gemaakt van de inductie van lustangst en schuldgevoelens en van zaken die te maken hebben met fatsoensnormen en verplichtingen die kant noch wal raken maar die wel angstvallig worden nageleefd - de macht weet immers de groepsdwang handig te benutten.
Wilhelm Reich ligt met de openbaringen in zijn geschriften mede aan de basis van de grote emancipatiebewegingen die bevrijdingsbewegingen zijn - de bevrijding van de mens van de medemens die hem overheerst. De overheersing van de ene mens door de andere wordt mogelijk gemaakt en versterkt door maatschappelijke systemen die overheersers delen en waar alleen zij baat bij hebben. De piraten vormen als het ware een bond waarin zij hun gemeenschappelijke belangen versterken door met elkaar de voor uitbuiting gehanteerde technieken te delen. Het gaat om samenzweringen, die men echter niet anders ziet te bestrijden dan door tegensamenzweringen en zo komt Marx op de proppen met zijn devies van “Arbeiders aller landen verenigt u!” De inspanningen van Wilhelm Reich zijn deze van een arts die weigert om de gezondheid van zijn patiënten en van het volk tout-court op te offeren aan het winstbejag van wie het in de tang houden. Reich wrikt zich los uit die tang en poogt aldus het volk mee los te wrikken. Begrijpelijkerwijze zien de conservatieven, die immers alleen met het behoud van de eigen voorrechten begaan zijn, in de geleerde een serieuze bedreiging van hun positie en van hun macht. Zij pogen hem eerst fysiek uit te schakelen samen met ontelbare anderen in nazi-Duitsland maar hij kan vluchten. Edoch, wanneer hij zich in de Verenigde Staten heeft gevestigd, moet hij vaststellen dat ook daar het kapitaal de grote dictator is.
Het is een uiteindelijk niet verwonderlijke maar toch vreemde zaak dat de machthebbers, die de hypocrisie installeerden bij het volk, een koekje van eigen deeg leken te vreten te krijgen wanneer zij, als wereldwijd bondgenootschap van kapitaalkrachtigen, hun instrument dat Adolf Hitler was, in een alliantie samen met Stalin moesten gaan bevechten in de Tweede Wereldoorlog. Hitler werd verslagen maar het systeem dat hij had gediend en dat hem had verraden, bleef overeind en was met de hele zaak zelfs goed gediend. De psychiater Wilhelm Reich werd door dat systeem in de thuishaven van het kapitalisme dat de V.S. wezenlijk zijn, tot psychopaat verklaard en uiteindelijk samen met zijn werk omgebracht in een cel, een lot dat hij vandaag deelt met bijvoorbeeld de Russische bevrijdingsstrijder en martelaar voor de mensheid, Aleksej Navalny. Ondank is des werelds loon.
(J.B., 1 december 2025)
29-11-2025
Verschijnt binnenkort:
Verschijnt binnenkort
Verschijnt binnenkort:
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 6: De weerstand tegen de seksuele emancipatie van jongeren
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich?
Aflevering 6: De weerstand tegen de seksuele emancipatie van jongeren1
Belangrijk voor een goed begrip van het engagement van Reich is het hoofdstuk over wat hij een der belangrijkste doelstellingen acht van de burgerlijke seksuele moraal, namelijk de beperking van de geestelijke bewegingsvrijheid middels de onderdrukking van de seksualiteit.2
Vooreerst merkt Reich op dat een moraal van seksuele onthouding, ofschoon men eraan gewend geraakt is, helemaal geen vanzelfsprekendheid is. Vergelijkend onderzoek toont aan dat in hoofdzaak jongeren uit arbeidersmiddens met meer nuchterheid aankijken tegen de seksualiteit en ook meer rebelleren tegen het gezag terwijl de geremde jeugd, meestal uit kleinburgerlijke middens, braaf en onderdanig is. Reich noemt de familie en de school de “onderdanenfabriek”.3 De onderdrukking van de seksuele spanning maakt meer geestelijke energie vrij maar zet een rem op de activiteiten, het verstand en het kritisch denken. Waar jongeren er niet in slagen om zich uit die versmachtende familiale sfeer te bevrijden, worden zij makkelijk gerekruteerd door nazistische bewegingen. Maar die emancipatie verloopt evenwel niet zonder slag of stoot.4 Terwijl de “onderdanenfabriek” (waarbij de kinderen wegens hun materiële afhankelijkheid wel verplicht zijn om de door hun ouders uitgedragen slavenmoraal te aanvaarden en waarin de kerk met de paus als oppervader een cruciale rol speelt) helemaal in dienst staat van de voorbereiding op (fabrieks)arbeid in een kapitalistische geïndustrialiseerde samenleving, draagt die samenleving helemaal geen zorg voor de families: zij worden alleen als kweekvijvers voor arbeidskrachten in stand gehouden en verder worden wie niet (meer) kunnen renderen, aan hun lot overgelaten.
Het hele plaatje wordt duidelijk waar de heiligenbeelden uit de tsarentijd in tsarengewaden staan of de tsaren afgebeeld worden met Jezusgezicht,5 wat in dienst staat van de manipulatie van de gevoelswereld, van in de vroegste kindertijd, voor een onvoorwaardelijke onderwerping. De kapitalistische maatschappij doet zich voor als een verlengstuk van het gezin om de rebellie tegen de uitbuiting in de kiem te smoren.6
Het volk wordt eronder gehouden door het angst aan te jagen voor de eigen seksualiteit, terwijl iemands seksualiteit iets vanzelfsprekends en natuurlijk is dat men terecht mag verdedigen tegen ongeacht wie ze aan een ander wil ontnemen.7 Zo is elke biecht weer een aanwakkering van de seksuele schuldgevoelens, oorzaak van vele (geestes)ziekten en de clerus wordt er niet voor gestraft doch beloond.8 En verder is een kapitalistisch systeem niet in staat om aan de ganse bevolking de materiële en derhalve de seksuele vrijheid te garanderen.9
Inmiddels heeft de geschiedenis aangetoond dat het ook anders kan en in het Westen zijn de bevrijdingsbewegingen na de oorlog in de zestiger jaren op gang gekomen, te beginnen met de emancipatie van de vrouw. Het heeft weliswaar een tijdje geduurd om te wennen aan de nieuwe normen en waarden maar een terugkeer naar de repressie van voordien is even onwenselijk als onmogelijk, precies zoals een terugkeer naar het racisme, het kolonialisme en de slavernij dat zijn. Toch blijkt het kapitalistisch systeem de meest vergezochte pogingen te ondernemen om zo'n regressie alsnog te verwerkelijken met het oog op het opnieuw institutionaliseren van haar almacht over de wereld en daartoe zoekt zij in de eerste plaats haar toevlucht tot een verrechtsing die zij middels gigantische fortuinen en via de nu sterk ontwikkelde en gecentraliseerde macht van de massamedia in de politiek naar binnen heeft geloodst. Met een nieuwe wereldoorlog tot gevolg.
2De titel van het bewuste (vijfde) hoofdstuk luidt: “Der Sinn der Unterdrückung des Geschlechtslebens der Jugendlichen im Kapitalismus.” waaruit het citaat (o.c., pag. 99): “Die Einschränkung der geistigen Bewegungsfreiheit und Kritik durch sexuelle ünterdrückung ist einer der wichtigsten Zwecke der bürgerlichen Sexualordnung.”
5W. Reich, o.c., pag. 103: “Wenn wir aber im Moskauer antireligiösen Museum Heiligenbilder aus der Zarenzeit ausgestellt sehen, auf denen entweder Jesus im Zarengewand oder der Zar mit einem Jesuskopf abgebildet ist, so verstehen wir leicht den ganzen Zusammenhang: Gott und Jesus sind ins Überirdische entrückte Darstellungsbilder des Kaisers und der Obrigkeit für den Erwachsenen und des Vaters für das Kind und den Jugendlichen.”
7“(...) daß ihre Sexualität etwas ganz Selbstverständliches und Natürliches ist, wofür sie mit vollem Recht eintreten und kämpfen müssen gegen jeden, der sie darin unterdrückt.” (W. Reich, o.c., pag. 106).
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 5: Slavernij en emancipatie
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich?
Aflevering 5: Slavernij en emancipatie
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich in het Duitsland van Adolf Hitler, in de Verenigde Staten, in het toenmalige verleden én opnieuw in onze tijd? Vandaag is het bijna onvoorstelbaar (maar helaas opnieuw heel goed voorstelbaar) om zich in te leven in de tijd van toen en in de ware toedracht van de hele zaak en de titel van een geschrift van Myron R. Sharaf, Fury on Earth. A Biography of Wilhelm Reich, liegt er niet om.1 Toen Hitler aan de macht kwam, had Reich net Der Sexuelle Kampf der Jugend gepubliceerd, een geschrift voor jongeren, over de politieke kant van de jongerenseksualiteit, waarin hij zijn pleidooi voor waarheid inzake seksuele voorlichting gestand doet. Het boek (is te raadplegen op het internet en) bevat zeven hoofdstukken, achtereenvolgens handelend over de voortplanting (met een bespreking van het geslachtsapparaat en de bevruchting, zwangerschap en geboorte, vruchtafdrijving en voorbehoedsmiddelen), seksuele opwinding en bevrediging (rijping, jeugdige masturbatie, geslachtsdaad plus afwijkingen en geslachtsziekten en autoregulatie van het geslachtsleven door (zelf)bevrediging, onthouding en prestatievermogen), homoseksualiteit, problematische jeugdvriendschappen, bedoeling van de seksuele repressie bij de jeugd in het kapitalisme, sociale revolutie als voorwaarde voor seksuele bevrijding en politisering van de seksuele kwestie bij jongeren.2
De huidige geëmancipeerde westerse wereld is vergeten waar hij vandaan komt maar de waarheid is eenvoudig en helder: Reich is een psychiater die zich engageert voor de arbeidersjeugd die inzake de seksualiteit doelbewust dom gehouden wordt door de politieke uitbuitersklasse ten bate van de slavernij. Zijn geschriften daarover worden door de bezittende klasse gelaakt en Reich wordt kennelijk met alle succes als een seksmaniak afgeschilderd voor de ogen van een hypocriete want 'bij den bok gezette' massa, en de reden waarom mag nu duidelijk zijn: de fabrieksbazen, de politici en de clerus - kortom: het parasiterende segment van de bevolking - vrezen dat als de jeugd met de onthullingen van Reich kennismaakt, haar greep op het arbeidsvolk zal verslappen en dat het proletariaat geen oren meer zal hebben naar de leugens van hun eeuwige overheersers.
Bij uitstek Hitler vertegenwoordigde het kapitaal (het gouden kalf, de wereld van de banken en de grootbezitters, de werkgevers) en Reich doorzag het hele toneel - over Hitler schrijft hij: “Alleen objectief gezien is Hitler een volksverlakker, omdat hij de heerschappij van het grootkapitaal steunt. Subjectief gezien is hij een oprecht overtuigd fanaticus van het Duitse imperialisme, wiens objectief gerechtvaardigde mateloze successen hem de uitbraak bespaard hebben van zijn krankzinnigheid.”3
Uiteraard is Reich op de vlucht gegaan, eerst naar Wenen, dan naar de Skandinavische gebieden, tenslotte naar de Verenigde Staten... waar hij eveneens vervolgd werd. Immers, imperialisme en uitbuiting zijn niet het monopolie van alleen maar communistische despoten...
(Wordt vervolgd)
(J.B., 28 november 2025)
1Myron R. Sharaf schrijft: “In 1932, he [W. Reich] was involved with several publications dealing with sex-political issues for the average working person. The first, which Reich himself wrote, was entitled DerSexuelle Kampf der Jugend (The Sexual Struggle of Youth). Aimed at a youthful audience, the pamphlet described simply and clearly the sexual issues of adolescents, relating these to the political struggle. At Reich's suggestion, Annie Reich [de toenmalige echtgenote van Reich] wrote a pamphlet on sex education for mothers, Wenn Dein Kind Dich Fragt (When Your Child Asks You). Again at Reich's suggestion, and with his collaboration, several teachers composed a small booklet for children entitled Das Kreidedreiech (The Chalk Triangle).” (Cf.: Myron R. Sharaf, Fury on Earth. A Biography of Wilhelm Reich, St. Martin's Press/Marek New York 1983, pp. 186v. Het geschrift is te raadplegen op het internet met de volgende link: https://monoskop.org/images/0/0e/Sharaf_Myron_Fury_on_Earth_A_Biography_of_Wilhelm_Reich.pdf )
3 W. Reich, Vorrede in: Die Massenpsychologie des Faschismus, Berlin 1933, pag. 7. De oorspronkelijke tekst luidt: “Hitler ist nur objektiv ein Volksbetrüger, indem er die Herrschaft des Grosskapitals verschärft; subjektiv ist er ein ehrlich überzeugter Fanatiker des deutschen Imperialismus, dem ein objektiv begründeter Riesenerfolg den Ausbruch der Geisteskrankheit erspart hat, die er in sich trägt.” (Cf.: https://archive.org/details/Reich_1933_Massenpsychologie_k/page/n9/mode/2up )
Vliegend goed verlicht u 't best!
