De anemoon "Anemone coronaria", is een kleurrijke, variabele plant die laat in de winter bloeit. Zijn briljante bloemen, die op het nog slapende landschap verschijnen, zijn blijde tijdingen voor de liefhebbers van de lente.
Artisjok, artichoke of Cynara scolymus beschermt de lever
Supplementenfirma's hebben artisjok-supplementen op de markt gebracht waarmee sommige anabolengebruikers
hun cholesterolspiegel verlagen en hun lever beschermen. Dat melden bronnen van Ergogenics in het dopingmilieu. Over de interactie tussen anabolen en het supplement is ons overigens niets bekend.
Artisjok is een van origine Bulgaars supplement dat is gemaakt van de gelijknamige groente. Het bevat polyfenolen die de lever beschermen tegen beschadiging.
Anabolen kunnen de lever zwaar belasten. Daardoor stijgt de aanmaak van het 'slechte' cholesterol LDL en stijgt de kans op leverschade. Artisjok doet daar iets tegen. Het werkt echter niet bij mensen die van nature een hoog cholesterol hebben.
Hoe Artisjok in levercellen de aanmaak van cholesterol remt is onbekend. Onderzoekers weten alleen dat het middel helemaal aan het begin van het productieproces actief is. Het blokkeert bijvoorbeeld op cellulair niveau de prikkel van insuline die de afgifte van cholesterol in de levercellen in gang zet. De anabolengebruikers die Ergogenics hebben gemaild zeggen dat ze door het supplement minder last hebben van een verhoogd LDL-cholesterol.
Over de beschermende werking van Artisjok weten we iets meer. Uit onderzoek naar cellen uit rattenlevers blijkt dat Artisjok de lichaamseigen antioxidant glutathion beschermt en misschien zelfs gedeeltelijk vervangt. Daardoor heeft het glutathion minder moeite schadelijke stoffen als peroxides te neutraliseren.
Tenslotte heeft Artisjok een pijnstillende en ontstekingsremmende en misschien ook wel tumorremmende werking. Bij proefdieren.
Nogmaals: we kunnen niets verstandigs zeggen over de wisselwerking tussen anabolen en het supplement. Voor hetzelfde geld pakt die op de langere termijn ongunstig uit.
De artichoke is tevens familie van de distel (Mariadistel)
Araucaria is een geslacht van groenblijvende coniferen uit de familie Araucariaceae. Er komen nog 19 soorten in het geslacht Araucaria voor. Deze hebbent een zeer groot verspreidingsgebied, dat onder andere bestaat uit Nieuw-Caledonië (hier zijn 13 soorten endemisch, Norfolk, het oosten van Australië, Nieuw-Guinea, Argentinië, Chili en zuidelijk Brazilië.
De meeste (misschien alle) huidige populaties zijn relicten en niet algemeen voorkomend. Ze worden aangetroffen in bossen en maquis-achtige streken, met een affiniteit voor blootgestelde plaatsen. Deze zuilvormige bomen zijn levende fossielen en dateren uit het vroege Jura [1] (het genus was al aanwezig in Zuid-Amerika 150 miljoen jaar geleden[2]). Fossiele vondsten tonen aan dat het geslacht ook aanwezig was in het noordelijk halfrond tot aan het einde van het Krijt.
Het geslacht is bekend voor velen als geslacht van de slangenden (Araucaria araucana) en de kamerden (Araucaria heterophylla). Het genus is genoemd naar de Arauco-indianen van Centraal-Chili en Zuidwest-Argentinië in wiens gebied de slangenden voorkomt (daar is het tegenwoordig bekend als Péhuen). Deze Indianen die zichzelf de Pehuenche ('mensen van de Pehuén') noemen, gebruiken de zaden van de slangenden als voedsel.
Het zijn voornamelijk grote bomen met een massieve stam, die hoogtes van 30-80 m kunnen bereiken. De takken zijn bedekt met lederachtige of naaldachtige bladeren, die meestal voor meerdere jaren (> 15 jaar) aan de boom blijven. De vorm van de bladeren varieert van soort tot soort, bij sommige soorten zoals de slangenden hebben ze een scherpe, driehoekige schubachtige vorm. Bij andere soorten zoals Araucaria columnaris zijn ze eerder naaldachtig.