Vliegend goed verlicht u 't best!
“We moeten de werklust aanwakkeren want er moeten meer mensen aan de slag, werkzoekenden en langdurige zieken, vijfzenzestigplussers ook, ja dat is de boodschap: de werklust moet worden aangemoedigd!”
De regering is de schaamteloosheid voorbij, zo vertelde mij onlangs Omsk Van Togenbirger en hij wees naar het grote scherm in het zaaltje vol van ouden van dagen, waar sinds jaren hetzelfde refrein weerklinkt: steun aan de oorlog, nog eens 300 miljard euro voor tanks en raketten, Trump heeft het gezegd, ooit handelde hij in vastgoed, vandaag verhandelt hij in vliegend goed. Vliegend goed verlicht u 't best, zo zegt Van Togenbirger, alluderend op de Cola-reclames uit de tijd: wij worden allemaal lichter, al voelen wij het minder goed dan toen wij nog betaalden met echte munten.
Waarom werken wij? Het wordt ons onophoudelijk ingehamerd, in de gazet, op radio en Tv en op het internet: wij werken om de bommen te betalen, de bommen waarmee onze kinderen doden en op hun beurt gedood worden, het is immers grote schoonmaak in de wereld: Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen! Ja, wij moeten ze aanwakkeren, de werklust!
(J.B., 28 november 2025)
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 4: Wie is gestoord?
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich?
Aflevering 4: Wie is gestoord?
Het wordt niet langer verborgen, het politieke wereldtoneel pronkt er zelfs mee: de rijken beschermen de rijken en zij worden rijk door te stelen en te bedriegen, hun woorden zijn geen cent waard, wie er gehoor aan geven, doen het uit pure wanhoop of zijn niet meer bij hun verstand; aan de armen worden niet langer fooien uitgedeeld, zij zijn niet alleen overbodig maar bovendien tot last waar op de markt ontelbaren hengelen naar onbetaalde jobs en zo worden zij nu gelokt richting het front: de A4 op, amper zestien uur rijden, daar telt men nu ruim een miljoen lijken, men vraagt zich af waar ze nog kunnen begraven worden. Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen, de hyena met de hoge hoed en het kruis op de borst, het treurende ouderpaar in Vladslo, de uitgestrekte dodenakkers, de steden overvol van een zijn laatste pret belevende, bloedloze massa die aankijkt tegen de gigantische muur van de dag van morgen. Wie schieten over om met het lot van het mensdom medelijden te betonen? De kinderen hebben de job van hun leven bij defensie gevonden, als zij ooit terugkeren zal hun hart in een ondoordringbaar pantser zitten; van de ouders zijn er alleen nog die twee arduinen beelden, zij staan apart, het verdriet is te groot om het nog langer te delen. Hoe is het ooit zo ver kunnen komen? Is dit de poel van vuur of wacht ons nog een andere verrassing? Alle blikken wantrouwen elkaar, in geen tijd zijn wij allen in scherpschutters veranderd, geen zonnestralen meer, geen vogels doch kogels fluiten door loodzware luchten, het is bewolkt, de mensen kijken uit naar wat zon, naar smog met ozon, binnenblijven in gevangenissen met de deur in lockdown, de vensters geblindeerd en op de loer voor rovers en voor moordenaars. Fascisme, heet het. Men herinnert zich de SS (wat de afkorting is voor Schutzstaffel, dat beschermingsafdeling betekent, National Guard) die de mensen uit hun bed gingen langen in het midden van de nacht, iedereen is verdacht en het verraad woekert, er hangt een zwijgende Christus aan zijn kruis, tinnitus gonst door alle oren en de mensen braken, magen vol vergif, verkrampte darmen, hersenspinsels, waanzin op de plek waar net nog pret zat, het is een tumor maar niemand vertrouwt nog de klinieken, wij moeten alles wat ten dode opgeschreven is, uitzieken. Wilhelm Reich, Massenpsychologie des Faschismus. Zur Sexualökonomie der politischen Reaktion und zur proletarischen Sexualpolitik, Berlin 1933.
Fascisten trekken een kuisheidsgordel op rond de seksualiteit van de jeugd van het proletariaat, een IJzeren Gordijn, ook nadat het werd afgebroken, blijft men het weren, zoals de herten het IJzeren Gordijn blijven weren dat er niet meer is, omdat zij dat leerden van hun moeders en vaders die beducht waren voor de elektrische afrastering. De Eiserner Vorhang, een benaming gelanceerd door onze vredelievende koningin Elisabeth (die in 1937 poogde om de toen nakende oorlog in een pianoconcours te veranderen), kent zijn oorsprong in het Duitse theater waar het werd neergelaten bij brand om het overslaan van het vuur van het podium naar de zaal te bemoeilijken. Angst garandeert dat het IJzeren Gordijn, met de hulp van de kerk door fascisten opgetrokken rond de seksualiteit van de werkende jeugd, generaties lang standhoudt en dat het vuur van de rebellie niet zal overslaan van het kunstenpodium naar het volk, dat volgzaam blijft en onderdanig.
In zijn Woord Vooraf spreekt Wilhelm Reich over “de omvorming van de jeugd tot een leger”1, wat wij ook vandaag weer meemaken, en over “imperialistische plundering, brutaliteit, mystiek en spirituele onderwerping”2, over “de natuurlijke rechten van werkende en scheppende mensen die zwaar getroffen zijn door de economische uitbuiting door een handvol geldwolven”3 en over een “moorddadige sociale orde.”4 We zijn met de lectuur van dit boek amper enkele regels ver maar reeds oppert zich de oratorische vraag: ligt in deze woorden die alsnog de waarheid durfden te spreken niet het vuur van de rebellie van de jeugd die elders gekortwiekt wordt middels de politieke castratie van de seksualiteit? Zou dit niet de eigenlijke reden kunnen zijn waarom, zowel bij de nazi's als in de States, en zowel toen als vandaag, men er van hogerhand op gebrand is om van de psychiater Wilhelm Reich een psychopaat te maken? Zien wij niet hoe ook nu de neo-Nero al wie zich verzetten, links en woke, voor gestoord houdt en zonder ook maar een vorm van proces, voor de ogen van een laf zwijgende wereld neersabelt? Wie is gestoord: Panamarenko die vanuit zijn artistieke dromen wondermooie vliegtuigen ontwerpt die alleen dienen om naar te kijken ofwel de kopers (met van armen gestolen geld) van raketten die, toegegeven, wél kunnen vliegen, die een snelheid van mach 20 halen en zo onopgemerkt een kernbom in luttele seconden ongeacht waar op onze schone aarde kunnen droppen?
2“(…) imperialistische Raubpolitik, Brutalität, Mystik und geistige Unterjochung (...)”
3“(...) die natürlichen Rechte der arbeitenden und schaffenden, von der wirtschaftlichen Ausbeutung durch eine Handvoll Geldfürsten schwer betroffenen Menschen (...)”
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 3: De ontmaskering van kerk en staat
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? Aflevering 3: De ontmaskering van kerk en staat
De grondgedachte uit Wilhelm Reichs Die Massenpsychologie des Faschismus uit 1933 komt deels van Freud, die stelt dat de cultuur vereist dat het lustprincipe wijkt voor het realiteitsprincipe, wat sublimatie heet maar bij Reich heet dat niet sublimatie maar onderdrukking en ze gebeurt niet door de cultuur maar door een autoritair regime: het fascisme, het nazisme.
Dat regime onderdrukt de seksualiteit bij het proletariaat tijdens de revolterende jeugdfase om het aldus te associëren met angst, schuld en schaamte, waardoor kinderen gaan gehoorzamen aan het (eerst familiale en later politieke) gezag en dus onderdanig worden, zich onderwerpen.
Reich werd naast Freud ook duidelijk beïnvloed door Nietzsche (1844-1900) die sprak over een slavenmoraal bij de veroordeling van het christendom (1): christenen volgen een slavenmoraal, een moraal van dienstbaarheid, niet omdat ze daarvan overtuigd zijn maar omdat ze niet anders kunnen dan te gehoorzamen aan hun onderdrukkers en zij maken van de nood een deugd, zij liegen zichzelf voor dat dienstbaarheid goed is, niet omdat ze dat ook echt zouden geloven maar zij conformeren zich bij gebrek aan een alternatief.
Men zou kunnen zeggen dat Freud systeembestendigend of conservatief was en Reich revolutionair: Freud legde de schuld voor seksueel ongemak bij het slachtoffer ervan terwijl Reich de dader durfde aan te wijzen: de onderdrukker die de massa in toom houdt met slavendeugden en die daartoe ook de religie te baat neemt: dictatuur en kerk, twee handen op één buik, want vaak toont ons de geschiedenis hoe de Romeinse pausen samenzweren met de wereldlijke macht. In de persoon van de paus hebben de kerkelijke en de wereldlijke macht overigens een onmogelijke onderlinge verstrengeling verwezenlijkt - onmogelijk wegens de onverzoenbaarheid van de deugden van de wereldlijke heersers met die van hun onderdanen, wat uiteraard in niets anders kan uitmonden dan in de meest afzichtelijke hypocrisie.
(Wordt vervolgd) (J.B., 27 november 2025)
(1) Zie: F.W. Nietzsche, Jenseits von Gut und Böse (1886) en Zur Genealogie der Moral (1887).
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 2: Ontsporingen
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? Aflevering 2: Ontsporingen
Libricide, boekverbranding, censuur: in Brussel brandden de hoogovens acht dagen na elkaar in een poging om de Congohistorie uit te wissen; in New York werd alles wat men in handen kreeg van Wilhelm Reich vernietigd, incluis de auteur; de brandstapels in de kerk hebben eeuwenlang gewoed en waar men niet verbranden kon, verbood men de boeken, ze stonden dan op de beruchte 'index' en onder communistische regimes wordt het internet aan banden gelegd.
De angst voor Wilhelm Reich, auteur van onder meer Die Massenpsychologie des Faschismus (1933) was er uiteraard bij de fascisten in nazi-Duitsland: Reich moest naar de States vluchten maar ook daar kon zijn werk niet rekenen op een goede ontvangst, uiteraard vanwege het (verborgen) fascistisch karakter van het kapitalisme en de democratie zoals in die jaren ook belicht werd door auteurs zoals Edward L. Bernays (1) (1891-1995), Walter Lippmann (2) (1889-1974) en later ook Noam Chomsky en Edward S. Herman. (3)
Aanvankelijk aanhanger van de psychoanalyse van Freud, zocht Reich (met Die Funktion des Orgasmus uit 1927, Experimentelle Ergebnisse uit 1937 en Die Bione uit 1938) naar een biologische basis voor de problemen die met seksualiteit te maken hadden en waarvan hij de oorsprong (met Die Sexualität im Kulturkampf uit 1930 en Der Einbruch der Sexualmoral uit 1932) in de politieke context situeerde. Hij geloofde de oplossing te vinden met zijn orgontheorie (Die Entdeckung des Orgons uit 1940) en hij ging daarmee ook allerlei andere ziektebeelden, zoals kanker, verklaren en behandelen. Hij experimenteerde op gevaarlijke wijze met patiënten en medewerkers aan zijn onderzoek raakten radioactief besmet.
Reich had, zoals zovelen, de steen der wijzen gevonden en reed zich daar in vast, zoals talloze 'wonderdokters', denk maar aan de arts die enkele decennia geleden hier te lande geloofde duizend jaar te zullen worden dankzij vitamine C.
Het lijdt geen twijfel dat sceptici een punt hebben om mensen zoals Wilhelm Reich in het ongelijk te stellen en wie zich verder geen vragen stellen bij de geest en de grondslagen van wetenschappelijk onderzoekswerk, kunnen uiteraard geen begrip opbrengen voor het feit dat vernieuwingen enerzijds altijd vloeken met het bestaande en anderzijds risicovol zijn en soms de bal mis slaan en zo bijvoorbeeld klinkt de bespreking van Wilhelm Reich door Harald Merckelbach uit 1992: “Een ontspoorde Freudiaan. De pseudowetenschap van Wilhelm Reich” (4) weliswaar ontnuchterend maar die controversen begeleiden de hele ontwikkeling van de wetenschappen.
Evenmin lijdt het twijfel dat de theorie van Reich (die hij met anderen deelt) dat problemen inzake seksualiteit verwikkeld zijn met socio-politieke kwesties, wel hout te snijden; zeker is dat Reich de psychoanalyse de rug wilde toekeren en velen wijzen haar heden ook af als behorend tot het rijk van de fantasie. Als het wetenschappelijk onderzoek van Wilhelm Reich ontspoord is, dan is de politieke reactie daarop dat des te meer en alleen al dat feit lijkt te illustreren dat hij het met een deel van zijn stellingen wel degelijk bij het rechte eind had.
(Wordt vervolgd)
(J.B., 27 november 2025)
Noten:
(1) Van Bernays is er onder meer het boek Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent ) uit 1928; Bernays was een neef van Sigmund Freud en de vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspropagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'. Over E. Bernays, zie de tien minuten durende video: A Brief History Of The Man Who Brainwashed America: Edward Bernays: https://www.youtube.com/watch?v=GdQ6HIzaSm4
(2)De beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the good society (https://monoskop.org/images/9/9f/Lippman_Walter_The_Good_Society.pdf ) uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton: “But what more oft, in nations grown corrupt,/ And by their vices brought to servitude,/ Than to love bondage more than liberty -/ Bondage with ease than strenuous liberty.” Zijn meest bekende werk heet Public opinion (https://monoskop.org/images/b/bf/Lippman_Walter_Public_Opinion.pdf ) uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden (https://www.youtube.com/watch?v=1Ouy8jCfncY&t=1s ) staat voor 'desinformation' (Tekst d.d. 2 april 2025; zie ook: J.B., Cryptofascisme, pp. 459v.)
!3)Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent. De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Nederlands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025. Oorspronkelijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media, Pantheon Books, New York 1988.
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? - Aflevering 1: Het verbergen van de waarheid
Waar vandaan de angst voor Wilhelm Reich? Aflevering 1: Het verbergen van de waarheid Een door de voorstanders van het internet vaak over het hoofd gezien nadeel ervan is het gemak waarmee dictators zich kunnen bedienen van de praktijk van de boekverbranding. Als mensen, en dan in het bijzonder historici, hun geschriften met getuigenissen van ware gebeurtenissen toevertrouwen aan de een of andere privaatinstelling in de Verenigde Staten, kan de beheerder van die zaken met een enkele toets op het klavier alles wissen met hetzelfde gemak waarmee een druk op de rode knop die de lancering van de atoombom bestuurt, alle leven van de planeet kan wissen. In vroegere tijden was dat onmogelijk en moesten boeken en documenten worden opgevraagd, opgeëist, samen gezocht en op brandstapels vernietigd waarbij er altijd wel exemplaren waren die de dans ontsprongen om zich dan later, naar het natuurlijke voorbeeld van het zaad, opnieuw te vermenigvuldigen. De geschiedenis staat bol van de broekverbrandingen en uit de (verborgen gehouden) vaderlandse geschiedenis schrijft naar aanleiding van de genocide in de Congo onder koning Leopold II van België de historicus Adam Hochschild: “[In Brussel] “brandden de ovens acht dagen na elkaar, zodat het grootste deel van de overheidsstukken van de Congo tot as en rook in de lucht boven Brussel werd veranderd.”(1) Leopold zei: “'Ze hebben niet het recht om te weten wat ik daar heb gedaan'”(2) De koning beval om ook de stukken in de Congo ter plekke te vernietigen. Dat gebeurde naar het zeggen van Kolonel Strauch “omwille van overwegingen van een hogere orde.”(3) In dit geval was de reden voor de boekverbranding duidelijk: de moord op 12 miljoen mensen. Maar minder duidelijk is de reden waarom met zoveel ijver het levenswerk van Wilhelm Reich er moest aan geloven. Want veel rook was eveneens van de partij in New York op 23 augustus 1956 toen zes ton boeken, tijdschriften en essays van de hand van Wilhelm Reich, die eerder op de vlucht was voor de nazi's, werden verbrand in de gemeentelijke afvalverbrandingsinstallatie Gansevoort op 25th Street.(4) Dat gebeurde nadat ze door de overheid in beslag waren genomen. Ook de door de geleerde ontwikkelde instrumenten werden vernietigd. Reich zelf werd gearresteerd en opgesloten, hij stierf in zijn cel op zestigjarige leeftijd aan een hartaanval. Ludo Noens wijdt het slothoofdstuk van zijn jongste boek aan de controversiële geleerde.(5) In dat hoofdstuk citeert Noens een lotgenoot van Reich, de dermatoloog Alan Cantwell, die gelooft dat aids gemaakt is door de mens als biowapen. De aidsepidemie startte namelijk nadat homoseksuele mannen het experimentele hepatitis B-vaccin kregen toegediend dat ontwikkeld werd in chimpansees en ook die historie moest de doofpot in. Cantwell klaagt aan dat wetenschap almaar 'donkerder' is geworden: zij zoekt massaal het leven om te brengen door chemische, biologische en nucleaire oorlogvoering. “Misschien wordt het tijd”, aldus Cantwell, “om een andere blik te werpen op Wilhelm Reichs ontdekkingen en zijn droom om met de inzet van orgon-energie de planeet te genezen.”(6) Zowel het leven als het werk van Wilhelm Reich zijn best intrigerend. Noens verhaalt hoe deze marxistisch geëngageerde adept van Freud, aangesproken door Bergsons 'élan vital' en auteur van “Massenpsychologie des Fascismus” (1933), de repressie van de seksualiteit beschouwde als oorzaak van neurosen. Hij geloofde in een biologische basis van de libido, de energie 'orgon', verwant aan het Indische 'prana', die hij met een speciaal daartoe gebouwde machine, die ons nu een beetje doet denken aan Panamarenko, uit de ether tapte om er mensen mee op te laden. Hij werkte een tijdlang samen met Albert Einstein aan een bijzonder experiment maar viel tenslotte in ongenade bij de conservatieven met de beschreven tragische gevolgen.(7)
(Wordt vervolgd) (J.B., 26 november 2025)
Voetnoten:
1 Adam Hochschild, De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo, Meulenhoff/Kritak 1998 (in een Nederlandse vertaling door Jan Willem Bos). (Oorspronkelijk: King Leopold's Ghost. A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, Adam Hochschild 1998), p. 294-295. Zie voor een samenvattend overzicht: https://blogimages.bloggen.be/tisallemaiet/attach/93208122348.pdf
2 Ib., p. 295.
3 Ib., p. 295. Voor de context, zie onze synthese van het werk van Adam Hochschild in “De plundering van de Congo en de genocide van 1890 tot 1910”, waarvan hier een uittreksel met het geciteerde fragment: “Het grote vergeten”, aldus luidt de titel van het slothoofdstuk uit Adam Hochschilds boek over de Congo van Leopold II. Het Moskouse Museum van de Revolutie toont honderden foto's en schilderijen van revolutionairen maar niet één prent van de 20 miljoen Sovjetburgers die stierven in executiekelders, kunstmatige hongersnoden en de goelag. Inzake het uitwissen van het verleden wordt Stalin alleen nog overtroffen door Leopold II van België: “(...) in geen van de twintig grote toonzalen van het (Tervurense) museum (voor Afrikaanse kunst) is er de minste of geringste aanwijzing dat miljoenen Congolezen op onnatuurlijke wijze aan hun einde zijn gekomen. Er zijn nergens in Brussel aanwijzingen hiervoor”, aldus Adam Hochschild. En men zou hier andermaal kunnen aan toevoegen dat de Congocommissie het een eeuw na de aanvang van de gruwel in alle ernst heeft over haar hoop op een 'eervol slotakkoord'. “Een deel van de skyline van de stad wordt gedomineerd door de meest grandioze met Congowinsten gefinancierde extravagantie van allemaal, de reusachtige Jubelboog, overladen met heroïsche beeldhouwwerken; hij ziet eruit als een opgeblazen combinatie van de Arc de Triomphe en de Branderburger Poort, met gebogen vleugels eraan toegevoegd. De compacte stenen en betonnen massa van de boog doet denken aan Conrads beschrijving van de niet nader genoemde Europese hoofdstad in Heart of Darkness als 'de grafstad'. Maar van de miljoenen Afrikanen wier inspanningen voor dit alles hebben betaald en die als gevolg daarvan in een graf van ongemarkeerde aarde zijn terechtgekomen, ontbreekt ieder spoor.” Maar “Leopolds Congo is slechts één van die stiltes in de geschiedenis.” In Brussel “brandden de ovens acht dagen na elkaar, zodat het grootste deel van de overheidsstukken van de Congo tot as en rook in de lucht boven Brussel werd veranderd.” Leopold zei: “'Ze hebben niet het recht om te weten wat ik daar heb gedaan'?” De koning beval om ook de stukken in de Congo ter plekke te vernietigen. Dat gebeurde naar het zeggen van Kolonel Strauch “omwille van overwegingen van een hogere orde.” “Hetzelfde soort opzettelijke vergeten vond plaats in de gedachten van de mannen die gestalte gaven aan het regime. Het vergeten van je eigen deelname aan massamoord is niet iets passiefs; het is een actieve daad.”De daad van vergeten “is niet het moment waarop hij wordt uitgewist maar waarop de zaken op hun kop worden gezet, het merkwaardige omdraaien, waarbij degene die slachtoffers heeft gemaakt zichzelf geestelijk verandert in slachtoffer.” “In heel Afrika schreven de kolonialen de schoolboeken; gecombineerd met de wijd verspreide praktijk van het verbieden van boeken en van de perscensuur zorgde dit voor vergetelheid van het geschreven woord.” Tientallen jaren na Leopolds dood dachten de zwarten dat de koning gereïncarneerd was in Jean de Hemptinne, de Belgische aartsbisschop van Elisabethville: hij was “een schimmige figuur achter de schermen, die de politie bevel gaf het vuur te openen op stakende mijnwerkers (…) of een rechter opdroeg streng te zijn (voor een aangeklaagde gevangene).” “De belangrijkste erfenis uit het koloniale tijdperk die Europa Afrika naliet, was niet democratie (…) het was autoritair bewind en roof.” In 1959 kwamen in de Congo massabetogingen die bloedig onderdrukt werden door de Force Publique. “Koning Boudewijn van België kwam naar Leopoldville om de Congo, officieel en paternalistisch, zijn vrijheid te verlenen. Hij zei: 'Het is nu aan u, heren, te laten zien dat u ons vertrouwen waardig bent.'” Er volgde een boze reactie door Lumumba die een maand eerder democratisch tot premier verkozen was. Lumumba wilde niet alleen politieke maar ook economische onafhankelijkheid maar Belgische, Britse en Amerikaanse bedrijven met grote investeringen in de Congolese industrieën (koper, kobalt,diamanten, goud, tin, mangaan, zink...) vreesden voor hun gigantische winsten en zij negeerden Lumumba, die dan maar aansluiting zocht bij de Sovjet-Unie. “Minder dan twee maanden nadat hij was aangesteld als de eerste democratisch verkozen premier van de Congo gaf het subcomité voor geheime operaties van de Nationale Veiligheidsraad van de Verenigde Staten (…) toestemming voor een moordaanslag op Lumumba.” De baas van de CIA zei later dat de president het liever anders had aangepakt. “Alternatieven (…) werden overwogen, waaronder vergif (waarvan een voorraadje naar het hoofd van de CIA-post in Leopoldville werd gestuurd), een lange afstandsgeweer en huurmoordenaars.” Ze lieten de klus uiteindelijk klaren door Lumumba's politieke vijanden onder leiding van de toen jonge Mobutu, stafchef van het leger en oud gediende bij de Force Publique die de westerse belangen in de Congo zou behartigen. In januari 1961 werd Lumumba gearresteerd, mishandeld en in het geheim doodgeschoten in Elisabethville. “Uiteindelijk zou een CIA-agent door de stad rondrijden met het lichaam van Lumumba in zijn kofferbak, op zoek naar een plaats waar hij zich ervan kon ontdoen. (…) Net als miljoenen Congolezen voor hem eindigde hij gedumpt in een anoniem graf.” Het westen zette haar dictatuur voort in de persoon van Mobutu die in 1963 van president Kennedy een privévliegtuig cadeau kreeg bemand door leden van de Amerikaanse luchtmacht. “Aangemoedigd door de Verenigde Staten voerde Mobutu in 1965 een staatsgreep uit waardoor hij de dictator van het land werd.” Tot 1997. Van de V.S. alsook van Europese mogendheden ontving hij ruim een miljard dollar. In de media werd hij de gids en de messias genoemd. De presidenten Reagan en G. Bush ontvingen hem met eer. Zijn persoonlijk vermogen werd geschat op vier miljard dollar. Hij kreeg aandelen in elk westers bedrijf in de Congo en beschouwde het bezit van het land als het zijne. Adam Hochschild benadrukt twee wapenfeiten van de beweging ter hervorming van de Congo onder Morel, Casement en hun medestanders: de noodzaak om de waarheid vast te leggen en het vermogen tot verontwaardiging. Het hele verhaal gaat om mensenrechten als rechten waarop alle mensen van bij hun geboorte aanspraak kunnen maken. De slotzin van het boek luidt: “Ten tijde van de Congocontroverse honderd jaar geleden vormde het idee van volledige - politieke, sociale en economische - mensenrechten een ernstige bedreiging voor de gevestigde orde van de meeste landen op aarde. En dat is vandaag de dag nog steeds zo.”