De bomen zijn meestal tweehuizig. Mannelijke en vrouwelijke kegelvruchten bevinden zich aan verschillende bomen, hoewel sommige planten eenhuizig zijn. De vrouwelijke kegels, die zich vaak bovenaan de boom bevinden, zijn bolvormig. Ze bevatten tachtig tot tweehonderd grote, eetbare zaden, die lijken op zaden van dennen maar dan groter. De mannelijke kegels zijn kleiner, smal, langgerekt en cilindrisch.
Bougainvillea is een geslacht van bloeiende planten die vaak gebruikt worden als tuin- en kamerplanten.
We kennen rond de 15 soorten, afkomstig uit de tropen en subtropen van Zuid-Amerika, vooral Brazilië. Ze zijn in de eerste helft van de 19de eeuw in Europa ingevoerd.
Vooral in de landen rond de Middellandse Zee tieren ze welig.
Deze planten zijn heester- of kruidachtig, groenblijvend of bladverliezend, meest klimmend. In de vrije natuur worden ze tot 4 m hoog. Ze hebben bedoornde twijgen en onaanzienlijke bloempjes.
De bloemen zijn omgeven door opvallend gekleurde papierachtige schutbladen, die lang aan de plant blijven zitten.
Bougainvillea werd voor het eerst gevonden in de tweede helft van de 18de eeuw, tijdens een expeditie waarover Louis Antoine de Bougainville, een beroemde Franse zeevaarder, de leiding had.
Citrusvruchten zijn vruchten van bomen of struiken van het plantengeslacht Citrus. Het geslacht Citrus is reeds duizenden jaren in cultuur. De teelt ervan wordt reeds vermeld in Chinese kronieken van 2200 jaar voor onze jaartelling. Als gevolg van deze eeuwenlange cultivatie zijn er vandaag dan ook duizenden cultivars.
De vrucht bestaat uit een aantal lagen. De buitenste schil bevat zeer veel olieklieren waarin ontvlambare etherische oliën opgeslagen zitten. De middelste vruchtlaag is wit en vezelig. De binnenste vrucht laag is het eetbare gedeelte. Hier worden sapzakjes gevormd die veel suikers, organische zuren en vitamine C bevatten.
Er bestaan vele kruisingen en cultivars. De meeste citrusvruchten zijn erg sappig en bevatten bovendien veel vitamine C. De bomen groeien alleen in warmere landen, zoals Spanje, Griekenland, Italië en Israël. De bomen groeien grofweg ongeveer tussen 40° aan beide zijden van de evenaar. In Nederland wordt Citrus ook wel geteeld als kuipplant.
Citrusvruchten kunnen direct gegeten worden, maar ook als smaakmaker worden gebruikt. Verder worden ze vaak tot sappen geperst, die dan gedronken worden.
De status van geslachten als Fortunella (kumquat) en Poncirus is omstreden. Volgens de Flora of China is het niet zinnig om deze als aparte geslachten te beschouwen en zijn Fortunella en Poncirus synoniemen van Citrus.
Deze zeldzame palmboom, een inheemse boom van
het eiland Kreta, wordt tot 10 meter hoog en heeft geveerde, samengestelde
bladeren gedragen door een centrale bladstengel, die een lengte van 2 meter of
meer bereikt. De kleine witte bloemen zitten dicht opeen aan lange, pelsachtige
pluimen. *April Mei*.
De stam is rond en bestaat uit duizende dunne,
draadachtige vezels die van boven naar beneden lopen. De boom heeft geen
takken, alleen topbladeren die dicht op elkaar groeien, de een boven de ander,
als een soort kwast. Als de onderste centrale bladstengel met de bladeren tot
hun volle grootte uitgroeien, buigen ze onder hun eigen gewicht, verdorren,
vallen af en maken zo plaats voor de langzaam groeiende stam. De bruingele
vruchten van de Kretenzische palm worden donkerder als ze rijp worden. Ze zijn
niet eetbaar. Ze zijn ca 1,5cm lang en vormen grote trossen met elk meer dan
duizend dadels.