Professor Pinksterblom Is de mens een dier zoals een ander of onderscheiden wij ons van de beesten en zo ja, hoe dan wel? Sinds de Oudheid wordt gezegd dat mensen redelijke wezens zijn: het is de rede die ons tot mens maakt, de mens is een redelijk dier, zo schreef reeds Aristoteles.(1) Klopt niet, zeggen weer anderen, die het gedrag van dieren bestuderen, want dieren handelen helemaal niet irrationeel: wat de mens van de dieren onderscheidt is de wetenschap. Dieren hebben immers geen wetenschap. Menselijk handelen is derhalve handelen volgens de inzichten van de wetenschap.(2) Weer fout, zo beweren zekere critici: over de allerbelangrijkste punten zijn wetenschapslui het immers oneens, er bestaan verschillende, elkaar tegensprekende 'wetenschappelijke' theorieën naast elkaar. Denk maar aan de evolutietheorie die de theorie van het Intelligent Design tegenspreekt. Of denk aan de demografische opvattingen inzake de kwestie van de overbevolking: de malthusiaanse catastrofe bleef uit door de onverwachte komst van de Industriële Revolutie.(3) En dan hebben we het nog niet gehad over pseudowetenschap zoals de rassentheorie.(4) En verder hebben wetenschappelijke theorieën sowieso een zeer beperkte houdbaarheid: ook als er consensus is over zekere zaken, zullen de wetenschappelijke inzichten van morgen die van vandaag tegenspreken, zodat men het eigenlijk niet zou mogen hebben over inzichten, men moest het hebben over gissingen; we kunnen het niet hebben over wetenschap, we moeten spreken over gissenschap, of over vergissenschap. Om het bij dit ene voorbeeld te houden, laat de jongste (artistiek-wetenschappelijke) publicatie van de Vlaamse auteur Ludo Noens zien hoe inzake astronomie de 'fantast' Edgar Allan Poe de wetenschappelijke waarheid dichter benaderde dan de hedendaagse kosmologen.(5) De kwestie of de mens een dier is zoals een ander, getuigt eigenlijk van een verregaande simplificatie. Elke diersoort, elke plant, elk levend wezentje onderscheidt zich van elk ander en op welke manier het dat doet, daarvan weet de diersoort mens het fijne nog lang niet, vraag het maar aan Erik Pinksterblom.(6) (J.B., 25 november 2025)
voetnoten:
1 Aristoteles, De amina.
2 Dat standpunt wordt aangehaald door Hannah Arendt, die schrijft: ““(…) Het specifieke onderscheid tussen mens en beest wordt nu (…) niet langer gevormd door de rede (…) maar door de wetenschap (…). Volgens deze opvatting gedraagt de mens zich irrationeel en dierlijk als hij weigert naar de wetenschappers te luisteren of niet op de hoogte is van hun laatste ontdekkingen.” (Cf.: Hannah Arendt, Over geweld, Olympus (Atlas Contact), 2021 (2004), pag. 86. (Oorspronkelijke titel: On violence, Harcourt 1969).
3 Malthus (An Essay on the Principle of Population, 1798) geloofde dat overbevolking nog tijdens zijn leven zou resulteren in hongersnood maar reeds was de Industriële Revolutie ingezet die zorgde voor massaproductie en voedsel voor iedereen.
4 Rationaliteit of redelijkheid alsook wetenschappelijkheid kunnen vloeken met menselijkheid omdat het verstand gebruikt kan worden in functie van het kwaad en om dit te actualiseren is bijvoorbeeld om diezelfde reden een moraalwetenschap die het goede wil baseren op de rede, onbetrouwbaar omdat daar de zaken op hun kop worden gezet, de waarheid immers is een waarde en niet andersom.
5 Vergelijk: https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2025/11/19/twijfels-over-uitdijend-heelal-misschien-hebben-we-een-verkeer/ en Ludo Noens, Als in een wazige spiegel. Twijfels bij een ontspoord wereldbeeld, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2025, pp. 134-135, verwijzend naar: https://web.seducoahuila.gob.mx/biblioweb/upload/eureka.pdf
6 De schepper van deze hoofdfiguur uit Erik of het klein insectenboek uit 1941 schreef heel wat over insecten, en dit onder het (fictieve? (*)) motto van Leonardo Da Vinci: "Wij zijn allen ballingen, levend binnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten." (Cf.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Erik_of_het_klein_insectenboek_(boek) ). (*) Cf.: https://www.dbnl.org/tekst/_lit004199401_01/_lit004199401_01_0007.php )
23-11-2025
Dag van de wetenschap
Dag van de wetenschap “Je kunt ze niets meer geven.” Het zijn de woorden van een overgrootmoeder die weliswaar anderszins vol lof over haar achterkleinkinderen spreekt. Enerzijds is zij wel blij dat er (vooralsnog) geen tekorten zijn vandaag, en zij weet waarom want haar kindertijd speelde zich in de oorlogsjaren af en toen zag zij haar eigen moeder gestaag veranderen in een geraamte dat zich het eten uit de mond spaarde voor de kleintjes. Anderzijds, als zij als antwoord krijgt: “Ik heb dat al”, kan je wie alles zeggen te bezitten, ook niet langer vergasten op de deugd van de erkentelijkheid. Was het immers niet grootmoeders bedoeling om tegelijk met het onooglijke cadeautje, geheel onopvallend, aan het zozeer beminde kind het grote geheim van de dankbaarheid mede te delen? “Ik heb dat al”, het klinkt zo koud, maar alsnog glimlacht het oudje haar kleinkind toe, haar moederhart neemt alle schuld op zich. Haar moederhart weet hebzucht te vergeven waar het een reactie op ontbering is maar het fabricaat van mensen die alle gelijkenis gaan vertonen met potten waarvan het deksel alleen wordt opgehesen om er nog wat bij te proppen, is geen blij makende ontwikkeling. Mensen van jaren hebben nog geleerd op school over de vleespotten van Egypte die het volk Israël een troost waren tijdens de slavernij aldaar en waar het na zijn bevrijding naar terug verlangde. De weliswaar vergeeflijke zonde van de gemakzucht, de oude wonde waarop de Engelse evenknie van Joost van den Vondel, John Milton, de vinger legt met zijn vaak geciteerde versregels over lastige vrijheid. Want het moederhart ontwaart geen geruststelling in het vranke antwoord van het kind - “Ik heb dat al” - doch slavernij, dienstbaarheid aan de pot waarop mensen gaan gelijken eenmaal zij gehersenspoeld genoeg zijn om te gaan geloven dat zij slechts een pot zijn. Die ontmenselijking wordt leep bereid door een kalf van goud dat doet verhongeren omdat - vraag het maar aan koning Midas - men goud niet eten kan maar de mammon is wel in staat om met dat goud alle levensmiddelen buiten ons bereik te houden en aldus de plek die aan de noden toekomt, uit de delen aan (tot voorrechten verworden) rechten. Als een kind honger heeft, geeft moeder het de borst maar weinig later moet men zoals de vloek van Genesis het wil, voor zijn dagelijks brood met slavenzweet betalen aan een kalf. Onze cultuur heeft het moederhart vervangen door een staat die aan wie verzadigd zijn, het recht toekent om het brood der hongerlijders op te kopen en te vervoederen aan de honden. In een wereld waarin die cultuur regeert, mist de dankzegging elke mogelijke betekenis en heeft men alleen oren naar het rinkelen van goud. Het is de wereld die geheel ontspoord is, samen met het wereldbeeld, zoals Ludo Noens het met zijn jongste boek verwoordt, verwijzend naar de illustere pionier van de nieuwste fysica, Erwin Schrödinger: “(…) Het wetenschappelijk beeld van de echte wereld rond mij is zeer ontoereikend. Het levert veel factuele informatie, legt al onze ervaringen vast in een wonderbaarlijk consistente orde, maar zwijgt over alles en iedereen dat ons werkelijk ter harte gaat, dat ons écht aanbelangt (…) Kortom, wij horen niet thuis in de wereld die de wetenschap voor ons construeert. Wij staan er niet in; wij staan er buiten.’”1 En dat is wat de onrust in het moederhart teweeg brengt, ook en vooral op deze 'dag van de wetenschap'. Immers, samen met de kinderhandjes zijn nu ook de kinderhoofdjes op potten gaan gelijken die men denkt te moeten vullen, en zo krijgt men vaker van wie men onderrichten wil, ten antwoord: “Ik weet dat al”, of erger nog: “Ik hoef het niet te weten want het staat op de harde schijf van mijn PC.” Harde schijven kennen inderdaad geen onrust. Maar dat maakt tevens dat alle rust hen vreemd is en ook alle vrede des harten. Als het kalf met de gouden pruik het zo beslist heeft, zien wij morgen onze door een scheefgetrokken wereldbeeld ontmenselijkte kinderen afreizen naar de hel: heel letterlijk, zoals het in de oude tijd verteld werd doch door niemand meer geloofd: de poel van vuur. (J.B., 23 november 2025)
20-11-2025
Slavernij en oorlog (staart)
Slavernij en oorlog (staart)
En daar zijn ze er al mee:
(HLN, 20 november 2025, 8u25)
Ja, het is makkelijker om zijn kinderen te laten afslachten dan te vechten voor hun leven...
(J.B., 18 november 2025)
18-11-2025
Slavernij en oorlog
Slavernij en oorlog
Slavernij is een vrucht van luiheid, het is immers heel wat makkelijker om zich neer te leggen bij de slavernij dan te vechten voor zijn vrijheid - dat is vrij vertaald wat John Miltons vaak geciteerde verzen zeggen: “(...) [people] love [easy] bondage more than [strenuous] liberty (...)”1 En dat is ook de reden waarom het maar moeilijk tot verzet tegen wantoestanden komt: gemakzucht staat actie in de weg, vooral als die niet dringend lijkt, en is ze dringend, dan grijpt men naar de meest vergezochte uitvluchten om het tegendeel te kunnen geloven teneinde niets te moeten ondernemen - inderdaad, de wet der traagheid. En dan nog dit punt: jammer genoeg gelooft men dat degenen aan wie men zich onderwerpt, in ruil daarvoor wel zorg zullen dragen voor hun leven. Edoch, beschouw de veeteler die zorg draagt voor zijn varkens: als ze vetgemest zijn, slacht hij ze en hij eet ze lustig op. Gewetensnood bestaat daar niet, het ontnemen van andermans leven staat helemaal in de schaduw van het eigen kortstondige genot. Driewerf helaas doch het is niet anders.
Onze kinderen krijgen dezer dagen brieven, brieven van onbekenden, jawel, brieven die niet ondertekend zijn. Alleen al de idee zou onze haren ten berde moeten doen rijzen maar er is meer: de brieven aan onze kinderen lijken van volwassenen te komen en ze zijn vertrouwelijk opgesteld, te beginnen met de aanspreking: “Beste jongere”. Waar komen ze dan vandaan? Zo vraagt u beleefd. Wel, ze komen uit onze hoofdstad maar nog steeds doen ze niet denken aan de openingszinnen van Hendrik Conscience zijn Loteling: “(...) Arme lieden! zy dachten niet aen de groote maetschappy, die daer verre in de steden krielt; haer niets vragende, meenden zy dat zy zich hunner nooit herinneren zou, en zy leefden met betrouwen voort in hunne schoone en zoete ellende. Maer op eens kwam men van de leemenhutjes den tol des bloeds afeischen. (...)”
Opeens kwam men van de leemenhutjes den tol des bloeds afeischen: neen daaraan denkt men niet, al klinken de brieven vervaarlijk vertrouwelijk. De afzender in de linker bovenhoek van de brief luidt: “Ministerie van Defensie” en wat daaronder staat, kan men niet bepaald respectvol noemen want het is een foute vertaling: “Kwartier Koningin Elisabeth.” Had men voor de vertaling van de brief, die kennelijk in het Frans werd opgesteld en die op vele duizenden exemplaren werd verspreid, een neerlandicus ingehuurd, dan had daar, als ik mij niet vergis, “Koningin Elisabethkwartier” gestaan, zoals in “Simón Bolívarlaan” of zoals in “Koning Leopold II-laan” Men schrijft toch ook niet: “Laan Simón Bolívar” of “Laan Leopold II”? En dan hadden de 'jongeren' uit het Nederlandstalige gedeelte van het land zich niet nog een keer beledigd hoeven te voelen. Edoch, dat is klein bier als men het vergelijkt met wat men daar verder nog te lezen krijgt.
“Gefeliciteerd! Volgend jaar word je achttien (...)”, aldus begint na de aanspreking de brief. De schrijver, wie hij ook is, weet dus heel goed dat hij zich tot een zeventienjarige richt en derhalve tot een kind. Hij kan zich in 't vervolg niet meer bedienen van de uitvlucht dat hij dacht met een volwassene te maken te hebben. En aangezien de brief afkomstig is van een ministerie, zal de schrijver ook wel op de hoogte zijn van wat er zoal leeft bij de jongeren van vandaag voor wie het instituut zich beweert in te zetten - “leeft”, of moet men zeggen “sterft”, want we moeten het hier hebben over een streek - Vlaanderen - met een van de hoogste zelfmoordcijfers in Europa.2
En dan vooral bij jongeren, wat overigens niet overal vermeld wordt. Ook wordt nauwelijks stilgestaan bij verkapte zelfmoord(pogingen), bijvoorbeeld door roekeloosheid in het verkeer of door druggebruik. Voorzichtigheid lijkt te gaan behoren tot de deugden uit een ver verleden en jongeren lijken die roekeloosheid ook ingelepeld te krijgen, getuige het gebrek aan aandacht voor verkeersveiligheid bij zwakke weggebruikers waartoe in de eerste plaats de kinderen gerekend moeten worden: zij kunnen (nog) niet autorijden maar zijn wel de grootste slachtoffers van het autoverkeer. Ook inzake alcohol is er in ons land een niet te vatten laksheid: die dodelijkste harddrug mag onder de vorm van bier en wijn verkocht worden aan 16- en 17-jarigen en vanaf 18 verkoopt men hier aan iedereen sterke drank.
De zelfmoord(poging)en bij jongeren zouden bovendien met stress te maken hebben, met onzekerheidsgevoelens over onze veiligheid en over onze toekomst, met het feit (en laten we nu voor een keer een kat een kat noemen) dat men op school de kinderen confronteert met de problemen die de volwassenen niet opgelost krijgen.
Of wat dacht u van het probleem van de landsverdediging? Want het ministerie van onderwijs wil niet alleen dat aan de kinderen verteld wordt dat er vandaag een oorlog dreigt en hoe onveilig zij zich wel moeten voelen (“Koop rap een radio op batterijen, een zaklamp en van die dingen”) maar het werkt samen met het ministerie van defensie - en nu komen we tot de inhoud van de kinderbrief - om er voor te zorgen dat zij (en dat zijn nota bene de kinderen) ons allen gaan verdedigen aan het front.
De brief doet dat meer bepaald door hen er met geld en met nog andere lokmiddelen toe te verleiden om zou gauw als wettelijk mogelijk is, dienst te nemen bij het leger! “Vrijwillig”, zo schrijven zij, alsof zij ook niet weten dat vooral voor de meest kwetsbare kinderen van vrije wil nog moeilijk sprake kan zijn waar meteen al gezwaaid wordt met een minimum nettoloon van 2000 euro, ja, u leest het goed, de briefschrijver zegt: “Je verdient minimaal 2000 euro netto per maand en bouwt pensioenrechten op. Daarnaast krijg je nog heel wat andere voordelen...” En stel u voor: een kind dat voor een zieke vader zorgt in een gezin dat nauwelijks rond kan komen: ja, de toekomst lonkt!
“De huidige internationale context”, zo noemt de briefschrijver de oorlog waarvan iedereen af weet en het is ook duidelijk wat wordt gevraagd, en straks geëist. In een school vissen zwemmen de kleintjes in het centrum met daarrond een beschermende vloot grote vissen; bij de mensen gaat het er kennelijk net andersom aan toe. En nu wordt het duidelijk waarom de briefschrijver en al wie hij representeert, zijn eigen naam verzwijgt: het is de schaamte die hoe dan ook de schande begeleidt van een gedrag waaraan zelfs de beesten zich niet bezondigen, dat maakt dat de kinderen niet mogen weten wie hen dergelijke lokbrieven stuurt.
Ja, Hendrik Conscience schreef het al in 1833, en laten we het nog een keer lezen: “(...) Arme lieden! zy dachten niet aen de groote maetschappy, die daer verre in de steden krielt; haer niets vragende, meenden zy dat zy zich hunner nooit herinneren zou, en zy leefden met betrouwen voort in hunne schoone en zoete ellende. Maer op eens kwam men van de leemenhutjes den tol des bloeds afeischen. (...)”3
Weten wij dan niet dat in het land van de zogenaamde vijand, de kinderen op dezelfde manier geronseld worden? En dat geen van hun ouders die bij hun verstand zijn, daarmee kunnen instemmen? Is het dan echt zo moeilijk om de collage van John Heartfield te verstaan4 of om met Käthe Kollwitz5 “Neen” te zeggen tegen deze waanzin? Moet men dan die enkele gekken die, vanuit de schuilkelders onder hun kastelen, met alle leven op aarde spelen, ongestoord hun gangetje laten gaan?
Ja, het is makkelijker om zijn kinderen te laten afslachten dan te vechten voor hun leven...
Samson Agonistes is een tragedie uit 1671 bedoeld als toevoeging bij Paradise Regained, geschreven na Paradise Lost - beidehandelend over de verleiding van Christus door de duivel in de woestijn. Samson was een Israëlisch rechter, een nazireeër of aan God gewijde, die de Filistijnen bestreed; een archetypische figuur, door sommigen beschouwd als een voorafschaduwing van Jezus.
"Over de productie van frontsoldaten" (de praxis):
Krieg und Leichen Een gesprek met Omsk Van Togenbirger (herhaling van de tekst van Hemelvaartsdag 2024)
Krieg und Leichen
Een gesprek met Omsk Van Togenbirger
– Om met de deur in huis te vallen want de tijd dringt...
OVT: Jazeker, de tijd is bijna op... ga door!
– Wat moeten wij nu denken van de toestand in de wereld, de oorlog, de toekomst?
OVT: Dat vraagt iedereen zich af!
– Maar niemand beantwoordt die vraag.
OVT: Niemand durft het antwoord op die vraag te geven!
– En waarom niet dan? Is dat iets om voor te vrezen?
OVT: Zeer zeker!
– Is het antwoord dan zo beangstigend?
OVT: Niet het antwoord is beangstigend, iedereen kent het trouwens. Maar niemand durft het uit te spreken!
– Nu moet ik u wel vragen het antwoord uit te spreken...
OVT: Dat kunt u ook!
– Is dat dan zo?
OVT: Ongetwijfeld. Maar u doet het niet omdat u bang bent.
– Ik voel nochtans geen vrees.
OVT: Wat voelt u dan wel?
– Onwetendheid, denk ik.
OVT: Onwetendheid? Wel, dat is hetzelfde als vrees; het is verkapte angst.
– Hoezo?
OVT: U weet het niet omdat u het niet durft te denken, zoals men iets niet kan omdat men het niet durft te doen. Denken is een vorm van doen.
– Nu wordt het wel abstract...
OVT: Helemaal niet.
– Vertelt u ons dan alstublieft wat wij niet durven te denken.
OVT: Omdat u het vraagt!
– Bij voorbaat dank.
OVT: Hebt u gisteren naar het nieuws gekeken? Het VRT-nieuws?
– U bedoelt het interview met die meneer van de zaklamp en de radio op batterijen?
OVT: Inderdaad: een spreekbuis van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, de NAVO, die op 4 april laatst leden die haar 75-jarig jubileum vierde.
– Ja?
OVT: En wat vertelde die meneer gisteren?
– Hij vroeg meer steun voor de verdediging van Oekraïne tegen de Russische aanvallen.
OVT: Steun?
– Ja, geld.
OVT: Kijk, dat klinkt al eerlijker. En was het een vraag om geld of was het een eis?
– Een aanbod, denk ik.
OVT: Een aanbod?
– Wel ja, in principe kan men dat weigeren... wij zijn toch vrije mensen?
OVT: Is dat zo? Zijn wij dan niet gebonden aan een verdrag?
– Jawel, maar...
OVT: Maar wat?
– Indien het een verplichting was, dan was het dwang en...
OVT: Waarom wilde die meneer dan geld?
– Voor onze eigen veiligheid!
OVT: Kijk, mijn beste, ik was hier net de krant aan het lezen, hier staat toevallig en artikeltje dat misschien wel toepasselijk is in deze kwestie. Doe mij een plezier en leest u het eens hardop voor!
– Dit hier?
OVT: Precies...
– “Een zestienjarige scholier kreeg donderdag na school klappen van enkele jongeren aan het station in Geraardsbergen, nadat hij had geweigerd om 100 euro te betalen aan een jeugdbende in ruil voor bescherming.”1
OVT: Begrijpt u het nu?
– Maar... u kunt toch niet de NAVO vergelijken met een jeugdbende!?
OVT: Kreeg de scholier een aanbod of was het een eis?
– Hij weigerde...
OVT: Maar hij had kunnen denken aan zijn eigen veiligheid!
– Maar de NAVO zal ons toch geen klappen verkopen!?
OVT: Kent u de tegenhanger van de NAVO?
– Bedoelt u het Warschaupact?
OVT: Het Warschaupact werd door Chroesjtsjov opgericht in 1955 als tegenhanger van de NAVO en het verenigt de communistische landen militair.2 Na de val van de Sovjet-Unie in 1991 werd dat het jaar daarop vervangen door de CSTO, de Collective Security Treaty Organization of de Organisatie voor het Verdrag inzake Collectieve Veiligheid.3
– Inderdaad...
OVT: U ziet toch aan de naam alleen al dat het telkens gaat om organisaties die zich tegenover het eigen volk uitgeven als hun 'beschermers'?
– Ja...
OVT: De NAVO en de CSTO, de westerse en de oosterse beschermingsorganisatie, toch?
– Ja...
OVT: Maar voor het oosten is de NAVO geen beschermer doch een mogelijke aanvaller, niet?
– Inderdaad.
OVT: En voor het westen is de CSTO eveneens geen beschermer doch een mogelijke aanvaller?
– Zo is dat...
OVT: De NAVO vraagt geld aan de westerlingen om hen te beschermen tegen de CSTO, die op haar beurt geld vraagt aan de oosterlingen om hen te beschermen tegen de NAVO, zo is het toch?
– Dat lijkt mij inderdaad het geval te zijn, ja...
OVT: En wie worden daar nu armer en rijker van, mijn beste?
– Het lijkt mij dat de NAVO en de CSTO allebei rijker zullen worden.
OVT: Juist. En waar halen zij hun rijkdom?
– Bij de bevolking, zowel in het westen als in het oosten, zo lijkt het mij.
OVT: En denk nu eens goed na, mijn beste: zou het enig verschil uitmaken indien de NAVO nu eens het oosten zou beschermen en de CSTO het westen in plaats van andersom?
– Wat bedoelt u?
OVT: Precies wat ik zeg.
– Maar dat is toch onmogelijk!?
OVT: Ik geef het u als gedachtenexperiment...
– Dat is wel heel abstract...
OVT: Negatieve getallen zijn dat ook en irrationele nog veel meer maar zij werken, daar gaat het om. Wel?
– U bedoelt dus dat wij...
OVT: Wij moeten ermee ophouden om te denken dat hier het westen tegenover het oosten staat met elk hun eigen verzekeringskantoor: het zijn de verzekeraars die tegenover het volk staan, dat zij uitbuiten. Ik val in herhaling: de oorlog is geen strijd tussen naties onderling; het ziet er wel zo uit maar dat is louter oogverblinding.
– Wat is het dan wel?
De oorlog is een klassenstrijd. Het zijn andermaal de rijken die de armen uitbuiten. Dat zag de joodse kunstenaar John Heartfield, alias Helmut Herzfeld ook al toen hij nog voor de aanvang van de Tweede Wereldoorlog in 1934 een collage maakt onder de titel: “Krieg und Leichen - Die letzte Hoffnung der Reichen”4 Het kunstwerk is actueler dan ooit.
– Maar is dat niet wat kort door de bocht?
OVT: Wie vertegenwoordigt de meneer van de zaklamp en de radio op batterijen?
– De NAVO.
OVT: En wie heeft het voor het zeggen in de NAVO? Zijn het de landen zonder wapens of zijn het de kernmogendheden?
– Zonder twijfel de V.S.
OVT: En wie heeft de macht in de V.S.?
– Dat is de president, zo vermoed ik toch?
OVT: En hoe komt de president van de V.S. in de V.S. aan de macht?
– Op democratische wijze, tiens...
OVT: Door een meerderheid dus?
– Inderdaad, dat is democratie...
OVT: En hoe komt men aan die meerderheid?
– Via een goed programma...
OVT: Ja, stel dat nu eens. Maar dat moet dan ook kenbaar gemaakt worden, veronderstel ik?
– U bedoelt: propaganda?
OVT: Reclame, inderdaad: geld! We zijn er bijna, mijn beste! Waar haalt men het geld?
– Bij winstgevende zaken.
OVT: En welke zaken brengen met de geringste inspanningen maximale winst? Denk aan het krantenartikel dat u zopas heeft voorgelezen.
– Maar...
OVT: Jazeker, er zal werd ergens een front nodig zijn waar de raketten opgebruikt worden nadat ze werden aangeschaft door de bange burgers zowel in het oosten als in het westen. Presidenten worden in het zadel gehesen door wapenhandelaars en voor wat hoort wat, zodat zij dan ook moeten zorgen voor een front waar die wapens geconsumeerd worden, overigens samen met het bloed van wie de dupe daarvan zijn.
(J.B., Hemelvaartsdag 2024)
Dit artikel en meer werk van hedendaagse auteurs kunt u ongecensureerd lezen in
Edward L. Bernays, over the engineering of consent (1928)
“Zoals wij eerder stelden, wordt het boek van Chomsky en Herman1 voorafgegaan door onder meer Propaganda (met als ondertitel: The public mind in the making, over wat hij noemde: the engineering of consent ) uit 1928 van Edward L. Bernays (1891-1995), vader van de Public Relations, wiens inzichten Hitlers propagandaminister Joseph Goebbels zich eigen maakte voor de uitbouw van het fascisme in het Derde Rijk. Bernays werkte voor de Amerikaanse oorlogspro-pagandamachine - iedereen kent de poster met de bevelende Uncle Sam: “I want you for the US army!” Hij staat bekend als 'the man who brainwashed America'.