De dadelpalm werd in oude tijden vereerd. De
boom was gewijd aan Aphrodite de godin die kant en klaar uit het schuim van
de golven van de zee geboren werd. Hij hield ook verband met Apollo die tussen
een dadelpalm en een olijfboom werd geboren.
Evenals andere leden van dit geslacht gedijt
de Kretenzische dadelpalm meest aan de kust en in laagvlaktes zoals de
openingen van kloven en ravijnen en op vochtige of vrij moerassige plaatsen bij
zee; te oordelen naar zijn groeiplaats, zou men zeggen dat de Kretenzische
dadelpalm veel meer over het eiland verspreid was voor de mens er verscheen. Nu
zijn er echter maar twee belangrijke streken over waar de boom nog overleeft.
De ene is bij de opening van de kloof van Kourtaliotis aan de zeekant, dichtbij
het klooster Preveli.
Het andere gebied, dat veel omvangrijker is,
ligt bij het strand van Vai, aan de noordoostelijke punt van het eiland,
ongeveer 25km ten oosten van de stad Sitia. Op beide plaatsen geven de
dadelpalmen het strand een tropisch aanzien.
Een wit-wollige, tot 25cm hoge plant. De overstaande bladeren zijn rond tot hartvormig. De kleine roze bloemetjes vormen eindstandige bloemhoofdjes. *Juni - Augustus*
Het Kretenzisch essekruid is een inheemse plant van Kreta, die op de rotsen in de Kretenzische bergen groeit. Zijn naam is sinds de vroege Minoische tijd onafscheidelijk met de Kretenzische folklore verbonden. Het is de koning van de kruiden. Hij wordt beschouwd als een soort wondermiddel en op grote schaal gebruikt tegen verkoudheden, aandoeningen van de maag, darmen en milt, reumatiek en problemen tijdens de zwangerschap. Het Kretenzisch essekruid is ook een kalmerend middel en geneest wonden, niet alleen van de mensen, maar ook van dieren en goden. Toen Aphrodite eens geraakt werd door een van de pijlen van Eros, haastte zij zich naar de berg Ida om dit kruid te halen. De Agrimi - de wilde geit van Kreta - zoekt ook het kruid op als hij verwondingen heeft opgelopen.
Eucalyptus is een geslacht uit de mirtefamilie (Myrtaceae). De planten komen van oorsprong voor in Australië en aangrenzende gebieden.
Afhankelijk van de omschrijving van het geslacht (zie ook Corymbia) wisselt ook het aantal soorten. In de ruime zin zijn er meer dan 600 verschillende soorten. In hun oorsprongsgebied vormen ze de overheersende loofbomen.
Een aantal soorten wordt in andere subtropische en tropische landen aangeplant voor de houtindustrie: dit zijn vaak snelle groeiers. Het hout wordt onder andere gebruikt voor de vervaardiging van papier en als brandhout. Afhankelijk van de soort (en groeiplaats) wordt het hout ook voor hoogwaardige toepassingen gebruikt; niet alle soorten reageren even (on)gunstig op verandering van de relatieve luchtvochtigheid.
In Europa worden deze aangeplant in het Middellandse Zeegebied. Ook aan de westkust van Engeland en Schotland kan de boom overleven. Er zijn slechts enkele soorten die in Nederland wintervast zijn.
Eucalyptusbos in Galicië
Soms worden Eucalyptus-soorten [welke?] gebruikt om moerassen te doen opdrogen. Met deze techniek is geprobeerd de malariamug te bestrijden. Als een boom snel groeit kan zij veel water uit de grond trekken.
Uit diverse Eucalyptus soorten wordt aromatische olie gewonnen. De olie wordt uit de bladeren gehaald en wordt gebruikt voor inhalatie bij verkoudheid om de luchtwegen vrij te maken. Vooral bij temperaturen van meer dan 30 °C is deze olie erg brandbaar en vaak de oorzaak van hevige bosbranden. De twee belangrijkste soorten waaruit de olie gewonnen wordt zijn de "Eucalyptus globulus" en de "Eucalyptus odorata"