Nog een auteur is de beroemde journalist Walter Lippmann (1889-1974), met An Inquiry into the principles of the good society uit 1937-1938 met op het titelblad het veelzeggende citaat van John Milton:
“But what more oft, in nationsgrown corrupt,/
And by their vices brought to servitude,/
Than to love bondage more than liberty -/
Bondage with ease than strenuous liberty.”
Zijn meest bekende werk heet Public opinion uit 1922, handelend over het beïnvloeden van de publieke opinie door middel van propaganda. A Test of the News (1920) van dezelfde auteur laat zien hoe de media over de Russische Revolutie leugens vertelt. Lippmann was ook lid van het propagandabureau van president Wilson, het “Committee on public Informations” waarbij 'public information' naar Chomsky's woorden staat voor 'desinformation'.”2
1Noam Chomsky en Edward S. Herman, Manufacturing Consent.
De politieke economie van de massamedia, vertaling naar het Neder-
lands door Jan Reyniers, Epo, Berchem 2025, pag. 9. (Oorspronke-
lijk: Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass
Media, Pantheon Books, New York 1988.)
2Cf.: Jan Bauwens, Achter de coulissen, Artikels van 19 april tot 25 juli 2025, Serskamp 2025, pag. 178, voetnoot 280.
Oorlogspropaganda (herhaling tekst d.d. 30 maart 2022)
Oorlogspropaganda
Het woord 'propaganda' betekent 'voortplanting' en werd voor het eerst gebruikt in 1622 toen het Vaticaan de Sacra Congregatio de Propaganda Fide (Heilige Congregatie voor de Voorplanting van het Geloof) stichtte. (1) Propaganda heeft te maken met ledenwerving middels eenzijdige of verzonnen informatie. (2) Van eenzijdigheid is algauw sprake van zodra kritiek en oppositie ontbreken of verboden worden, wat herinnert aan de 'corona-commissie' welke via de media het volk voorhield om 'enkel te luisteren naar het officiële nieuws' (3) zodat onder meer dit facet van de pandemie niet alleen direct verwees naar de Denkpolitie in de dystopie uit 1984 van George Orwell maar evengoed deed denken aan oorlogspropaganda zonder meer. De 'newspeak' onder Big Brother weert alle meningen die niet afkomstig zijn van 'de Partij' want die zijn 'misdenk' of 'crimethink'. Zoals Michel Foucault het zegt, moet verborgen blijven waar de macht vandaan komt. Het is puur zelfbedrog als wij alleen het officiële nieuws beluisteren en denken dat democratie bestaan kan zonder onafhankelijkheid, inspraak van het volk, buitenstaanders en kritiek. Blinde gehoorzaamheid aan leiders zoals in de beruchte uitvlucht 'Befehl ist Befehl' ontslaat ons immers niet van onze plichten jegens onze medemensen en jegens de waarheid als zodanig. De ijver waarmee mensen een complot dat tegen hen gesmeed wordt, ontkennen, is recht evenredig met de angst voor het besef van de onherbergzaamheid van deze wereld. (4) Het moedwillig verketteren in België van geleerden zoals dr. Geert Vanden Bossche omwille van diens inmiddels bewaarheide waarschuwing dat massavaccinatie tijdens de pandemie onafwendbaar leidt tot een uitbarsting van mutaties van het betrokken virus en de arrestatie in Nederland van Wim Engel en andere gewetensvolle activisten die in het vuur van de waanzin van de technocraten een lans breken ter verdediging van onder meer de kinderrechten, onderstrepen de ernst van de toestand die onafwendbaar uitdraait op een wereldoorlog die zichzelf nog altijd niet in de ogen durft te kijken.
Propaganda is indoctrinatie (een vorm van manipulatie, eigen aan totalitaire regimes) waarvan vroeger radio en vandaag ook televisie de uitgelezen instrumenten zijn omdat zij de communicatie in slechts één enkele richting dulden - het hoofdkenmerk van het bevel - terwijl het internet dat principieel vrije mededeling van mening en dialoog toelaat, geschuwd wordt sinds het enkele jaren geleden de opstand in de Noord-Afrikaanse dictaturen faciliteerde en om die reden worden momenteel vrije zenders alsook bloggers massaal de mond gesnoerd terwijl onder oneigenlijke voorwendsels ook fysieke samenscholingen verboden worden en door verregaande controle onmogelijk gemaakt wat, Heinrich Heine indachtig, een gewis voorteken is van fysiek geweld, repressie en uiteindelijk ook mobilisering van de massa tot oorlog.
Manipulatie en indoctrinatie worden nog versterkt door een eenheidsdenken dat massa's in één welbepaalde richting dwingt. Terwijl tot voor kort de waarde van de dingen en ook die van de mensen quasi louter in economische termen werd uitgedrukt, geldt ingevolge het feit dat het verlengstuk van de economie de oorlog is, dat de op christelijke leest geschoeide morele vanzelfsprekendheden van weleer stelselmatig het onderspit delven ten voordele van het botte recht van de sterkste, het geweld en de terreur waarmee de onwaarden van de nieuwe normen aan de massa worden opgelegd. Propaganda of geweld middels ideeën is daartoe het uitgelezen middel.
Wie zich middenin een oorlog bevinden, verliezen alras de afstandelijkheid die wel wordt aan de dag gelegd met betrekking tot voorbije oorlogen en conflicten in afgelegen gebieden; men denkt er dan niet aan om de informatie die van het eigen regime afkomstig is, met argusogen te bekijken omdat de persoonlijke betrokkenheid partijdig maakt. Toch is het een onbetwistbaar feit dat in tijden van oorlog, navenante oorlogspropaganda altijd van de partij is. Het is daarbij een quasie onuitgesproken realiteit dat tijdens het zich vormen van de elkaar te bestrijden kampen, alle betrokkenen in feite lijden aan een zekere verdwazing welke hen belet om zich te keren tegen de zich naar voren werkende formaties, ook wanneer zij aanvankelijk niet geneigd waren om diegenen als hun vijand te aanzien die uiteindelijk als dusdanig uit de bus komen. Er bestaat derhalve een toestand van onbeslistheid welke aan de betrokkenen verbiedt om openlijk een persoonlijke keuze te maken vooraleer die door de heersende machthebbers werd bepaald en dus in feite afgedwongen. Door eigen winzucht geneigd om de kant van de sterkste te kiezen, moet men immers nog het ogenblik afwachten waarop zich na de onvoorspelbare formatie van de strijdende partijen de sterkste als zodanig heeft geprofileerd. Uitgerekend gedurende dat vormingsproces van de verschillende partijen speelt propaganda haar hoofdrol en per definitie is zij dan allerminst objectieve informatie doch leugen en bedrog welke zich als objectieve informatie wil doen overkomen. Deze 'kunst van het liegen' beperkt zich niet tot de gekende retorica: omdat zij massa's moet overtuigen, neemt zij allerminst haar toevlucht tot de rede en neemt zij evenwel onder de mom van redelijkheid haar toevlucht tot opzettelijke leugens, dreiging en terreur met het grofste geweld.
(3) In de televisionele corona-update van 21 maart 2020 gebood de woordvoerder van het Nationaal Crisiscentrum Yves Stevens letterlijk: "Volg eerst en vooral enkel het officiële nieuws op. Ga niet verder op geruchten, vals nieuws, enzovoort, enzovoort. Dat kan alleen maar onzekerheid veroorzaken." Alsof er iets was dat meer onzekerheid kon zaaien dan het verbod op vrije mening, want dat is het verbod op kritische bedenkingen en het stellen van vragen. En meteen voegde hij daar aan toe dat een speciaal opgeleid team psychosociale steun zal verlenen aan burgers die met onzekerheden zouden kampen.
"De bijzondere aanpak van de pandemie heeft een op de loer liggend mondiaal totalitarisme verraden en dan vooral in de praktijk van de libricide. Edoch, “waar men boeken verbrandt, zal men dat ook met mensen doen”. De verzen van Heinrich Heine zijn twee eeuwen oud, een nieuwe genocide is al in de opmars. De massa zit gevangen in een virtuele wereld waarvan de architecten nu druk spinnen aan een derde wereldoorlogsverhaal. Die fictie verkapt de realiteit van de nieuwste concentratiekampen: andermaal verschijnen zij in de beproefde vorm van de oorlog. De armlastige massa wordt aan beide zijden naar het front gelokt voor “de verdediging van het vaderland.” In feite klaren zij aldus de klus van hun beulen: zij ruimen zichzelf op, zoals een eeuw geleden door John Heartfield voorgezegd. “Oorlog en lijken, de laatste hoop van de rijken”.
Haal de kinderliedjes uit de oude doos maar boven!
Haal de kinderliedjes uit de oude doos maar boven!
"Klein soldaatje, groot soldaatje Laat ons flink marcheren En de trommel slaat en de fluite gaat En mijn vader is soldaat, kameraad."
"9 juni 2024 en de frontsoldaten" (Herhaling van de tekst van 28 maart 2024)
9 juni 2024 en de frontsoldaten
Bij zijn medewerking aan de realisatie van John Heartfields schrikbeeld “Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen”1 is uiteraard geen enkele burger bereid om over één nacht ijs te gaan en om zijn maatpak of zijn vrijetijdskledij te ruilen voor het militaire uniform: de omscholing van de jan met de pet tot de jan met de baret vergt een heus meesterschap over de kunst van het liegen of over hoe men leugens welsprekend laat klinken. De productie van frontsoldaten mag een huzarenstukje heten omdat alle neuzen spoorslags moeten wegwijzen van de pool van peis en vree naar die van oorlog. De omscholing van de creatieve arbeider naar de koele killer kan niet anders dan met bijzonder gesofisticeerde leugens worden gerealiseerd en daar laat men zo te zien ook geen gras over groeien.
Oorlog vereist vooreerst partijdigheid en zo wordt voortaan elke beweging die deze partijdigheid tegenstaat, in de kiem gesmoord. Dat gebeurt uiteraard door alles wat gezegd, geschreven en getoond wordt, bij voorbaat verdacht te maken zoals men ook doet met alle burgers die bij het afhalen van hun nieuwe identiteitskaart niet alleen hun handtekening en hun pasfotootje moeten inleveren maar nu ook hun vingerafdrukken en straks bovendien hun DNA. Partijdigheid betekent vooreerst dat men het eens moet zijn met het standpunt van het eigen regime en van zodra dat regime oorlog voeren wil, betekent dit dat men het eens moet zijn over de vijand en dat men vervolgens moet gaan vechten om hem te verslaan.
Bekijken we eerst het eerst genoemde punt: men moet het eens zijn over het feit dat er een vijand is en over wie dat dan wel mag wezen.
Wat betreft dat punt, duikt vooraf een waarheid op uit de psycho- en sociologie, welke luidt dat niets mensen zozeer verenigt als het hebben van een gemeenschappelijke vijand. Dat houdt uiteraard ook in dat in tijden van democratie met elk zijn eigen mening, wat uiteraard verdeeldheid meebrengt, de creatie van een gemeenschappelijke vijand de oplossing biedt door het volk weer één te maken.
Jammer genoeg kan een één gemaakt volk of een volk bestaande uit burgers met allemaal dezelfde mening, elke mogelijke staatsvorm verdragen behalve de democratie, zoals gezegd omdat in een democratie de gelijkheid van alle burgers de vrijheid van mening centraal stelt, wat meebrengt dat de meningen ongelijk worden net zoals de burgers die ze delen. Om democraten naar het front te krijgen ter verdediging hun democratie, moet men aldus vooreerst van de democratie een dictatuur maken want alleen een dictatuur is in staat om er voor te zorgen dat de neuzen van alle jannen met de pet veranderen in neuzen van jannen met de baret die dan niet langer wijzen naar de pool van peis en vree maar naar die van oorlog en leed.
Van zodra het eerste punt werd afgehandeld en alle burgers het eens geworden zijn over het feit dat er een vijand is en wie dat dan wel mag wezen, verwisselen zij hun vrijetijdskledij voor het kaki uniform zodat zij er niet alleen allemaal hetzelfde uitzien en hetzelfde zijn (namelijk vervangbaar en dus te zonder bezwaren te vernietigen) maar tevens door die camouflage onzichtbaar worden in de wildernis waarin een wereld die in oorlog komt, alras verandert - van zodra dat gebeurd is, komt het tweede punt aan bod: hoe krijgt men de geüniformeerde soldaten naar het front?
En zo leest men dezer dagen in de krant onder de titel “Gewezen baas van militaire inlichtingendienst over buitenlandse inmenging: "Ook aanwijzingen van inmenging rond rechtszaken als die tegen Acid"”2 dat militairen opstaan om ons daaraan te herinneren dat kritiek of onpartijdige informatie voortaan 'nepnieuws' heten zal, of eerder nog: 'fake news', om alvast bij voorbaat elke twijfel weg te nemen over het te kiezen kamp.3
"Onderwerpen die breed leven en voor polariserende meningen zorgen, worden door landen als Rusland gebruikt om de westerse democratie aan de kaak te stellen", aldus (d.d. 27 maart) een hoge militair. In haar artikel schrijft Stien Schoofs: “Via onze smartphones en sociale media is er kans op buitenlandse beïnvloeding. Daarvoor waarschuwde de Nationale Veiligheidsraad vandaag. Zeker in aanloop naar de verkiezingen vinden de federale regering en Staatsveiligheid het belangrijk om daar extra oplettend voor te zijn.”4
Met andere woorden zal met het getwitter en het schrijfverkeer op de sociale media de vrije meningsuiting aan banden worden gelegd en veeleer zal het onmogelijk worden gemaakt dan verboden te worden: het tijdperk van de volstrekte onvrijheid of het “non posse peccare” wordt effectief ingeluid en zoals Heinrich Heine tweehonderd jaar geleden heeft gewaarschuwd zal deze hedendaagse libricide worden gevolgd door een even hedendaagse genocide.
Het onvermijdelijke daarvan wordt nu helder: men krijgt het volk pas naar het front als wij niet alleen een uniform dragen maar als wij tevens uniform zijn en zoals iedereen kan vaststellen, voltrekken die twee zich onder strikte dwang. “De Belgische inlichtingendienst gaat extra monitoren op sociale media”.5 Immers, de vijand wakkert de polarisatie aan, zo menen de militairen, en “door die polarisatie groter te maken wordt de Belgische democratie aan de kaak gesteld en wordt het justitiesysteem nog meer in twijfel getrokken."6
Staatsveiligheid poogt met andere woorden het vertrouwen van de bevolking in het Belgische gerecht te herstellen door de zaken zo voor te stellen alsof niet corruptie onder rechters en onder andere gezagsdragers verantwoordelijk is voor het feit dat de burgers hun overheid in vraag gaan stellen maar godbetert de Russen! (Tussen haakjes, valt nog op te merken dat ofschoon het Russische regime niet democratisch oogt, ook Poetin net als destijds Hitler democratisch werd verkozen - de communistische partij speelt al een hele poos de tweede viool.)
Om je te weren tegen 'fake news' moet je kritisch zijn, aldus minister Annelies Verlinden en Staatsveiligheid treedt haar bij: “We moeten zeer assertief kunnen zeggen wat fake news is, dat wordt de uitdaging."7 Met andere woorden: “Luister alleen naar het officiële nieuws!” Eén nieuwsbron en één waarheid, jawel, u hoort het goed: een heus ministerie van waarheid! Waar hebben we dat nog gehoord? Maar 1984 geldt niet alleen met betrekking tot het Oostblok want ook daar klinkt eenzelfde refrein en aan beide zijden van het front wordt aldus het volk bewerkt, produceert men met die methode letterlijk honderden miljoenen frontsoldaten die dan elkaar met een gelijkaardig 'enthousiasme' gaan verminken en gaan uitmoorden.
Dan nog maar een keer John Heartfield: ““Krieg und Leichen, die letzste Hoffnung der Reichen.”
Kunstmatige intelligentie (K.I.) staat tegenover de intelligentie van levende wezens (mensen, dieren, planten) en wordt gedefinieerd als een nabootsing daarvan. Zoals men kon zeggen dat de elektrische trein (de echte of die van sinterklaas) de beweging van een levend wezen nabootst, zo kon men ook zeggen dat de drager van K.I. de menselijke intelligentie nabootst. Men kon dat zeggen want, niet onbelangrijk doch zeker niet altijd bij de definitie vermeld, is het feit dat die nabootsing niet gebeurt door de drager van de K.I. die immers een (dode) machine is (en ook niet als het om de nabootsing van de nabootsing gaat) maar door echte mensen. De elektrische trein zelf bootst niets of niemand na, het is zijn ontwerper die dat doet en, insgelijks, doet de drager van K.I. helemaal niets maar is die slechts de handpop van een menselijke speler.
De mens ontwerpt een machine waarin hij eigenschappen legt die gelijken op menselijke eigenschappen: een machine die werkt alsof zij zichzelf verplaatst (of waarmee hij zichzelf kan verplaatsten als hij er gaat op zitten), een machine die werkt alsof zij rekent, alsof zij muziek ten gehore brengt, alsof zij zinnen vormt, alsof zij vragen beantwoordt. In geen van alle mogelijke gevallen doet de machine iets en daarom ook is het een machine: zij is niets anders dan een 'verlengstuk' van de mens, een werktuig.
Ook belangrijk is dat intelligentie in wezen gelijk is aan aanpassingsvermogen, wat betekent dat een levende entiteit vereist is om die behoefte aan aanpassing te kunnen hebben en dat derhalve de fabricatie van K.I. vereist dat die behoefte wordt geveinsd. Om die reden is het begrip van 'technologische singulariteit' of dus de idee van een verzelfstandiging van die K.I. pure nonsens en zal het dat ook altijd blijven. Wat uiteraard niet wegneemt dat de schijn van zelfstandigheid zodanig kan toenemen dat zij intelligente mensen aardig beet kan nemen.
Wat betreft haar onechtheid kan een machine op een keer door de mand vallen, wat een echte mens sowieso nooit kan overkomen maar om die reden plaatst de dood (van een echte mens) ons voor een onoplosbaar raadsel want daar lijkt hij door de mand te vallen.
Het mysterie ontstaat waar wij ons ervan bewust worden dat degene die overlijdt, allerminst fictief was en dus ook nooit zomaar kan verdwijnen. Het onvermogen om met de overledene nog verder te communiceren, noopt ons ertoe om aan te nemen dat, ofschoon de menselijke communicatie in de materieel-energetische wereld plaatsheeft, de mens zelf zich in een heel ander gebied bevindt, precies zoals de muziek niet samenvalt met haar geluid en de taal zich zeer grondig onderscheidt van de tekens waarvan zij zich bedient.
(J.B., 15 november 2025)
Arbeid
Arbeid
Arbeid is in de eerste plaats een recht, een heus mensenrecht, en wel omdat zijn werk aan een mens de gelegenheid geeft om zich maatschappelijk te valoriseren. Waar de werkgelegenheid, die de verantwoordelijkheid is van de regering, te wensen over laat, wordt dat mensenrecht geschonden en worden mensen geschonden.
Maar een regering die zich aan de plicht onttrekt om werkgelegenheid voor iedereen te voorzien, probeert zich uit de slag te trekken door de verantwoordelijkheid daarvoor op de slachtoffers af te schuiven en in een maatschappij waarin het recht van de sterkste gaat heersen zodat een groeiend segment van de burgers niet dulden dat slachtoffers geholpen worden, kan zo'n regering op de koop toe nog rekenen op de steun van dat segment dat zich leep weet te wapenen met het vuur van de haat. Edoch, een samenleving die zich met deze gang van zaken kan verzoenen, is ten dode opgeschreven.
Een tweede punt: arbeid en arbeid is twee. Arbeid adelt maar hij doet dat pas waar het gaat om werk waarin mensen tot hun recht kunnen komen en dat is niet het geval waar men gedoemd is om blijvend hetzij onder hetzij boven zijn mogelijkheden te presteren. Mensen met een diploma van geneesheer die veroordeeld worden om levenslang de kost te gaan verdienen als kaartjesknipper op de trein omdat het hen ongeacht hoe verhinderd wordt om het beroep uit te oefenen waarvoor zij hun leven lang studeren, zijn slachtoffers van ernstige mishandeling en hetzelfde geldt voor zieke mensen van wie geëist wordt dat zij fulltime presteren omdat er nu eenmaal banen onbemand blijven.
In de twee gevallen is sprake van wantoestanden waarvoor niet de slachtoffers verantwoordelijk zijn maar degenen die de lakens uitdelen en meestal zijn dat onbekwame lieden omdat aan politici geen andere eisen worden gesteld dan dat zij verkozen worden door de massa. Studeren hoeft voor hen niet, als zij veel geld verdienen met huisjesmelkerij op de kap van sukkelaars, kunnen zij jan met de pet op café trakteren die er dan voor zorgt dat zij hun zitje nimmer moeten missen. En het is onnodig die toestanden te karikaturiseren want zij zijn dagelijkse kost.
En niet alleen dagelijkse kost maar tevens hedendaagse toonbeelden, kijk maar naar wie heden het machtigste land ter wereld in hun macht hebben. Wie zonder scrupules vegeteert op een kapitalistisch systeem, wordt miljardair en heeft de politieke macht voor het rapen. Eenmaal aan het bewind is hem vrijwel alles geoorloofd en zo bestaat het dat een president-analfabeet de hele wereld inlepelt dat het niet nodig is om te leren lezen en schrijven: tot zijn verbazing moet men vaststellen dat die waanzin prompt geslikt wordt. De verkozene analfabeet veroorlooft zich om de les te spellen aan universiteitsprofessoren inzake medisch-wetenschappelijke perikelen, milieukwesties en rechtszaken. Hij hertekent de wereldkaart (die hij niet kent) naar wens en haalt zijn gelijk met alleen maar bedreigingen en bombardementen. Hij negeert de geschiedenis van eeuwen slavernij, discriminatie en racisme en doet dat simpelweg door van 'woke' een woord te maken dat bij de domme massa haat oproept.
In een tijd waarin de journalistiek à volonté gecastreerd werd, is het voor malafide mediasterren simpel om dan olie op het vuur te gieten ten bate van nog maar eens een persoonlijk succesje ten koste van de waarheid die in tijden van oorlog altijd het eerste slachtoffer is.
(J.B., 15 november 2025)
Verjaagd uit de tuin van Eden - Aflevering 8: Slot
Verjaagd uit de tuin van Eden
Aflevering 8: Slot
Uiteraard is het verhaal over onze verbanning uit de tuin van Eden fictie maar het is een heel bijzondere vorm van fictie. Het is betekenisvol in die zin dat het een uitleg verschaft voor de vraag waarom wij moeten lijden en sterven. Een mens heeft er alle moeite mee om te aanvaarden dat het leven eindig is en niet altijd rozengeur en maneschijn.
De eindigheid van het leven is een catastrofe omwille van de liefde maar anderzijds ware de liefde onmogelijk indien de dood niet bestond. Het leven is het gewicht dat men in de schaal moet kunnen leggen om de manifestatie van de liefde mogelijk te maken. Op die manier is de dood niet weg te denken uit een bestaan dat zijn trouw opnieuw bewijzen moet, wat het geval is waar de legende van de zondeval betekenisvol geacht wordt.
In het andere geval (waar het zondevalverhaal geklasseerd wordt als inbeelding) verliest men niet alleen de plicht maar ook en vooral de mogelijkheid om zich te bewijzen, zodat men alle hoop moet laten varen op de echtheid van deze wereld waarin wij leven en waarin wij pas kunnen geloven mits wij de tastbare dingen als sleutels willen zien die ons toegang verlenen tot wat aan deze hun werkelijkheidswaarde geeft.
(J.B., 15 november 2025)
14-11-2025
Verjaagd uit de tuin van Eden - Aflevering 7: “Die Wille zur Macht”
Verjaagd uit de tuin van Eden
Aflevering 7: “Der Wille zur Macht”
Er zijn 12 miljoen Belgen onder wie 30.000 militairen: 1 op de 400 Belgen is soldaat. Er zijn 135 miljoen Russen waarvan 1 miljoen soldaten en dat is 1 soldaat per 135 Russen. Rekent men de 2 miljoen reservisten mee, dan telt Rusland 3 miljoen soldaten en dat maakt dan 1 soldaat per 35 Russen. In Oekraïne zijn naar schatting om en bij het miljoen Russische soldaten gesneuveld en dat is (de reservisten niet meegerekend) zowat het voltallige Russische leger. Rekent men de reservisten wél mee, dan werd nu 1 op de 3 Russische soldaten gedood en dat is 1 gesneuvelde per 135 Russen.
Enorme verliezen, althans aan mensenlevens, want er wordt gezegd dat de Russen alle menselijke 'ballast' als kanonnenvlees naar het front sturen. Een winst dus vanuit het perspectief van de oorlogsmodus want het is beter boeren met een miljoen steuntrekkers minder. Dat was ook de redenering in het Derde Rijk, waarvan de hele boekhouding bewaard werd met daarin deze als 'winst' genoteerde massamoorden in de uitroeiingskampen, uitgerekend tot op 1 Reichsmark nauwkeurig.
De verspilling van mensenlevens wordt een vanzelfsprekendheid waar mensen worden beschouwd als middelen om de economie in stand te houden in plaats van andersom, wat het geval is in een kapitalistisch systeem, en de oorlog is dan niets anders dan de logische voortzetting van die economie. Edoch, ook antikapitalistische of communistische systemen bezondigen zich aan dit euvel dat erin bestaat mensen ondergeschikt te maken aan de systemen die hen zouden moeten van dienst zijn. In het westen gaat het om de dictatuur van het kapitaal, in communistische staten zoals China gaat het om de dictatuur van het staatsbestel en in Rusland betreft het de dictatuur van de dictator - op zijn beurt geregeerd door oligarchen of dus andermaal het kapitaal.
In de katholieke kerk gaat het om de dictatuur van het zogenaamde 'lichaam van Christus' waarvoor de kerk zich houdt en bij I.S. gaat het om de dictatuur van hun heilige geschriften. Telkens gaat het om de heerschappij over de mens van systemen die bedoeld waren om hem van dienst te zijn. En is dat niet de legende van de golem? Het ware horrorverhaal van het middel dat doel wordt, van de levende mens herleid tot gebruiksvoorwerp van levenloze zaken?
Het verlies van zijn paradijs staat derhalve gelijk met een omkering van alle waarden: enerzijds de ontwaarding van het waardevolle en anderzijds de verheffing van het waardeloze. En in de praktijk ziet men dikwijls hoe het laatstgenoemde voorafgaat aan het eerstgenoemde.
Het is “die Unwertung aller Werte”, de vervanging van de christelijke 'slavenmoraal' door het recht van de sterkste (de 'herenmoraal') van Friedrich Nietzsche, wiens 'Wille zur Macht' in krankzinnigheid eindigde. Precies zoals de wens om aan God gelijk te zijn, de ontevreden eerste mens uit het paradijs verbannen heeft en hem deed belanden in dit tranendal.
(J.B., 14 november 2025)
Verjaagd uit de tuin van Eden - Aflevering 6: Als de stof baast over de geest
Verjaagd uit de tuin van Eden
Aflevering 6: Als de stof baast over de geest
Indien de geest een product was van de hersenwerking, dan was de stof de leverancier van de geest en dan waren we niet ver meer af van de theorie dat alcohol sinds oudsher terecht 'geestrijke drank' wordt genoemd. Hallucinaties veroorzaakt door moederkoren waren dan niet langer ziekelijke afwijkingen in gevolge een vergiftiging met de genoemde schimmel maar daarentegen, zoals de adepten van een zekere superstitie het hebben willen, 'geestverruimende stoffen' die ons de toegang gaven tot nog onontgonnen paradijzen. Maar de consumptie van moederkoren of van nog andere drugs, pijnstillers en zogenaamde genotsmiddelen is een praktijk die de leugen verkapt dat geen geloof moet worden gehecht aan de vloek van de Schepper over de mens bij zijn verdrijving uit het paradijs: “In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.”1
Wellicht houdt de vervloeking in dat het aardse leven gedoemd is om met leed bekleed te zijn totdat het sterft en dat elke poging om aan de genoemde straf te ontkomen (het weigeren van inspanningen en van leed middels luiheid, middels het gebruik van drugs of middels nog andere misdaden) zich zal wreken.
Veel waarschijnlijker dan dat de stof de leverancier is van de geest, is de stelling dat de hersenen hun ontwikkeling te danken hebben aan de geest, zoals de spieren hun groei aan de training danken terwijl spieratrofie het trieste resultaat is van bewegingsarmoede.
Indien de stof zijn ordening aan zichzelf te danken had, dan veroorzaakte de houtskool op het papier de tekening uit 1919 die de naam draagt "Jezus sterft aan het kruis". Maar niet de houtskool schiep de tekening maar wel de kunstenaar Albert Servaes, die op zijn beurt geïnspireerd werd door de kruisiging van een mens van vlees en bloed. Dat Servaes zijn kunst later ten dienste stelde van de politiek en meer bepaald van de waanzin van Adolf Hitler die zes miljoen onschuldige mensen van vlees en bloed vergaste, illustreert misschien een nog heel andere stelling. Het gaat om de stelling dat, zoals de houtskool het instrument is van de artiest, de artiest op zijn beurt, althans voor de duur van zijn scheppend werk, door muzen wordt bestuurd. Muzen maken de mens weliswaar gevoelig voor het Schone maar zij beschikken kennelijk niet over het monopolie voor het inspireren van de stervelingen. Volgens sommigen hebben zij te kampen met de concurrentie van demonen.
De stof dankt zijn ordening niet aan zichzelf omdat wat dood is, niets tot stand kan brengen dat het dode overtreft: de stof dankt zijn ordening aan hetgeen het leven daarin doet ontkiemen en ook onderhoudt, zoals op zijn beurt het leven pas kan gedijen waar de geest, altijd in de vorm van het Goede, het Ware en het Schone, zijn gading krijgt.
Waar dat laatste niet langer het geval is, wordt het leven ten prooi aan de ontbinding die kenmerkend is voor de dode stof. Geestelijke zaken zoals recht en respect gaan dan teloor, zodat alleen het recht van de sterkste, dat een andere benaming is voor de rechteloosheid, overschiet. De geest, en vervolgens het (door de geest gedragen) leven, worden ten prooi aan de dode stof, wat zich vertaalt in een realiteit waarin met het leven wordt gespeeld - waarin het leven wordt verspeeld. En zo bestaat het dat zich de jammerlijke taferelen herhalen uit de tijd van de nasleep van de Napoleontische oorlogen, zoals beschreven door de man die zijn volk leerde lezen. Napoleon, de massamoordenaar naar wie wereldwijd bonbons worden genoemd, likeuren, exquise eethuizen, lanen en pleinen en voor wie standbeelden werden opgericht, blijft kennelijk dienst doen als voorbeeld voor de nieuwe lichting grootheidswaanzinnigen die heden likkebaardend de wereld maar ook Moeder Aarde in de tang houden. Zowaar, andermaal, achten zij loting voor dienstplicht een eerlijk systeem om jonge mensen om te brengen!2
Verjaagd uit de tuin van Eden - Aflevering 5: Russische roulette
Verjaagd uit de tuin van Eden
Aflevering 5: Russische roulette
“De jongste lentezon stond in vollen luister op hare blauwe hemelbaen te glansen.”, aldus de openingszin van De loteling, een roman uit 1850 van Hendrik Conscience over de lotgevallen van een loteling en zijn verwanten. “(...) Arme lieden! zy dachten niet aen de groote maetschappy, die daer verre in de steden krielt; haer niets vragende, meenden zy dat zy zich hunner nooit herinneren zou, en zy leefden met betrouwen voort in hunne schoone en zoete ellende. Maer op eens kwam men van de leemenhutjes den tol des bloeds afeischen. (...)”
Vandaag heet dat heel netjes 'burgerplicht'.
“De eenige jonge man die er woonde, - de eenige die er de magt had om de ondankbare aerde door zyn zweet te bevruchten, zou loten - en soldaet worden indien zyne bevende hand een ongelukkig nummer aengreep (...) Hy was gekomen de droeve Meertsdag, in den almanak van 1833 door Trien met een zwart kruis geteekend!”
“De jonge man was met een tiental makkers uit het dorp naer Brecht gegaen om te loten. Daerbinnen zaten de beide moeders en het jongsken voor het Lieve Vrouwenbeeld, met opgeheven armen, te bidden. De oude grootvader, dwaelde sprakeloos over en weder, en bleef eindelyk voor de deure staen, met de hand aen den stam van den wyngaerd geslagen en met het hoofd ten gronde gebogen, als blikte hy in een graf.
Het meisje stond in den stal voor hare koe en zag het beest halsstarrig en droef in de oogen, en streelde het zachtjes op de wangen, als wilde zy het troosten over een nakend ongeluk.” (…)
“'Kom aen, het uer is daer: wy zullen de arme lotelingen te gemoet gaen.....’
(...)
Hier, voor de baen langs waer de lotelingen van Brecht komen moesten, stonden vele menschen in kleine hoopjes geschaerd, allen vol ongeduld wachtende om den uitslag der loting te vernemen.
(...)
‘Daer zyn ze! daer zyn ze!’
Inderdaed, ginder zeer verre waren de lotelingen van achter een bosch op den weg verschenen, en nu kwamen zy daer aengestapt, zingend en juichend dat het in de lucht hergalmde. Sommige smeten hunne hoeden of klakken, ten teeken van vreugde omhoog, en allen te samen hadden het voorkomen van eenen hoop dronkaerds, van eene kermis terugkeerende. - Maer wie er zong en vrolyk was, wie er zweeg en pyne leed, dit kon men nog niet zien.
Zoohaest de lotelingen op den weg zich vertoonden, liepen hunne bloedverwanten en vrienden, elk van zynen kant, hen te gemoet. De oude grootvader kon zoo snel niet gaen, ofschoon Trien hem nu by de hand voorttrok. Eindelyk, haer ongeduld niet meer kunnende weêrstaen, toen zy zag, hoe ginder de moeders en maegden sommige der lotelingen met bly geschal omhelsden, liet zy de hand des grysaerds los en snelde uit alle hare magt vooruit. Ten halve harer baen hield zy plotselings op, als hadde eene onbekende kracht haer verlamd. Zy week wankelend ter zyde en ging met het hoofd tegen eenen boom staen weenen.
De grysaerd haelde haer in, en vroeg:
‘Is Jan er dan niet by, dat gy staen blyft, Trien?’
‘God, God, ik zal ervan sterven!’ riep het meisje. ‘Zie, daer verre achter de anderen komt hy, met hangend hoofd en bleek gelaet: - hy is al half dood, och arme!’
(...)
Onderwyl naderde Jan tot de plaets waer hy zynen grootvader bemerkte, en kwam met tragen stap regt tot hem.
Trien ging hem niet te gemoet; integendeel, zy verborg haer aengezigt tegen den boom en snikte hoorbaer.
De jongeling vatte de hand des grysaerds, en hem een nummer toonende, zegde hy met schorre stem:
‘Vader, ik ben erin gevallen!’
Dan, tot de maegd gaende, zuchtte hy, terwyl een tranenvloed uit zyne oogen losbrak:
‘Trien! Trien!’
Meer kon hy niet zeggen; de stem verkropte in zyne keel.
De stokoude grysaerd was te zeer ontsteld om een woord te spreken of een gedacht te vormen; terwyl eenige tranen in de rimpels zyner wangen rolden, stond hy stom en dwalend met den blik ter aerde gerigt.
Eene wyl heerschte daer de plegtigste stilte, tot dat Jan eensklaps met sombere wanhoop uitriep:
Primo Levi waarschuwde ervoor: als de laatste getuigen dood zijn, is er niemand meer die ons vertellen kan hoe het is. En vandaag blokken de kranten: “Defensie-expert over mogelijke loting voor dienstplicht in Duitsland: 'Ze vinden dat het meest eerlijke systeem.'”2
Charlie Chaplin, The great dictator (1940) fragment
Charlie Chaplin, The great dictator (1940) fragment
Charlie Chaplin, The great dictator (1940)
Charlie Chaplin, The great dictator (1940)
Verjaagd uit de tuin van Eden - Aflevering 4: Het achterlaten van het lichaam
Verjaagd uit de tuin van Eden
Aflevering 4: Het achterlaten van het lichaam
Zo-even zegden wij dat onze hersenen verbonden zijn met onze geest zoals ons lichaam verbonden is met onze ziel en dat die twee ook van elkaar ontkoppeld kunnen worden. Zo'n ontkoppeling gebeurt tijdens de slaap wanneer wij aan het dromen gaan: de geest zwerft uit, zoals een vleermuis vliegt hij doorheen het raam naar buiten in de duisternis waarvoor hem zijn blindheid behoedt maar een ingebouwd mechanisme behoedt de slaper er tevens voor dat, in de waan verkerend dat hij vliegen kon, hij zou neerstorten en te pletter vallen in de diepte: dat mechanisme ontkoppelt namelijk het lichaam van de ziel, zodat de ziel onbezorgd kan wegvliegen terwijl het lijf in verlamming achterblijft in bed. De verlamming van het lichaam lijkt ons lichaam in zijn mogelijkheden te beperken maar die disfunctie staat in functie van de verwezenlijking van een ongedroomde vrijheid die wij uit onszelf niet hadden.
In de tweede aanvulling bij het boekje met de titel Is er leven na de dood? werd dit thema reeds behandeld in het kader van de vraag naar de mogelijkheid van extra-zintuiglijke waarnemingen. Daar werd het teken gedefinieerd als datgene dat niet met zichzelf samenvalt maar teken is, wat wil zeggen dat het verwijst naar iets anders, naar een 'betekende': “Het betekende op zich is onwaarneembaar maar indien het niet bestond, dan bestond ook het teken niet. Het teken getuigt daarom van het bestaan van iets waar het naar verwijst, en geloven wij niet in datgene waar het teken naar verwijst, dan moeten wij consequent daarmee ook het bestaan van het teken verwerpen. Welnu, op deze voorwaardelijkheid berust onze hele werkelijkheid.”1
Hiermee werd in wat andere bewoordingen het zopas aan bod gekomen verhaal van de sleutels al verteld: de sleutels zijn van stof maar de deuren die zij openen geven toegang tot een onstoffelijke kosmos en niemand kan tegenspreken dat op die manier de echtheid van het stoffelijke uitsluitend door de echtheid van het onstoffelijke wordt gegarandeerd. Het (stoffelijke) teken zou niet alleen geen reden van bestaan hebben indien het betekende alleen maar fictie was: het zou zonder meer helemaal niet kunnen bestaan. Maar we gaan hier niet in herhaling vallen.
(J.B., 12 november 2025)
1Jan Bauwens, Is er leven na de dood? Serskamp 2014 (NB: de oorspronkelijk tekst van het opstel getiteld Is er leven na de dood? uit 2006 en 2007 werd in deze druk aangevuld met de tekst van het opstel getiteld Een poging tot het verklaren van het gegeven van de extra-zintuiglijke waarneming uit 2014), pag. 160. Zie: